Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 21 december 2020, nr. IENW/BSK-2020/247614, tot aanwijzing van de Dienst Wegverkeer als bevoegde autoriteit in de zin van artikel 17, eerste lid, van uitvoeringsverordening (EU) nr. 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen (PbEU 2019, L 152)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 1.5 van de Wet luchtvaart;

BESLUITEN:

Artikel 1

De Dienst Wegverkeer wordt aangewezen als bevoegde autoriteit als bedoeld in artikel 17, eerste lid, van uitvoeringsverordening (EU) nr. 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen (PbEU 2019, L 152) met betrekking tot de volgende taken:

  • 1. het ter uitvoering van artikel 18, onderdeel c, van die verordening afgeven van een bewijs van voltooiing van een onlinetheorie-examen en het afgeven, wijzigen, schorsen, beperken of intrekken van een vaardigheidsbewijs voor piloten op afstand;

  • 2. het ter uitvoering van artikel 18, onderdeel e, van die verordening bijhouden van documenten, registers, verslagen voor vaardigheidsbewijzen van piloten op afstand;

  • 3. het ter uitvoering van artikel 18, onderdeel m, van die verordening oprichten en in stand houden van een nauwkeurig registratiesysteem voor UAS-exploitanten waarvan de vluchtuitvoeringen een risico kunnen inhouden voor de veiligheid, beveiliging, privacy en bescherming van persoonsgegevens of het milieu, als bedoeld in de verordening, waaronder inbegrepen de uitwisseling van gegevens met betrekking tot deze exploitanten en onbemande luchtvaartuigen waarvan het ontwerp onderworpen is aan certificering, via het in artikel 74 van Verordening (EU) 2018/1139 bedoelde register.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van 31 december 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R. Knops

TOELICHTING

Inleiding

Met de onderhavige regeling wordt de Dienst Wegverkeer (hierna: RDW) aangewezen als bevoegde autoriteit voor enkele taken uit Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2019/947 van de Commissie van 24 mei 2019 inzake de regels en procedures voor de exploitatie van onbemande luchtvaartuigen (PbEU 2019, L 152; hierna: uitvoeringsverordening 2019/947). Deze taken betreffen de oprichting en instandhouding van een register voor exploitanten van onbemande luchtvaartuigen en de afgifte van bewijzen van voltooiing en vaardigheidsbewijzen voor piloten op afstand, als ook enkele daarmee verband houdende taken, te weten de vastlegging en verstrekking van de gegevens omtrent deze bewijzen, alsmede het verstrekken van gegevens omtrent certified drones aan (inter)nationale overheidsorganen.

Beschrijving van de Europese regelgeving

Registratie van exploitanten van onbemande luchtvaartuigen

Op grond van uitvoeringsverordening 2019/947 dienen alle exploitanten zich te registreren wanneer zij een vlucht uitvoeren met een onbemand luchtvaartuig met een maximum startmassa van 250 gram of meer of met een onbemand luchtvaartuig dat is uitgerust met een sensor die persoonsgegevens kan registreren.

Drones en exploitanten van onbemande luchtvaartuigen moeten op grond van artikel 72, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 2018/1139 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2018 inzake gemeenschappelijke regels op het gebied van de burgerluchtvaart en tot oprichting van een Agentschap van de Europese Unie voor de veiligheid van de luchtvaart (PbEU 2018, L 212) (hierna: basisverordening) worden geregistreerd in een uniform register dat voor bevoegde autoriteiten van andere lidstaten toegankelijk is via de ‘repository of information’, waarnaar wordt verwezen in artikel 74 van die verordening. De lidstaten geven elke inschrijving een uniek digitaal registratienummer waarmee individuele identificatie mogelijk is.

Op de lidstaten rust de plicht een registratiesysteem op te zetten en te onderhouden en daarvoor een bevoegde autoriteit aan te wijzen. Met de onderhavige regeling wordt de RDW hiertoe deels aangewezen. Voor de andere taken uit artikel 18 van de uitvoeringsverordening 2019/947 met betrekking tot gecertifieerde drones treedt de Inspectie Leefomgeving en Transport (hierna: ILT) op grond van artikel 2, tweede lid, onder c, van het Instellingsbesluit Inspectie Leefomgeving en Transport op als bevoegde autoriteit.

Afgifte van een bewijs van voltooiing van een onlinetheorie-examen en een vaardigheidsbewijs van piloten op afstand

Een piloot op afstand is de natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor het veilig uitvoeren van de vlucht van een onbemand luchtvaartuig door de vluchtbesturing ervan te bedienen, hetzij manueel of, indien het onbemande luchtvaartuig automatisch vliegt, door toezicht te houden op de koers ervan en in staat te zijn op elk moment in te grijpen en de koers te wijzigen.

In Uitvoeringsverordening 2019/947 worden afhankelijk van het type onbemande luchtvaartuig en de voorgenomen operatie opleidingseisen aan een piloot gesteld voor het uitvoeren van vluchten.

Na het succesvol afronden van de online-training en het online-theorie-examen krijgt de desbetreffende piloot een bewijs van voltooiing bij de RDW aanvragen.

Dit bewijs van voltooiing is geen formeel bewijs van bevoegdheid en dient enkel als bewijs dat de opleiding en het examen zijn gevolgd respectievelijk afgelegd. Na het succesvol afronden van de praktische zelfopleiding en het aanvullend theorie-examen kan een piloot een vaardigheidsbewijs voor piloten op afstand aanvragen bij de RDW. Dit vaardigheidsbewijs is een formeel bewijs van bevoegdheid en kan dus ook worden gewijzigd, geschorst, beperkt of ingetrokken.

Ingevolge artikel 17 van uitvoeringsverordening 2019/947 zijn lidstaten verplicht een bevoegde autoriteit aan te wijzen en te belasten met de afgifte van bewijzen van voltooiing en vaardigheidsbewijzen voor piloten op afstand. In artikel 1 van deze regeling wordt de RDW hiervoor aangewezen.

Aanwijzing van de RDW als bevoegde autoriteit

Toedeling extra taken aan de RDW

De RDW is een zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) die de taken uitvoert die bij of krachtens de wet aan hem zijn opgedragen. Op grond van artikel 4b, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 kan de RDW worden belast met bij of krachtens andere dan de Wegenverkeerswet 1994 opgedragen taken. Deze regeling is gebaseerd op artikel 1.5 van de Wet luchtvaart en belast de RDW met enkele taken ter uitvoering van de basisverordening.

De RDW beschikt over de specifieke deskundigheid die nodig is voor een doelmatige en doeltreffende uitvoering van de ingevolge deze regeling aan de RDW toegedeelde taken. Die specifieke deskundigheid heeft de RDW omdat zijn kerntaken zijn: toelating van nieuwe voertuigen, toezicht op en controle van het gebruik van uit het kentekenregister verstrekte gegevens, registratie van en informatieverstrekking over onder andere kentekens en documentafgifte. Hierdoor heeft de RDW veel kennis over en ruime ervaring met het beheer van grote overheidsregisters in het IenW-domein, de afgifte van documenten, het verstrekken van gegevens aan nationale en internationale overheidsorganisaties, en met de daarvoor noodzakelijke zorgvuldige omgang met object- en persoonsgegevens met inachtneming van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).1

Er is sprake van een strikt regelgebonden uitvoering in een groot aantal individuele gevallen waarbij uitgegaan wordt van zo’n 41.500 registraties van exploitanten. Dit geeft, gelet op artikel 3, eerste lid, onder b, en tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen, een valide argument voor toedeling van bevoegdheden aan een ZBO, in dit geval de RDW.

Toedeling extra taken aan de ILT en handhaafbaarheidstoets

De ILT is binnen het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat namens de Minister belast met het toezicht, de vergunningverlening en de handhaving van wetgeving op het gebied van de luchtvaart. De ILT heeft daarom ten aanzien van deze taken een Handhaafbaarheids-, uitvoerbaarheids- en fraudebestendigheidstoets (HUF-toets) uitgevoerd. Voor beide taken heeft de ILT aangegeven dat het gaat om de uitvoering van een administratieve handeling voor een groot aantal gebruikers, waarvoor geen luchtvaart specifieke kennis of een vakinhoudelijke toets nodig is. De ILT heeft tevens geconcludeerd zelf niet te beschikken over de noodzakelijke kennis of capaciteiten op het gebied van deze grootschaligere en geautomatiseerde registraties en daarom niet in staat te zijn om de betreffende taken tijdig en tegen redelijke kosten te kunnen uitvoeren. Uitvoering van deze taken door de ILT is dan ook niet aan de orde.

Uitvoering

De RDW heeft voor de in deze regeling opgedragen taken een uitvoeringstoets uitgevoerd. Hieruit is naar voren gekomen dat de RDW deze taken tijdig, zorgvuldig en efficiënt kan uitvoeren, omdat ze goed aansluiten bij zijn bestaande registratietaken. Hierbij is de combinatie van taken vanuit het oogpunt van doelmatigheid en klantperspectief aangewezen. Allereerst omdat voor de exploitant, vaak tevens de piloot, één loket bestaat voor de registratie- en documentverplichtingen. Ten tweede omdat de handhavende instanties eveneens met de RDW samenwerken en gegevens afnemen vanwege de handhavingstaken in andere domeinen. De uitwisseling van gegevens dient te geschieden in het kader van de goede uitvoering van wettelijk opgedragen taken en dient in lijn te zijn met hetgeen is bepaald in de toepasselijke privacywetgeving. Hierbij valt onder andere te denken aan handhavend optreden door de politie in het kader van artikel 3 van de Politiewet 2012.

Voorhang

Overeenkomstig artikel 5, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is een ontwerp van deze regeling toegezonden aan de beide kamers der Staten-Generaal.

Consultatie

Er heeft voor deze regeling geen internetconsultatie plaatsgevonden. Afzien van internetconsultaties kan slechts op een limitatief aantal gronden. De grond om voor deze regeling af te zien van internetconsultatie is dat consultatie niet in betekenende mate kan leiden tot aanpassing van het voorstel, omdat het hier gaat om het operationaliseren van een Europese verordening, waarbij er geen nationale beleidsruimte is.

Vaste verandermomenten

Deze regeling treedt in werking op 31 december 2020. Daarmee wordt afgeweken van de vaste verandermomenten. De grond voor deze afwijking is dat deze regeling uitvoering geeft aan een Europese verordening (Aanwijzing 4.17, onder 5, Aanwijzingen voor de regelgeving), waarvan de toepassingsdatum 31 december 2020 is.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R. Knops


X Noot
1

Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PbEU 2016, L 119).

Naar boven