Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 21 december 2020, nr. IENW/BSK-2019/240278, tot wijziging van de Regeling omwisseling niet-Nederlandse rijbewijzen in verband met de aanwijzing van rijbewijzen uit het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, Gibraltar en Guernsey als omwisselbaar

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 46, vijfde lid, van het Reglement rijbewijzen;

BESLUIT:

ARTIKEL I

In artikel 1 van de Regeling omwisseling niet-Nederlandse rijbewijzen wordt in de alfabetische opsomming ingevoegd:

Guernsey:

alle rijbewijscategorieën, mits het om te wisselen rijbewijs geen voorlopig rijbewijs (‘provisional driving licence’) of een learners permit betreft;

Gibraltar en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland: alle rijbewijscategorieën, indien de houder:
  • a. op of na 1 januari 2021 in Nederland is komen te wonen, mits het om te wisselen rijbewijs geen voorlopig rijbewijs (‘provisional driving licence’) of een learners permit betreft;

  • b. in de periode tussen 1 februari 2020 en 1 januari 2021 in Nederland is komen te wonen, maar niet voor 1 januari 2021 een omwisselingsaanvraag heeft gedaan, mits het om te wisselen rijbewijs geen voorlopig rijbewijs (‘provisional driving licence’) of een learners permit betreft;

  • c. voor 1 februari 2020 in Nederland is komen te wonen, maar niet voor 1 mei 2021 een omwisselingsaanvraag heeft gedaan, mits het om te wisselen rijbewijs geen voorlopig rijbewijs (‘provisional driving licence’) of een learners permit betreft;.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

Algemeen

In onderhavige regeling zijn de gevolgen geregeld voor houders van door het daartoe bevoegd gezag in het Verenigd Koninkrijk (VK) afgegeven rijbewijzen, die na het einde van de overgangsperiode (derhalve met ingang van 1 januari 2021) in Nederland zijn komen te wonen. Deze overgangsperiode is afgesproken in het Terugtrekkingsakkoord tussen de Europese Unie (EU) en het Verenigd Koninkrijk (VK) en is met ingang van 1 januari 2021 geëindigd.1 Tevens is geregeld dat de regeling ook van toepassing is op houders van een VK-rijbewijs die:

  • a. in de periode tussen 1 februari 2020 en 1 januari 2021 in Nederland zijn komen te wonen, maar die niet voor 1 januari 2021 een omwisselingsaanvraag hebben gedaan;

  • b. voor 1 februari 2020 in Nederland zijn komen te wonen, maar niet voor 1 mei 2021 een omwisselingsaanvraag hebben gedaan.

Hetzelfde geldt voor de rijbewijzen afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in Gibraltar. Rijbewijzen afgegeven door Man en Jersey zijn al als omwisselbaar erkend. De rijbewijzen afgegeven door Guernsey golden tot 1 januari 2021 als derde land-rijbewijzen, die niet voor omwisseling in aanmerking kwamen. Met ingang van 1 januari 2021 zijn deze rijbewijzen ook als omwisselbaar aangemerkt.

Aanleiding

Als gevolg van de terugtrekking van het VK met ingang van 1 februari 2020 uit de EU worden rijbewijzen afgegeven door het daartoe bevoegde gezag in het VK, ongeacht of ze voor, op of na de datum van terugtrekking zijn afgegeven, met ingang van die datum niet langer aangemerkt als een EU-rijbewijs, maar als een rijbewijs uit een derde land. In het Terugtrekkingsakkoord zijn evenwel de onderhandelaars onder meer de voorwaarden voor een overgangsperiode overeengekomen, waaronder de afspraak dat het gehele EU-acquis tot 1 januari 2021 voor het grootste deel zal blijven gelden voor het VK. In artikel 127 lid 6 van dat akkoord is geregeld dat tijdens de overgangsperiode het VK voor dat deel in EU-regelgeving en nationale regelgeving die dient ter implementatie daarvan wordt aangemerkt als lidstaat. Deze bepaling heeft rechtstreekse werking en had daarom het effect dat bestaande regels na de terugtrekking gedurende de overgangsperiode van overeenkomstige toepassing blijven op het VK zonder dat daarvoor een omzetting in nationale regelgeving is vereist. De overgangsperiode is geëindigd met ingang van 1 januari 2021, nu het VK niet heeft gevraagd om verlenging ervan.

Met ingang van 1 januari 2021 is het nieuwe artikel 186b van de Wegenverkeerswet 1994 in werking getreden waarmee in de Nederlandse regelgeving is verduidelijkt dat met ingang van die datum de VK-rijbewijzen, de rijbewijzen afgegeven door Gibraltar daaronder begrepen, als derde land-rijbewijzen worden aangemerkt.

Het bovenstaande betekent dat VK-rijbewijzen met ingang van die datum worden aangemerkt en behandeld als derde land-rijbewijzen. Dit geldt ook voor rijbewijzen, afgegeven door Gibraltar. Dit heeft consequenties voor houders van die rijbewijzen die al in Nederland wonen of die in Nederland komen wonen.

Voor de houders die al voor de datum van uittreding van het VK uit de EU (dus voor 1 februari 2020) in Nederland woonachtig waren, gold dat zij tot het einde van de overgangsperiode nog een rijbewijs konden aanvragen overeenkomstig de regels die gelden voor houders van een EU-rijbewijs. Deze periode is voor deze groep houders van een VK-rijbewijs verlengd tot 1 mei 2021 door de inwerkingtreding van het tweede onderdeel van artikel II van de Verzamelwet Brexit, het nieuwe artikel 186c van de Wegenverkeerswet 1994. De in dat artikel genoemde overgangsperiode van 15 maanden ving aan op het moment dat het VK de EU heeft verlaten (met ingang van 1 februari 2020). Dit heeft tot gevolg dat de periode van 15 maanden eindigt op 30 april 2021. Dat betekent dat deze houders nog tot en met 30 april 2021 het VK-rijbewijs kunnen omwisselen overeenkomstig de voorwaarden die gelden voor EU-rijbewijzen. Zou er verder niets worden geregeld, dan zouden zij op of na 1 mei 2021 geen omwisselingsaanvraag meer kunnen indienen, maar opnieuw praktijkexamen moeten doen en ook altijd hun geschiktheid moeten aantonen.

Voor de houders die op of na 1 februari 2020, maar voor het einde van de overgangsperiode hier zijn komen wonen, gold dat zij tot het einde van de overgangsperiode nog een rijbewijs konden aanvragen overeenkomstig de regels die gelden voor houders van een EU-rijbewijs. De in artikel 186c van de Wegenverkeerswet 1994 opgenomen verlenging van de omwisselingsperiode geldt niet voor deze categorie houders van een VK-rijbewijs. Voor deze categorie is het derhalve van belang dat zij nog voor 1 januari 2021 een omwisselingsverzoek indienen. Met ingang van die datum geldt dat zij nog 185 dagen gerekend vanaf datum van vestiging in Nederland mogen blijven rijden met een VK-rijbewijs. Zou er verder niets worden geregeld, dan zouden zij op of na 1 januari 2021 geen omwisselingsaanvraag meer kunnen indienen, maar opnieuw praktijkexamen moeten doen en ook altijd hun geschiktheid moeten aantonen.

Voor houders van een VK-rijbewijs die na afloop van de overgangsperiode in Nederland komen te wonen geldt ook dat zij nog maar 185 dagen na vestiging in Nederland mogen rijden met dat VK-rijbewijs. En ook voor deze categorie geldt dat zij, als er niets zou worden geregeld, geen omwisselingsaanvraag meer kunnen indienen, maar opnieuw praktijkexamen moeten doen en ook altijd hun geschiktheid moeten aantonen.

Vanwege het feit dat de VK-rijbewijzen en de verkrijging ervan voldoen aan vergelijkbare eisen als Nederlandse rijbewijzen en de wens om nadelige gevolgen van de Brexit voor bovengenoemde rijbewijshouders waar mogelijk te beperken, is het VK-rijbewijs, vooruitlopend op de totstandkoming van een Memorandum of Understanding tussen Nederland en het VK, aangemerkt als omwisselbaar. De onderhavige wijzigingsregeling voorziet erin dat houders van een VK-rijbewijs voor de aanvraag van een Nederlands rijbewijs kunnen volstaan met het aantonen van hun geschiktheid.

Doel van het Memorandum of Understanding is verder te regelen dat een vergelijkbare voorziening zal gelden voor houders van een Nederlands rijbewijs die in het VK woonachtig zijn en op een gegeven moment een VK-rijbewijs zullen moeten aanvragen. Het is voor houders van Nederlandse rijbewijzen die in het VK woonachtig zijn of daar gaan wonen, van belang dat een soortgelijke overgangsregeling wordt gewaarborgd als thans is geregeld voor de houders van een VK-rijbewijs.

Nederland is bevoegd tot het maken van dit soort bilaterale afspraken, omdat Richtlijn 2006/126/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs (PbEG L 403) niet van toepassing is op de erkenning van rijbewijzen uit derde landen en het (met ingang van 29 maart 2019 in de verhouding tussen het VK en Nederland toepasselijke) Verdrag van Wenen inzake het wegverkeer2 bepaalt dat het aan de staten die partij zijn bij het verdrag is om te bepalen of zij rijbewijzen uit een derde land erkennen, waarvan de houder in op hun grondgebied is komen te wonen. Ook de Europese Commissie heeft aangegeven dat de erkenning van rijbewijzen uit derde landen een zaak van de lidstaten zelf is.

Administratieve lasten

De wijziging zal leiden tot een geringe besparing van de administratieve lasten voor de burgers met een VK-rijbewijs die hier al wonen of hier komen te wonen: de betrokken aanvragers zullen immers niet opnieuw een theorie- en praktijkexamen voor de desbetreffende categorie behoeven aan te vragen en af te leggen. Een Eigen-Verklaringprocedure voor het verkrijgen van de verklaring van geschiktheid blijft ook bij omwisseling van een buitenlands rijbewijs nodig ter borging van de medische geschiktheid ten tijde van de omwisseling. Dit levert los van de tijdsbesparing per aanvraag minimaal een besparing van € 152,00 op (theorie-examen van € 34,50, een praktijkexamen van € 117,50- zonder eventuele rijlessen) (voor de rijbewijscategorie B, prijspeil 2020). Hiernaast is het te verwachten dat veel houders van een VK-rijbewijs zich op een nieuw examen zullen voorbereiden met extra rijlessen. Omdat het niet bekend is om hoeveel omwisselingen het per jaar zal gaan, kan een totaalbedrag per jaar niet worden gegeven.

Er zijn geen gevolgen voor de administratieve lasten voor het bedrijfsleven.

Consultatie

Het voorstel is voor een uitvoeringstoets voorgelegd aan het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), de Dienst Wegverkeer (RDW) en het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR). Met het CBR en de RDW is overeenstemming over de uitvoeringsaspecten. Het ATR heeft aangeven af te zien van een formeel advies en heeft ambtelijk enkele opmerkingen gemaakt. Deze zijn verwerkt in de toelichting.

Internetconsultatie

Afgezien is van internetconsultatie, omdat het hier spoedregelgeving betreft.

Vaste verandermomenten

Deze regeling treedt met ingang van 1 januari 2021 in werking. Hierbij wordt aangesloten bij een van de voor ministeriele regelingen geldende vaste inwerkingtredingsdata. Wel wordt wat betreft de voorgestane publicatietermijn van 2 maanden voor inwerkingtreding afgeweken. Gebruik gemaakt is van de uitzonderingsgrond spoed- of noodregelgeving. Het is gewenst, om de nadelige gevolgen voor de houders van Britse rijbewijzen, ongeacht wanneer ze hier zijn komen te wonen, zo veel mogelijk te beperken.

Communicatie

De gevolgen van deze regeling worden via overheidscommunicatie bekend gemaakt, waarbij de houders van een VK-rijbewijs die in Nederland wonen, dan wel komen te wonen, de belangrijkste doelgroep vormen. Deze communicatie loopt onder andere via de facebookgroep en de e-mailgroep van de Britse ambassade in Den Haag, als onderdeel van een brede campagne van de Britse overheid om Britse burgers in EU-lidstaten voor te bereiden op de gevolgen van de Brexit. Verder wordt ook op de website van de RDW aandacht gegeven aan de gevolgen van het einde van de overgangsperiode voor houders van een VK-rijbewijs.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (PbEU 2019, C 384).

X Noot
2

Verdrag van Wenen inzake het wegverkeer van 8 november 1968 (Trb. 1974, 35).

Naar boven