Instellingsbesluit van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Harlingen, Terschelling, Vlieland en Waadhoeke houdende regels omtrent houdende regels omtrent de gemeenschappelijke regeling (gewijzigde gemeenschappelijke regeling van de Dienst Noardwest Fryslân)

Logo Waadhoeke

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Harlingen, Terschelling, Vlieland en Waadhoeke,

 

Overwegende:

 

dat de colleges en de raden van de in de aanhef genoemde gemeenten de gemeenschappelijke regeling Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân willen wijzigen;

 

dat het doel van deze wijziging is om de sturing op het sociaal domein (meer) bij de gemeenten te beleggen;

 

dat de colleges met het oog op het belang genoemd in artikel 3 van deze regeling de reeds bestaande samenwerking voor de ondersteunende processen en uitvoeringstaken willen continueren in de vorm van een bedrijfsvoeringsorganisatie, waaraan uitsluitend de colleges deelnemen;

 

dat in een bedrijfsvoeringsorganisatie de kwaliteit, efficiency en de integraliteit van de uitvoering behouden blijft;

 

dat de raden niet langer deelnemen in de gewijzigde regeling;

 

Gelet:

 

op het bepaalde in de Gemeentewet,

de Wet gemeenschappelijke regelingen,

Wet werk en bijstand,

Besluit bijstandsverlening zelfstandigen,

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte werkloze werknemers,

Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijke arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen,

Wet gemeentelijke schuldhulpverlening,

Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterzalen,

Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen,

Participatiewet,

 

Gelezen:

 

het “Beslisdocument sturing sociaal domein Noardwest Fryslân” van 12 juni 2019, dat als basis dient voor de uitwerking van de nieuwe taakverdeling tussen de deelnemende gemeenten en de Dienst;

 

Gezien:

het besluit van de onderscheiden gemeenteraden waarbij toestemming is verleend voor het aangaan van deze regeling;

 

Besluiten:

 

de Gemeenschappelijke Regeling Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân als volgt te wijzigen in een gemeenschappelijke regeling voor een bedrijfsvoeringsorganisatie:

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

Deze regeling verstaat onder:

  • a.

    De Wetten:

    • De Wet Maatschappelijke Ondersteuning 2015 ;

    • De Participatiewet;

    • De Jeugdwet;

    • Het Besluit Bijstandverlening Zelfstandigen 2004;

    • De Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • De Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen;

    • De Wet Kinderopvang met uitzondering van de kwaliteitscontrole en het bijhouden van het register als bedoeld in artikel 3 van deze wet;

    • De Wet Inburgering;

    • De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

    • De Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • De uitvoering van overige wetten op het terrein van sociale zekerheid, gesubsidieerde arbeid, maatschappelijke zorg en jeugdzorg waarvan de uitvoering aan de gemeentebesturen al dan niet in medebewind is opgedragen, zoals deze wetten en regelingen nu luiden of gaan luiden in de toekomst, hieronder worden mede begrepen verordeningen, overige algemeen verbindende voorschriften en beleidsregels van de deelnemende gemeenten.

  • b.

    De regeling: deze gemeenschappelijke regeling.

  • c.

    De deelnemende gemeenten: Harlingen, Terschelling, Vlieland en Waadhoeke.

  • d.

    De werknemer: de werknemer die met de dienst een arbeidsovereenkomst is aangegaan, overeenkomstig artikel 1:1 cao Samenwerkende gemeentelijke organisaties.

  • e.

    Gedeputeerde Staten: gedeputeerde staten van de Provinsje Fryslân.

  • f.

    De Wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • g.

    Het college: het college van burgemeester en wethouders van een van de deelnemende gemeenten als bedoeld onder sub c.

  • h.

    De dienst: de bedrijfsvoeringsorganisatie Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân.

  • i.

    Het bestuur: het bestuur van de dienst.

Artikel 2: Bedrijfsvoeringsorganisatie

  • 1.

    Er is een bedrijfsvoeringsorganisatie genaamd Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid Noardwest Fryslân. De bedrijfsvoeringsorganisatie is gevestigd in Franeker (gemeente Waadhoeke).

  • 2.

    Het werkgebied van de dienst omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

Hoofdstuk 2: Belang, taak en bevoegdheden

Artikel 3: Belang

De dienst behartigt de belangen van de colleges met betrekking tot de sturing en beheersing van ondersteunende processen en van uitvoeringstaken op het gebied van de wetten, voor zover die zijn opgedragen aan de colleges en voor zover de colleges die belangen voor wat betreft ondersteunende processen en voor uitvoeringstaken hebben op- of overgedragen aan de dienst.

Artikel 4: Taken en bevoegdheden

  • 1.

    Ter uitvoering van het in artikel 3 van de regeling genoemde belang, dragen de colleges van de deelnemende gemeenten aan de dienst alle ondersteunende en uitvoerende taken op die aan de colleges toekomen op grond van de wetten, met inachtneming van het bepaalde in de leden 2-13 van dit artikel.

  • 2.

    Tot de uitvoerende taken horen niet:

    • het vaststellen van de begroting voor het sociaal domein;

    • het vaststellen van beleid op basis van de wetten;

    • Het evalueren van beleid;

    • De uitvoering van de toegang tot Jeugdwet- en maatwerkvoorzieningen op basis van de Wet Maatschappelijke ondersteuning.

  • 3.

    De colleges dragen de uitvoering van de Participatiewet, en het Besluit Bijstandverlening Zelfstandigen 2004 en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte zelfstandigen over aan de dienst voor welke uitvoering het bestuur volledig verantwoordelijk is, met in achtneming van lid 2;

  • 4.

    De deelnemende colleges mandateren aan het bestuur de bevoegdheid tot ondertekening van besluiten ter uitvoering van alle andere wetten als bedoeld in artikel 1 onder a.

  • 5.

    Het bestuur is bevoegd voor de uitvoering van de taken als bedoeld in lid 4 ondermandaat te verlenen aan de directeur of aan andere medewerkers van de dienst;

  • 6.

    Het bestuur houdt een overzicht bij van de besluiten die zij neemt ter uitvoering van het mandaat als bedoeld in lid 4 van dit artikel;

  • 7.

    Het bestuur bereidt de besluitvorming op bezwaar en (hoger) beroep voor.

  • 8.

    Voor zover het gaat om bezwaren die betrekking hebben op de wetten die de dienst in mandaat ondertekent (lid 4), beslist het betrokken college.

  • 9.

    De deelnemende gemeenten doen mededeling aan de dienst van bij hen in voorbereiding zijnde besluiten, maatregelen, plannen en beleid die voor de uitvoering van dit artikel van belang is.

  • 10.

    De dienst zal de uitvoering van de in de vorige leden van dit artikel omschreven taken zoveel als mogelijk verrichten met andere instanties die (mede) belast zijn met de uitvoering van de wet- en regelgeving op de terreinen van de sociale zekerheid, maatschappelijke zorg en gesubsidieerde arbeid.

  • 11.

    De dienst voert rechtmatigheidscontroles uit voor de wetten genoemd in artikel 1 onder a en rapporteert en adviseert daarover aan de colleges van de deelnemende gemeenten.

  • 12.

    De dienst bereidt de besluitvorming voor met betrekking tot de afhandeling van klachten en verzoeken in het kader van de Wet Openbaarheid van Bestuur voor zover het betreft de in het kader van de in de vorige leden van dit artikel omschreven taken.

  • 13.

    De dienst past de Algemene Verordening Gegevensbescherming toe.

Hoofdstuk 3: Bestuur

Artikel 5: Samenstelling bestuur

  • 1.

    Het bestuur wordt gevormd door leden van de colleges van de deelnemende gemeenten. Elk college wijst één lid uit zijn midden aan tijdens de eerste vergadering van de collegeperiode.

  • 2.

    De leden worden aangewezen voor een tijdvak dat gelijk is aan de zittingsperiode van het betreffende college.

  • 3.

    Het lidmaatschap van het bestuur is onverenigbaar met het bestaan van een verbintenis op grond waarvan iemand tegen betaling werkzaamheden verricht voor een deelnemende gemeente of de dienst, anders dan voor de werkzaamheden als bestuurder.

  • 4.

    Een lid van het bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Het lid deelt dit mee aan het college dat hem heeft aangewezen en aan het bestuur.

  • 5.

    Een lid van het bestuur kan door het college, die dit lid heeft aangewezen, als lid van het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het college niet meer bezit.

  • 6.

    In een situatie als bedoeld in lid 4 blijft het lid de functie waarnemen totdat een opvolger is aangewezen.

  • 7.

    De aanwijzing van plaatsen die zijn opengevallen, vindt plaats door het college dat het aangaat, binnen een maand na dat openvallen.

  • 8.

    Het bestuur kan op uitnodiging adviseurs aan zijn vergaderingen laten deelnemen.

Artikel 6: De voorzitter

  • 1.

    Het bestuur wijst tijdens de eerste vergadering uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan. Het voorzitterschap is roulerend en wordt bij toerbeurt door een van hen uitgevoerd. Het voorzitterschap is gelijk aan de collegeperiode van 4 jaar.

  • 2.

    De voorzitter is verantwoordelijk voor de voorbereiding van de vergaderingen van het bestuur en leidt deze vergaderingen.

  • 3.

    De voorzitter ondertekent de stukken die van het bestuur uitgaan.

  • 4.

    De voorzitter vertegenwoordigt de dienst in en buiten rechte. De voorzitter kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door hem schriftelijk aan te wijzen gemachtigde.

  • 5.

    In gedingen of bij rechtshandelingen met de deelnemende gemeente, tot welk bestuur de voorzitter behoort, wordt de dienst vertegenwoordigd door de plaatsvervangend voorzitter, met in achtneming van artikel 20 lid 1 onder a van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 7: Werkwijze van het Bestuur

  • 1.

    Het bestuur vergadert ten minste tweemaal per jaar en voorts zo vaak de voorzitter dit nodig oordeelt, of indien tenminste twee van de leden, met opgave van redenen, daarom schriftelijk verzoeken.

  • 2.

    De voorzitter belegt de vergaderingen en bepaalt de plaats en het tijdstip van de vergaderingen.

  • 3.

    De leden en adviseurs worden, spoedeisende gevallen uitgezonderd, tenminste acht dagen van tevoren, met gelijktijdige toezending van de agenda, schriftelijk ter vergadering opgeroepen.

  • 4.

    Bij verhindering van de voorzitter in het bestuur wordt deze vervangen door een plaatsvervangend voorzitter.

  • 5.

    Een vergadering van het bestuur wordt niet geopend voordat meer dan de helft van de zitting hebbende leden aanwezig is. Als dit niet het geval is, wordt door de voorzitter binnen veertien dagen een nieuwe vergadering uitgeschreven.

  • 6.

    De leden van het bestuur zijn, wanneer belangen van personen en/of onderdelen van de dienst daardoor kunnen worden geschaad, tegenover derden, waaronder niet wordt begrepen de colleges, tot geheimhouding verplicht van al hetgeen hen in de uitoefening van hun functie bekend wordt.

  • 7.

    Ten aanzien van het beraadslagen en besluiten is artikel 28 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8: Stemmen en besluitvorming

  • 1.

    De leden van het bestuur hebben de volgende stemverhouding: Waadhoeke 3 stemmen, Harlingen 2 stemmen, Terschelling 1 stem en Vlieland 1 stem.

  • 2.

    In de vergadering van het bestuur worden alle besluiten genomen bij gewone meerderheid van de uitgebrachte stemmen, tenzij in de regeling anders is bepaald.

  • 3.

    Wanneer de stemmen staken komt er geen besluit tot stand.

  • 4.

    Wanneer ten aanzien van zaken geen der leden stemming vraagt, wordt aangenomen dat conform het voorstel is besloten. Bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen dient steeds tot stemming te worden overgegaan, tenzij het bestuur unaniem besluit van stemming af te zien. Als dan wordt, evenals ten aanzien van zaken, aangenomen dat conform het voorstel is besloten.

  • 5.

    Indien tot stemming wordt overgegaan, wordt over alle zaken mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd, doch bij het doen van keuzen, voordrachten of aanbevelingen van personen, bij gesloten en ondertekende briefjes. Daarbij wordt de stemverhouding als aangegeven in het eerste lid in acht genomen.

Artikel 9: Openbaarheid vergaderingen

  • 1.

    De vergaderingen van het bestuur zijn in beginsel niet openbaar, voor zover het bestuur niet anders heeft bepaald.

  • 2.

    Het bestuur maakt de besluitenlijst van zijn vergaderingen, voor zover het besluiten bevat die openbaar zijn, openbaar in het Blad Gemeenschappelijke Regelingen.

  • 3.

    Op grond van belangen genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur betreffende geheimhouding omtrent de inhoud van stukken, is het bepaalde van artikel 23 lid 1 tot en met 4 van de Wet gemeenschappelijke regelingen van overeenkomstige toepassing.

Artikel 10: Reglement van orde

Het bestuur kan een reglement van orde vaststellen voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden.

Artikel 11: Verantwoording en informatieplicht

  • 1.

    Een lid van het bestuur is aan het college, die dit lid heeft aangewezen, en zijn gemeenteraad verantwoording schuldig voor wat betreft het door hem gevoerde beleid.

  • 2.

    Een lid van het bestuur verstrekt aan het college die dit lid heeft aangewezen, dan wel zijn gemeenteraad alle inlichtingen waarom door een of meer leden van het college of de gemeenteraad wordt verzocht.

  • 3.

    Het bestuur verstrekt aan de raden van de deelnemende gemeenten alle door een of meer leden van die raden gevraagde inlichtingen.

  • 4.

    Het afleggen van verantwoording als bedoeld in het eerste lid geschiedt op de wijze zoals door het college respectievelijk gemeenteraad wordt bepaald.

  • 5.

    Een verzoek om inlichtingen wordt schriftelijk ingediend. De vragen worden binnen 30 dagen na ontvangst schriftelijk beantwoord. Deze termijn kan met ten hoogste 30 dagen worden verlengd, in dat geval wordt hiervan kennisgeving gedaan aan de indiener(s).

  • 6.

    De vragen en antwoorden worden ter kennis gebracht aan de colleges van de deelnemende gemeenten.

  • 7.

    Het bestuur is verplicht op verzoek van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en/of het provinciebestuur deze van bericht en raad te dienen over zaken die de regeling betreffen.

Artikel 12: Taken/bevoegdheden van het bestuur

Aan het bestuur behoren onder meer de volgende taken en bevoegdheden:

  • a.

    Het vaststellen, wijzigen of intrekken van reglementen;

  • b.

    Het vaststellen van de begroting en de begrotingswijzigingen en het vaststellen van de jaarrekening van de dienst, zulks met inachtneming van het bepaalde in hoofdstuk 6 van deze regeling;

  • c.

    Het vaststellen van de jaarlijks door de deelnemende gemeenten te betalen bijdragen;

  • d.

    Hetzij op verzoek, hetzij uit eigen beweging, advies uitbrengen aan de deelnemende gemeenten, over zaken betreffende de dienst;

  • e.

    Het nemen van conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en het doen wat nodig is ter voorkoming van verlies of verjaring van recht of bezit;

  • f.

    Het beheren van de inkomsten en de uitgaven van de dienst;

  • g.

    De zorg, voor zover niet aan anderen opgedragen, voor de controle op het geldelijke beheer en de administratie;

  • h.

    Het aangaan van geldleningen en het uitlenen van gelden, voor zover de financiële lasten door de begroting worden gedekt;

  • i.

    Het aangaan van rekening-courant overeenkomsten, op grond van bij afzonderlijk besluit vastgestelde maximum kredietbedragen;

  • j.

    Het aangaan van arbeidsovereenkomsten, het schorsen en ontslaan van personeel van de dienst;

  • k.

    Het vaststellen van de voorwaarden en de instructies voor personeel dat werkzaam is bij de dienst;

  • l.

    De aan- en verkoop van onroerende zaken, voor zover de financiële lasten door de begroting worden gedekt;

  • m.

    Het namens de colleges aangaan van overeenkomsten met zorgaanbieders.

  • n.

    Het aangaan van andere overeenkomsten noodzakelijk ter uitvoering van het in artikel 3 genoemde belang.

Hoofdstuk 4: Vergoedingen

Artikel 13: Vergoedingen

Reis- en verblijfskosten gemaakt als bestuurslid van de dienst worden door de deelnemende gemeente die het lid vertegenwoordigt vergoed op basis van de in de betreffende gemeente geldende reis- en verblijfskostenregeling.

Hoofdstuk 5: Personele organisatie

Artikel 14: Ambtelijk apparaat en directeur

De dienst heeft personeel met aan het hoofd de directeur.

Artikel 15: Directeur/secretaris

  • 1.

    Het bestuur van de dienst wordt bijgestaan door een directeur. Hij heeft in de vergaderingen van het bestuur een adviserende stem.

  • 2.

    De directeur is belast met de dagelijkse leiding van de dienst.

  • 3.

    Het bestuur beslist over het aangaan, wijzigen en beëindigen van de arbeidsovereenkomst met de directeur.

  • 4.

    Het bestuur is belast met het nemen van beslissingen ter uitvoering van de arbeidsovereenkomst met de directeur.

  • 5.

    De directeur vervult zijn functie met inachtneming van een door het bestuur vast te stellen instructie/ statuut, waarin zijn taken en bevoegdheden zijn geregeld.

  • 6.

    De directeur is tevens secretaris van het bestuur.

  • 7.

    De secretaris vervult zijn functie met inachtneming van een door het bestuur vast te stellen instructie, waarin zijn taken en bevoegdheden zijn geregeld.

  • 8.

    De secretaris staat het bestuur bij in de uitvoering van de opgedragen taak.

  • 9.

    De directeur is belast met de uitvoering van de besluiten van het bestuur.

  • 10.

    De secretaris draagt zorg voor de verslaglegging van de vergaderingen van het bestuur.

  • 11.

    De secretaris ondertekent met de voorzitter alle stukken die van het bestuur uitgaan.

  • 12.

    Bij afwezigheid of ontstentenis van de secretaris wordt hij vervangen door de plaatsvervangend secretaris. Het bestuur regelt de vervanging van de secretaris.

  • 13.

    De directeur is ondergeschikt aan het bestuur en uit dien hoofde verantwoording verschuldigd ten aanzien van de uitoefening van zijn functie.

Artikel 16: Overig personeel

  • 1.

    Het bestuur kan personeel aanstellen, schorsen en ontslaan. Het bestuur draagt zorg voor een lidmaatschap van de werkgeversvereniging voor gemeenschappelijke regelingen en volgt voor het personeel de cao-afspraken die voor deze vereniging worden gemaakt.

  • 2.

    Het bestuur stelt, na overeenstemming van het georganiseerd overleg, een rechtspositie- en arbeidsvoorwaardenregeling vast die op het personeel van de dienst van toepassing is.

  • 3.

    Het bestuur kan de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden opdragen aan de directeur van de dienst voor arbeidsovereenkomsten met ambtenaren beneden het functieniveau 12.

Hoofdstuk 6: Financiële bepalingen

Artikel 17: Voorschriften financieel beheer

  • 1.

    Het bestuur stelt regels vast ter zake van het financieel beleid, het financiële beheer en de inrichting van de financiële organisatie overeenkomstig het bepaalde in artikel 212 Gemeentewet.

  • 2.

    Het bestuur stelt regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie. Het bepaalde in artikel 213 Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 18: Begroting

  • 1.

    Het bestuur zendt voor 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders, een door het bestuur vastgestelde ontwerpbegroting en de voorlopige jaarrekening vergezeld van een behoorlijke toelichting, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    De raden van de deelnemende gemeenten kunnen bij het bestuur hun zienswijzen kenbaar maken, binnen acht weken na toezending van de ontwerpbegroting. Het bestuur reageert gemotiveerd op deze zienswijzen en voegt de commentaren, waarin deze zienswijzen zijn vervat, bij de ontwerpbegroting.

  • 3.

    Het bestuur stelt de begroting, zo nodig en mogelijk met verwerking van de zienswijzen van de deelnemende gemeenten, uiterlijk 10 juli vast.

  • 4.

    Het bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, maar in ieder geval voor 1 augustus van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, toe aan Gedeputeerde Staten.

  • 5.

    Het bepaalde in dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de besluiten tot wijziging van de begroting met dien verstande dat wijzigingen in de begroting ook kunnen worden vastgesteld gedurende het jaar waarvoor de begroting geldt en in dat geval het zenden aan Gedeputeerde Staten niet voor 1 augustus hoeft plaats te vinden.

Artikel 19: Jaarrekening

  • 1.

    Het bestuur zendt de voorlopige jaarrekening, vergezeld van een behoorlijke toelichting, voor 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting geldt, aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 2.

    Het bestuur stelt de jaarrekening vast in het jaar volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 3.

    Het bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, maar in ieder geval voor 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft, aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan gedeputeerde staten.

  • 4.

    Vaststelling van de jaarrekening strekt het bestuur en de directeur tot décharge behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

  • 5.

    In de jaarrekening wordt voor elk van de deelnemende gemeenten het bedrag opgenomen dat voor rekening van de desbetreffende gemeente komt onder verrekening van de eventuele vergoedingen voor diensten die de gemeente aan de dienst heeft geleverd.

Artikel 20: Bijdragen deelnemende gemeenten

  • 1.

    In de begroting wordt aangegeven welke bijdrage elke gemeente verschuldigd is voor de uitvoering van de taken van de dienst. Op de gemeentelijke bijdrage wordt de vergoeding voor eventuele diensten van een gemeente aan de dienst in mindering gebracht.

  • 2.

    De deelnemende gemeenten dragen er zorg voor dat de dienst te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen.

  • 3.

    De bedrijfsvoeringskosten die de dienst aan de gemeenten toerekent, worden door middel van een verdeelsleutel over de gemeenten verdeeld:

    • i.

      De bedrijfsvoeringskosten worden op basis van een verdeelsleutel toegerekend aan de gemeenten. 30% wordt verrekend onder de gemeenten naar rato van het aantal inwoners per gemeente en 70% naar rato van het aantal voorzieningen dan wel uitkeringsgerechtigden per gemeente.

    • ii.

      Voor het bepalen van het inwonertal, het aantal voorzieningen en het aantal uitkeringsgerechtigden geldt 1 januari van het betreffende boekjaar als peildatum.

    • iii.

      Alle extra bedrijfsvoeringskosten van de dienst, die worden veroorzaakt door vastgesteld gemeentelijk beleid, dat afwijkt van het door de beleidspool voorgestelde beleid in Noordwest Friesland, worden door de dienst aan de betreffende gemeente doorberekend.

  • 4.

    Na afloop van elk kalenderjaar vindt tussen de dienst en de deelnemende gemeenten een definitieve afrekening plaats van:

    • a.

      Middelen inzake de uitvoering van de Wetten zoals genoemd in artikel 1a (de “programmalasten”)

    • b.

      De gerealiseerde bedrijfsvoeringskosten.

  • 5.

    Eventuele specifieke middelen uit fondsen en doeluitkeringen die door het Rijk aan de gemeenten worden verstrekt, bedoeld voor de uitvoering van taken waarmee de dienst is belast, worden door de dienst beheerd.

  • 6.

    Kennelijke onbillijkheden die uit de toepassing van dit artikel voortvloeien, worden ter beslissing voorgelegd aan het bestuur.

  • 7.

    Over wijzigingen met betrekking tot de wijze waarop verrekening met de gemeenten plaatsvindt, beslist het bestuur.

Artikel 21: Samenstelling geldmiddelen

  • 1.

    De geldmiddelen van de dienst bestaan uit:

    • a.

      middelen ten behoeve van de uitvoering van de wetten zoals genoemd in artikel 1a;

    • b.

      middelen ten behoeve van de bedrijfsvoeringskosten zoals genoemd in artikel 20.

  • 2.

    De middelen ten behoeve van de uitvoering van de wetten worden per deelnemende gemeente beschikbaar gesteld op basis van de daadwerkelijke uitgaven. Deze middelen zullen jaarlijks voor het begrotingsjaar worden geraamd en per maandelijks voorschot ter beschikking worden gesteld.

  • 3.

    De middelen benodigd ter dekking van de bedrijfsvoeringskosten worden jaarlijks voor het begrotingsjaar begroot en worden op basis van de begroting maandelijks door de deelnemende gemeenten bevoorschot.

Hoofdstuk 7: Wijziging, toetreding, uittreding en opheffing

Artikel 22: Toetreding

  • 1.

    Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente die wenst toe te treden, richt het verzoek aan het bestuur van de dienst.

  • 2.

    Het bestuur stuurt het verzoek als bedoeld in lid 1 zo spoedig mogelijk maar uiterlijk binnen twee maanden na binnenkomst ervan door aan de colleges van de deelnemende gemeenten. Het bestuur brengt een advies uit aan de colleges over de toetreding en de eventueel daaraan te verbinden voorwaarden.

  • 3.

    De toetreding vindt plaats indien alle colleges van de deelnemende gemeenten daarmee kunnen instemmen. De betreffende colleges kunnen pas instemmen met toestemming van de betreffende raden.

Artikel 23: Uittreding

  • 1.

    Het college van een van de deelnemende gemeenten kan tot uittreding besluiten.

  • 2.

    Van het besluit als bedoeld in lid 1 geeft het college uiterlijk drie kalendermaanden voor het einde van het kalenderjaar kennis aan het Bestuur.

  • 3.

    De uittreding vindt niet eerder plaats dan op 31 december van het jaar volgend op het jaar waarin het bestuur van het besluit als bedoeld in lid 1 in kennis is gesteld.

  • 4.

    De financiële schade die door uittreding aan de dienst is toegebracht, inclusief de hierdoor ontstane kosten voor boventalligheid en ontslagvergoedingen, wordt aan de uittredende gemeente in rekening gebracht.

  • 5.

    Voor de vaststelling van de financiële schade als bedoeld in lid 4 wordt door de dienst en de uittredende gemeente gezamenlijk een advies gevraagd aan een onafhankelijke deskundige. Het advies van de deskundige is voor partijen bindend.

Artikel 24: Wijziging

  • 1.

    Wijziging van de regeling kan worden voorgesteld door een college.

  • 2.

    Een wijziging van de regeling behoeft instemming van alle colleges en de goedkeuring van de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3.

    De wijziging treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de gewijzigde regeling conform artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen bekend is gemaakt, tenzij het wijzigingsbesluit anders bepaalt.

Artikel 25: Opheffing en liquidatie

  • 1.

    De regeling kan worden opgeheven indien alle colleges van de deelnemende gemeenten daartoe besluiten.

  • 2.

    Het liquidatieplan wordt door het bestuur, gehoord de deelnemende gemeenten, vastgesteld.

  • 3.

    Het liquidatieplan voorziet in de verplichtingen van de gemeenten tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing.

  • 4.

    Het liquidatieplan voorziet in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

  • 5.

    Het bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 6.

    Het bestuur blijft ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

Artikel 26: Geschillen

Geschillen omtrent de toepassing, in de ruimste zin, van de regeling tussen de deelnemende colleges onderling of tussen deelnemende colleges en het bestuur worden overeenkomstig artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen behandeld.

Hoofdstuk 8: Overige en slotbepalingen

Artikel 27: Archief

  • 1.

    De directeur draagt namens het bestuur zorg voor de archiefbescheiden (DIV) van de dienst overeenkomstig de door het bestuur vast te stellen regeling met inachtneming van de geldende Archiefwet.

  • 2.

    Bij opheffing van de regeling worden alle bescheiden die niet voor vernietiging in aanmerking komen, overgedragen aan de deelnemende gemeenten.

Artikel 28: Duur en inwerkingtreding

  • 1.

    De gewijzigde regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd en treedt in werking op 1 januari 2021.

  • 2.

    Het college van gemeente Waadhoeke zendt de gewijzigde regeling aan Gedeputeerde Staten en maakt de regeling op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend.

Artikel 29: Slotbepaling

In alle gevallen waarin de regeling niet voorziet, treden de deelnemende colleges met elkaar in overleg.

Artikel 30: Citeertitel

Deze regeling kan aangehaald worden als de gewijzigde gemeenschappelijke regeling van de Dienst Noardwest Fryslân

 

Naar boven