TOELICHTING
Algemeen
Aanleiding
Gemeenten zijn sinds de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 verantwoordelijk
voor een integrale aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Huiselijk geweld
en kindermishandeling zijn brede begrippen waaronder verschillende vormen van geweld
in afhankelijkheidsrelaties kunnen vallen, zoals ook ouderenmishandeling, seksueel
geweld, mensenhandel en eergerelateerd geweld. Gemeenten ontvangen hiervoor middelen
via de Algemene Uitkering en de Decentralisatie Uitkering Vrouwenopvang (hierna: DUVO).
De DUVO is een tegemoetkoming voor de kosten die gemeenten in dit kader maken en heeft
dus niet de intentie kostendekkend te zijn. Het overgrote deel van de DUVO wordt op
basis van een objectief verdeelmodel verdeeld over 35 centrumgemeenten. Het overige
deel van de DUVO ziet op enkele specialistische functies die door de gemeenten bovenregionaal
zijn georganiseerd.
Het gaat bijvoorbeeld om specialistische opvang en/of expertise voor bijzondere groepen
die klein van omvang zijn. Daarbij kan gedacht worden aan slachtoffers van eergerelateerd
geweld of loverboyproblematiek, slachtoffers van mensenhandel met complexe problematiek
of slachtoffers van huwelijksdwang en/of achterlating. Het is niet haalbaar dat voor
deze doelgroepen in iedere gemeente afzonderlijk activiteiten worden uitgevoerd. Daarnaast
kan het gaan om een landelijke coördinatietaak van een decentraal georganiseerde functie,
zoals die ten aanzien van de Centra Seksueel Geweld (CSG’s).
Enkele coördinerende gemeenten zijn aangewezen om de specialistische functies te doen
uitvoeren. De middelen hiervoor kunnen vanaf 2021 niet meer via de DUVO worden verstrekt
aan de betreffende gemeenten vanwege het kennelijke ontbreken van beleids- en bestedingsvrijheid
voor deze gemeenten. Daarom is ervoor gekozen om voor de uitvoering van de specialistische
functies vanaf 2021 een specifieke uitkering te verstrekken aan de coördinerende gemeenten.
Onderhavige regeling biedt de grondslag voor het verstrekken van deze specifieke uitkering.
Opzet
Bij de opzet van de regeling is zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande situatie,
waarbij de financiering verloopt via de algemene uitkering en via de decentralisatie
uitkering (DUVO). Tevens wordt rekening gehouden met het feit dat de aanpak van huiselijk
geweld en kindermishandeling een gemeentelijke verantwoordelijkheid is.
Het gaat om de volgende specialistische functies:
-
1. Landelijk knooppunt huwelijksdwang en achterlating: centraal kennis- en expertisecentrum voor professionals op het gebied van huwelijksdwang
en achterlating. Het landelijk knooppunt huwelijksdwang en achterlating richt zich
op kennisontwikkeling, informeren en adviseren van professionals en het bieden van
hulp en regie bij casuïstiek op het gebied van huwelijksdwang of achterlating.
-
2. Landelijke coördinatie Centra Seksueel Geweld (CSG): de 16 regionale CSG’s zijn regionaal ingericht en autonoom verantwoordelijk voor
de kwaliteit van de multidisciplinaire aanpak ten behoeve van slachtoffers van seksueel
geweld in de acute fase. Ter ondersteuning van de regionale CSG’s is een aantal activiteiten
landelijk georganiseerd.
-
3. Hulp slachtoffers eergerelateerd geweld en loverboys problematiek: het bieden van een combinatie van veilige opvang, begeleiding of behandeling, voor
zover de behandeling niet vergoed wordt op grond van de Zorgverzekeringswet, aan slachtoffers
van eergerelateerd geweld of loverboy problematiek. Ook wordt ingezet op deskundigheidsbevordering
met betrekking tot eergerelateerd geweld of loverboy problematiek.
-
4. Opvang slachtoffers mensenhandel met multiproblematiek: het bieden van opvang en een combinatie van begeleiding of behandeling, voor zover
de behandeling niet vergoed wordt op grond van de Zorgverzekeringswet, aan slachtoffers
van mensenhandel met multiproblematiek.
Gevolgen voor de regeldruk
Het Adviescollege Toetsing Regeldruk heeft de regeling beoordeeld en geconstateerd
dat de regeling uitsluitend regeldrukgevolgen heeft voor gemeenten en niet voor burgers
en bedrijven. Deze gevolgen vallen niet onder de definitie van regeldruk en behoeven
derhalve niet besproken te worden.
Staatssteun
Er is sprake van staatssteun als aan de volgende vijf cumulatieve criteria is voldaan:
-
• De steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht;
-
• De steun wordt met staatsmiddelen bekostigd;
-
• De staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via de normale commerciële
weg zou zijn verkregen;
-
• De maatregel is selectief;
-
• De maatregel vervalst (potentieel) de mededinging en (dreigt te) leiden tot een ongunstige
beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.
In dit geval wordt het eerste criterium niet vervuld. Gemeenten kunnen voor de uitvoering
van bepaalde aan hen opgedragen publieke taken een specifieke uitkering krijgen. Zij
zijn in zo’n geval niet aan te merken als ondernemingen in de zin van de staatssteunregels.
Logischerwijs dienen gemeenten bij het invullen van deze publieke taken zelf ook rekening
te houden met de staatssteunregels.
Artikelsgewijs
Artikel 1
In artikel 1 worden de begrippen gedefinieerd.
Op grond van deze regeling kunnen coördinerende gemeenten een specifieke uitkering
ontvangen voor de uitvoering van één van de specialistische functies, genoemd in artikel
4 van deze regeling. Deze functies zijn dusdanig specialistisch dat het niet haalbaar
is om deze in iedere gemeente, dan wel centrumgemeente, afzonderlijk uit te voeren.
De benodigde expertise en hulp overstijgt het lokale en regionale niveau. De gemeenten
en de VNG hebben daarom besloten om deze functies bovenregionaal te organiseren. Op
die manier kan passende hulp worden geboden aan in omvang beperkte doelgroepen en
wordt versnippering van de middelen voorkomen. In dit kader is een aantal coördinerende
gemeenten belast met de uitvoering van een specialistische functie.
De coördinerende gemeenten, genoemd in artikel 4 van deze regeling, zijn verantwoordelijk
voor het doen uitvoeren van een specialistische functie.
De coördinerende gemeenten hebben doorgaans een coördinerende taak ten aanzien van
de uitvoering van de specialistische functie. Zij voeren de specialistische functie
niet zelf uit, maar schakelen hier derden voor in.
De specialistische functies zien op de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de
aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. De gemeentelijke verantwoordelijkheid
voor de aanpak van huiselijk geweld volgt uit de Wet maatschappelijke ondersteuning
2015 (hierna: Wmo 2015). De gemeentelijke verantwoordelijkheid voor de aanpak van
kindermishandeling volgt uit de Jeugdwet. Uit de Memorie van Toelichting bij de Wmo
2015 en de Jeugdwet volgt dat zowel huiselijk geweld als kindermishandeling een breed
begrip is waaronder geweld in vele verschijningsvormen wordt verstaan. De begrippen
huiselijk geweld en kindermishandeling beperken zich dus niet tot de huiselijke sfeer
of leeftijd. Het kan ook gaan om seksueel geweld, loverboysproblematiek, ouderenmishandeling,
mensenhandel of eergerelateerd geweld.
De VNG is de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Binnen de bestuurlijke organisatie
van de VNG stemmen de centrumgemeenten af op welke manier invulling wordt gegeven
aan de specialistische functies op het gebied van de aanpak van huiselijk geweld en
kindermishandeling en op welke manier de financiering plaatsvindt.
Artikel 2
De coördinerende gemeenten kunnen een specifieke uitkering ontvangen voor activiteiten
die nodig zijn voor de uitvoering van een specialistische functie.
In het tweede lid worden de activiteiten per specialistische functie omschreven. De
activiteiten zijn geformuleerd op een manier die aansluit bij de gemeentelijke verantwoordelijkheid
voor de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. De formulering biedt de
gemeenten daarnaast de ruimte om aan te sluiten bij eventuele ontwikkelingen in de
specialistische functies. De uitvoering van een specialistische functie wordt doorgaans
uitbesteed aan derden die over de benodigde expertise beschikken om de functie goed
uit te kunnen voeren.
Het Landelijk Knooppunt Huwelijksdwang en Achterlating (LKHA) is een centraal kennis-
en expertisecentrum voor professionals, op het gebied van huwelijksdwang en achterlating.
Het LKHA houdt zich met name bezig met kennisontwikkeling en het informeren en adviseren
van professionals. Daarnaast houdt het LKHA een onkostenbudget in stand waaruit voor
cliënten van het LKHA onkosten in het buitenland of ten behoeve van hun terugkeer
gefinancierd kunnen worden (o.a. veilige opvang, eerste levensbehoeften, uitreisdocumenten,
tickets). De specialistische functie ‘Landelijk knooppunt huwelijksdwang en achterlating’
heeft betrekking op het in standhouden van het LKHA en het realiseren van de overige
beschreven activiteiten.
De specialistische functie ‘Landelijke coördinatie van de centra seksueel geweld’
heeft betrekking op de ondersteuning van de regionale centra seksueel geweld (CSG’s).
De 16 regionale CSG’s zijn regionaal ingericht en autonoom verantwoordelijk voor de
kwaliteit van de multidisciplinaire aanpak ten behoeve van slachtoffers van seksueel
geweld in de acute fase. Ter ondersteuning van de regionale CSG’s is een aantal activiteiten
landelijk georganiseerd. Daarbij gaat het om landelijke coördinatie, borging van de
kwaliteit van het kwaliteitskader en deskundigheidsbevordering.
De specialistische functie ‘Hulp slachtoffers eergerelateerd geweld en loverboy problematiek’
heeft betrekking op het bieden van opvang, begeleiding of behandeling, voor zover
de behandeling niet wordt vergoed op grond van de Zorgverzekeringswet, aan slachtoffers
van eergerelateerd geweld of loverboys problematiek. Deze elementen kunnen los of
in combinatie met elkaar worden uitgevoerd. Daarnaast heeft de functie betrekking
op het bevorderen van de deskundigheid op dit gebied. Hieronder vallen ook activiteiten
verband houdende met de coördinatie van deze functie, zoals het onderhouden van een
subsidie- of opdrachtgeversrelatie met de uitvoerende partij.
De specialistische functie ‘Opvang slachtoffers mensenhandel met multiproblematiek’
betreft het bieden van opvang, begeleiding of behandeling, voor zover de behandeling
niet wordt vergoed op grond van de Zorgverzekeringswet, aan slachtoffers van mensenhandel
met multiproblematiek. Deze elementen kunnen los van elkaar of in combinatie met elkaar
worden uitgevoerd.
Artikel 3
Op specifieke uitkeringen die op grond van onderhavige regeling worden verstrekt is
de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS niet van toepassing.
Verder zijn de artikelen 4:35, 4:48 tot en met 4:50, 4:56 en 4:57 van de Algemene
wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing op deze regeling.
Artikel 4
In de tabel bij artikel 4 zijn de maximum bedragen opgenomen die per coördinerende
gemeente beschikbaar zijn voor de uitvoering van de specialistische functie. De gemeenten
en de VNG bepalen gezamenlijk welke bedragen jaarlijks nodig zijn voor de uitvoering
van de specialistische functies. Waar nodig treden ze hierbij in overleg met het Ministerie
van VWS. De bedragen die uit deze overleggen zijn gekomen, zijn opgenomen in onderhavige
regeling.
Artikel 5
Een specifieke uitkering kan op aanvraag worden verstrekt. De coördinerende gemeente
kan een aanvraag tot verlening indienen van 15 januari 2021 tot 1 maart 2021.
De coördinerende gemeenten ontvangen van de minister het aanvraagformulier genoemd
in het tweede lid. Aan de coördinerende gemeenten wordt tijdig vóór publicatie van
de regeling gevraagd naar welk digitaal adres dit aanvraagformulier verstuurd kan
worden. Op het aanvraagformulier staat hoe en waar de aanvraag ingediend kan worden.
Het vierde lid bepaalt dat de aanvraag wordt ondertekend door het bevoegd gezag van
de gemeente. Ondertekening kan plaatsvinden in mandaat.
Artikel 6
De minister neemt binnen 13 weken na sluiting van de aanvraagtermijn een besluit omtrent
de verlening van de specifieke uitkering. Ontvankelijke aanvragen worden gehonoreerd
conform het maximale bedrag per specialistische functie, zoals opgenomen in de tabel
bij artikel 4. Wanneer een aanvraag incompleet is, krijgt de coördinerende gemeente
de kans om de ontbrekende informatie aan te vullen. Wanneer de aanvraag binnen de
termijn genoemd in artikel 5, eerste lid, is ontvangen en de coördinerende gemeente
zo nodig de mogelijkheid heeft gehad ontbrekende informatie aan te vullen, wordt de
specifieke uitkering toegekend als deze voldoet aan de voorwaarden genoemd in onderhavige
regeling.
De minister verleent bij het besluit tot verlening van de specifieke uitkering een
voorschot van 100% dat in één keer wordt betaald.
Artikel 7
De coördinerende gemeente informeert de minister op diens verzoek over de voortgang
van de activiteiten waarvoor een specifieke uitkering is verstrekt en over de besteding
van de middelen uit de specifieke uitkering. De coördinerende gemeente kan desgewenst
ook aan de informatieplicht voldoen door de gevraagde informatie via de VNG te laten
verstrekken.
De coördinerende gemeente is verplicht te melden wanneer de activiteiten waarvoor
de specifieke uitkering is verleend niet of niet tijdig worden verricht. De melding
aan de minister moet ‘onverwijld’ worden gedaan.
Artikel 8
De coördinerende gemeente verstrekt jaarlijks uiterlijk op 15 juli van het jaar volgend
op de verlening van de specifieke uitkering de verantwoordingsinformatie. De eerste
verantwoordingsinformatie dient te worden verstrekt in het jaar na de verlening van
de specifieke uitkering.
De verantwoording voor de besteding van de specifieke uitkering verloopt op grond
van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet via de jaarrekening van de gemeente
en de systematiek van ‘single information, single audit’ (SiSa-systematiek).
De verantwoordingsinformatie is gebaseerd op de werkelijke kosten en opbrengsten van
de coördinerende gemeente.
Artikel 9
Indien de activiteiten waarvoor de specifieke uitkering is verstrekt, blijkens de
verantwoording, bedoeld in artikel 8, zijn verricht of hadden moeten zijn verricht,
besluit de minister uiterlijk 37 weken na ontvangst van deze informatie over de vaststelling
van de specifieke uitkering.
De hoogte van de specifieke uitkering wordt vastgesteld op basis van de werkelijke
kosten voor het uitvoeren van de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend, mits
is voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen die zijn verbonden aan de specifieke
uitkering en tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag.
Onverschuldigd betaalde bedragen worden teruggevorderd overeenkomstig artikel 4:57
van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 10
Deze bepaling bevat een hardheidsclausule. Een coördinerende gemeente kan onderbouwd
een beroep doen op de hardheidsclausule indien sprake is van een onbillijkheid van
overwegende aard. De hardheidsclausule zal met grote terughoudendheid worden toegepast.
Het is evenwel niet op voorhand uit te sluiten dat zich omstandigheden zullen voordoen
die noodzaken tot afwijken van deze regeling.
Artikel 11
Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2021. Als de Staatscourant waarin de
regeling wordt geplaatst wordt uitgegeven na 1 januari 2021, treedt zij in werking
met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt
geplaatst. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2024, met dien verstande
dat deze regeling van toepassing blijft op een specifieke uitkering die krachtens
deze regeling is verstrekt.
Deze regeling heeft betrekking op het verstrekken van een specifieke uitkering voor
het jaar 2021. Komend jaar wordt bekeken op welke wijze deze regeling zal worden voortgezet.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis