TOELICHTING
Inleiding
Met de onderhavige regeling wordt de Dienst Wegverkeer (hierna: RDW) aangewezen als
bevoegde autoriteit voor enkele taken uit Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2019/947
van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie
van onbemande luchtvaartuigen (PbEU 2019, L 152; hierna: uitvoeringsverordening 2019/947).
Deze taken betreffen de oprichting en instandhouding van een register voor exploitanten
van onbemande luchtvaartuigen en de afgifte van bewijzen van voltooiing en vaardigheidsbewijzen
voor piloten op afstand, als ook enkele daarmee verband houdende taken, te weten de
vastlegging en verstrekking van de gegevens omtrent deze bewijzen, alsmede het verstrekken
van gegevens omtrent certified drones aan (inter)nationale overheidsorganen.
Beschrijving van de Europese regelgeving
Registratie van exploitanten van onbemande luchtvaartuigen
Op grond van uitvoeringsverordening 2019/947 dienen alle exploitanten zich te registreren
wanneer zij een vlucht uitvoeren met een onbemand luchtvaartuig met een maximum startmassa
van 250 gram of meer of met een onbemand luchtvaartuig dat is uitgerust met een sensor
die persoonsgegevens kan registreren.
Drones en exploitanten van onbemande luchtvaartuigen moeten op grond van artikel 72,
eerste lid, van Verordening (EU) nr. 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad
van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de burgerluchtvaart
en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de
luchtvaart (PbEU 2018, L 212) (hierna: basisverordening) worden geregistreerd in een
uniform register dat voor bevoegde autoriteiten van andere lidstaten toegankelijk
is via de ‘repository of information’, waarnaar wordt verwezen in artikel 74 van die
verordening. De lidstaten geven elke inschrijving een uniek digitaal registratienummer
waarmee individuele identificatie mogelijk is.
Op de lidstaten rust de plicht een registratiesysteem op te zetten en te onderhouden
en daarvoor een bevoegde autoriteit aan te wijzen. Met de onderhavige regeling wordt
de RDW hiertoe deels aangewezen. Voor de andere taken uit artikel 18 van de uitvoeringsverordening
2019/947 met betrekking tot gecertifieerde drones treedt de Inspectie Leefomgeving
en Transport (hierna: ILT) op grond van artikel 2, tweede lid, onder c, van het Instellingsbesluit
Inspectie Leefomgeving en Transport op als bevoegde autoriteit.
Afgifte van een bewijs van voltooiing van een onlinetheorie-examen en een vaardigheidsbewijs
van piloten op afstand
Een piloot op afstand is de natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor het veilig
uitvoeren van de vlucht van een onbemand luchtvaartuig door de vluchtbesturing ervan
te bedienen, hetzij manueel of, indien het onbemande luchtvaartuig automatisch vliegt,
door toezicht te houden op de koers ervan en in staat te zijn op elk moment in te
grijpen en de koers te wijzigen.
In Uitvoeringsverordening 2019/947 worden afhankelijk van het type onbemande luchtvaartuig
en de voorgenomen operatie opleidingseisen aan een piloot gesteld voor het uitvoeren
van vluchten.
Na het succesvol afronden van de online-training en het online-theorie-examen krijgt
de desbetreffende piloot een bewijs van voltooiing bij de RDW aanvragen.
Dit bewijs van voltooiing is geen formeel bewijs van bevoegdheid en dient enkel als
bewijs dat de opleiding en het examen zijn gevolgd respectievelijk afgelegd. Na het
succesvol afronden van de praktische zelfopleiding en het aanvullend theorie-examen
kan een piloot een vaardigheidsbewijs voor piloten op afstand aanvragen bij de RDW.
Dit vaardigheidsbewijs is een formeel bewijs van bevoegdheid en kan dus ook worden
gewijzigd, geschorst, beperkt of ingetrokken.
Ingevolge artikel 17 van uitvoeringsverordening 2019/947 zijn lidstaten verplicht
een bevoegde autoriteit aan te wijzen en te belasten met de afgifte van bewijzen van
voltooiing en vaardigheidsbewijzen voor piloten op afstand. In artikel 1 van deze
regeling wordt de RDW hiervoor aangewezen.
Aanwijzing van de RDW als bevoegde autoriteit
Toedeling extra taken aan de RDW
De RDW is een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) die de taken uitvoert die bij of krachtens
de wet aan hem zijn opgedragen. Op grond van artikel 4b, tweede lid, van de Wegenverkeerswet
1994 kan de RDW worden belast met bij of krachtens andere dan de Wegenverkeerswet
1994 opgedragen taken. Deze regeling is gebaseerd op artikel 1.5 van de Wet luchtvaart
en belast de RDW met enkele taken ter uitvoering van de basisverordening.
De RDW beschikt over de specifieke deskundigheid die nodig is voor een doelmatige
en doeltreffende uitvoering van de ingevolge deze regeling aan de RDW toegedeelde
taken. Die specifieke deskundigheid heeft de RDW omdat zijn kerntaken zijn: toelating
van nieuwe voertuigen, toezicht op en controle van het gebruik van uit het kentekenregister
verstrekte gegevens, registratie van en informatieverstrekking over onder andere kentekens
en documentafgifte. Hierdoor heeft de RDW veel kennis over en ruime ervaring met het
beheer van grote overheidsregisters in het IenW-domein, de afgifte van documenten,
het verstrekken van gegevens aan nationale en internationale overheidsorganisaties,
en met de daarvoor noodzakelijke zorgvuldige omgang met object- en persoonsgegevens
met inachtneming van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).1
Er is sprake van een strikt regelgebonden uitvoering in een groot aantal individuele
gevallen waarbij uitgegaan wordt van zo’n 41.500 registraties van exploitanten. Dit
geeft, gelet op artikel 3, eerste lid, onder b, en tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige
bestuursorganen, een valide argument voor toedeling van bevoegdheden aan een ZBO,
in dit geval de RDW.
Toedeling extra taken aan de ILT en handhaafbaarheidstoets
De ILT is binnen het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat namens de Minister
belast met het toezicht, de vergunningverlening en de handhaving van wetgeving op
het gebied van de luchtvaart. De ILT heeft daarom ten aanzien van deze taken een Handhaafbaarheids-,
uitvoerbaarheids- en fraudebestendigheidstoets (HUF-toets) uitgevoerd. Voor beide
taken heeft de ILT aangegeven dat het gaat om de uitvoering van een administratieve
handeling voor een groot aantal gebruikers, waarvoor geen luchtvaart specifieke kennis
of een vakinhoudelijke toets nodig is. De ILT heeft tevens geconcludeerd zelf niet
te beschikken over de noodzakelijke kennis of capaciteiten op het gebied van deze
grootschaligere en geautomatiseerde registraties en daarom niet in staat te zijn om
de betreffende taken tijdig en tegen redelijke kosten te kunnen uitvoeren. Uitvoering
van deze taken door de ILT is dan ook niet aan de orde.
Uitvoering
De RDW heeft voor de in deze regeling opgedragen taken een uitvoeringstoets uitgevoerd.
Hieruit is naar voren gekomen dat de RDW deze taken tijdig, zorgvuldig en efficiënt
kan uitvoeren, omdat ze goed aansluiten bij zijn bestaande registratietaken. Hierbij
is de combinatie van taken vanuit het oogpunt van doelmatigheid en klantperspectief
aangewezen. Allereerst omdat voor de exploitant, vaak tevens de piloot, één loket
bestaat voor de registratie- en documentverplichtingen. Ten tweede omdat de handhavende
instanties eveneens met de RDW samenwerken en gegevens afnemen vanwege de handhavingstaken
in andere domeinen. De uitwisseling van gegevens dient te geschieden in het kader
van de goede uitvoering van wettelijk opgedragen taken en dient in lijn te zijn met
hetgeen is bepaald in de toepasselijke privacywetgeving. Hierbij valt onder andere
te denken aan handhavend optreden door de politie in het kader van artikel 3 van de
Politiewet 2012.
Voorhang
Overeenkomstig artikel 5, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen
is een ontwerp van deze regeling toegezonden aan de beide kamers der Staten-Generaal.
Consultatie
Er heeft voor deze regeling geen internetconsultatie plaatsgevonden. Afzien van internetconsultaties
kan slechts op een limitatief aantal gronden. De grond om voor deze regeling af te
zien van internetconsultatie is dat consultatie niet in betekenende mate kan leiden
tot aanpassing van het voorstel, omdat het hier gaat om het operationaliseren van
een Europese verordening, waarbij er geen nationale beleidsruimte is.
Vaste verandermomenten
Deze regeling treedt in werking op 31 december 2020. Daarmee wordt afgeweken van de
vaste verandermomenten. De grond voor deze afwijking is dat deze regeling uitvoering
geeft aan een Europese verordening (Aanwijzing 4.17, onder 5, Aanwijzingen voor de
regelgeving), waarvan de toepassingsdatum 31 december 2020 is.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat C. van Nieuwenhuizen Wijbenga
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R. Knops