Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 14 december 2020, kenmerk 1797639-215802-DMO, houdende het verstrekken van een specifieke uitkering voor specialistische functies in het kader van de aanpak van huiselijke geweld en kindermishandeling (Regeling specifieke uitkering specialistische functies aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling)

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

specialistische functie:

één van de functies genoemd in artikel 4 die wordt uitgevoerd door een coördinerende gemeente in het kader van de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling;

coördinerende gemeente:

één van de gemeenten genoemd in artikel 4 die aangewezen is voor de uitvoering van de specialistische functie;

huiselijk geweld:

huiselijk geweld als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

kindermishandeling:

kindermishandeling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;

minister:

de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

VNG:

Vereniging van Nederlandse Gemeenten.

Artikel 2. Activiteiten waarvoor een specifieke uitkering kan worden verstrekt

  • 1. De minister kan op aanvraag een specifieke uitkering aan een coördinerende gemeente verstrekken voor activiteiten die nodig zijn voor de uitvoering van een specialistische functie.

  • 2. De activiteiten per specialistische functie, bedoeld in het eerste lid, omvatten voor het jaar 2021:

    • a. Landelijk knooppunt huwelijksdwang en achterlating:

      • het in stand houden van een centraal kennis- en expertisecentrum voor professionals op het gebied van huwelijksdwang en achterlating;

      • kennisontwikkeling en deskundigheidsbevordering op het gebied van huwelijksdwang en achterlating;

      • het informeren en adviseren van professionals op het gebied van huwelijksdwang en achterlating;

      • het bieden van hulp en regie bij casuïstiek op het gebied van huwelijksdwang of achterlating;

      • het in stand houden van een onkostenbudget buitenland en repatriëring.

    • b. Landelijke coördinatie van de centra seksueel geweld:

      • versterking van de positie van de centra seksueel geweld en het landelijk netwerk centrum seksueel geweld;

      • activiteiten gericht op de actualisatie, uitvoering en borging van het kwaliteitskader centra seksueel geweld;

      • beheer en communicatieactiviteiten binnen de centra seksueel geweld;

      • deskundigheidsbevordering van professionals van de centra seksueel geweld op het gebied van seksueel geweld.

    • c. Hulp slachtoffers eergerelateerd geweld en loverboys problematiek:

      • het bieden van veilige opvang, begeleiding of behandeling aan slachtoffers van eergerelateerd geweld of loverboys problematiek;

      • deskundigheidsbevordering op het gebied van eergerelateerd geweld of loverboys problematiek;

      • invullen van de opdrachtgeversrelatie richting een uitvoerder van deze specialistische functie.

    • d. Opvang slachtoffers mensenhandel met multiproblematiek:

      • het bieden van opvang, begeleiding of behandeling aan slachtoffers van mensenhandel met multiproblematiek.

Artikel 3. Toepasselijkheid Kaderregeling en Awb

  • 1. Op deze regeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS niet van toepassing.

  • 2. Op deze regeling zijn de artikelen 4:35, 4:48 tot en met 4:50, 4:56 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4. Hoogte van de specifieke uitkering en uitkeringsplafond

De specifieke uitkering voor het jaar 2021 bedraagt per coördinerende gemeente per specialistische functie ten hoogste:

Specialistische functie

Specifieke uitkering

Coördinerende Gemeente

Landelijk knooppunt huwelijksdwang en achterlating

€ 749.300

Den Haag

Landelijke coördinatie Centra Seksueel Geweld

€ 405.375

Utrecht

Hulp slachtoffers eergerelateerd geweld en loverboys problematiek

€ 2.850.820

Groningen

€ 1.808.561

Tilburg

Opvang slachtoffers mensenhandel met multiproblematiek

€ 114.300

Alkmaar

€ 114.300

Almere

€ 747.800

Amsterdam

€ 185.204

Enschede

€ 652.834

Rotterdam

€ 184.796

Zwolle

Artikel 5. Aanvraag tot verlening

  • 1. De aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering wordt door de coördinerende gemeente ingediend tussen 15 januari 2021 en 1 maart 2021.

  • 2. De minister kan vrijstelling of ontheffing verlenen van de termijn, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Voor een aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering wordt een door de minister vastgesteld modelformulier gebruikt.

  • 4. De aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering wordt ondertekend door het bevoegd gezag van de coördinerende gemeente.

Artikel 6. Verlening

  • 1. De minister beslist binnen 13 weken na sluiting van de aanvraagtermijn op een aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering.

  • 2. Bij toepassing van artikel 5, tweede lid, beslist de minister binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot verlening van een specifieke uitkering.

  • 3. Het besluit tot verlening vermeldt in elk geval de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering wordt verleend, het bedrag van de specifieke uitkering, de periode waarvoor de specifieke uitkering wordt verleend en de wijze waarop de verantwoording plaatsvindt.

  • 4. De minister verleent bij het besluit tot verlening van de specifieke uitkering een voorschot van 100% dat in één keer wordt betaald.

Artikel 7. Verplichtingen

  • 1. De coördinerende gemeente informeert de minister op verzoek over de voortgang van de activiteiten waarvoor een specifieke uitkering is verstrekt en over de besteding van de middelen uit de specifieke uitkering.

  • 2. De coördinerende gemeente meldt onverwijld schriftelijk aan de minister indien aannemelijk is geworden dat de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt niet of niet tijdig zullen worden verricht.

Artikel 8. Verantwoording

De ontvanger van een specifieke uitkering legt verantwoording af over de besteding van de uitkering op de wijze bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 9. Vaststelling en terugvordering

  • 1. De minister besluit uiterlijk 37 weken na ontvangst van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 8, over de vaststelling van de specifieke uitkering.

  • 2. Indien de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verleend zijn verricht en daarnaast volledig is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen die verbonden zijn aan de specifieke uitkering wordt de specifieke uitkering vastgesteld op het bedrag dat bestaat uit de gerealiseerde kosten, tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.

Artikel 10. Hardheidsclausule

De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 11. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021 en vervalt met ingang van 1 juli 2024. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 1 januari 2021, treedt deze regeling in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering specialistische functies aanpak huiselijk geweld en kindermishandeling.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

TOELICHTING

Algemeen

Aanleiding

Gemeenten zijn sinds de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 verantwoordelijk voor een integrale aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Huiselijk geweld en kindermishandeling zijn brede begrippen waaronder verschillende vormen van geweld in afhankelijkheidsrelaties kunnen vallen, zoals ook ouderenmishandeling, seksueel geweld, mensenhandel en eergerelateerd geweld. Gemeenten ontvangen hiervoor middelen via de Algemene Uitkering en de Decentralisatie Uitkering Vrouwenopvang (hierna: DUVO). De DUVO is een tegemoetkoming voor de kosten die gemeenten in dit kader maken en heeft dus niet de intentie kostendekkend te zijn. Het overgrote deel van de DUVO wordt op basis van een objectief verdeelmodel verdeeld over 35 centrumgemeenten. Het overige deel van de DUVO ziet op enkele specialistische functies die door de gemeenten bovenregionaal zijn georganiseerd.

Het gaat bijvoorbeeld om specialistische opvang en/of expertise voor bijzondere groepen die klein van omvang zijn. Daarbij kan gedacht worden aan slachtoffers van eergerelateerd geweld of loverboyproblematiek, slachtoffers van mensenhandel met complexe problematiek of slachtoffers van huwelijksdwang en/of achterlating. Het is niet haalbaar dat voor deze doelgroepen in iedere gemeente afzonderlijk activiteiten worden uitgevoerd. Daarnaast kan het gaan om een landelijke coördinatietaak van een decentraal georganiseerde functie, zoals die ten aanzien van de Centra Seksueel Geweld (CSG’s).

Enkele coördinerende gemeenten zijn aangewezen om de specialistische functies te doen uitvoeren. De middelen hiervoor kunnen vanaf 2021 niet meer via de DUVO worden verstrekt aan de betreffende gemeenten vanwege het kennelijke ontbreken van beleids- en bestedingsvrijheid voor deze gemeenten. Daarom is ervoor gekozen om voor de uitvoering van de specialistische functies vanaf 2021 een specifieke uitkering te verstrekken aan de coördinerende gemeenten. Onderhavige regeling biedt de grondslag voor het verstrekken van deze specifieke uitkering.

Opzet

Bij de opzet van de regeling is zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande situatie, waarbij de financiering verloopt via de algemene uitkering en via de decentralisatie uitkering (DUVO). Tevens wordt rekening gehouden met het feit dat de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling een gemeentelijke verantwoordelijkheid is.

Het gaat om de volgende specialistische functies:

  • 1. Landelijk knooppunt huwelijksdwang en achterlating: centraal kennis- en expertisecentrum voor professionals op het gebied van huwelijksdwang en achterlating. Het landelijk knooppunt huwelijksdwang en achterlating richt zich op kennisontwikkeling, informeren en adviseren van professionals en het bieden van hulp en regie bij casuïstiek op het gebied van huwelijksdwang of achterlating.

  • 2. Landelijke coördinatie Centra Seksueel Geweld (CSG): de 16 regionale CSG’s zijn regionaal ingericht en autonoom verantwoordelijk voor de kwaliteit van de multidisciplinaire aanpak ten behoeve van slachtoffers van seksueel geweld in de acute fase. Ter ondersteuning van de regionale CSG’s is een aantal activiteiten landelijk georganiseerd.

  • 3. Hulp slachtoffers eergerelateerd geweld en loverboys problematiek: het bieden van een combinatie van veilige opvang, begeleiding of behandeling, voor zover de behandeling niet vergoed wordt op grond van de Zorgverzekeringswet, aan slachtoffers van eergerelateerd geweld of loverboy problematiek. Ook wordt ingezet op deskundigheidsbevordering met betrekking tot eergerelateerd geweld of loverboy problematiek.

  • 4. Opvang slachtoffers mensenhandel met multiproblematiek: het bieden van opvang en een combinatie van begeleiding of behandeling, voor zover de behandeling niet vergoed wordt op grond van de Zorgverzekeringswet, aan slachtoffers van mensenhandel met multiproblematiek.

Gevolgen voor de regeldruk

Het Adviescollege Toetsing Regeldruk heeft de regeling beoordeeld en geconstateerd dat de regeling uitsluitend regeldrukgevolgen heeft voor gemeenten en niet voor burgers en bedrijven. Deze gevolgen vallen niet onder de definitie van regeldruk en behoeven derhalve niet besproken te worden.

Staatssteun

Er is sprake van staatssteun als aan de volgende vijf cumulatieve criteria is voldaan:

  • De steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht;

  • De steun wordt met staatsmiddelen bekostigd;

  • De staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via de normale commerciële weg zou zijn verkregen;

  • De maatregel is selectief;

  • De maatregel vervalst (potentieel) de mededinging en (dreigt te) leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.

In dit geval wordt het eerste criterium niet vervuld. Gemeenten kunnen voor de uitvoering van bepaalde aan hen opgedragen publieke taken een specifieke uitkering krijgen. Zij zijn in zo’n geval niet aan te merken als ondernemingen in de zin van de staatssteunregels. Logischerwijs dienen gemeenten bij het invullen van deze publieke taken zelf ook rekening te houden met de staatssteunregels.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In artikel 1 worden de begrippen gedefinieerd.

Op grond van deze regeling kunnen coördinerende gemeenten een specifieke uitkering ontvangen voor de uitvoering van één van de specialistische functies, genoemd in artikel 4 van deze regeling. Deze functies zijn dusdanig specialistisch dat het niet haalbaar is om deze in iedere gemeente, dan wel centrumgemeente, afzonderlijk uit te voeren. De benodigde expertise en hulp overstijgt het lokale en regionale niveau. De gemeenten en de VNG hebben daarom besloten om deze functies bovenregionaal te organiseren. Op die manier kan passende hulp worden geboden aan in omvang beperkte doelgroepen en wordt versnippering van de middelen voorkomen. In dit kader is een aantal coördinerende gemeenten belast met de uitvoering van een specialistische functie.

De coördinerende gemeenten, genoemd in artikel 4 van deze regeling, zijn verantwoordelijk voor het doen uitvoeren van een specialistische functie.

De coördinerende gemeenten hebben doorgaans een coördinerende taak ten aanzien van de uitvoering van de specialistische functie. Zij voeren de specialistische functie niet zelf uit, maar schakelen hier derden voor in.

De specialistische functies zien op de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. De gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de aanpak van huiselijk geweld volgt uit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015). De gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de aanpak van kindermishandeling volgt uit de Jeugdwet. Uit de Memorie van Toelichting bij de Wmo 2015 en de Jeugdwet volgt dat zowel huiselijk geweld als kindermishandeling een breed begrip is waaronder geweld in vele verschijningsvormen wordt verstaan. De begrippen huiselijk geweld en kindermishandeling beperken zich dus niet tot de huiselijke sfeer of leeftijd. Het kan ook gaan om seksueel geweld, loverboysproblematiek, ouderenmishandeling, mensenhandel of eergerelateerd geweld.

De VNG is de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Binnen de bestuurlijke organisatie van de VNG stemmen de centrumgemeenten af op welke manier invulling wordt gegeven aan de specialistische functies op het gebied van de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling en op welke manier de financiering plaatsvindt.

Artikel 2

De coördinerende gemeenten kunnen een specifieke uitkering ontvangen voor activiteiten die nodig zijn voor de uitvoering van een specialistische functie.

In het tweede lid worden de activiteiten per specialistische functie omschreven. De activiteiten zijn geformuleerd op een manier die aansluit bij de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. De formulering biedt de gemeenten daarnaast de ruimte om aan te sluiten bij eventuele ontwikkelingen in de specialistische functies. De uitvoering van een specialistische functie wordt doorgaans uitbesteed aan derden die over de benodigde expertise beschikken om de functie goed uit te kunnen voeren.

Het Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang en Achterlating (LKHA) is een centraal kennis- en expertisecentrum voor professionals, op het gebied van huwelijksdwang en achterlating. Het LKHA houdt zich met name bezig met kennisontwikkeling en het informeren en adviseren van professionals. Daarnaast houdt het LKHA een onkostenbudget in stand waaruit voor cliënten van het LKHA onkosten in het buitenland of ten behoeve van hun terugkeer gefinancierd kunnen worden (o.a. veilige opvang, eerste levensbehoeften, uitreisdocumenten, tickets). De specialistische functie ‘Landelijk knooppunt huwelijksdwang en achterlating’ heeft betrekking op het in standhouden van het LKHA en het realiseren van de overige beschreven activiteiten.

De specialistische functie ‘Landelijke coördinatie van de centra seksueel geweld’ heeft betrekking op de ondersteuning van de regionale centra seksueel geweld (CSG’s). De 16 regionale CSG’s zijn regionaal ingericht en autonoom verantwoordelijk voor de kwaliteit van de multidisciplinaire aanpak ten behoeve van slachtoffers van seksueel geweld in de acute fase. Ter ondersteuning van de regionale CSG’s is een aantal activiteiten landelijk georganiseerd. Daarbij gaat het om landelijke coördinatie, borging van de kwaliteit van het kwaliteitskader en deskundigheidsbevordering.

De specialistische functie ‘Hulp slachtoffers eergerelateerd geweld en loverboy problematiek’ heeft betrekking op het bieden van opvang, begeleiding of behandeling, voor zover de behandeling niet wordt vergoed op grond van de Zorgverzekeringswet, aan slachtoffers van eergerelateerd geweld of loverboys problematiek. Deze elementen kunnen los of in combinatie met elkaar worden uitgevoerd. Daarnaast heeft de functie betrekking op het bevorderen van de deskundigheid op dit gebied. Hieronder vallen ook activiteiten verband houdende met de coördinatie van deze functie, zoals het onderhouden van een subsidie- of opdrachtgeversrelatie met de uitvoerende partij.

De specialistische functie ‘Opvang slachtoffers mensenhandel met multiproblematiek’ betreft het bieden van opvang, begeleiding of behandeling, voor zover de behandeling niet wordt vergoed op grond van de Zorgverzekeringswet, aan slachtoffers van mensenhandel met multiproblematiek. Deze elementen kunnen los van elkaar of in combinatie met elkaar worden uitgevoerd.

Artikel 3

Op specifieke uitkeringen die op grond van onderhavige regeling worden verstrekt is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS niet van toepassing.

Verder zijn de artikelen 4:35, 4:48 tot en met 4:50, 4:56 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing op deze regeling.

Artikel 4

In de tabel bij artikel 4 zijn de maximum bedragen opgenomen die per coördinerende gemeente beschikbaar zijn voor de uitvoering van de specialistische functie. De gemeenten en de VNG bepalen gezamenlijk welke bedragen jaarlijks nodig zijn voor de uitvoering van de specialistische functies. Waar nodig treden ze hierbij in overleg met het Ministerie van VWS. De bedragen die uit deze overleggen zijn gekomen, zijn opgenomen in onderhavige regeling.

Artikel 5

Een specifieke uitkering kan op aanvraag worden verstrekt. De coördinerende gemeente kan een aanvraag tot verlening indienen van 15 januari 2021 tot 1 maart 2021.

De coördinerende gemeenten ontvangen van de minister het aanvraagformulier genoemd in het tweede lid. Aan de coördinerende gemeenten wordt tijdig vóór publicatie van de regeling gevraagd naar welk digitaal adres dit aanvraagformulier verstuurd kan worden. Op het aanvraagformulier staat hoe en waar de aanvraag ingediend kan worden.

Het vierde lid bepaalt dat de aanvraag wordt ondertekend door het bevoegd gezag van de gemeente. Ondertekening kan plaatsvinden in mandaat.

Artikel 6

De minister neemt binnen 13 weken na sluiting van de aanvraagtermijn een besluit omtrent de verlening van de specifieke uitkering. Ontvankelijke aanvragen worden gehonoreerd conform het maximale bedrag per specialistische functie, zoals opgenomen in de tabel bij artikel 4. Wanneer een aanvraag incompleet is, krijgt de coördinerende gemeente de kans om de ontbrekende informatie aan te vullen. Wanneer de aanvraag binnen de termijn genoemd in artikel 5, eerste lid, is ontvangen en de coördinerende gemeente zo nodig de mogelijkheid heeft gehad ontbrekende informatie aan te vullen, wordt de specifieke uitkering toegekend als deze voldoet aan de voorwaarden genoemd in onderhavige regeling.

De minister verleent bij het besluit tot verlening van de specifieke uitkering een voorschot van 100% dat in één keer wordt betaald.

Artikel 7

De coördinerende gemeente informeert de minister op diens verzoek over de voortgang van de activiteiten waarvoor een specifieke uitkering is verstrekt en over de besteding van de middelen uit de specifieke uitkering. De coördinerende gemeente kan desgewenst ook aan de informatieplicht voldoen door de gevraagde informatie via de VNG te laten verstrekken.

De coördinerende gemeente is verplicht te melden wanneer de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verleend niet of niet tijdig worden verricht. De melding aan de minister moet ‘onverwijld’ worden gedaan.

Artikel 8

De coördinerende gemeente verstrekt jaarlijks uiterlijk op 15 juli van het jaar volgend op de verlening van de specifieke uitkering de verantwoordingsinformatie. De eerste verantwoordingsinformatie dient te worden verstrekt in het jaar na de verlening van de specifieke uitkering.

De verantwoording voor de besteding van de specifieke uitkering verloopt op grond van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet via de jaarrekening van de gemeente en de systematiek van ‘single information, single audit’ (SiSa-systematiek).

De verantwoordingsinformatie is gebaseerd op de werkelijke kosten en opbrengsten van de coördinerende gemeente.

Artikel 9

Indien de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt, blijkens de verantwoording, bedoeld in artikel 8, zijn verricht of hadden moeten zijn verricht, besluit de minister uiterlijk 37 weken na ontvangst van deze informatie over de vaststelling van de specifieke uitkering.

De hoogte van de specifieke uitkering wordt vastgesteld op basis van de werkelijke kosten voor het uitvoeren van de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend, mits is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen die zijn verbonden aan de specifieke uitkering en tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.

Onverschuldigd betaalde bedragen worden teruggevorderd overeenkomstig artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 10

Deze bepaling bevat een hardheidsclausule. Een coördinerende gemeente kan onderbouwd een beroep doen op de hardheidsclausule indien sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard. De hardheidsclausule zal met grote terughoudendheid worden toegepast. Het is evenwel niet op voorhand uit te sluiten dat zich omstandigheden zullen voordoen die noodzaken tot afwijken van deze regeling.

Artikel 11

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2021. Als de Staatscourant waarin de regeling wordt geplaatst wordt uitgegeven na 1 januari 2021, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2024, met dien verstande dat deze regeling van toepassing blijft op een specifieke uitkering die krachtens deze regeling is verstrekt.

Deze regeling heeft betrekking op het verstrekken van een specifieke uitkering voor het jaar 2021. Komend jaar wordt bekeken op welke wijze deze regeling zal worden voortgezet.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

Naar boven