Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 15 december 2020, nr. IENW/BSK-2020/240562, tot wijziging van de Regeling voertuigen en enkele andere regelingen in verband met de aanpassing van diverse permanente eisen, gebruikseisen en technische eisen (periodiek onderhoud Regeling voertuigen 2020)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 21, eerste lid, 22, eerste, vierde en vijfde lid, 22a, eerste lid, 71, 71a, 76, derde lid, 100, derde lid, 101, eerste lid, en 102, derde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling voertuigen wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.1 wordt als volgt gewijzigd:

In de begripsbepaling van ‘kermis- en circusvoertuig’, wordt ‘dat feitelijk wordt gebruikt voor het kermis-of circusbedrijf;’ vervangen door ‘dat uitsluitend wordt gebruikt voor de feitelijke exploitatie van een kermis- of circusbedrijf;’.

B

In de artikelen 5.2.1, eerste lid, 5.2.7, eerste lid, 5.2.12, eerste lid, 5.2.13, eerste lid, 5.2.19, eerste lid, 5.2.24, eerste lid, 5.2.78, eerste lid, 5.3.1, eerste lid, 5.3.4, eerste lid, 5.3.7, eerste lid, 5.3.13, eerste lid, 5.3.19, eerste lid, 5.3.24, eerste lid, 5.3.37, vierde lid, 5.3a.4, eerste lid, 5.3a.7, eerste lid, 5.3a.13, eerste lid, 5.3a19, eerste lid, 5.3a24, eerste lid, 5.3a.57, vierde lid, 5.4.12, eerste lid, 5.4.13, eerste lid, 5.4.18, eerste lid, 5.4.24, eerste lid, 5.4.46, eerste lid, 5.4.51, eerste lid, 5.4.58, eerste lid, 5.4.64, eerste lid, 5.5.1, eerste lid, 5.5.6, eerste lid, 5.5.12, eerste lid, 5.5.13, eerste lid, 5.5.18, eerste lid, 5.5.19, eerste lid, 5.5.24, eerste lid, 5.6.3, tweede lid, 5.6.4, eerste lid, 5.6.12, eerste lid, 5.6.13, eerste lid, 5.6.18, eerste lid, 5.6.19, eerste lid, 5.6.24, eerste lid, 5.6.27, zesde lid, 5.6.42, eerste en vierde lid, 5.6.46, eerste lid, 5.6.47, eerste lid, 5.6.64, eerste lid, 5.6.86, eerste lid, 5.6.92, eerste lid, 5.6.96, eerste lid, 5.7.4, eerste lid, 5.7.12, eerste lid, 5.7.13, eerste lid, 5.7.24, zesde lid, 5.7.29, zesde en tiende lid, 5.7.31, vijfde lid, 5.9.6, eerste lid, 5.9.12, eerste lid, 5.9.38, eerste lid, 5.10.13, eerste lid, 5.10.18, eerste lid, 5.10.24, eerste lid, 5.10.27, vierde lid, 5.10.64, eerste lid, 5.10.71, eerste lid, 5.11.18, eerste lid, 5.11.24, eerste lid, 5.11.28, eerste lid, 5.11.31, tweede lid, 5.11.64, eerste lid, 5.12.1, eerste lid, 5.12.4, eerste lid, 5.12.19, eerste lid, 5.12.24, eerste lid, 5.12.40, derde lid, 5.12.48, eerste lid en 5.12.69, eerste lid, 5.13.4, eerste lid, 5.13.5, eerste lid, 5.13.24, eerste lid, 5.13.48, eerste en vierde lid, 5.15.4, eerste lid, 5.15.5, eerste lid, 5.15.6, eerste lid, 5.15.24, eerste lid, 5.15.51, eerste lid, 5.15.59, eerste lid, 5.15.66, eerste lid, 5.16.57, eerste lid, 5.16.59, eerste lid, 5.17.4, eerste lid, 5.17.24, eerste lid, 5.17.57, eerste lid, 5.17.59a, eerste lid, 5.17.64, eerste lid, wordt in de tweede kolom ‘Wijze van keuren’ ‘Lid’ vervangen door ‘Leden’.

C

In artikel 5.1.6 wordt ‘met een referentiemassa van niet meer dan 1.305 kg’ telkens vervangen door ‘met een massa in rijklare toestand van niet meer dan 1.280 kg’.

D

1. De titel van § 3 van de afdelingen 2, 3, 3a, 4, 5, 6, 7, 7a, 8, 10 en 11 van hoofdstuk 5 komt steeds te luiden: § 3. Motor, brandstofsystemen en milieu

2. De titel van § 3 van de afdelingen 12, 13 en 14 van hoofdstuk 5 komt steeds te luiden: § 3. Brandstofsystemen en milieu

E

In de artikelen 5.2.9, 5.3.9, 5.3a.9, 5.4.9, 5.5.9, 5.6.9, 5.7.9, 5.10.9, 5.12.9, 5.13.9 en 5.14.9, tweede lid, wordt in de tweede kolom ‘Wijze van keuren’ ‘met behulp van een middel dat lekkage zichtbaar maakt’ vervangen door ‘met behulp van apparatuur dat lekkage vaststelt’.

F

De artikelen 5.2.10a, zesde lid, 5.3.10a, zesde lid, 5.3a.10a, zesde lid worden als volgt gewijzigd:

1. In de eerste kolom ‘Eisen’, wordt ‘een verwarmingsinstallatie’ vervangen door ‘koel-of verwarmingsinstallaties’.

2. In de eerste kolom ‘Eisen’, wordt, na ‘bagageruimte’ ‘of een koelinstallatie ten behoeve van het koelen van de laadruimte’ toegevoegd.

G

De artikelen 5.2.11, 5.3.11 en 5.3a.11 worden als volgt gewijzigd:

1. Het elfde lid van artikel 5.2.11 komt te luiden:

  • 11. Als bij personenauto’s met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg die in gebruik zijn genomen na 31 december 2005, met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking welke uitsluitend wordt gevoed door benzine, dan wel met een verbrandingsmotor met compressie-ontsteking, de EOBD-procedure succesvol wordt doorlopen en geen emissiegerelateerde fouten worden geconstateerd, geldt dit als alternatief voor de eisen als bedoeld in het vijfde, zesde en zevende lid. Hierbij is het bepaalde in de artikelen 45a tot en met 45c van bijlage VIII van toepassing.

2. Het elfde lid van artikel 5.3.11 komt te luiden:

  • 11. Als bij bedrijfsauto’s met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg die in gebruik zijn genomen na 31 december 2005, met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking welke uitsluitend wordt gevoed door benzine, dan wel met een verbrandingsmotor met compressie-ontsteking, de EOBD-procedure succesvol wordt doorlopen en geen emissiegerelateerde fouten worden geconstateerd, geldt dit als alternatief voor de eisen als bedoeld in het vijfde, zesde en zevende lid. Hierbij is het bepaalde in de artikelen 45a tot en met 45c van bijlage VIII van toepassing.

3. Het elfde lid van artikel 5.3a.11 komt te luiden:

  • 11. Als bij bussen met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg die in gebruik zijn genomen na 31 december 2005, met een verbrandingsmotor met elektrische ontsteking welke uitsluitend wordt gevoed door benzine, dan wel met een verbrandingsmotor met compressie-ontsteking, de EOBD-procedure succesvol wordt doorlopen en geen emissiegerelateerde fouten worden geconstateerd, geldt dit als alternatief voor de eisen als bedoeld in het vijfde, zesde en zevende lid. Hierbij is het bepaalde in de artikelen 45a tot en met 45c van bijlage VIII van toepassing.

H

Artikel 5.2.31 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2.

    De rembekrachtiger en de remkrachtregelaar moeten goed functioneren.

    – Voor de controle van de vacuüm-rembekrachtiger wordt bij uitgeschakelde motor allereerst de vacuümvoorraad opgebruikt door het rempedaal meerdere malen in te trappen. Vervolgens wordt met ingetrapt rempedaal de motor gestart waarna door de opbouw van het vacuüm het pedaal verder moet wegzakken.

     

    – Visuele controle van de remkrachtregelaar, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5.

    Remslangen mogen:

    a. niet in ernstige mate zijn misvormd. Indien een remslang is misvormd, is het bepaalde in bijlage VIII, artikelen 55 en 56, van toepassing;

    b. niet langs andere voertuigdelen schuren, en

    c. geen zodanige beschadigingen vertonen dat het wapeningsmateriaal zichtbaar is. De slangen die aan de buitenzijde van een metalen wapening zijn voorzien, mogen geen beschadiging vertonen.

    – Onderdeel a: visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

    – Onderdeel b: visuele controle, waarbij de bestuurde wielen naar de uiterste linker- en rechterstuurstand worden gebracht.

    – Onderdeel c: visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

3. Het zevende lid komt te luiden:

  • 7.

    De remtrommel of remschijf mag tijdens het remmen niet worden geraakt door delen die zijn bestemd als drager of bevestigingsmiddel van de remvoering.

    Visuele controle, terwijl de personenauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien de remvoering niet zonder demontage zichtbaar te maken is, wordt het wiel rondgedraaid. Hierbij mogen geen schurende geluiden van metaal op metaal hoorbaar zijn.

I

Aan artikel 5.2.45 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7.

    In afwijking van het eerste, derde en vierde lid mogen verplichte spiegels zijn vervangen door goedwerkende camera-monitorsystemen. Indien spiegels vervangen zijn door camera-monitorsystemen, dan moeten deze systemen deugdelijk bevestigd zijn.

    Visuele controle

J

Aan artikel 5.3.45 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 16.

    In afwijking van het eerste, tweede, derde, vijfde, zevende en elfde lid mogen verplichte spiegels zijn vervangen door goedwerkende camera-monitorsystemen. Indien spiegels vervangen zijn door camera-monitorsystemen, dan moeten deze systemen deugdelijk bevestigd zijn.

    Visuele controle

K

Aan artikel 5.3a.45 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid mogen verplichte spiegels zijn vervangen door goedwerkende camera-monitorsystemen. Indien spiegels vervangen zijn door camera-monitorsystemen, dan moeten deze systemen deugdelijk bevestigd zijn.

    Visuele controle

L

Aan artikel 5.4.45 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5.

    In afwijking van het eerste, derde en vierde lid mogen verplichte spiegels bij motorfietsen met een gedeeltelijk gesloten carrosserie zijn vervangen door goedwerkende camera-monitorsystemen. Indien spiegels vervangen zijn door camera-monitorsystemen, dan moeten deze systemen deugdelijk bevestigd zijn.

    Visuele controle

M

Aan artikel 5.5.45 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 7.

    In afwijking van het eerste, derde en vierde lid mogen verplichte spiegels bij driewielige motorrijtuigen met een gedeeltelijk gesloten carrosserie zijn vervangen door goedwerkende camera-monitorsystemen. Indien spiegels vervangen zijn door camera-monitorsystemen, dan moeten deze systemen deugdelijk bevestigd zijn.

    Visuele controle

N

Aan artikel 5.6.45 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5.

    In afwijking van het tweede lid mogen verplichte spiegels bij bromfietsen op meer dan twee wielen met een gesloten carrosserie, vervangen zijn door goedwerkende camera-monitorsystemen. Indien spiegels vervangen zijn door camera-monitorsystemen, dan moeten deze systemen deugdelijk bevestigd zijn.

    Visuele controle

O

Aan de artikelen 5.2.46 en 5.3.46 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4.

    Bij zitplaatsen waarvan de rugleuning toegang geeft tot een daarachter gelegen zitplaats moet de ontgrendeling van de rugleuning goed werken.

    Visuele controle

P

Aan artikel 5.3a.46 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 11.

    Bij zitplaatsen waarvan de rugleuning toegang geeft tot een daarachter gelegen zitplaats moet de ontgrendeling van de rugleuning goed werken.

    Visuele controle

Q

Artikel 5.2.49a, eerste kolom, ‘Eisen’ komt te luiden:

Personenauto’s in gebruik genomen na 30 juni 2018 mogen niet zijn voorzien van een klimaatregelingssysteem dat gefluoreerde broeikasgassen bevat met een aardopwarmingsvermogen van meer dan 150.

R

Artikel 5.3.31 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2.

    De rembekrachtiger en de hydraulische remkrachtregelaar moeten goed functioneren.

    – Voor de controle van de vacuüm-rembekrachtiger wordt bij uitgeschakelde motor allereerst de vacuümvoorraad opgebruikt door het rempedaal meerdere malen in te trappen. Vervolgens wordt met ingetrapt rempedaal de motor gestart waarna door de opbouw van het vacuüm het pedaal verder moet wegzakken.

     

    – Visuele controle van de remkrachtregelaar, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

2. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6.

    Remslangen mogen:

    a. niet in ernstige mate zijn misvormd. Indien een remslang is misvormd, is het bepaalde in bijlage VIII, artikelen 55 en 56, van toepassing;

    b. niet langs andere voertuigdelen schuren, en

    c. geen zodanige beschadigingen vertonen dat het wapeningsmateriaal zichtbaar is. De slangen die aan de buitenzijde van een metalen wapening zijn voorzien, mogen geen beschadiging vertonen.

    – Onderdeel a: visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

    – Onderdeel b: visuele controle, waarbij de bestuurde wielen naar de uiterste linker- en rechterstuurstand worden gebracht.

    – Onderdeel c: visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

3. Het negende lid komt te luiden:

  • 9.

    De remtrommel of remschijf mag tijdens het remmen niet worden geraakt door delen die zijn bestemd als drager of bevestigingsmiddel van de remvoering.

    Visuele controle, terwijl de bedrijfsauto zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien de remvoering niet zonder demontage zichtbaar te maken is, wordt het wiel rondgedraaid. Hierbij mogen geen schurende geluiden van metaal op metaal hoorbaar zijn.

S

Artikel 5.3.49a, eerste kolom, ‘Eisen’ komt te luiden:

Bedrijfsauto’s in gebruik genomen na 30 juni 2018 en met een massa in rijklare toestand van niet meer dan 1.280 kg mogen niet zijn voorzien van een klimaatregelingssysteem dat gefluoreerde broeikasgassen bevat met een aardopwarmingsvermogen van meer dan 150.

T

In de artikelen 5.2.61, tweede lid, 5.3.61, tweede lid, 5.3a.61, tweede lid, en 5.5.61, tweede lid, wordt in de eerste kolom ‘Eisen’ ‘de mistachterlichten en werklichten’ vervangen door ‘de mistachterlichten, werklichten, hoeklichten en bochtlichten.’.

U

Artikel 5.3.47 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel b, eerste kolom ‘Eisen’ komt te luiden:

  • b. de overige naar voren gerichte zitplaatsen.

2. Onder vernummering van het tweede tot en met zesde lid tot derde tot en met zevende lid, wordt na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd luidende:

  • 2. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, geldt niet indien het voertuig in gebruik is genomen vóór 1 januari 2017 en op een afstand van maximaal 1,30 m voor de rugleuning van deze zitplaats zich een veiligheidsscherm of rugleuning van een ervoor gelegen zitplaats bevindt.

3. In het tweede lid (nieuw) komt de kolom ‘Wijze van keuren’ te luiden: Visuele controle, in geval van twijfel wordt gemeten.

V

In artikel 5.3.51, eerste lid, eerste kolom ‘Eisen’, onderdeel p, wordt ‘laadbak’ vervangen door ‘laadruimte’.

W

Artikel 5.3.53 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het vijfde tot en met achtste lid tot zesde tot en met negende lid, wordt na het vierde lid een nieuw lid ingevoegd, luidende:

  • 5. Het derde remlicht mag niet anders dan rood stralen.

2. In het eerste lid, tweede kolom, ‘Wijze van keuren’, wordt ‘Leden 1 tot en met 7’ vervangen door ‘Leden 1 tot en met 8’.

X

Artikel 5.3a.31 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2.

    De rembekrachtiger en de hydraulische remkrachtregelaar moeten goed functioneren.

    – Voor de controle van de vacuüm-rembekrachtiger wordt bij uitgeschakelde motor allereerst de vacuümvoorraad opgebruikt door het rempedaal meerdere malen in te trappen. Vervolgens wordt met ingetrapt rempedaal de motor gestart waarna door de opbouw van het vacuüm het pedaal verder moet wegzakken.

     

    – Visuele controle van de remkrachtregelaar, terwijl de bus zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

2. Het zesde lid komt te luiden:

  • 6.

    Remslangen mogen:

    a. niet in ernstige mate zijn misvormd. Indien een remslang is misvormd, is het bepaalde in bijlage VIII, artikelen 55 en 56, van toepassing;

    b. niet langs andere voertuigdelen schuren, en

    c. geen zodanige beschadigingen vertonen dat het wapeningsmateriaal zichtbaar is. De slangen die aan de buitenzijde van een metalen wapening zijn voorzien, mogen geen beschadiging vertonen.

    – Onderdeel a: visuele controle, terwijl de bus zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

    – Onderdeel b: visuele controle, waarbij de bestuurde wielen naar de uiterste linker- en rechterstuurstand worden gebracht.

    – Onderdeel c: visuele controle, terwijl de bus zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt.

3. Het negende lid komt te luiden:

  • 9.

    De remtrommel of remschijf mag tijdens het remmen niet worden geraakt door delen die zijn bestemd als drager of bevestigingsmiddel van de remvoering.

    Visuele controle, terwijl de bus zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien de remvoering niet zonder demontage zichtbaar te maken is, wordt het wiel rondgedraaid. Hierbij mogen geen schurende geluiden van metaal op metaal hoorbaar zijn.

Y

In artikel 5.4.38, tweede kolom, ‘Wijze van keuren’, wordt ‘afdeling 2’ vervangen door ‘afdeling 3’.

Z

In artikel 5.4.59, eerste lid, wordt in de eerste kolom, ‘Eisen’ na ‘mistvoorlicht’ ‘, het dimlicht, het groot licht’ ingevoegd.

AA

Artikel 5.5.31 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2.

    De rembekrachtiger en de hydraulische remkrachtregelaar moeten goed functioneren.

    – Voor de controle van de vacuüm-rembekrachtiger wordt bij uitgeschakelde motor allereerst de vacuümvoorraad opgebruikt door het rempedaal meerdere malen in te trappen. Vervolgens wordt met ingetrapt rempedaal de motor gestart waarna door de opbouw van het vacuüm het pedaal verder moet wegzakken.

     

    – Visuele controle van de remkrachtregelaar.

2. Het achtste lid komt te luiden:

  • 8.

    De remtrommel of remschijf mag tijdens het remmen niet worden geraakt door delen die zijn bestemd als drager of bevestigingsmiddel van de remvoering.

    Visuele controle. Indien de remvoering niet zonder demontage zichtbaar te maken is, wordt het wiel rondgedraaid. Hierbij mogen geen schurende geluiden van metaal op metaal hoorbaar zijn.

AB

In artikel 5.5.57, eerste lid, eerste kolom ‘Eisen’, onderdeel n, wordt ‘artikel 5.5.51, eerste lid, onder g;’ vervangen door ‘artikel 5.5.51, eerste lid, onder f’.

AC

In artikel 5.6.38, eerste, tweede, en derde lid, wordt in de eerste kolom ‘Eisen’ ‘afdeling 2’ vervangen door ‘afdeling 4’.

AD

In de artikelen 5.6.59, 5.7.59, eerste lid, wordt in de eerste kolom, ‘Eisen’, na ‘Het grote licht,’ ‘het dimlicht,’ ingevoegd.

AE

Artikel 5.12.31 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2.

    Remslangen mogen:

    a. niet in ernstige mate zijn misvormd. Indien een remslang is misvormd, is het bepaalde in bijlage VIII, artikelen 55 en 56, van toepassing;

    b. niet langs andere voertuigdelen schuren, en

    c. geen zodanige beschadigingen vertonen dat het wapeningsmateriaal zichtbaar is. De slangen die aan de buitenzijde van een metalen wapening zijn voorzien, mogen geen beschadiging vertonen.

    – Onderdelen a tot en met c: visuele controle.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5.

    De remtrommel of remschijf mag tijdens het remmen niet worden geraakt door delen die zijn bestemd als drager of bevestigingsmiddel van de remvoering.

    Visuele controle, terwijl de aanhangwagen zich boven een inspectieput of op een hefinrichting bevindt. Indien de remvoering niet zonder demontage zichtbaar te maken is, wordt het wiel rondgedraaid. Hierbij mogen geen schurende geluiden van metaal op metaal hoorbaar zijn.

3. In het elfde lid, tweede kolom ‘Wijze van keuren’, wordt ‘Leden 10 en 11’ vervangen door ‘Leden 11 en 12’.

AF

Na artikel 5.12.31a, wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5.12.32 remvloeistofreservoir

Eisen Wijze van keuren

1. In de reservoirs van het hydraulisch remsysteem moet voldoende remvloeistof aanwezig zijn.

Visuele controle, waarbij het remvloeistofniveau zich niet onder de minimumaanduiding mag bevinden.

2. De vulopening van de reservoirs, bedoeld in het eerste lid, moet zijn afgesloten met een passende dop.

Visuele controle

AG

Artikel 5.18.1, vijfde lid, komt te luiden:

  • 5. Het eerste en achtste lid is niet van toepassing op land-of bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid indien de aanhangwagens zijn voorzien van een goed werkende reminrichting.

AH

Artikel 5.18.5 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘de spiegels en gezichtsveldverbeterende voorzieningen van bedrijfsauto’s’ vervangen door ‘de spiegels, gezichtsveldverbeterende voorzieningen of camera-monitorsystemen van bedrijfsauto’s’.

2. In het tweede lid wordt na ‘voorgeschreven spiegels’ ‘of camera-monitorsystemen’ en na ‘rechterbuitenspiegel’ ‘of camera-monitorsystemen’ ingevoegd.

AI

Aan artikel 5.18.12, eerste lid, onderdeel c, wordt onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel c door een punt, een zin toegevoegd, luidende:

‘Een stootbalk die is uitgeschoven vanwege uitstekende lading wordt niet meegerekend voor de afmetingen opgenomen in de artikelen 5.3.6, eerste lid onderdeel a, 5.12.6, eerste lid, en 5.18.11, eerste en tweede lid;’.

AJ

Aan artikel 5.18.21 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Indien gebruikt gemaakt wordt van het gele zwaai-, flits, of knipperlicht ingevolge artikel 5.7.57a of 5.8.57a moet het licht zodanig gemonteerd zijn dat het signaal kan worden waargenomen rondom het voertuig vanaf een afstand van 20 m vanaf het voertuig, gemeten op 1,5 m boven het wegdek.

AK

Artikel 8.4.78 vervalt.

AL

De ondertitel van Bijlage VIII, behorende bij hoofdstuk 5, komt te luiden:

Nadere invulling van de permanente eisen en gebruikseisen.

AM

Bijlage VIII, artikel 42, wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid vervalt de laatste volzin.

2. Onder vernummering van het vierde tot en met zesde lid tot vijfde tot en met zevende lid, wordt na het derde lid een nieuw lid ingevoegd, luidende:

  • 4. Indien het voertuig is voorzien van een LPG-installatie, moet de meting bij verhoogd toerental worden uitgevoerd, indien:

    • a. het een personenauto betreft die in gebruik is genomen na 31 december 1997;

    • b. het een bedrijfsauto of een bus betreft met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg die in gebruik is genomen na 31 december 1997.

3. In het zesde lid (nieuw) wordt ‘Het eerste tot en met vierde lid’ vervangen door ‘Het eerste tot en met vijfde lid’.

4. Het zevende lid (nieuw) komt te luiden: ‘Het eerste tot en met zesde lid zijn niet van toepassing op seriehybride elektrische voertuigen.’.

AN

In Bijlage VIII, artikel 43, vervalt het tweede lid onder vernummering van het derde tot en met negende lid tot tweede tot en met achtste lid.

AO

In Bijlage VIII, artikel 45a wordt na ‘voor zover’ ‘het voertuig is voorzien van een emissiegerelateerd diagnostisch boordsysteem, dit systeem is voorzien van een goed functionerende waarschuwingsinrichting en’ ingevoegd.

AP

Bijlage VIII, artikel 45c komt te luiden:

Artikel 45c

Indien wordt voldaan aan artikel 45b en het uitleesapparaat geen foutcodes beginnend met de letter P weergeeft in modus 03 en de readiness-test is afgerond, is de EOBD-procedure succesvol doorlopen.

AQ

Bijlage VIII, artikel 45d vervalt.

AR

In Bijlage VIII, artikel 48, tweede lid, wordt ‘het zogenaamde Mc Pherson-wielophangingsysteem.’ vervangen door ‘het zogenaamde MacPherson-wielophangingssysteem.’

AS

Artikel 55 van Bijlage VIII komt te luiden:

Artikel 55. Remslang

Remslangen mogen:

  • a. geen scherpe knikken of sterke tordering vertonen, en

  • b. in hydraulische remsystemen geen vervormingen vertonen.

AT

In Artikel 56 van Bijlage VIII vervallen het tweede lid, en de aanduiding ‘1.’ voor het eerste lid.

AU

In Bijlage VIII, artikel 105, derde lid, vervalt onder vervanging van de komma door een punt na ‘demontabele afscherming’ ‘waarvoor een opbergruimte op het voertuig aanwezig is.’

AV

Bijlage VIII, Titel 9 komt te luiden:

Titel 9. Lichten en retroreflecterende voorzieningen.

AW

Bijlage VIII, artikel 113, wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. De daling van de lichtbundel van het dimlicht, waarvan de onderste rand van het glas minder of gelijk aan 80 cm boven het wegdek ligt, moet overeenkomen (zie figuur 31a) met:

    • 1°. Minimaal 0,5 cm/m of 0,5% op 10 m zijn, en

    • 2°. Maximaal 2,5 cm/m of 2,5% op 10 m zijn.

figuur 31a onderste rand van het glas minder of gelijk aan 80 cm boven het wegdek

figuur 31a onderste rand van het glas minder of gelijk aan 80 cm boven het wegdek

2. Het eerste lid, onderdeel d, komt te luiden:

  • d. De daling van de lichtbundel van het dimlicht, waarvan de onderste rand van het glas meer dan 80 cm boven het wegdek ligt, moet overeenkomen (zie figuur 31b) met:

    • 1°. Minimaal 1 cm/m of 1% op 10 m zijn, en

    • 2°. Maximaal 3,5 cm/m of 3,5% op 10 m zijn.

figuur 31b onderste rand van het glas meer dan 80 cm boven het wegdek

figuur 31b onderste rand van het glas meer dan 80 cm boven het wegdek

3. Aan het eerste lid wordt een onderdeel e toegevoegd, luidende:

  • e. de lichtbundel moet zich grotendeels concentreren in het midden van het projectievlak. Bij asymmetrische lichtbundels moet de stijgende lijn aan de rechterzijde van de bundel zich rechts van de verticale hartlijn van het projectievlak bevinden.

4. In het tweede lid, onderdeel a, wordt ‘5 en 60 mm/m’ vervangen door ‘0,5 en 6 cm/m of 0,5% en 6% op 10 m’.

5. In het tweede lid, onderdeel b, wordt ‘zie figuur 31a’ vervangen door ‘zie figuur 31c’.

AX

In Bijlage VIII wordt na de aanduiding Titel 2. Carrosserie een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 0. Definities

AY

In Bijlage VIII wordt na artikel 133 in paragraaf 0 een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 133a

Voor de toepassing van deze titel wordt onder spiegel tevens verstaan deugdelijk bevestigde camera-monitorsystemen.

AZ

In artikel 5.2.51 wordt ‘onderdeel h’ vervangen door ‘onderdeel p’.

BA

Aan het eerste lid van artikel 8.1.9 wordt een nieuw onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. In afwijking van onderdeel b, blijft voor meetmiddelen, genoemd in artikel 8.1.3, eerste lid, onder d, e, f, g en h, waarvoor voor 20 mei 2018 een typegoedkeuringscertificaat als bedoeld in artikel 8.1.4, onderdeel b, is verstrekt, de geldigheidsduur van 12 maanden gelden.

ARTIKEL II

Artikel 9 van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. De hefinrichting moet deugdelijk zijn en in een goede staat van onderhoud verkeren.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

  • 5. In geval van een aanvraag van een erkenning voor de keuring van motorrijtuigen is ten behoeve van de controle van de afstelling van dimlichten en mistvoorlichten een aangewezen plaats aanwezig, waarbij het volgende van toepassing is:

    • a. de locatie waar de afstelling van de lichten gecontroleerd wordt, moet duidelijk gemarkeerd zijn in de keuringsruimte. Deze locatie moe t voldoen aan de volgende voorschriften:

      • 1°. een horizontale vlakke vloer van voldoende afmetingen waarop gelijktijdig zowel het te keuren voertuig als het koplamptestapparaat kan worden geplaatst; of

      • 2°. een horizontaal geplaatste hefinrichting waarop gelijktijdig het koplamptestapparaat en het te keuren voertuig kan worden geplaatst; of

      • 3°. een horizontaal geplaatste hefinrichting waarop het te keuren voertuig kan worden geplaatst met voor de hefinrichting een horizontale vlakke vloer of rails. De vloer of de rails moeten zich in hetzelfde horizontale vlak als de hefinrichting bevinden. De rails moeten zich haaks op de rijplaten van de hefinrichting bevinden.

    • b. Indien het koplamptestapparaat ontworpen is voor uitsluitend gebruik op rails moeten deze rails aanwezig zijn en zich in hetzelfde horizontale vlak als de vloer of hefinrichting bevinden.

ARTIKEL III

Artikel 7 van de Regeling aanpassing voertuigen wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

3. De hefinrichting moet deugdelijk zijn en in een goede staat van onderhoud verkeren.

2. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. In geval van een aanvraag van een erkenning voor de keuring van motorrijtuigen is ten behoeve van de controle van de afstelling van dimlichten en mistvoorlichten een aangewezen plaats aanwezig, waarbij het volgende van toepassing is:

    • a. de locatie waar de afstelling van de lichten gecontroleerd wordt, moet duidelijk gemarkeerd zijn in de keuringsruimte. Deze locatie moet voldoen aan de volgende voorschriften:

      • 1°. een horizontale vlakke vloer van voldoende afmetingen waarop gelijktijdig zowel het te keuren voertuig als het koplamptestapparaat kan worden geplaatst; of

      • 2°. een horizontaal geplaatste hefinrichting waarop gelijktijdig het koplamptestapparaat en het te keuren voertuig kan worden geplaatst; of

      • 3°. een horizontaal geplaatste hefinrichting waarop het te keuren voertuig kan worden geplaatst met voor de hefinrichting een horizontale vlakke vloer of rails. De vloer of de rails moeten zich in hetzelfde horizontale vlak als de hefinrichting bevinden. De rails moeten zich haaks op de rijplaten van de hefinrichting bevinden.

    • b. Indien het koplamptestapparaat ontworpen is voor uitsluitend gebruik op rails moeten deze rails aanwezig zijn en zich in hetzelfde horizontale vlak als de vloer of hefinrichting bevinden.

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021, met uitzondering van Artikel I, onderdeel AW, Artikel II, en Artikel III, die in werking treden met ingang van 1 januari 2022. Indien de regeling na 1 januari 2021 gepubliceerd wordt, dan treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling bevat wijzigingen van uiteenlopende aard in de Regeling voertuigen, de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK en de Regeling aanpassing voertuigen. Deze wijziging vindt plaats in het kader van periodiek onderhoud aan de Regeling voertuigen dat normaliter iedere twee jaar plaatsvindt. De meeste wijzigingen hebben betrekking op de permanente voertuigeisen. Zo wordt bijvoorbeeld op diverse punten nauwer aangesloten bij internationale en Europese toelatingseisen, en worden situaties waarbij de permanente eisen strenger waren dan de toelatingseisen ongedaan gemaakt.

Daarnaast ziet deze wijzigingsregeling voornamelijk op het aanbrengen van verbeteringen en het herstellen van omissies en inconsistenties. In de artikelsgewijze toelichting wordt nader op de verschillende wijzigingen ingegaan.

Administratieve lasten

De wijzigingen in deze regeling zijn slechts minimaal, en leiden daarom in het algemeen niet tot een verhoging van de inhoudelijke nalevingskosten of administratieve lasten voor burgers en bedrijven.

Een uitzondering hierop vormen Artikel I, onderdeel AW, Artikel II en Artikel III, waarbij de Erkenninghouders APK en Gas gevraagd worden om hun keuringslocaties aan te passen. Deze wijziging leidt tot twee kostenposten. Ten eerste moet de meetlocatie gemarkeerd worden. De erkenninghouder kan dit zelf doen door middel van bijvoorbeeld verf. De inschatting is dat de verf € 5,– kost en dat er per locatie circa 15 minuten gemoeid is met het aanbrengen van de verf en dus € 6,25 aan administratieve lasten, uitgaande van een geschat standaarduurtarief van € 27,–. Op basis van het totaal aantal van 9500 erkenningshouders, komen de totale kosten daarmee uit op € 106.875,–.

Ten tweede moet de erkenninghouder de vloer aanpassen. De kosten hiervoor per erkenninghouder zijn lastig te kwantificeren omdat de hoogte van de kosten erg afhankelijk zijn van de desbetreffende bedrijfslocatie. Op basis van onderzoek van de RDW wordt verwacht dat 20% van de erkenninghouders niet voldoet aan de voorgestelde norm van 6 millimeter verschil over een lengte van 3 meter. Wanneer de erkenninghouder een andere controleplaats kan aanwijzen zullen er geen kosten zijn. Wanneer er echter aanpassingen van de vloer of hefinrichting nodig zijn, zullen er wel kosten optreden. Uitgaande dat er in de helft van deze gevallen gebruik wordt gemaakt van een hefinrichting, bedragen de kosten voor het waterpas afstellen van deze hefinrichting (tijdens de jaarlijkse keuring) tussen de € 50,– en € 100,–. De werkelijke kosten zijn afhankelijk van het type hefbrug. Wanneer 10% van de 9500 erkenningshouders deze controle moeten doen, bedragen de totale jaarlijkse kosten tussen de € 47.500,– en € 95.000,–.

De kosten voor het egaliseren van een vloer bedragen ongeveer € 70,– per m2. Uitgaande van een meetlocatie van 3 m bij 6 m, en dus een oppervlakte van 18 m2, bedragen de kosten naar schatting € 1260,– per locatie. Ervan uitgaande dat de andere 10% van de 9500 erkenninghouders deze aanpassing van de vloer moet doen, komen de totale kosten uit op € 1.197.000,–.

Gelet op deze kosten en de tijd die nodig is om deze aanpassingen te kunnen doen, is ervoor gekozen om de inwerkingtreding van die eis te bepalen op 1 januari 2022. Dit geeft aan de erkenninghouders APK en GAS een overgangstermijn van een jaar, waarin zij de benodigde aanpassingen aan hun werkplek kunnen doen.

Uitvoeringstoets RDW

Op grond van artikel 11 van de Regeling sturing van en toezicht op de Dienst Wegverkeer is de RDW gevraagd om een uitvoeringstoets te verrichten op deze regeling. De RDW geeft aan dat deze wijzigingsregeling in goede afstemming met de RDW tot stand is gekomen. De RDW concludeert dan ook dat de wijziging geen relevante juridische, organisatorische of financiële gevolgen heeft voor de RDW. De wijzigingen zijn dan ook uitvoerbaar. Wel signaleert de RDW nog een foutieve verwijzing in artikel 5.2.51 van de Regeling voertuigen. Daarnaast kwam in ambtelijk overleg nog een omissie in artikel 8.1.9 naar voren. Beide zaken zijn in deze regeling opgelost.

Internetconsultatie

Uit de internetconsultatie zijn zeven reacties gekomen. Deze reacties zien hoofzakelijk op de noodzakelijke aanpassing van de keuringlocaties ten behoeve van de koplampcontrole. Zo zijn de BOVAG en verschillende garagehouders van mening dat deze eis te streng is, en dat de administratieve lasten die daarbij horen te laag geraamd zijn. Daarnaast wordt in een reactie voorgesteld om de eis dat de scheidingslijn zich rechts van de hartlijn moet bevinden te schrappen. Verder wordt in een reactie voorgesteld om in plaats van de vloer aan te passen, te eisen dat het keuren plaatsvindt in onbelaste toestand. De overige reacties komen neer op nieuwe verzoeken tot aanpassing van de Regeling voertuigen.

Met betrekking tot de eis dat de vloer van de keuringslocatie bij de koplampcontrole horizontaal en vlak moet zijn is het zo dat in de meeste lidstaten voor de locatie waar de dim- en mistlichten moeten worden gecontroleerd, de ISO-norm gebruikt wordt. Deze ISO-norm is strenger dan de norm die nu gesteld wordt. De nieuwe eisen zijn afgestemd op de praktijk voor het controleren van de dim- en mistlichten tijdens de APK, waarborgen het veiligheidsniveau voor de lichten, en beperken de administratieve lasten voor de erkenninghouders. De kosten voor het aanpassen van de keuringlocatie zullen in de meeste gevallen minimaal zijn, omdat een hefbrug in de meeste gevallen eenvoudig horizontaal te stellen is. Daarnaast wordt met een permanente markering bedoeld dat de markering niet op eenvoudige manier te verwijderen is. De manier waarop hieraan voldaan wordt, is aan de erkenninghouders zelf. De suggestie om te eisen dat het keuren plaatsvindt in onbelaste toestand is niet overgenomen, omdat met de lading van het voertuig nu al rekening wordt gehouden tijdens de APK-keuring. Het verplichten van een onbelast voertuig tijdens de dimlichtcontrole zou betekenen dat alle lading uit een voertuig moet worden verwijderd. De richtlijn verplicht dit niet. De suggestie om de eis dat een eventueel schuine scheidingslijn zich rechts van de hartlijn moet bevinden, te schrappen, wordt ook niet overgenomen. Dit voorstel is overwogen, maar vanwege de technische aard van asymmetrische dimlichten en om de regel te harmoniseren met andere lidstaten, is hier niet voor gekozen. De nieuw ingediende verzoeken zijn niet opgenomen in deze wijzigingsregeling, aangezien hier bredere afstemming over moet plaatsvinden. In plaats daarvan zullen deze verzoeken worden meegewogen in de eerstvolgende onderhoudswijziging van de Regeling voertuigen.

ATR

De Regeling is voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR). De ATR heeft echter aangegeven deze regeling niet te selecteren voor een formeel advies, gelet op de analyse dat er geen omvangrijke regeldrukeffecten voor bedrijven aan de orde zijn als gevolg van het voorstel.

Notificeren

Op grond van Richtlijn 98/34/EG dienen lidstaten het ontwerp van technische voorschriften te notificeren bij de Europese Commissie. Voor wijzigingen aan bestaande voorschriften geldt dat deze wijzigingen alleen opnieuw hoeven te worden genotificeerd wanneer het gaat om significante wijzigingen. Deze wijziging van de Regeling voertuigen ziet slechts op periodiek onderhoud. Er is dan ook geen sprake van significante wijzigingen. Daarom is notificatie aan de Europese Commissie achterwege gebleven.

Inwerkingtreding

Deze wijziging treedt in werking op 1 januari 2021. Dit is in overeenstemming met de vaste verandermomenten. Indien deze wijziging na 1 januari 2021 gepubliceerd wordt, dan treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Voor Artikel I, onderdeel AW, Artikel II en Artikel III is de inwerkingtreding vastgesteld op 1 januari 2022. Deze artikelen hebben betrekking op de wijziging van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK, en de Regeling aanpassing voertuigen. Deze datum is gekozen om een overgangstermijn voor de RDW en voor de erkenninghouders APK en GAS te creëren. De RDW heeft dan de tijd om locaties te controleren en de erkenninghouders te begeleiden in eventuele aanpassingen van hun werkplek en keuringlocatie.

Artikelsgewijs deel

Artikel I

Onderdeel A

Voor kermis-en circusvoertuigen gelden andere eisen met betrekking tot de toegestane afmetingen van het voertuig. In de praktijk bleek de begripsomschrijving van kermis-en circusvoertuig niet duidelijk te zijn. Het komt namelijk voor dat met een normaal samenstel van voertuigen kermismateriaal wordt vervoerd. De bestuurder beroept zich dan op vervoer ten behoeve van een kermis, terwijl dit niet samenhangt met de feitelijke exploitatie van een kermis. De huidige omschrijving is dan ook te onduidelijk. Aangezien voor het vervoer van ondeelbaar materiaal andere wettelijk geregelde verruimingen bestaan, is het niet wenselijk dat hiervan gebruik gemaakt wordt voor de uitzondering voor kermis-en circusvoertuigen.

Onderdelen B, D, Q, S, W, Y, Z, AB, AC, AL, AM, AR, AV, AX, AZ, BA

Deze wijzigingen herstellen omissies en zien verder slechts op taalkundige verbeteringen.

Onderdeel C

Met de term referentiemassa wordt bedoeld, de massa van het voertuig in rijklare toestand, verminderd met een massa van 75 kg voor de bestuurder en vermeerderd met een massa van 100 kg. Deze term wordt gebruikt in artikel 5.1.6 en houdt verband met de emissies van broeikasgassen. De rekensom in deze definitie leidde tot verwarring, en daarom is ervoor gekozen om deze term te veranderen in massa in rijklare toestand om aan te sluiten bij het normale taalgebruik.

Onderdeel E

Richtlijn 2014/45/EU vereist voor de controle van brandstoftanks en -leidingen het gebruik van een apparaat voor het vaststellen van een lekkage. De eis van het hebben van apparatuur is al opgenomen in de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK. De wijze van keuren in de Regeling voertuigen is toentertijd echter niet overeenkomstig aangepast. Dit wordt met deze wijziging alsnog gedaan.

Onderdelen F, T, U, V, AD

Door middel van deze wijzigingen worden de eisen met betrekking tot verwarmingsinstallaties, cameramonitorsystemen, bochtlichten, zitplaatsen en laadbakken in overeenstemming gebracht met internationale verplichtingen, voortvloeiend uit diverse VN/ECE-reglementen.

Onderdeel G

Onder de huidige regeling moest er, ook wanneer de EOBD-procedure succesvol was doorlopen en er geen foutcodes waren aangetroffen, alsnog een uitlaatpijptest worden gedaan. Met deze wijziging wordt geregeld dat, wanneer de EOBD-procedure succesvol wordt doorlopen en er geen foutcodes worden aangetroffen, de uitlaatpijptest achterwege kan blijven. Wanneer de EOBD-procedure niet succesvol wordt doorlopen of wanneer er foutcodes worden aangetroffen, dan moet er wel een uitlaatpijptest uitgevoerd worden.

Onderdelen H, R, X, AA, AE, AS, AT

Deze wijzigingen worden gedaan naar aanleiding van het rapport ‘Ergonomisch Onderzoek werkzaamheden APK Steekproef Controleurs’ en het interne onderzoek van de RDW. Hierin wordt gesteld dat de wijze van keuren in strijd is met het Arbeidsomstandighedenbesluit. Onder de huidige regeling moesten de keuringsmeesters ‘in het voertuig klimmen’ om de remmen en remkrachtregelaars te controleren volgens de APK-eisen.

Na deze wijziging wordt de rem nog steeds gecontroleerd, maar wordt de rem niet meer bediend tijdens de controle. Als zichtbaar is dat het metaal van de rem de trommel of schijf raakt, blijft dit reden voor afkeur.

Daarnaast wordt de hydraulische remkrachtregelaar alleen nog visueel getest. De remkrachtregelaar wordt hierdoor wel gecontroleerd op de mechanische toestand maar niet op het gangbaar zijn van het hydraulisch gedeelte van de regelaar. Dat deel van de eis vervalt daarmee.

Voor wat betreft de vervorming van remslangen wordt de eis door deze wijziging strenger, een vervorming is voortaan altijd reden voor afkeur en een nadere controle in de vorm van een drukproef blijft achterwege. Hiermee blijven de voertuigen dus net zo veilig als nu.

Onderdelen I, J, K, L, M, N, AH, AY

Op grond van VN/ECE Reglement 46 mogen spiegels vervangen worden door goedwerkende, deugdelijke camera-monitorsystemen. Onder de huidige regeling was dit wel al opgenomen in de goedkeuringseisen, maar nog niet in de permanente eisen. Door deze wijziging wordt een einde gemaakt aan de situatie waarin de permanente eisen strenger waren dan de goedkeuringseisen.

Onderdeel O, P

In de permanente eisen ontbrak de eis dat de ontgrendeling van de zitplaats die toegang geeft tot de achtergelegen zitplaats aanwezig moest zijn. Wanneer deze ontgrendeling niet aanwezig is, kunnen personen op de achtergelegen zitplaatsen niet vluchten of geholpen worden in noodsituaties. Met deze wijziging wordt deze eis alsnog opgenomen in de permanente eisen.

Onderdeel AF

Er zijn al enige tijd aanhangwagens in omloop met hydraulische remsystemen of gedeeltelijk hydraulische remsystemen. Deze systemen zijn net zo veilig als andere systemen, maar onder de huidige regelgeving zijn er geen eisen gesteld aan het remvloeistofreservoir. Door artikel 32 van deze regeling ook bij aanhangwagens toe te passen wordt er gewaarborgd dat het hydraulisch remsysteem op een aanhangwagen veilig blijft.

Onderdeel AG

Het vijfde lid van artikel 5.18.1 bepaalt dat landbouw-of bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid, in tegenstelling tot andere motorvoertuigen, meer dan een aanhangwagen mogen trekken. Met deze wijziging wordt een voorwaarde toegevoegd dat dit alleen mogelijk is wanneer deze voertuigen voorzien zijn van een goed werkende reminrichting, om de veiligheid te waarborgen.

Onderdeel AI

In het vijfde lid van artikel 5.18.12 is bepaald dat een laadvloerverlenging niet tot gevolg mag hebben dat het voertuig of het samenstel langer wordt dan de voor het voertuig of samenstel maximaal toegestane lengte. Een uitschuifbare stootbalk verhoogt de verkeersveiligheid en om duidelijkheid te scheppen wordt in onderdeel c een zin opgenomen waarin wordt bepaald dat een uitschuifbare stootbalk geen gevolgen heeft voor de maximum toegestane lengte van het voertuig of samenstel.

Onderdeel AJ

Met deze wijziging van artikel 5.18.21 wordt duidelijk op welke manier een zwaai,- flits,- of knipperlicht op een trekker gemonteerd moet worden. Het kwam nog wel eens voor dat het zwaailicht op een trekker niet zichtbaar was door de hoogte van de aanhangwagen, of een verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk. Door aan te geven wanneer het signaal waargenomen moet kunnen worden, wordt ook de eis uit artikel 5.18.22 duidelijker.

Onderdelen AK en AN

Artikel 8.4.78 stelde eisen aan uitlaatgastesters die uitsluitend toezien op het meten van koolmonoxide. Een koolmonoxidemeter die alleen wordt gebruikt voor het meten van de koolmonoxide mag niet meer worden gebruikt in de APK. In plaats daarvan moet gebruik worden gemaakt van een 4-gasmeter. Het nulstellen is hierbij niet meer mogelijk. Deze eis had dan ook geen toegevoegde waarde meer en is geschrapt.

Onderdelen AO, AP en AQ

Onder de huidige regelgeving was het mogelijk dat, afhankelijk van het merk en type voertuig, er niet volledig werd voldaan aan de EOBD-procedure. In zo’n gevallen was het onduidelijk of er alsnog een uitlaatemissietest moest worden uitgevoerd. Om het overzicht te bewaren, moest de RDW lijsten bijhouden met welke merken en typen voertuigen welke afwijkingen hadden, om te bepalen welke wijze van keuren moest worden gehanteerd. Door middel van deze wijziging is het direct duidelijk wanneer er wel of geen uitlaatemissietest moet worden gedaan. Wanneer volledig aan de EOBD-procedure voldaan is, hoeft er geen uitlaatemissietest te worden gedaan, wanneer er niet volledig aan de EOBD-procedure voldaan is, moet er wel een uitlaatemissietest worden gedaan.

Onderdeel AU

Het huidige artikel 105 van Bijlage VIII vereiste dat er een opbergruimte in het voertuig aanwezig moest zijn voor de wielafscherming. Deze opbergruimte is geen vereiste meer in Verordening 109/2011 en daarom wordt deze eis geschrapt.

Onderdelen AW

Door veranderingen in de toelatingseisen kunnen andere dimlichtbeelden toegepast worden. Tijdens de APK bleek dat deze lichtbeelden niet voldeden aan de huidige APK-eisen, terwijl de lichten duidelijk af-fabriek waren gemonteerd. De APK-regelgeving was daarmee niet afgestemd op deze vernieuwde technieken. De vernieuwde dimlichtbeelden zijn eenvoudig te controleren met elektronische koplamptestapparaten, maar het aantal APK-erkenningen dat beschikt over een dergelijk (kostbaar) apparaat is gering. Om deze kosten uit te kunnen sparen, maar toch een betrouwbare controle uit te kunnen voeren, is gekozen voor een gewijzigde methode die uitvoerbaar is met de recente reguliere koplamptestapparaten. Met deze methode kan op een efficiënte en betrouwbare manier ieder dimlichtbeeld meer geharmoniseerd gecontroleerd worden.

Artikel II en III

Volgens de toelatingseisen is het toegestaan dat voertuigen zijn uitgerust met xenon- of ledlichten. De intensiteit van deze lichten is enorm toegenomen en daardoor heeft een licht dat verkeerd is afgesteld een grote invloed op de verkeersveiligheid. Tijdens de APK wordt de daling van de lichten gecontroleerd met een koplamptestapparaat. De eisen die gesteld worden aan de plaats in de keuringsruimte waar de meting wordt uitgevoerd zijn summier. Daardoor is de kwaliteit van de meting en de reproduceerbaarheid onvoldoende gewaarborgd voor deze nieuwe lichttechniek. Om de meting meer consistent uit te voeren wordt de wijze waarop de meting moet worden uitgevoerd in de Regeling aanpassing voertuigen en de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid geregeld. Dit houdt in dat deze controle moet plaatsvinden op een horizontale vlakke vloer, of een horizontale hefinrichting.

Naar boven