TOELICHTING
Algemeen
In onderhavige regeling zijn de gevolgen geregeld voor houders van door het daartoe
bevoegd gezag in het Verenigd Koninkrijk (VK) afgegeven rijbewijzen, die na het einde
van de overgangsperiode (derhalve met ingang van 1 januari 2021) in Nederland zijn
komen te wonen. Deze overgangsperiode is afgesproken in het Terugtrekkingsakkoord
tussen de Europese Unie (EU) en het Verenigd Koninkrijk (VK) en is met ingang van
1 januari 2021 geëindigd.1 Tevens is geregeld dat de regeling ook van toepassing is op houders van een VK-rijbewijs
die:
-
a. in de periode tussen 1 februari 2020 en 1 januari 2021 in Nederland zijn komen te
wonen, maar die niet voor 1 januari 2021 een omwisselingsaanvraag hebben gedaan;
-
b. voor 1 februari 2020 in Nederland zijn komen te wonen, maar niet voor 1 mei 2021 een
omwisselingsaanvraag hebben gedaan.
Hetzelfde geldt voor de rijbewijzen afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in Gibraltar.
Rijbewijzen afgegeven door Man en Jersey zijn al als omwisselbaar erkend. De rijbewijzen
afgegeven door Guernsey golden tot 1 januari 2021 als derde land-rijbewijzen, die
niet voor omwisseling in aanmerking kwamen. Met ingang van 1 januari 2021 zijn deze
rijbewijzen ook als omwisselbaar aangemerkt.
Aanleiding
Als gevolg van de terugtrekking van het VK met ingang van 1 februari 2020 uit de EU
worden rijbewijzen afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in het VK, ongeacht of
ze voor, op of na de datum van terugtrekking zijn afgegeven, met ingang van die datum
niet langer aangemerkt als een EU-rijbewijs, maar als een rijbewijs uit een derde
land. In het Terugtrekkingsakkoord zijn evenwel de onderhandelaars onder meer de voorwaarden
voor een overgangsperiode overeengekomen, waaronder de afspraak dat het gehele EU-acquis
tot 1 januari 2021 voor het grootste deel zal blijven gelden voor het VK. In artikel
127 lid 6 van dat akkoord is geregeld dat tijdens de overgangsperiode het VK voor
dat deel in EU-regelgeving en nationale regelgeving die dient ter implementatie daarvan
wordt aangemerkt als lidstaat. Deze bepaling heeft rechtstreekse werking en had daarom
het effect dat bestaande regels na de terugtrekking gedurende de overgangsperiode
van overeenkomstige toepassing blijven op het VK zonder dat daarvoor een omzetting
in nationale regelgeving is vereist. De overgangsperiode is geëindigd met ingang van
1 januari 2021, nu het VK niet heeft gevraagd om verlenging ervan.
Met ingang van 1 januari 2021 is het nieuwe artikel 186b van de Wegenverkeerswet 1994
in werking getreden waarmee in de Nederlandse regelgeving is verduidelijkt dat met
ingang van die datum de VK-rijbewijzen, de rijbewijzen afgegeven door Gibraltar daaronder
begrepen, als derde land-rijbewijzen worden aangemerkt.
Het bovenstaande betekent dat VK-rijbewijzen met ingang van die datum worden aangemerkt
en behandeld als derde land-rijbewijzen. Dit geldt ook voor rijbewijzen, afgegeven
door Gibraltar. Dit heeft consequenties voor houders van die rijbewijzen die al in
Nederland wonen of die in Nederland komen wonen.
Voor de houders die al voor de datum van uittreding van het VK uit de EU (dus voor
1 februari 2020) in Nederland woonachtig waren, gold dat zij tot het einde van de
overgangsperiode nog een rijbewijs konden aanvragen overeenkomstig de regels die gelden
voor houders van een EU-rijbewijs. Deze periode is voor deze groep houders van een
VK-rijbewijs verlengd tot 1 mei 2021 door de inwerkingtreding van het tweede onderdeel
van artikel II van de Verzamelwet Brexit, het nieuwe artikel 186c van de Wegenverkeerswet
1994. De in dat artikel genoemde overgangsperiode van 15 maanden ving aan op het moment
dat het VK de EU heeft verlaten (met ingang van 1 februari 2020). Dit heeft tot gevolg
dat de periode van 15 maanden eindigt op 30 april 2021. Dat betekent dat deze houders
nog tot en met 30 april 2021 het VK-rijbewijs kunnen omwisselen overeenkomstig de
voorwaarden die gelden voor EU-rijbewijzen. Zou er verder niets worden geregeld, dan
zouden zij op of na 1 mei 2021 geen omwisselingsaanvraag meer kunnen indienen, maar
opnieuw praktijkexamen moeten doen en ook altijd hun geschiktheid moeten aantonen.
Voor de houders die op of na 1 februari 2020, maar voor het einde van de overgangsperiode
hier zijn komen wonen, gold dat zij tot het einde van de overgangsperiode nog een
rijbewijs konden aanvragen overeenkomstig de regels die gelden voor houders van een
EU-rijbewijs. De in artikel 186c van de Wegenverkeerswet 1994 opgenomen verlenging
van de omwisselingsperiode geldt niet voor deze categorie houders van een VK-rijbewijs.
Voor deze categorie is het derhalve van belang dat zij nog voor 1 januari 2021 een
omwisselingsverzoek indienen. Met ingang van die datum geldt dat zij nog 185 dagen
gerekend vanaf datum van vestiging in Nederland mogen blijven rijden met een VK-rijbewijs.
Zou er verder niets worden geregeld, dan zouden zij op of na 1 januari 2021 geen omwisselingsaanvraag
meer kunnen indienen, maar opnieuw praktijkexamen moeten doen en ook altijd hun geschiktheid
moeten aantonen.
Voor houders van een VK-rijbewijs die na afloop van de overgangsperiode in Nederland
komen te wonen geldt ook dat zij nog maar 185 dagen na vestiging in Nederland mogen
rijden met dat VK-rijbewijs. En ook voor deze categorie geldt dat zij, als er niets
zou worden geregeld, geen omwisselingsaanvraag meer kunnen indienen, maar opnieuw
praktijkexamen moeten doen en ook altijd hun geschiktheid moeten aantonen.
Vanwege het feit dat de VK-rijbewijzen en de verkrijging ervan voldoen aan vergelijkbare
eisen als Nederlandse rijbewijzen en de wens om nadelige gevolgen van de Brexit voor
bovengenoemde rijbewijshouders waar mogelijk te beperken, is het VK-rijbewijs, vooruitlopend
op de totstandkoming van een Memorandum of Understanding tussen Nederland en het VK,
aangemerkt als omwisselbaar. De onderhavige wijzigingsregeling voorziet erin dat houders
van een VK-rijbewijs voor de aanvraag van een Nederlands rijbewijs kunnen volstaan
met het aantonen van hun geschiktheid.
Doel van het Memorandum of Understanding is verder te regelen dat een vergelijkbare
voorziening zal gelden voor houders van een Nederlands rijbewijs die in het VK woonachtig
zijn en op een gegeven moment een VK-rijbewijs zullen moeten aanvragen. Het is voor
houders van Nederlandse rijbewijzen die in het VK woonachtig zijn of daar gaan wonen,
van belang dat een soortgelijke overgangsregeling wordt gewaarborgd als thans is geregeld
voor de houders van een VK-rijbewijs.
Nederland is bevoegd tot het maken van dit soort bilaterale afspraken, omdat Richtlijn
2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende
het rijbewijs (PbEG L 403) niet van toepassing is op de erkenning van rijbewijzen
uit derde landen en het (met ingang van 29 maart 2019 in de verhouding tussen het
VK en Nederland toepasselijke) Verdrag van Wenen inzake het wegverkeer2 bepaalt dat het aan de staten die partij zijn bij het verdrag is om te bepalen of
zij rijbewijzen uit een derde land erkennen, waarvan de houder in op hun grondgebied
is komen te wonen. Ook de Europese Commissie heeft aangegeven dat de erkenning van
rijbewijzen uit derde landen een zaak van de lidstaten zelf is.
Administratieve lasten
De wijziging zal leiden tot een geringe besparing van de administratieve lasten voor
de burgers met een VK-rijbewijs die hier al wonen of hier komen te wonen: de betrokken
aanvragers zullen immers niet opnieuw een theorie- en praktijkexamen voor de desbetreffende
categorie behoeven aan te vragen en af te leggen. Een Eigen-Verklaringprocedure voor
het verkrijgen van de verklaring van geschiktheid blijft ook bij omwisseling van een
buitenlands rijbewijs nodig ter borging van de medische geschiktheid ten tijde van
de omwisseling. Dit levert los van de tijdsbesparing per aanvraag minimaal een besparing
van € 152,00 op (theorie-examen van € 34,50, een praktijkexamen van € 117,50- zonder
eventuele rijlessen) (voor de rijbewijscategorie B, prijspeil 2020). Hiernaast is
het te verwachten dat veel houders van een VK-rijbewijs zich op een nieuw examen zullen
voorbereiden met extra rijlessen. Omdat het niet bekend is om hoeveel omwisselingen
het per jaar zal gaan, kan een totaalbedrag per jaar niet worden gegeven.
Er zijn geen gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.
Consultatie
Het voorstel is voor een uitvoeringstoets voorgelegd aan het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen
(CBR), de Dienst Wegverkeer (RDW) en het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR). Met
het CBR en de RDW is overeenstemming over de uitvoeringsaspecten. Het ATR heeft aangeven
af te zien van een formeel advies en heeft ambtelijk enkele opmerkingen gemaakt. Deze
zijn verwerkt in de toelichting.
Internetconsultatie
Afgezien is van internetconsultatie, omdat het hier spoedregelgeving betreft.
Vaste verandermomenten
Deze regeling treedt met ingang van 1 januari 2021 in werking. Hierbij wordt aangesloten
bij een van de voor ministeriele regelingen geldende vaste inwerkingtredingsdata.
Wel wordt wat betreft de voorgestane publicatietermijn van 2 maanden voor inwerkingtreding
afgeweken. Gebruik gemaakt is van de uitzonderingsgrond spoed- of noodregelgeving.
Het is gewenst, om de nadelige gevolgen voor de houders van Britse rijbewijzen, ongeacht
wanneer ze hier zijn komen te wonen, zo veel mogelijk te beperken.
Communicatie
De gevolgen van deze regeling worden via overheidscommunicatie bekend gemaakt, waarbij
de houders van een VK-rijbewijs die in Nederland wonen, dan wel komen te wonen, de
belangrijkste doelgroep vormen. Deze communicatie loopt onder andere via de facebookgroep
en de e-mailgroep van de Britse ambassade in Den Haag, als onderdeel van een brede
campagne van de Britse overheid om Britse burgers in EU-lidstaten voor te bereiden
op de gevolgen van de Brexit. Verder wordt ook op de website van de RDW aandacht gegeven
aan de gevolgen van het einde van de overgangsperiode voor houders van een VK-rijbewijs.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga