Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2020, 64387 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2020, 64387 | Besluiten van algemene strekking |
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gelet op artikel 17, eerste lid, van de Wet basisregistratie ondergrond;
Besluit:
De Regeling basisregistratie ondergrond wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 11 komt te luiden:
De catalogus bestaat uit de onderdelen, opgenomen in:
a. bijlage II van deze regeling:
1°. geotechnisch sondeeronderzoek;
2°. booronderzoek bodemkundig boormonsterprofiel;
3°. booronderzoek geotechnische boormonsterbeschrijving;
4°. booronderzoek geotechnische boormonsteranalyse;
5°. wandonderzoek bodemkundige wandbeschrijving;
6°. grondwatermonitoringput;
7°. bodemkaart;
8°. geomorfologische kaart;
9°. hydrogeologisch model;
10°. GeoTop;
11°. digitaal geologisch model;
b. bijlage III bij deze regeling:
1°. grondwatermonitoringnet;
2°. grondwatersamenstellingsonderzoek;
3°. grondwaterstandsonderzoek.
B
In artikel 15 wordt ‘bijlage I en II’ vervangen door ‘bijlagen I, II en III’.
C
Er wordt een bijlage III toegevoegd, opgenomen in de bijlage bij deze regeling.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Deze bijlage betreft de catalogus van de registratieobjecten grondwatermonitoringnet, grondwatersamenstellingsonderzoek en grondwaterstandsonderzoek en is tevens gepubliceerd op www.basisregistratieondergrond.nl.
Datum: 31 december 2019
Artikel 1 Definitie van registratieobject, entiteiten en attributen |
||
1 |
Het domeinmodel |
|
2 |
Registratieobject |
|
3 |
Entiteiten en attributen |
|
3.1 |
Grondwatermonitoringnet |
|
3.2 |
Registratiegeschiedenis |
|
3.3 |
Monitoringnetgeschiedenis |
|
3.4 |
Tussentijdse gebeurtenis |
|
3.5 |
Meetpunt |
|
3.6 |
GMW-monitoringbuis |
|
Artikel 2 Beschrijving van uitbreidbare waardelijsten |
||
1.1 |
GrondwaterAspect |
|
1.2 |
KaderAanlevering |
|
1.3 |
Monitoringdoel |
|
1.4 |
Registratiestatus |
|
1.5 |
NaamGebeurtenis |
|
Toelichting |
||
1 |
Grondwatermonitoringnet |
|
1.1 |
Grondwatermonitoring |
|
1.2 |
Domein grondwatermonitoring in de basisregistratie ondergrond |
|
1.3 |
Wettelijk kader en monitoringdoel |
|
1.4 |
Meetpunten |
|
1.5 |
Object met een levensloop |
|
1.6 |
Kwaliteit en kwantiteit |
|
1.7 |
Kwaliteitsregime IMBRO/A |
|
1.8 |
Samenhang en consistentie tussen verschillende registratieobjecten in het grondwaterdomein |
|
1.9 |
INSPIRE |
|
1.10 |
Bijlage: Wettelijk kader en monitoringdoel |
Domeinmodel
Naam |
Grondwatermonitoringnet |
Code |
GMN |
Definitie |
Het geheel van gegevens dat betrekking heeft op een grondwatermonitoringnet: een verzameling locaties waar periodiek onderzoek aan het grondwater op een of meerdere bepaalde dieptes wordt gedaan om de toestand van het grondwater in het gebied vanuit een perspectief te bepalen, om de eventuele veranderingen daarin te kunnen volgen. |
Populatie |
Zie scope document. |
Grondwatermonitoringnet
Type gegeven |
Entiteit |
Definitie |
De gegevens die het grondwatermonitoringnet identificeren. |
Regels |
Gedurende de periode waarin monitoring plaatsvindt moet er altijd minstens één GMW-monitoringbuis zijn die een meetpunt vormt in het grondwatermonitoringnet. Er moet minstens één GMW-monitoringbuis zijn die geen einddatum heeft wanneer het grondwatermonitoringnet geen einddatum heeft. |
Relaties met andere entiteiten |
Grondwatermonitoringnet monitoringnetgeschiedenis 1 Monitoringnetgeschiedenis Grondwatermonitoringnet registratiegeschiedenis 1 Registratiegeschiedenis Grondwatermonitoringnet bestaat uit 1..* Meetpunt Grondwatermonitoringnet is specialisatie van Registratieobject |
Type gegeven |
Attribuut van Grondwatermonitoringnet |
Definitie |
De identificatie van een grondwatermonitoringnet in de registratie ondergrond. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Registratieobjectcode |
– Type |
Code |
– Opbouw |
GMNNNNNNNNNNNNN |
Toelichting |
De basisregistratie ondergrond kent bij registratie automatisch de juiste waarde aan het object toe. |
Materiële geschiedenis |
Nee |
Type gegeven |
Attribuut van Grondwatermonitoringnet |
Definitie |
Het KvK-nummer van de maatschappelijke activiteit van de publiekrechtelijke rechtspersoon die bronhouder is van de gegevens in de basisregistratie ondergrond. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Organisatie |
– Type |
Keuze |
Regels |
De organisatie moet binnen de basisregistratie ondergrond als bronhouder van grondwatermonitoringnet bekend zijn. |
Toelichting |
Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven in het geval de dataleverancier niet de bronhouder is. |
Materiële geschiedenis |
Nee |
Type gegeven |
Attribuut van Grondwatermonitoringnet |
Definitie |
De identificatie die door of voor de bronhouder is gebruikt om het object in de eigen administratie te kunnen vinden. |
Juridische status |
Niet-authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Tekst 200 |
Toelichting |
Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder. Het is in de registratie opgenomen om de communicatie tussen de registerbeheerder en de bronhouder of dataleverancier te vergemakkelijken. |
Type gegeven |
Attribuut van Grondwatermonitoringnet |
Definitie |
De identificatie die de organisatie die het object aan de basisregistratie ondergrond heeft aangeleverd, als onderneming in het Handelsregister heeft. |
Juridische status |
Niet-authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Organisatie |
– Type |
Keuze |
Type gegeven |
Attribuut van Grondwatermonitoringnet |
Definitie |
De aanduiding van de kwaliteitseis waaraan de gegevens van het object voldoen. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Kwaliteitsregime |
– Type |
Waardelijst niet uitbreidbaar |
Type gegeven |
Attribuut van Grondwatermonitoringnet |
Definitie |
De naam waaronder het monitoringnet bekend is. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Tekst 200 |
Toelichting |
Dit is een naam die binnen het werkveld herkenbaar is. De identificatie die de bronhouder in zijn eigen administratie gebruikt, voordat het grondwatermonitoringnet was geregistreerd in de basisregistratie ondergrond, ligt vast in object-ID bronhouder. |
Materiële geschiedenis |
Nee |
Type gegeven |
Attribuut van Grondwatermonitoringnet |
Definitie |
De rechtsgrond op basis waarvan, of bij afwezigheid daarvan, de activiteit naar aanleiding waarvan, het betreffende gegeven is aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
KaderAanlevering |
Toelichting |
De wetgever stipuleert dat het gegeven moet zijn vastgelegd om inzicht te geven in de relatie met de taken van een bestuursorgaan. Het gegeven geeft inzicht in de maatschappelijke betekenis van de informatie. Het betreft hier de huidige rechtsgrond op basis waarvan de monitoring plaatsvindt. Aangezien de wetgeving kan veranderen gedurende de periode van monitoren, terwijl het monitoringdoel gelijk kan blijven, geldt dat de rechtsgrond gedurende de levensduur van het grondwatermonitoringnet kan veranderen. Het kader aanlevering van een grondwatermonitoringnet kan anders zijn dan het kader aanlevering van een grondwatermonitoringput waarnaar vanuit een meetpunt in het grondwatermonitoringnet wordt verwezen. |
Materiële geschiedenis |
Nee |
Type gegeven |
Attribuut van Grondwatermonitoringnet |
Definitie |
Het doel waarvoor de monitoring in het grondwatermonitoringnet plaatsvindt. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Monitoringdoel |
Toelichting |
Voor de aspecten kwaliteit en kwantiteit zijn er verschillende monitoringdoelen. In het geval dat er in het kader van het grondwatermonitoringnet metingen aan zowel de kwaliteit als de kwantiteit worden gedaan, wordt het monitoringdoel bij het primaire, meest belangrijke aspect vastgelegd. |
Materiële geschiedenis |
Nee |
Type gegeven |
Attribuut van Grondwatermonitoringnet |
Definitie |
Het aspect van grondwater dat wordt gemonitord in het grondwatermonitoringnet. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
GrondwaterAspect |
Toelichting |
In het geval dat er in het kader van het grondwatermonitoringnet metingen aan zowel de kwaliteit als de kwantiteit worden gedaan, wordt in dit attribuut het primaire, meest belangrijke aspect vastgelegd. |
Materiële geschiedenis |
Nee |
Type gegeven |
Entiteit |
Definitie |
De gegevens die de geschiedenis van het object in de registratie ondergrond markeren. |
Toelichting |
De gegevens staan niet in een brondocument maar worden automatisch door de basisregistratie ondergrond gegenereerd. |
Relaties met andere entiteiten |
Grondwatermonitoringnet registratiegeschiedenis 1 Registratiegeschiedenis |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De datum en het tijdstip waarop er voor het eerst gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
DatumTijd |
Materiële geschiedenis |
Nee |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De actuele fase van registratie waarin het registratieobject zich bevindt. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Registratiestatus |
Materiële geschiedenis |
Nee |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De datum en het tijdstip waarop de laatste aanvulling op de gegevens in de registratie ondergrond is doorgevoerd. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
0..1 |
Domein |
|
– Naam |
DatumTijd |
Toelichting |
Het gegeven is alleen aanwezig wanneer na de start van de registratie van een grondwatermonitoringnet aanvullende gegevens zijn vastgelegd. |
Materiële geschiedenis |
Nee |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De datum en het tijdstip waarop alle gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
0..1 |
Domein |
|
– Naam |
DatumTijd |
Regels |
De tijdstip voltooiing registratie moet aanwezig zijn wanneer de registratiestatus de waarde voltooid heeft. |
Toelichting |
Het gegeven is alleen aanwezig als alle aan te leveren gegevens zijn geregistreerd. Na dit tijdstip kunnen geen nieuwe gegevens meer ter registratie worden aangeboden. Wel kunnen fouten in de registratie worden verbeterd. |
Materiële geschiedenis |
Nee |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De aanduiding die aangeeft of er een verbetering in de gegevens van het object in de registratie ondergrond heeft plaatsgevonden. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
IndicatieJaNee |
– Type |
Waardelijst niet uitbreidbaar |
Materiële geschiedenis |
Nee |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De datum en het tijdstip waarop de laatste correctie in de gegevens van het registratieobject is doorgevoerd. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
0..1 |
Domein |
|
– Naam |
DatumTijd |
Regels |
Het attribuut moet aanwezig zijn als de waarde van het attribuut gecorrigeerd gelijk is aan ja. |
Materiële geschiedenis |
Nee |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De aanduiding die aangeeft of het registratieobject door de registerbeheerder in onderzoek is genomen. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
IndicatieJaNee |
– Type |
Waardelijst niet uitbreidbaar |
Toelichting |
Wanneer een registratieobject in onderzoek is genomen betekent dit dat er bij de registerbeheerder gerede twijfel bestaat over de juistheid van de geregistreerde gegevens en dat er een onderzoek is gestart om vast te stellen wat de juiste gegevens zijn. Normaliter gaat hieraan een melding van derden vooraf. |
Materiële geschiedenis |
Nee |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De datum en het tijdstip waarop de registerbeheerder het registratieobject in onderzoek heeft genomen. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
0..1 |
Domein |
|
– Naam |
DatumTijd |
Regels |
Het attribuut moet aanwezig zijn als de waarde van het attribuut in onderzoek gelijk is aan ja. |
Materiële geschiedenis |
Nee |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De aanduiding die aangeeft of de gegevens van het registratieobject door de registerbeheerder uit registratie zijn genomen. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
IndicatieJaNee |
– Type |
Waardelijst niet uitbreidbaar |
Toelichting |
Wanneer de registerbeheerder een registratieobject uit registratie heeft genomen, zijn de gegevens niet langer beschikbaar voor andere afnemers dan bronhouder en dataleverancier. De registerbeheerder zal een registratieobject alleen bij hoge uitzondering uit registratie nemen en alleen na akkoord van de bronhouder. Aan de beslissing gaat een proces van zorgvuldige afweging vooraf en dat komt tot uitdrukking in de regel dat een registratieobject slechts een keer uit registratie kan worden genomen. |
Materiële geschiedenis |
Nee |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De datum en het tijdstip waarop het registratieobject uit registratie is genomen. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
0..1 |
Domein |
|
– Naam |
DatumTijd |
Regels |
Het attribuut moet aanwezig zijn als de waarde van het attribuut uit registratie genomen gelijk is aan ja. |
Materiële geschiedenis |
Nee |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De aanduiding die aangeeft of het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het eerder uit registratie was genomen. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
IndicatieJaNee |
– Type |
Waardelijst niet uitbreidbaar |
Toelichting |
De registerbeheerder kan een registratieobject eenmalig uit registratie nemen, en die actie kan hij eenmalig ongedaan maken. Ook hiervoor geldt dat akkoord van de bronhouder vereist is. |
Materiële geschiedenis |
Nee |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De datum en het tijdstip waarop het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het uit registratie was genomen. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
0..1 |
Domein |
|
– Naam |
DatumTijd |
Regels |
Het attribuut moet aanwezig zijn als de waarde van het attribuut weer in registratie genomen gelijk is aan ja. |
Materiële geschiedenis |
Nee |
Monitoringnetgeschiedenis
Type gegeven |
Entiteit |
Definitie |
Het geheel van gebeurtenissen dat de geschiedenis van het grondwatermonitoringnet in de werkelijkheid beschrijft. |
Relaties met andere entiteiten |
Monitoringnetgeschiedenis tussentijdse gebeurtenis 0..* Tussentijdse gebeurtenis Grondwatermonitoringnet monitoringnetgeschiedenis 1 Monitoringnetgeschiedenis |
Type gegeven |
Attribuut van Monitoringnetgeschiedenis |
Definitie |
De datum die het begin aangeeft van de periode waarin het monitoren van het grondwater plaatsvindt. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Datum |
– Naam IMBRO/A |
OnvolledigeDatum |
– Waardebereik |
1-1-1800 tot heden |
Materiële geschiedenis |
Nee |
Type gegeven |
Attribuut van Monitoringnetgeschiedenis |
Definitie |
De datum die het einde aangeeft van de periode waarin de grondwatermonitoring plaatsvindt. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
0..1 |
Domein |
|
– Naam |
Datum |
– Naam IMBRO/A |
OnvolledigeDatum |
Regels |
De waarde van het attribuut moet liggen na de waarde begindatum monitoring. De waarde van het attribuut moet liggen voor het tijdstip voltooiing registratie van de entiteit Registratiegeschiedenis. |
Regels IMBRO/A |
Onder kwaliteitsregime IMBRO/A moet dit gegeven aanwezig. |
Toelichting |
De bronhouder geeft de einddatum op wanneer het monitoren in het kader van het monitoringnet eindigt. Tot die tijd blijft de einddatum leeg. |
Materiële geschiedenis |
Nee |
Tussentijdse gebeurtenis
Type gegeven |
Entiteit |
Definitie |
Een gebeurtenis die na het starten van het grondwatermonitoringnet maar voor het beëindigen ervan heeft plaatsgevonden. |
Relaties met andere entiteiten |
Monitoringnetgeschiedenis tussentijdse gebeurtenis 0..* Tussentijdse gebeurtenis |
Type gegeven |
Attribuut van Tussentijdse gebeurtenis |
Definitie |
De benaming van de tussentijdse gebeurtenis. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
NaamGebeurtenis |
Toelichting |
Het gegeven staat niet in een brondocument. In de basisregistratie ondergrond wordt het gegeven afgeleid op het moment dat het betreffende brondocument (voor het toevoegen van een meetpunt, het beëindigen van een meetpunt of het vervangen van de verwijzing naar een monitoringbuis) wordt aangeleverd. |
Materiële geschiedenis |
Nee |
Type gegeven |
Attribuut van Tussentijdse gebeurtenis |
Definitie |
De datum waarop de tussentijdse gebeurtenis heeft plaatsgevonden. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Datum |
– Naam IMBRO/A |
OnvolledigeDatum |
– Waardebereik |
1-1-1800 tot heden |
Regels |
De datum mag niet voor begindatum monitoring en niet na einddatum monitoring van entiteit Monitoringnetgeschiedenis liggen. |
Materiële geschiedenis |
Nee |
Meetpunt
Type gegeven |
Entiteit |
Definitie |
Een locatie waar ten behoeve van het grondwatermonitoringnet metingen aan grondwater op een bepaalde diepte gedaan worden. |
Relaties met andere entiteiten |
Meetpunt gevormd door 1 GMW-monitoringbuis Grondwatermonitoringnet bestaat uit 1..* Meetpunt |
Type gegeven |
Attribuut van Meetpunt |
Definitie |
Het door de bronhouder aangeleverde identificerend gegeven van het meetpunt. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Tekst 40 |
Regels |
De waarde van het attribuut moet uniek zijn binnen het grondwatermonitoringnet. |
Materiële geschiedenis |
Nee |
GMW-monitoringbuis
Type gegeven |
Entiteit |
Definitie |
De gegevens die nodig zijn voor de unieke identificatie van een specifieke buis in een grondwatermonitoringput. |
Toelichting |
Het BRO-ID van de grondwatermonitoringput wordt opgenomen plus het volgnummer van de specifieke buis in de put. |
Relaties met andere entiteiten |
Meetpunt gevormd door 1 GMW-monitoringbuis |
Type gegeven |
Attribuut van GMW-monitoringbuis |
Definitie |
De identificatie van de grondwatermonitoringput in de basisregistratie ondergrond. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Registratieobjectcode |
– Type |
Code |
– Opbouw |
GMWNNNNNNNNNNNN |
Materiële geschiedenis |
Nee |
Type gegeven |
Attribuut van GMW-monitoringbuis |
Definitie |
Het identificerende nummer van de monitoringbuis in de grondwatermonitoringput in de basisregistratie ondergrond. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Nummer 3 |
Materiële geschiedenis |
Nee |
Definitie |
De lijst met de aspecten van grondwater die worden gemonitord in het grondwatermonitoringnet. |
Waarde |
IMBRO |
IMBRO/A |
Omschrijving |
---|---|---|---|
kwaliteit |
✓ |
✓ |
De samenstelling van het grondwater. |
kwantiteit |
✓ |
✓ |
De stand of hoeveelheid van het grondwater. |
onbekend |
✓ |
Het is onbekend welk aspect van grondwater is gemonitord. |
Definitie |
De lijst met de rechtsgronden op basis waarvan, of bij afwezigheid daarvan, de activiteit naar aanleiding waarvan, het betreffende gegeven wordt aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond. |
Waarde |
IMBRO |
IMBRO/A |
Omschrijving |
---|---|---|---|
drinkwaterwet |
✓ |
✓ |
De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de drinkwaterwet. |
kaderrichtlijnWater |
✓ |
✓ |
De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de kaderrichtlijn water. |
ontgrondingenwet |
✓ |
✓ |
De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de ontgrondingenwet. |
waterschapswet |
✓ |
✓ |
De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de waterschapswet. |
waterwetGrondwaterzorgplicht |
✓ |
✓ |
De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de grondwaterzorgplicht volgens de waterwet. |
waterwetOnttrekkingInfiltratie |
✓ |
✓ |
De gegevens zijn aangeleverd in het kader van meldingen en/of vergunningen met betrekking tot grondwateronttrekking en/of waterinfiltratie volgens de waterwet. |
waterwetPeilbeheer |
✓ |
✓ |
De gegevens zijn aangeleverd in het kader van peilbeheer volgens de waterwet. |
waterwetStrategischGrondwaterbeheer |
✓ |
✓ |
De gegevens zijn aangeleverd in het kader van strategisch grondwaterbeheer volgens de waterwet. |
waterwetWaterstaatswerkAanlegWijziging |
✓ |
✓ |
De gegevens zijn aangeleverd in het kader van door de bronhouder uitgevoerde aanleg of wijziging van waterstaatswerken volgens de waterwet. |
waterwetWaterstaatswerkBeheer |
✓ |
✓ |
De gegevens zijn aangeleverd in het kader van het beheer van waterstaatswerken door de bronhouder volgens de waterwet. |
waterwetWaterstaatswerkIngreep |
✓ |
✓ |
De gegevens zijn aangeleverd in het kader van een vergunning voor een ingreep aan waterstaatswerken volgens de waterwet. |
wetNatuurbescherming |
✓ |
✓ |
De gegevens zijn aangeleverd in het kader van wet natuurbescherming. |
archiefoverdracht |
✓ |
De gegevens zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht. |
Definitie |
De lijst met doelen waarvoor de monitoring in het grondwatermonitoringnet plaatsvindt. |
Waarde |
IMBRO |
IMBRO/A |
Omschrijving |
---|---|---|---|
strategischBeheerKwaliteitLandelijk |
✓ |
✓ |
Kennis over de bruikbaarheid van de voorraad grondwater op landelijke schaal, ten behoeve van planvorming en beheerskaders. |
strategischBeheerKwantiteitLandelijk |
✓ |
✓ |
Kennis over de omvang van de voorraad grondwater op landelijke schaal, ten behoeve van planvorming en beheerskaders. |
strategischBeheerKwaliteitRegionaal |
✓ |
✓ |
Kennis over de bruikbaarheid van de voorraad grondwater op regionale schaal, ten behoeve van planvorming en beheerskaders. |
strategischBeheerKwantiteitRegionaal |
✓ |
✓ |
Kennis over de omvang van de voorraad grondwater op regionale schaal, ten behoeve van planvorming en beheerskaders. |
beheersingStedelijkGebied |
✓ |
✓ |
Kennis over de stand van het ondiepe grondwater om die in stedelijke omgeving te kunnen beheersen. |
gevolgenOnttrekkingKwaliteit |
✓ |
✓ |
Kennis over de gevolgen van het onttrekken van grondwater en/of het infiltreren van water voor de chemische samenstelling (verontreiniging) van het grondwater. |
gevolgenOnttrekkingKwantiteit |
✓ |
✓ |
Kennis over de gevolgen van het onttrekken van grondwater en/of het infiltreren van water voor de omvang van de voorraad grondwater die de mens ter beschikking staat. |
gevolgenPeilbeheer |
✓ |
✓ |
Kennis over de gevolgen van maatregelen/ingrepen in het kader van peilbeheer voor de stand van het grondwater. |
gevolgenWaterstaatswerkKwaliteit |
✓ |
✓ |
Kennis over de gevolgen van de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk voor de kwaliteit van het grondwater. |
gevolgenWaterstaatswerkKwantiteit |
✓ |
✓ |
Kennis over de gevolgen van de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk voor de stand van het grondwater. |
waterstaatswerkBeheerKwaliteit |
✓ |
✓ |
Kennis over de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van het beheer van waterstaatswerken. |
waterstaatswerkBeheerKwantiteit |
✓ |
✓ |
Kennis over de stand van het grondwater ten behoeve van het beheer van waterstaatswerken. |
veiligstellingGrondwaterKwaliteit |
✓ |
✓ |
Kennis over grondwaterverontreinigingen op de schaal van een grondwaterlichaam die de bruikbaarheid ten behoeve van mens en natuur bedreigen, met als doel het borgen van een goede chemische toestand en het signaleren van stijgende trends. |
veiligstellingGrondwaterKwantiteit |
✓ |
✓ |
Kennis over de omvang van de voorraad grondwater die beschikbaar is voor de mens op de schaal van een grondwaterlichaam, met als doel de veiligstelling hiervan. |
waterstaatkundigeVerzorgingKwaliteit |
✓ |
✓ |
Kennis over de bruikbaarheid van het grondwater ten behoeve van het operationeel beheer / de waterstaatkundige verzorging van het gebied. |
waterstaatkundigeVerzorgingKwantiteit |
✓ |
✓ |
Kennis over de omvang en/of peil van het grondwater ten behoeve van het operationeel beheer / de waterstaatkundige verzorging van het gebied. |
veiligstellingDrinkwatervoorzieningKwaliteit |
✓ |
✓ |
Kennis over de bruikbaarheid van het grondwater ten behoeve van (het veiligstellen van) de huidige en toekomstige drinkwatervoorziening. |
veiligstellingDrinkwatervoorzieningKwantiteit |
✓ |
✓ |
Kennis over de voorraad van het grondwater ten behoeve van (het veiligstellen van) de huidige en toekomstige drinkwatervoorziening. |
gevolgenOntgronding |
✓ |
✓ |
Kennis over de gevolgen van ontgronding voor de grondwaterhuishouding. |
natuurbescherming |
✓ |
✓ |
Kennis over de bruikbaarheid van het grondwater ten behoeve van de instandhouding/bescherming van de natuur. |
natuurbeheer |
✓ |
✓ |
Kennis over de stand van het grondwater om die te beheersen ten behoeve van natuurbeheer. |
onbekend |
✓ |
Het is onbekend ten behoeve van welk doel de monitoring heeft plaatsgevonden. |
Definitie |
De lijst met de actuele fasen van registratie waarin het registratieobject zich kan bevinden. |
Waarde |
IMBRO |
IMBRO/A |
Omschrijving |
---|---|---|---|
geregistreerd |
✓ |
✓ |
Het registeren van de gegevens van het object is gestart. De gegevens uit het eerste brondocument zijn in de registratie ondergrond vastgelegd. Er zijn daarna geen nieuwe gegevens geregistreerd. |
aangevuld |
✓ |
✓ |
Het registeren van de gegevens van het object heeft na de start van de registratie een vervolg gekregen. De gegevens in de registratie ondergrond zijn minimaal een keer aangevuld met nieuwe gegevens. |
voltooid |
✓ |
✓ |
Het registeren van de gegevens van het object is voltooid. Alle gegevens zijn in de registratie ondergrond vastgelegd en er kunnen geen nieuwe gegevens meer worden geregistreerd. |
Definitie |
De lijst van mogelijke gebeurtenissen die na het starten van het grondwatermonitoringnet maar voor het beëindigen ervan hebben plaatsgevonden. |
Waarde |
IMBRO |
IMBRO/A |
Omschrijving |
---|---|---|---|
meetpuntToevoegen |
✓ |
✓ |
Het toevoegen van een aanvullend meetpunt aan het grondwatermonitoringnet. |
meetpuntBeeindigen |
✓ |
✓ |
Het verwijderen van een meetpunt uit het grondwatermonitoringnet waarbij er minimaal één ander meetpunt moet blijven bestaan. |
monitoringbuisVervangen |
✓ |
✓ |
Het vervangen van de verwijzing van een meetpunt, van de ene grondwatermonitoringput (GMW) - monitoringbuis combinatie naar een andere GMW-monitoringbuis combinatie waarbij er altijd één GMW-monitoringbuis combinatie is gekoppeld aan een meetpunt. |
Grondwater is een belangrijke bestaansbron. Het grondwater wordt daarom in Nederland in de gaten gehouden en beheerd. Het beheer van het grondwater richt zich op de hoeveelheid bruikbaar grondwater en de kwaliteit ervan. Om dit beheer goed te kunnen uitvoeren, wordt in Nederland de toestand van het grondwater over langere tijd gevolgd. Dat heet grondwatermonitoring. Er wordt daarbij gekeken naar de grondwaterstand (kwantiteit), en naar de samenstelling van het grondwater (kwaliteit). Hiervoor worden grondwaterstandonderzoeken en grondwatersamenstellingsonderzoeken uitgevoerd.
In het domein grondwatermonitoring van de basisregistratie ondergrond staan de grondwatermonitoringnetten centraal die zijn ingesteld om het grondwater in Nederland te kunnen beheren. Het doel waarvoor een monitoringnet is ingesteld, het monitoringdoel, beperkt zich in veel gevallen tot kwantiteit of kwaliteit, maar het komt ook voor dat onderzoek aan zowel de kwantiteit als de kwaliteit wordt gedaan binnen hetzelfde grondwatermonitoringnet.
Grondwatermonitoring houdt in dat de toestand van het grondwater in een bepaald gebied, of eigenlijk in een bepaald deel van de ondergrond, over langere tijd gevolgd wordt. De grootte van het gebied en de diepte van monitoring verschillen per grondwatermonitoringnet. Ook de duur van monitoring wisselt sterk.
In het Besluit basisregistratie ondergrond is omschreven welke vormen van monitoring onder deze basisregistratie vallen. Het belangrijkste criterium is het type organisatie dat verantwoordelijk is voor het beheer van het grondwater: de grondwatermonitoring moet door of in opdracht van een bestuursorgaan, de bronhouder, worden uitgevoerd. Verder is er een beperking aan de tijdschaal gesteld. Wanneer een monitoringnet is ingesteld om de toestand van het grondwater over een periode van ten minste één jaar te volgen, dan valt het altijd onder de basisregistratie ondergrond. Voor monitoringnetten met een kortere duur maakt het bestuursorgaan zelf de afweging of de gegevens in de basisregistratie moeten worden opgenomen. De periode van een jaar is lang genoeg voor het uitfilteren van de effecten van kleinschalige en kortdurende invloeden, zodat de informatie die in de basisregistratie wordt vastgelegd blijvende gebruikswaarde heeft. Aan de ruimtelijke schaal van monitoring zijn voor de basisregistratie ondergrond geen grenzen gesteld anders dan geldt voor de gehele basisregistratie ondergrond, namelijk dat die gegevens bevat over de ondergrond van Nederland en zijn Exclusieve Economische Zone (EEZ). De EEZ is het gebied op de Noordzee waar Nederland economische rechten heeft.
In de Regels omtrent de basisregistratie ondergrond en het Besluit basisregistratie ondergrond staat dat de basisregistratie ondergrond vooralsnog geen milieukwaliteitinformatie bevat. Voor het grondwatermonitoringdomein zijn monitoringnetten rondom milieuhygiënische projecten, waarin het met name gaat om het monitoren van de verontreiniging van de bodem en het grondwater, daarmee voorlopig buiten scope geplaatst. Op 18 december 2018 is in de Tweede Kamer een motie (Kamerstuk 34864-19) aangenomen waarin de regering wordt verzocht ‘om informatie over bodemverontreiniging in de basisregistratie ondergrond op te nemen’. Op het moment van publiceren van deze catalogus is nog niet bekend wat de gevolgen van deze motie zullen zijn voor de scope van het registratieobject Grondwatermonitoringnet.
De monitoring van de kwaliteit van de ondiepe bodem met het daarin aanwezige grondwater (bodemvocht), zoals dat gedaan wordt om de gevolgen van met name landbouwactiviteiten te kunnen volgen, valt buiten de scope van het registratieobject Grondwatermonitoringnet. De volledige scopeafbakening is beschreven in het Scopedocument grondwatermonitoringnet GMN.
Het domein grondwatermonitoring in de basisregistratie ondergrond omvat de volgende vier registratieobjecten:
• Grondwatermonitoringnet;
• Grondwatermonitoringput;
• Grondwatersamenstellingsonderzoek (grondwaterkwaliteit);
• Grondwaterstandonderzoek (grondwaterkwantiteit).
In de voorliggende catalogus gaat het over het registratieobject Grondwatermonitoringnet.
In de technische landelijke voorziening van de basisregistratie ondergrond worden Engelstalige benamingen gehanteerd voor de registratieobjecten. Omwille van de aansluiting hiermee worden voor de registratieobjecten Engelstalige afkortingen gebruikt. In deze catalogus worden alleen Engelstalige afkortingen en de Nederlandstalige termen gebruiken.
• Grondwatermonitoringnet wordt afgekort tot GMN (Groundwater Monitoring Network);
• Grondwatermonitoringput wordt afgekort tot GMW (Groundwater Monitoring Well);
• Grondwatersamenstellingsonderzoek wordt afgekort tot GAR (Groundwater Analysis Report);
• Grondwaterstandonderzoek wordt afgekort tot GLD (Groundwater Level Dossier).
Figuur 1 De samenhang tussen de vier registratieobjecten binnen het domein grondwatermonitoring.
Een grondwatermonitoringput betreft de putconstructie die gebruikt wordt om standen en/of de samenstelling van het grondwater te meten. Gewoonlijk bestaat een put uit een samenstel van buizen dat aan het oppervlak wordt beschermd tegen invloeden van buitenaf. Via de buizen wordt het grondwater dat zich op een bepaalde diepte bevindt ontsloten. Het deel van de buis waardoor het grondwater binnen kan komen is het filter. Elke buis heeft één filter. Een filter fungeert als meetpunt in de basisregistratie ondergrond. Informatie over grondwatermonitoringput is beschreven in de Catalogus Grondwatermonitoringput.
Binnen het grondwaterdomein in de basisregistratie ondergrond kent alleen de grondwatermonitoringput een fysieke locatie. De drie andere registratieobjecten zijn aan het registratieobject grondwatermonitoringsput gekoppeld en hebben daarmee indirect een locatie. Bij grondwaterstandonderzoeken en grondwatersamenstellingsonderzoeken ligt de verwijzing vast naar het filter in de grondwatermonitoringput waarin het onderzoek is uitgevoerd. Daarnaast ligt bij grondwaterstandonderzoeken en grondwatersamenstellingsonderzoeken de verwijzing vast naar één of meerdere grondwatermonitoringnetten ten behoeve waarvan het onderzoek is uitgevoerd.
Een grondwatermonitoringnet is een verzameling locaties waar periodiek onderzoek aan het grondwater op een bepaalde diepte wordt gedaan om de toestand van het grondwater vanuit een perspectief te kunnen bepalen en de eventuele veranderingen erin te kunnen volgen. Het grondwatermonitoringnet faciliteert daardoor de groepering van onderzoeksgegevens door bronhouder op basis van het doel van monitoring. Het registratieobject vergroot daarmee de hergebruikswaarde voor afnemers van de gegevens van de basisregistratie ondergrond.
Een grondwatermonitoringnet valt onder de verantwoordelijkheid van één bronhouder en heeft een vastgesteld monitoringdoel. In de praktijk komt het voor dat een grondwatersamenstellings- of grondwaterstandonderzoek ten behoeve van meer dan één doel wordt uitgevoerd. Een bronhouder kan bijvoorbeeld omwille van de efficiëntie besluiten om één grondwatersamenstellingsonderzoek te laten doen, en de resultaten ervan zowel voor de Kaderrichtlijn Waterverplichtingen als voor een eigen provinciaal monitoringdoel te gebruiken. Omdat er voor afzonderlijke monitoringdoelen verschillende grondwatermonitoringnetten zijn, betekent dit voor de basisregistratie ondergrond dat een grondwatersamenstellings- of grondwaterstandonderzoek kan toebehoren aan één of meerdere grondwatermonitoringnetten.
Een grondwatersamenstellings- en grondwaterstandonderzoek kan ook worden uitgevoerd ten behoeve van meerdere doelen van verschillende bestuursorganen. In dat geval is één van deze bestuursorganen de bronhouder van het onderzoek. Deze bronhouder levert het onderzoek aan de basisregistratie ondergrond aan, inclusief de koppeling aan alle grondwatermonitoringnetten waarvoor het onderzoek is uitgevoerd. De bronhouder is daarmee dus ook verantwoordelijk voor de koppeling van het onderzoek aan een grondwatermonitoringnet van een ander bestuursorgaan.
Op de website basisregistratie ondergrond is meer informatie te vinden over grondwatersamenstellingsonderzoek en grondwaterstandonderzoek.
Met het registratieobject Grondwatermonitoringnet wordt de groepering van samenhangende onderzoeksgegevens, namelijk van onderzoeken die vanuit hetzelfde bepaalde doel zijn uitgevoerd, tot een gegevensset gefaciliteerd. Naast de (her)gebruikswaarde van de afzonderlijke onderzoeksgegevens, ontstaat hiermee toegevoegde (her)gebruikswaarde door groepering in een gegevensset. Bestuursorganen en andere gebruikers worden met deze gegevenssets in staat gesteld om huidige en toekomstige geohydrologische vraagstukken beter en efficiënter te beantwoorden.
Een grondwateronderzoek kan ten behoeve van meer dan één monitoringdoel uitgevoerd worden: een onderzoek kan in het kader van meerdere grondwatermonitoringnetten tegelijk zijn uitgevoerd, en dus deel uitmaken van meerdere gegevenssets. In het registratieobject Grondwatermonitoringnet worden daartoe het doel van de monitoring (monitoringdoel) vastgelegd en het wettelijk kader waar dit doel uit volgt (kader aanlevering). In de bijlage is een overzicht opgenomen van de wettelijke kaders en de daarbij behorende monitoringdoelen.
Bij de registratieobjecten Grondwatersamenstellingsonderzoek en Grondwaterstandonderzoek wordt vastgelegd ten behoeve van welk(e) monitoringnet(ten) het onderzoek is uitgevoerd. Het kader aanlevering van een grondwatermonitoringnet geldt daarmee ook voor de aan het monitoringnet gekoppelde onderzoeken.
De wettelijke kaders waarbinnen grondwatermonitoring plaatsvindt, staan in de codelijst KaderAanlevering. In deze codelijst zijn alleen wetten opgenomen die op dit moment in werking zijn. Er wordt op dit moment gewerkt aan de Omgevingswet. Het is de ambitie om verschillende wetten die in de codelijst KaderAanlevering staan, waaronder de Waterwet, de Wet natuurbescherming en de Ontgrondingenwet, te laten opgaan in de Omgevingswet. De Omgevingswet is nog niet in werking getreden, en is daarom niet opgenomen in de codelijst KaderAanlevering.
In de basisregistratie ondergrond ligt alleen de huidige rechtsgrond vast op basis waarvan de monitoring plaatsvindt. Aangezien de wetgeving kan veranderen gedurende de periode van monitoren, terwijl het monitoringdoel gelijk kan blijven, geldt dat de rechtsgrond gedurende de levensduur van het grondwatermonitoringnet kan veranderen. In dat geval geeft de bronhouder de nieuwe waarde voor kader aanlevering door, en vervangt dit de waarde die op dat moment vastligt. In de basisregistratie ondergrond ligt van kader aanlevering alleen de huidige waarde vast, er wordt van dit gegeven geen materiële geschiedenis bijgehouden.
Om aan te geven op welke locaties er onderzoek wordt gedaan ten behoeve van het monitoringdoel, ligt bij een grondwatermonitoringnet vast welke meetpunten onderdeel zijn van het net. Een meetpunt wordt gevormd door een filter dat zich in een monitoringbuis van een grondwatermonitoringput bevindt. In de basisregistratie ondergrond wordt de verwijzing naar deze monitoringbuis vastgelegd door middel van het BRO-ID van de grondwatermonitoringput en het buisnummer. Het grondwatermonitoringnet en de grondwatermonitoringputten kunnen overigens verschillende bronhouders hebben.
Het meetpunt wordt binnen de basisregistratie ondergrond geïdentificeerd door de meetpuntcode. Deze code is uniek binnen het grondwatermonitoringnet en wordt door de bronhouder bepaald en aangeleverd.
De verzameling meetpunten geeft de samenstelling van het grondwatermonitoringnet weer, en geeft inzicht in het gebied waarin wordt gemonitord. De verzameling meetpunten waaruit het monitoringnet bestaat, kan veranderen in de tijd: de verzameling meetpunten kan worden uitgebreid en/of ingekrompen. In de tijd kunnen ook meetpunten zelf veranderen: een meetpunt kan opeenvolgend gevormd worden door verschillende, in buizen aanwezige filters. Deze filters kunnen onderdeel zijn van verschillende grondwatermonitoringputten. Bijvoorbeeld wanneer een filter verstopt raakt of de put kapot gaat en vervangen wordt door een nieuwe put. Als de bronhouder van een grondwatermonitoringnet de vervangende put en de daarin aanwezige buis met filter met het oog op het monitoringdoel van het monitoringnet beschouwt als voldoende vergelijkbaar met het oude filter (in de voorgaande put), dan kan hij ervoor kiezen om het meetpunt voort te zetten met het vervangende filter in de buis van de (vervangende) put.
Om de geohydrologische context te kunnen begrijpen, moet de gebruiker van de basisregistratie ondergrond de volledige, door de bronhouder gedefinieerde, gegevensset van een grondwatermonitoringnet kunnen raadplegen. Voor optimale herbruikbaarheid is het daarom nodig dat deze verzameling van meetpunten volledig en juist in de basisregistratie ondergrond wordt vastgelegd. Om het aanleveren van gegevens van de verschillende registratieobjecten in het grondwaterdomein gemakkelijker te maken is het is niet verplicht om deze gegevens meteen bij registratie volledig aan te leveren. Bij een grondwatermonitoringnet moet wel altijd minstens één koppeling zijn met een monitoringbuis van een grondwatermonitoringput als meetpunt, zodat het grondwatermonitoringnet op elk moment in de tijd via een gekoppelde grondwatermonitoringput gerelateerd kan worden aan een locatie. De verzameling van meetpunten kan eventueel na registratie van het grondwatermonitoringnet op een later moment compleet gemaakt worden.
In het registratieobject Grondwatermonitoringput ligt voor elke buis in de put vast of het filter in die buis in gebruik is (attribuut buis in gebruik). Deze aanduiding geeft aan of het filter van de monitoringbuis een actueel meetpunt vormt in een grondwatermonitoringnet. Een filter vormt een actueel meetpunt als er binnen één of meerdere grondwatermonitoringnetten op de huidige datum een meetpunt is dat naar de betreffende buis in de put verwijst. Het al dan niet gekoppeld zijn van grondwatersamenstellingsonderzoeken of grondwaterstandonderzoeken aan de betreffende buis van de put is niet van invloed op de waarde van buis in gebruik.
De waarde van het attribuut buis in gebruik wordt door de basisregistratie ondergrond afgeleid. Dit wordt niet door een bronhouder aangeleverd. Wanneer de gegevens van de buis worden aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond in het registratieobject Grondwatermonitoringput, krijgt buis in gebruik initieel de waarde 'onbekend'. Wanneer een bronhouder een verandering doorgeeft in een meetpunt van een monitoringnet, dan past de basisregistratie ondergrond, als dat nodig is, ook de waarde van buis in gebruik aan voor de betreffende buis in de grondwatermonitoringput. Dit zorgt ervoor dat buis in gebruik op 'ja' staat wanneer er binnen één of meerdere grondwatermonitoringnetten op de huidige datum een meetpunt is dat naar de betreffende buis in de put verwijst. Het staat op 'nee' wanneer dit niet het geval is.
Het grondwatermonitoringnet is een object met een levensloop. Een grondwatermonitoringnet bestaat voor langere tijd, en tijdens zijn bestaan kunnen veranderingen optreden die geregistreerd moeten worden in de basisregistratie ondergrond. Registratie van gegevens van een grondwatermonitoringnet is dus geen eenmalige gebeurtenis, maar een proces dat zo lang duurt als het grondwatermonitoringnet bestaat. De levensloop van een grondwatermonitoringnet heeft een begin en een eind, en loopt gelijk met de periode waarin wordt gemonitord.
De monitoringnetgeschiedenis bevat het geheel van gebeurtenissen dat de geschiedenis van het monitoringnet in de werkelijkheid beschrijft: de monitoringgeschiedenis geeft aan wat de begindatum van monitoring is, wat de einddatum van monitoring is en welke gebeurtenissen er tussentijds hebben plaatsgevonden.
Bij het registreren van het grondwatermonitoringnet geeft de bronhouder de begindatum monitoring op. Wanneer de reeds bestaande monitoringnetten voor het eerst in de basisregistratie ondergrond geregistreerd worden, zal de begindatum voor deze monitoringnetten in het verleden liggen.
Tot het moment van beëindigen blijft een grondwatermonitoringnet vanuit het oogpunt van de basisregistratie ondergrond actief. Ook als er gedurende enige of langere tijd geen grondwatersamenstellingsonderzoeken aan gekoppeld worden, of lopende grondwaterstandonderzoeken aan gekoppeld zijn. Bij het eindigen van het monitoren binnen een bepaald grondwatermonitoringnet geeft de bronhouder de einddatum monitoring op. De gegevens van het grondwatermonitoringnet en de onderzoeken die eraan gekoppeld zijn blijven na die einddatum opvraagbaar voor gebruikers.
Wanneer zich gedurende de levensloop van een grondwatermonitoringnet een relevante verandering voordoet, worden de nieuwe gegevens aangeboden aan de basisregistratie ondergrond. Deze veranderingen worden vastgelegd als Tussentijdse gebeurtenis. Van elke tussentijdse gebeurtenis wordt de naam gebeurtenis en de datum gebeurtenis vastgelegd. Tussentijds kan de verzameling meetpunten veranderen; er kunnen meetpunten bijkomen (meetpuntToevoegen) en afvallen (meetpuntBeëindigen). Dit betekent dat van elk meetpunt de begin- en de einddatum wordt vastgelegd. Deze informatie is ook opvraagbaar voor gebruikers.
Bij een meetpunt kan tevens de verwijzing naar de monitoringbuis in de grondwatermonitoringput wijzigen (monitoringbuisVervangen) zie paragraaf 1.4, Meetpunten. De vervangingsdatum van de, aan het meetpunt gekoppelde monitoringbuis in een put, wordt vastgelegd en is daarmee door gebruikers opvraagbaar. Een meetpunt moet altijd een verwijzing naar een monitoringbuis in een put bevatten. De registratie van de tussentijdse gebeurtenis monitoringbuisVervangen kan daarom pas plaatsvinden nadat de grondwatermonitoringput en de monitoringbuis zijn geregistreerd in de basisregistratie ondergrond.
In de registratiegeschiedenis van elk registratieobject ligt vast sinds wanneer het is geregistreerd in de basisregistratie ondergrond (tijdstip registratie object) en wanneer de registratie is voltooid (tijdstip voltooiing registratie). Dit is onderdeel van de formele geschiedenis van het registratieobject. De begindatum en einddatum monitoring van het monitoringnet kunnen andere datums zijn dan de datums in de formele geschiedenis. De begin- en einddatum monitoring zijn onderdeel van de Monitoringnetgeschiedenis. De monitoringnetgeschiedenis vormt de materiële geschiedenis van het registratieobject. Voor uitleg over materiële en formele geschiedenis van objecten: zie de inleidende tekst in het begeleidende document.
In het kader van een grondwatermonitoringnet wordt onderzoek gedaan naar de kwaliteit of kwantiteit van het grondwater. Het komt ook voor dat er onderzoeken worden uitgevoerd naar beide grondwateraspecten: zowel de kwaliteit als de kwantiteit. In dat geval is wel altijd één van beide grondwateraspecten primair, en vinden er ondersteunend ook onderzoeken aan het andere aspect plaats. Bijvoorbeeld: in sommige monitoringnetten voor kwantiteit worden ook chloridegehaltes gemeten ten behoeve van eventuele correcties (‘zoutcorrecties’).
Voor de aspecten kwaliteit en kwantiteit zijn er afzonderlijke monitoringdoelen. In het geval dat er in het kader van het grondwatermonitoringnet metingen aan zowel de kwaliteit als de kwantiteit worden gedaan, wordt het monitoringdoel bij het primaire, meest belangrijke aspect vastgelegd in de basisregistratie ondergrond. Naast onderzoeken aan het primaire grondwateraspect, kunnen er ook onderzoeken aan het andere aspect gekoppeld zijn aan het grondwatermonitoringnet. Bijvoorbeeld: aan een grondwatermonitoringnet waarin primair het aspect kwantiteit wordt gemonitord, kunnen naast grondwaterstandonderzoeken ook grondwatersamenstellingsonderzoeken gekoppeld worden.
In de basisregistratie ondergrond wordt, naast het monitoringdoel, het grondwateraspect ook in een eigen attribuut vastgelegd. De gebruiker kan hierdoor grondwatermonitoringnetten selecteren op basis van het aspect dat gemonitord wordt: kwaliteit of kwantiteit.
Een belangrijk aandachtspunt in het domein grondwatermonitoring is het in de basisregistratie ondergrond registreren van historische onderzoeksgegevens van grondwaterkwaliteit en grondwaterstanden. Deze zijn mogelijk niet onder te brengen in een scherp gedefinieerd monitoringnet met bijbehorend wettelijk kader conform de eisen van kwaliteitsregime IMBRO.
Voor historische onderzoeksgegevens zijn het wettelijk kader en het monitoringdoel niet altijd bekend. Deze historische gegevens kunnen aan een grondwatermonitoringnet gekoppeld worden met kwaliteitsregime IMBRO/A. Grondwatermonitoringnetten onder kwaliteitsregime IMBRO/A zijn bedoeld als administratieve oplossing om in de basisregistratie ondergrond historische onderzoeksgegevens, bijvoorbeeld uit archiefoverdracht, te kunnen registreren waarvan niet (meer) bekend is binnen welk(e) monitoringnet(ten) deze tot stand zijn gekomen. Onder kwaliteitsregime IMBRO/A is het daarom mogelijk om grondwatermonitoringnetten te definiëren zonder specifiek wettelijk kader (kader aanlevering 'archiefoverdracht') en zonder specifiek monitoringdoel (monitoringdoel 'onbekend'). Wanneer het monitoringdoel 'onbekend' opgegeven is, kan de bronhouder er daarnaast voor kiezen om het grondwateraspect 'onbekend' vast te leggen, in plaats van specifiek 'kwaliteit' of 'kwantiteit'.
Grondwatermonitoringnetten onder IMBRO/A moeten altijd betrekking hebben op een periode in het verleden: bij registratie geeft de bronhouder een einddatum monitoring in het verleden op, of anders een einddatum monitoring met de waarde 'onbekend'.
De verschillende registratieobjecten in het grondwaterdomein en hun gegevens hebben samenhang. Zie de beschrijving hiervan in paragraaf ‘Domein grondwatermonitoring in de basisregistratie ondergrond’, en de beschrijving over het gegeven buis in gebruik in paragraaf ‘Aanduiding buis in gebruik in Grondwatermonitoringput’.
Op basis van de samenhang wordt er consistentie verwacht tussen de gegevens in verschillende registratieobjecten in het grondwaterdomein. Het is de verantwoordelijkheid van de bronhouder om deze consistentie te waarborgen. De basisregistratie ondergrond dwingt dit grotendeels niet af, behalve op het gebied van verwijzingen zoals hieronder beschreven.
De basisregistratie ondergrond dwingt alleen af dat gegevens in andere registratieobjecten waarnaar verwezen wordt, ook daadwerkelijk geregistreerd zijn. Dit geldt voor de volgende verwijzingen (zie ook het plaatje in paragraaf ‘Domein grondwatermonitoring in de basisregistratie ondergrond’):
• Vanuit Grondwatermonitoringnet, Grondwatersamenstellingsonderzoek en Grondwaterstandonderzoek naar een monitoringbuis in een grondwatermonitoringput.
• Vanuit Grondwatersamenstellingsonderzoek en Grondwaterstandonderzoek naar Grondwatermonitoringnet.
Daarnaast wordt op de volgende punten consistentie verwacht:
• De verzameling meetpunten binnen een grondwatermonitoringnet is consistent met de grondwatersamenstellingsonderzoeken en grondwaterstandonderzoeken die in het kader van het monitoringnet zijn uitgevoerd. Dat wil zeggen: ten tijde van het uitvoeren van het onderzoek vormt de monitoringbuis in de put waarin het onderzoek plaatsvindt, een meetpunt in elk grondwatermonitoringnet waaraan het betreffende onderzoek gekoppeld is.
Ook met betrekking tot kwaliteitsregime geldt een specifieke samenhang tussen gegevens van verschillende registratieobjecten.
• Aan een grondwatermonitoringnet dat onder kwaliteitsregime IMBRO/A in de basisregistratie is geregistreerd kunnen alleen onderzoeksgegevens (grondwatersamenstellingsonderzoeken en/of grondwaterstandonderzoeken) gekoppeld worden die ook onder kwaliteitsregime IMBRO/A vallen. Van grondwatersamenstellingsonderzoeken en grondwaterstandonderzoeken onder kwaliteitsregime IMBRO moet bekend zijn in welk (wettelijk) kader ze zijn uitgevoerd. Daarom kunnen ze alleen gekoppeld worden aan grondwatermonitoringnetten die onder kwaliteitsregime IMBRO zijn geregistreerd. Grondwatersamenstellingsonderzoeken en grondwaterstandonderzoeken onder kwaliteitsregime IMBRO/A kunnen zowel gekoppeld worden aan grondwatermonitoringnetten onder kwaliteitsregime IMBRO als onder IMBRO/A.
• Voor de verwijzingen naar grondwatermonitoringput vanuit andere registratieobjecten gelden geen restricties. Het maakt niet uit of de grondwatermonitoringput waarnaar verwezen wordt kwaliteitsregime IMBRO of IMBRO/A heeft
Binnen het geheel van grondwatersamenstellingsonderzoeken die gekoppeld zijn aan een grondwatermonitoringnet, wordt soms nog een verdere groepering onderkend in meetrondes. In een meetronde wordt samenhang aangebracht tussen grondwatersamenstellingsonderzoeken die in dezelfde periode zijn uitgevoerd in verschillende meetpunten. Deze zijn door de bronhouder bedoeld om een samenhangende gegevensset te vormen. Het concept meetronde is niet opgenomen in de basisregistratie ondergrond, en maakt dus geen deel uit van het registratieobject Grondwatermonitoringnet.
Het doel van de Europese kaderrichtlijn INSPIRE is het harmoniseren en openbaar maken van ruimtelijke gegevens van overheidsorganisaties ten behoeve van het milieubeleid. Het registratieobject Grondwatermonitoringnet valt onder het INSPIRE-thema Environmental monitoring facilities, en om die reden moeten de gegevens in het registratieobject geschikt gemaakt worden voor uitwisseling volgens de INSPIRE-standaard. Dit wordt voor dit registratieobject geïmplementeerd middels een mapping van het gegevensmodel van het registratieobject Grondwatermonitoringnet op het gegevensmodel van het INSPIRE-thema. De inhoud van deze mapping is geen onderdeel van deze catalogus.
In onderstaande overzicht is aangegeven:
• op welk(e) wetsartikel(en) een kader aanlevering betrekking heeft;
• welke monitoringdoelen kunnen voorkomen per kader aanlevering;
• op welk(e) grondwatermonitoringaspect(en) een monitoringdoel betrekking heeft.
Kader aanlevering |
Wetsartikelen |
Aspect |
Monitoringdoel |
---|---|---|---|
Waterwet – strategisch grondwaterbeheer |
Waterwet: art 4.1, art 4.3 |
kwaliteit |
strategischBeheerKwaliteitLandelijk – Kennis over de bruikbaarheid van de voorraad grondwater op landelijke schaal, ten behoeve van planvorming en beheerskaders. |
kwantiteit |
strategischBeheerKwantiteitLandelijk – Kennis over de omvang van de voorraad grondwater op landelijke schaal, ten behoeve van planvorming en beheerskaders. |
||
Waterwet: art 4.4, art 4.5 |
kwaliteit |
strategischBeheerKwaliteitRegionaal – Kennis over de bruikbaarheid van de voorraad grondwater op regionale schaal, ten behoeve van planvorming en beheerskaders. |
|
kwantiteit |
strategischBeheerKwantiteitRegionaal – Kennis over de omvang van de voorraad grondwater op regionale schaal, ten behoeve van planvorming en beheerskaders. |
||
Waterwet – grondwaterzorgplicht |
Waterwet: art 3.6 (lid 1) |
kwantiteit |
beheersingStedelijkGebied – Kennis over de stand van het ondiepe grondwater om die in stedelijke omgeving te kunnen beheersen. |
Waterwet – onttrekking en infiltratie |
Waterwet: art 6.4 (lid 1), art 6.5b, art 6.10a, art 6.26 (lid 3 en 4) |
kwaliteit |
gevolgenOnttrekkingKwaliteit – Kennis over de gevolgen van het onttrekken van grondwater en/of het infiltreren van water voor de chemische samenstelling (verontreiniging) van het grondwater. |
kwantiteit |
gevolgenOnttrekkingKwantiteit – Kennis over de gevolgen van het onttrekken van grondwater en/of het infiltreren van water voor de omvang van de voorraad grondwater die de mens ter beschikking staat. |
||
Waterwet – peilbeheer |
Waterwet: art 5.2 (lid 1 en 2) |
kwantiteit |
gevolgenPeilbeheer – Kennis over de gevolgen van maatregelen/ingrepen in het kader van peilbeheer voor de stand van het grondwater. |
Waterwet – waterstaatswerk aanleg en wijziging |
Waterwet: art 5.4 (lid 1) |
kwaliteit |
gevolgenWaterstaatswerkKwaliteit – Kennis over de gevolgen van de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk voor de kwaliteit van het grondwater. |
kwantiteit |
gevolgenWaterstaatswerkKwantiteit – Kennis over de gevolgen van de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk voor de stand van het grondwater.1 |
||
Waterwet – waterstaatswerk ingreep (vergunning) |
Waterwet: art 6.5c |
kwantiteit |
gevolgenWaterstaatswerkKwantiteit – Kennis over de gevolgen van de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk voor de stand van het grondwater.1 |
Waterwet – waterstaatswerk beheer |
Waterwet: art 5.3 |
kwaliteit |
waterstaatswerkBeheerKwaliteit – Kennis over de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van het beheer van waterstaatswerken. |
kwantiteit |
waterstaatswerkBeheerKwantiteit – Kennis over de stand van het grondwater ten behoeve van het beheer van waterstaatswerken. |
||
Kaderrichtlijn water |
Richtlijn 2000/60/EG: art 1 |
kwaliteit |
veiligstellingGrondwaterKwaliteit – Kennis over grondwaterverontreinigingen op de schaal van een grondwaterlichaam die de bruikbaarheid ten behoeve van mens en natuur bedreigen, met als doel het borgen van een goede chemische toestand en het signaleren van stijgende trends. |
kwantiteit |
veiligstellingGrondwaterKwantiteit – Kennis over de omvang van de voorraad grondwater die beschikbaar is voor de mens op de schaal van een grondwaterlichaam, met als doel de veiligstelling hiervan. |
||
Waterschapswet |
Waterschapswet: art 1 |
kwaliteit |
waterstaatkundigeVerzorgingKwaliteit – Kennis over de bruikbaarheid van het grondwater ten behoeve van het operationeel beheer / de waterstaatkundige verzorging van het gebied. |
kwantiteit |
waterstaatkundigeVerzorgingKwantiteit – Kennis over de omvang en/of peil van het grondwater ten behoeve van het operationeel beheer / de waterstaatkundige verzorging van het gebied. |
||
Drinkwaterwet |
Drinkwaterwet: art 2 (lid 1) |
kwaliteit |
veiligstellingDrinkwatervoorzieningKwaliteit – Kennis over de bruikbaarheid van het grondwater ten behoeve van (het veiligstellen van) de huidige en toekomstige drinkwatervoorziening. |
kwantiteit |
veiligstellingDrinkwatervoorzieningKwantiteit – Kennis over de voorraad van het grondwater ten behoeve van (het veiligstellen van) de huidige en toekomstige drinkwatervoorziening. |
||
Ontgrondingenwet |
Ontgrondingenwet: art 3 (lid 4), art 8 |
kwantiteit |
gevolgenOntgronding – Kennis over de gevolgen van ontgronding voor de grondwaterhuishouding. |
Wet natuurbescherming |
Wet natuurbescherming: art 2.6 (lid 1) |
kwaliteit |
natuurbescherming – Kennis over de bruikbaarheid van het grondwater ten behoeve van de instandhouding/bescherming van de natuur. |
kwantiteit |
natuurbeheer – Kennis over de stand van het grondwater om die te beheersen ten behoeve van natuurbeheer. |
||
Archiefoverdracht (alleen onder kwaliteitsregime IMBRO/A) |
- |
kwaliteit, kwantiteit, onbekend |
onbekend – Het is onbekend ten behoeve van welk doel de monitoring heeft plaatsgevonden. |
Datum 15 november 2019
Artikel 1 Definitie van registratieobject, entiteiten en attributen |
||
1 |
Het domeinmodel |
|
2 |
Registratieobject |
|
3 |
Entiteiten en attributen |
|
3.1 |
Grondwatersamenstellingsonderzoek |
|
3.2 |
Registratiegeschiedenis |
|
3.3 |
Grondwatermonitoringnet |
|
3.4 |
GMW-monitoringbuis |
|
3.5 |
Veldonderzoek |
|
3.6 |
Bemonsteringsapparaat |
|
3.7 |
Veldwaarneming |
|
3.8 |
Veldmeting |
|
3.9 |
Laboratoriumonderzoek |
|
3.10 |
Analyseproces |
|
3.11 |
Analyse |
|
Artikel 2 Beschrijving van uitbreidbare waardelijsten |
||
1.1 |
Parameterlijst |
|
1.2 |
Bemonsteringsprocedure |
|
1.3 |
Beoordelingsprocedure |
|
1.4 |
Kleur |
|
1.5 |
Kleursterkte |
|
1.6 |
LimietSymbool |
|
1.7 |
Pomptype |
|
1.8 |
Registratiestatus |
|
1.9 |
StatusKwaliteitscontrole |
|
1.10 |
Waardebepalingsprocedure |
|
1.11 |
Waardebepalingstechniek |
|
Toelichting |
||
1 |
Grondwatersamenstellingsonderzoek |
|
1.1 |
Grondwatermonitoring |
|
1.2 |
Domein grondwatermonitoring in de basisregistratie ondergrond |
|
1.3 |
Het grondwatersamenstellingsonderzoek |
|
1.4 |
Belangrijkste entiteiten |
|
1.5 |
Samenhang en consistentie tussen verschillende registratieobjecten in het Grondwaterdomein |
|
1.6 |
INSPIRE |
Domeinmodel
Naam |
Grondwatersamenstellingsonderzoek |
Code |
GAR |
Definitie |
Het geheel van gegevens dat betrekking heeft op een grondwatersamenstellingsonderzoek dat vanuit een bepaalde opdracht is uitgevoerd door op een bepaald moment op een bepaalde locatie in Nederland metingen aan het grondwater uit te voeren en/of grondwatermonsters te nemen voor onderzoek in het laboratorium. |
Populatie |
Grondwatersamenstellingsonderzoek
Type gegeven |
Entiteit |
Definitie |
De gegevens die het grondwatersamenstellingsonderzoek identificeren en inzicht gegeven in de geschiedenis van het object voorafgaand aan opname in de registratie ondergrond. |
Relaties met andere entiteiten |
Grondwatersamenstellingsonderzoek gemeten ten behoeve van 1..* Grondwatermonitoringnet Grondwatersamenstellingsonderzoek registratiegeschiedenis 1 Registratiegeschiedenis Grondwatersamenstellingsonderzoek gemeten in 1 GMW-monitoringbuis Grondwatersamenstellingsonderzoek bestaat uit 1 Veldonderzoek Grondwatersamenstellingsonderzoek bestaat uit 0..* Laboratoriumonderzoek Grondwatersamenstellingsonderzoek is specialisatie van Registratieobject |
Type gegeven |
Attribuut van Grondwatersamenstellingsonderzoek |
Definitie |
De identificatie van een grondwatersamenstellingsonderzoek in de registratie ondergrond. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Registratieobjectcode |
– Type |
Code |
– Opbouw |
GARNNNNNNNNNNNN |
Toelichting |
De basisregistratie ondergrond kent bij registratie automatisch de juiste waarde aan het object toe. |
Type gegeven |
Attribuut van Grondwatersamenstellingsonderzoek |
Definitie |
Het KvK-nummer van de maatschappelijke activiteit van de publiekrechtelijke rechtspersoon die bronhouder is van de gegevens in de basisregistratie ondergrond. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Organisatie |
– Type |
Keuze |
Regels |
De organisatie moet binnen de basisregistratie ondergrond als bronhouder van grondwatersamenstellingsonderzoek bekend zijn. |
Toelichting |
Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven in het geval de dataleverancier niet de bronhouder is. |
Type gegeven |
Attribuut van Grondwatersamenstellingsonderzoek |
Definitie |
De identificatie die door of voor de bronhouder is gebruikt om het object in de eigen administratie te kunnen vinden. |
Juridische status |
Niet-authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Tekst200 |
– Type |
Waardelijst uitbreidbaar |
Toelichting |
Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder. Het is in de registratie opgenomen om de communicatie tussen de registerbeheerder en de bronhouder of dataleverancier te vergemakkelijken. |
Type gegeven |
Attribuut van Grondwatersamenstellingsonderzoek |
Definitie |
Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die het object aan de basisregistratie ondergrond heeft aangeleverd, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland. |
Juridische status |
Niet-authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Organisatie |
– Type |
Keuze |
Regels |
De organisatie moet binnen de basisregistratie ondergrond als dataleverancier van het registratieobject bekend zijn. |
Toelichting |
Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven. Het wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder. |
Type gegeven |
Attribuut van Grondwatersamenstellingsonderzoek |
Definitie |
De aanduiding van de kwaliteitseis waaraan de gegevens van het object voldoen. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Kwaliteitsregime |
– Type |
Waardelijst niet uitbreidbaar |
Toelichting |
Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven. |
Type gegeven |
Attribuut van Grondwatersamenstellingsonderzoek |
Definitie |
Het protocol of werkvoorschrift dat is toegepast bij de beoordeling van de kwaliteit van de meetwaarden die in het veld en/of het laboratorium gemeten zijn. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Beoordelingsprocedure |
– Type |
Waardelijst uitbreidbaar |
Type gegeven |
Entiteit |
Definitie |
De gegevens die de geschiedenis van het object in de registratie ondergrond markeren. |
Relaties met andere entiteiten |
Grondwatersamenstellingsonderzoek registratiegeschiedenis 1 Registratiegeschiedenis |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De datum en het tijdstip waarop voor het eerst gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen. |
Juridische status |
Overig |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
DatumTijd |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De actuele fase van registratie waarin het object zich bevindt. |
Juridische status |
Overig |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Registratiestatus |
– Type |
Waardelijst uitbreidbaar |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De datum en het tijdstip waarop alle gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen. |
Juridische status |
Overig |
Kardinaliteit |
0..1 |
Domein |
|
– Naam |
DatumTijd |
Regels |
Het gegeven is alleen aanwezig wanneer de registratiestatus de waarde voltooid heeft. |
Toelichting |
Het gegeven is alleen aanwezig als alle aan te leveren gegevens zijn geregistreerd. Na dit tijdstip kunnen geen nieuwe gegevens meer ter registratie worden aangeboden. Wel kunnen fouten in de registratie worden verbeterd. |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De aanduiding die aangeeft of er een verbetering in de gegevens van het object in de registratie ondergrond heeft plaatsgevonden. |
Juridische status |
Overig |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
IndicatieJaNee |
– Type |
Waardelijst niet uitbreidbaar |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De datum en het tijdstip waarop de laatste correctie in de gegevens van het registratieobject is doorgevoerd. |
Juridische status |
Overig |
Kardinaliteit |
0..1 |
Domein |
|
– Naam |
DatumTijd |
Regels |
Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut gecorrigeerd. |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De aanduiding die aangeeft of het registratieobject door de registerbeheerder in onderzoek is genomen. |
Juridische status |
Overig |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
IndicatieJaNee |
– Type |
Waardelijst niet uitbreidbaar |
Toelichting |
Wanneer een registratieobject in onderzoek is genomen betekent dit dat er bij de registerbeheerder gerede twijfel bestaat over de juistheid van de geregistreerde gegevens en dat er een onderzoek is gestart om vast te stellen wat de juiste gegevens zijn. Normaliter gaat hieraan een melding van derden vooraf. |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De datum en het tijdstip waarop de registerbeheerder het registratieobject in onderzoek heeft genomen. |
Juridische status |
Overig |
Kardinaliteit |
0..1 |
Domein |
|
– Naam |
DatumTijd |
Regels |
Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut in onderzoek. |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De aanduiding die aangeeft of de gegevens van het registratieobject door de registerbeheerder uit registratie zijn genomen. |
Juridische status |
Overig |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
IndicatieJaNee |
– Type |
Waardelijst niet uitbreidbaar |
Toelichting |
Wanneer de registerbeheerder een registratieobject uit registratie heeft genomen, zijn de gegevens niet langer beschikbaar voor andere afnemers dan bronhouder en dataleverancier. De registerbeheerder zal een registratieobject alleen bij hoge uitzondering uit registratie nemen en alleen na akkoord van de bronhouder. Aan de beslissing gaat een proces van zorgvuldige afweging vooraf en dat komt tot uitdrukking in de regel dat een registratieobject slechts een keer uit registratie kan worden genomen. |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De datum en het tijdstip waarop het registratieobject uit registratie is genomen. |
Juridische status |
Overig |
Kardinaliteit |
0..1 |
Domein |
|
– Naam |
DatumTijd |
Regels |
Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut uit registratie genomen. |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De aanduiding die aangeeft of het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het eerder uit registratie was genomen. |
Juridische status |
Overig |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
IndicatieJaNee |
– Type |
Waardelijst niet uitbreidbaar |
Toelichting |
De registerbeheerder kan een registratieobject eenmalig uit registratie nemen, en die actie kan hij eenmalig ongedaan maken. Ook hiervoor geldt dat akkoord van de bronhouder vereist is. |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De datum en het tijdstip waarop het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het uit registratie was genomen. |
Juridische status |
Overig |
Kardinaliteit |
0..1 |
Domein |
|
– Naam |
DatumTijd |
Regels |
Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut weer in registratie genomen. |
Grondwatermonitoringnet
Type gegeven |
Entiteit |
Definitie |
Het grondwatermonitoringnet waarin het grondwatersamenstellingsonderzoek wordt uitgevoerd. |
Toelichting |
Het registratieobject Grondwatermonitoringnet wordt in een aparte BRO gegevenscatalogus gedefinieerd. |
Relaties met andere entiteiten |
Grondwatersamenstellingsonderzoek gemeten ten behoeve van 1..* Grondwatermonitoringnet |
Type gegeven |
Attribuut van Grondwatermonitoringnet |
Definitie |
De identificatie van het grondwatermonitoringnet in de basisregistratie ondergrond. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Registratieobjectcode |
– Type |
Code |
– Opbouw |
GMNNNNNNNNNNNNN |
GMW-monitoringbuis
Type gegeven |
Entiteit |
Definitie |
De gegevens die nodig zijn voor de unieke identificatie van een specifieke buis in een grondwatermonitoringput. |
Toelichting |
Het BRO-ID van de grondwatermonitoringput wordt opgenomen plus het volgnummer van de specifieke buis in de put. |
Relaties met andere entiteiten |
Grondwatersamenstellingsonderzoek gemeten in 1 GMW-monitoringbuis |
Type gegeven |
Attribuut van GMW-monitoringbuis |
Definitie |
De identificatie van de grondwatermonitoringput in de basisregistratie ondergrond. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Registratieobjectcode |
– Type |
Code |
– Opbouw |
GMWNNNNNNNNNNNN |
Type gegeven |
Attribuut van GMW-monitoringbuis |
Definitie |
Het identificerende nummer van de monitoringbuis in de grondwatermonitoringput in de basisregistratie ondergrond. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Nummer 3 |
Veldonderzoek
Type gegeven |
Entiteit |
Definitie |
Het deel van het onderzoek dat betrekking heeft op het bemonsteren van het grondwater en het in het veld uitvoeren van metingen die de toestand van het grondwater en de samenstelling ervan globaal karakteriseren. |
Toelichting |
Slechts enkele gegevens over de bemonstering zijn relevant voor de basisregistratie ondergrond. |
Relaties met andere entiteiten |
Veldonderzoek bemonsterd met 1 Bemonsteringsapparaat Veldonderzoek leidt tot 1 Veldwaarneming Veldonderzoek leidt tot 0..* Veldmeting Grondwatersamenstellingsonderzoek bestaat uit 1 Veldonderzoek |
Type gegeven |
Attribuut van Veldonderzoek |
Definitie |
De datum en het tijdstip waarop het veldonderzoek is uitgevoerd en het grondwatermonster is genomen. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
DatumTijd |
Toelichting |
Deze datum met het tijdstip is voor gebruikers de belangrijkste datum, omdat dit de datum is waarop meetwaarden betrekking hebben. Ook voor het laboratoriumonderzoek is deze datum belangrijk omdat tussen de bemonsteringsdatum en laboratoriumanalyse slechts een beperkte periode mag liggen. Het tijdstip kan van belang zijn, bijvoorbeeld bij monitoringbuizen die onder invloed staan van eb en vloed of omdat een monitoringbuis soms meer keer per dag bemonsterd wordt. |
Type gegeven |
Attribuut van Veldonderzoek |
Definitie |
Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van het veldonderzoek, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland. |
Juridische status |
Niet-authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Organisatie |
– Type |
Keuze |
Regels |
De onderneming moet binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van grondwatersamenstellingsonderzoek bekend zijn. |
Toelichting |
Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder. |
Mogelijk geen waarde |
Ja |
Reden geen waarde |
Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken. |
Type gegeven |
Attribuut van Veldonderzoek |
Definitie |
De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bemonstering en de andere activiteiten binnen het veldonderzoek zijn uitgevoerd. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Bemonsteringsprocedure |
– Type |
Waardelijst uitbreidbaar |
Toelichting |
De procedure beschrijft de manier van werken, de passende hulpmiddelen en de eisen waaraan de uitvoering van de bemonstering moet voldoen. Procedures zijn in het algemeen vastgelegd in een norm, protocol of richtlijn. Dat kan overigens een richtlijn zijn die uitvoerder voor zichzelf gebruikt. Het gegeven is opgenomen omdat het inzicht biedt in de kwaliteit van het werk. |
Bemonsteringsapparaat
Type gegeven |
Entiteit |
Definitie |
De specificaties van het apparaat dat gebruikt is voor het bemonsteren van het grondwater. |
Relaties met andere entiteiten |
Veldonderzoek bemonsterd met 1 Bemonsteringsapparaat |
Type gegeven |
Attribuut van Bemonsteringsapparaat |
Definitie |
Het type pomp dat is gebruikt voor het bemonsteren van het grondwater. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Pomptype |
– Type |
Waardelijst uitbreidbaar |
Regels |
De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan vacuümpomp wanneer de waarde van het attribuut bemonsteringsprocedure van de entiteit Veldonderzoek gelijk is aan NEN5744v2011-A1v2013, aan NTA8017v2016 of aan SIKBProtocol2002vanafV4. De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan anders wanneer de waarde van het attribuut bemonsteringsprocedure van de entiteit Veldonderzoek gelijk is aan NEN5744v2011-A1v2013, aan NTA8017v2016 of aan SIKBProtocol2002vanafV4. |
Veldwaarneming
Type gegeven |
Entiteit |
Definitie |
De uitkomsten van de waarnemingen, niet zijnde metingen, die in het veld aan het grondwater zijn uitgevoerd. |
Relaties met andere entiteiten |
Veldonderzoek leidt tot 1 Veldwaarneming |
Type gegeven |
Attribuut van Veldwaarneming |
Definitie |
De primaire kleur van het grondwater. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
0..1 |
Domein |
|
– Naam |
Kleur |
– Type |
Waardelijst uitbreidbaar |
Type gegeven |
Attribuut van Veldwaarneming |
Definitie |
De secundaire ofwel bijkleur van het grondwater. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
0..1 |
Domein |
|
– Naam |
Kleur |
– Type |
Waardelijst uitbreidbaar |
Type gegeven |
Attribuut van Veldwaarneming |
Definitie |
De sterkte van de kleur van het grondwater. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
0..1 |
Domein |
|
– Naam |
Kleursterkte |
– Type |
Waardelijst uitbreidbaar |
Type gegeven |
Attribuut van Veldwaarneming |
Definitie |
De aanduiding die aangeeft of de temperatuur van het monster tijdens het transport afwijkt van de eisen die in de gebruikte bemonsteringsnorm worden gesteld. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
IndicatieJaNee |
– Naam IMBRO/A |
IndicatieJaNeeOnbekend |
– Type |
Waardelijst niet uitbreidbaar |
Type gegeven |
Attribuut van Veldwaarneming |
Definitie |
De aanduiding die aangeeft of de gebruikte meetapparatuur een te groot verloop had. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
IndicatieJaNee |
– Naam IMBRO/A |
IndicatieJaNeeOnbekend |
– Type |
Waardelijst niet uitbreidbaar |
Toelichting |
De meetapparatuur wordt dagelijks in ieder geval een keer gekalibreerd. In de loop van de dag kan de meetapparatuur een groeiende afwijking gaan vertonen. |
Type gegeven |
Attribuut van Veldwaarneming |
Definitie |
De aanduiding die aangeeft of de genomen monsters mogelijk gecontamineerd zijn door vluchtige verbindingen, door aanwezige verbrandingsmotoren. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
IndicatieJaNee |
– Naam IMBRO/A |
IndicatieJaNeeOnbekend |
– Type |
Waardelijst niet uitbreidbaar |
Toelichting |
Dit kan gebeuren als een verbrandingsmotor wordt gebruikt tijdens het bemonsteren. Men wordt geacht bovenwinds te gaan staan van deze motor. Mocht het echter windstil zijn of de wind tijdens het bemonsteren gedraaid zijn, dan kan er toch contaminatie van het monster ontstaan. |
Type gegeven |
Attribuut van Veldwaarneming |
Definitie |
De aanduiding die aangeeft of het filter is drooggevallen. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
IndicatieJaNee |
– Naam IMBRO/A |
IndicatieJaNeeOnbekend |
– Type |
Waardelijst niet uitbreidbaar |
Toelichting |
Dit kan zich voor doen wanneer de peilbuis tijdens de bemonstering slecht liep. Er is geen lucht in het monster terechtgekomen. |
Type gegeven |
Attribuut van Veldwaarneming |
Definitie |
De aanduiding die aangeeft of de grondwaterstand tijdens en na het voorpompen met meer dan 50 centimeter verlaagd is. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
IndicatieJaNee |
– Naam IMBRO/A |
IndicatieJaNeeOnbekend |
– Type |
Waardelijst niet uitbreidbaar |
Type gegeven |
Attribuut van Veldwaarneming |
Definitie |
De aanduiding die aangeeft of tijdens monstername een type inline filter gebruikt is dat afwijkt van de eisen in de gebruikte bemonsteringsnorm. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
IndicatieJaNee |
– Naam IMBRO/A |
IndicatieJaNeeOnbekend |
– Type |
Waardelijst niet uitbreidbaar |
Type gegeven |
Attribuut van Veldwaarneming |
Definitie |
De aanduiding die aangeeft of het monster is belucht. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
IndicatieJaNee |
– Naam IMBRO/A |
IndicatieJaNeeOnbekend |
– Type |
Waardelijst niet uitbreidbaar |
Toelichting |
Dit kan zich voor doen wanneer de peilbuis tijdens de bemonstering slecht liep. |
Type gegeven |
Attribuut van Veldwaarneming |
Definitie |
De aanduiding die aangeeft of de slang die gebruikt is voor het oppompen van het grondwater nieuw is dan wel al eerder is gebruikt. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
IndicatieJaNee |
– Naam IMBRO/A |
IndicatieJaNeeOnbekend |
– Type |
Waardelijst niet uitbreidbaar |
Toelichting |
Volgens de eisen in de gebruikte bemonsteringsnorm is dit meestal niet toegestaan. In de praktijk zal een slang alleen worden hergebruikt als het geen gevolgen voor het monster heeft, dat wil zeggen, wanneer de vorige bemonsteringen plaats vonden in schoon grondwater. |
Type gegeven |
Attribuut van Veldwaarneming |
Definitie |
De aanduiding die aangeeft of de temperatuur van het grondwater tijdens de bemonstering moeilijk te bepalen was. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
IndicatieJaNee |
– Naam IMBRO/A |
IndicatieJaNeeOnbekend |
– Type |
Waardelijst niet uitbreidbaar |
Toelichting |
Dit kan voorkomen bij een temperatuurmeting in de doorstroomcel, bijvoorbeeld door extreem warm weer in combinatie met een slechtlopende peilbuis. De gemeten temperatuur wijkt dan af van de temperatuur van het grondwater in de put. |
Veldmeting
Type gegeven |
Entiteit |
Definitie |
De uitkomsten van de metingen die in het veld aan het grondwater zijn uitgevoerd. |
Relaties met andere entiteiten |
Veldonderzoek leidt tot 0..* Veldmeting |
Type gegeven |
Attribuut van Veldmeting |
Definitie |
Het ID van de in het veld gemeten parameter. |
Juridische status |
Niet-authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Parameterlijst |
– Type |
Waardelijst uitbreidbaar |
Toelichting |
In het veld wordt vaak gemeten: zuurstofgehalte, zuurgraad, temperatuur, troebelheid, elektrisch geleidingsvermogen en waterstofcarbonaatgehalte. Indien de parameter gemeten is in het veld, moet de gemeten waarde opgenomen worden in de basisregistratie ondergrond. Het ID is het identificerend gegeven van de parameter en staat in de referentielijst Parameterlijst. ID's worden beheerd door SIKB en het Informatiehuis Water (IHW). In de basisregistratie ondergrond is het ID, samen met de Aquocode, het CASnummer (indien van toepassing), een omschrijving, de eenheid en de hoedanigheid opgenomen in de Parameterlijst. |
Type gegeven |
Attribuut van Veldmeting |
Definitie |
De in het veld gemeten waarde van de parameter. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Meetwaarde |
– Type |
Getal |
Regels |
De meeteenheid bij het attribuut mag afwijken van de eenheid van de betreffende parameter in de parameterlijst wanneer alleen de prefix van de eenheid afwijkt. In alle andere gevallen is de meeteenheid gelijk aan de eenheid in de parameterlijst. |
Toelichting |
De veldmeetwaarde wordt uitgedrukt in een meeteenheid. De meeteenheid is afhankelijk van de waarde van het attribuut parameter. De aan te leveren meeteenheid is vastgelegd in de referentietabel Parameterlijst. Alleen de prefix, het voorvoegsel van de eenheid in de parameterlijst mag afwijken. Staat er bijvoorbeeld ug/l in de parameterlijst, dan is mg/l ook toegestaan of als mS/m in de parameterlijst staat, is uS/cm ook toegestaan. Een dimensieloze waarde heeft een meeteenheid 1 (cijfer 1). |
Type gegeven |
Attribuut van Veldmeting |
Definitie |
Het eindoordeel van de bronhouder over de betrouwbaarheid van een individuele meting van het grondwatersamenstellingsonderzoek op basis van een, voor het hele onderzoek gebruikte, beoordelingsprocedure. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
StatusKwaliteitscontrole |
– Type |
Waardelijst uitbreidbaar |
Toelichting |
Bij gegevens met het IMBRO/A kwaliteitsregime kan het voorkomen dat de beoordelingsprocedure onbekend is of dat het niet mogelijk is de volledige procedure uit te voeren omdat daarvoor gegevens ontbreken. |
Laboratoriumonderzoek
Type gegeven |
Entiteit |
Definitie |
Het deel van het grondwatersamenstellingsonderzoek dat betrekking heeft op het uitvoeren van metingen aan grondwater in het laboratorium. |
Toelichting |
Het kan voorkomen dat in het veld genomen monsters door verschillende laboratoria op verschillende stoffen geanalyseerd worden (bijvoorbeeld: bestrijdingsmiddelen bij een ander laboratorium dan de overige stoffen). |
Relaties met andere entiteiten |
Laboratoriumonderzoek heeft 1..* Analyseproces Grondwatersamenstellingsonderzoek bestaat uit 0..* Laboratoriumonderzoek |
Type gegeven |
Attribuut van Laboratoriumonderzoek |
Definitie |
Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van het laboratoriumonderzoek, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland. |
Juridische status |
Niet-authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Organisatie |
– Type |
Keuze |
Regels |
De onderneming moet binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van grondwatersamenstellingsonderzoek bekend zijn. |
Toelichting |
Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder. |
Mogelijk geen waarde |
Ja |
Reden geen waarde |
Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken. |
Analyseproces
Type gegeven |
Entiteit |
Definitie |
De kenmerken van de in het laboratorium uitgevoerde activiteiten ten behoeve van de bepaling van de waarde van parameters in het grondwatermonster. |
Relaties met andere entiteiten |
Analyseproces leidt tot 1..* Analyse Laboratoriumonderzoek heeft 1..* Analyseproces |
Type gegeven |
Attribuut van Analyseproces |
Definitie |
De datum waarop de analyse wordt uitgevoerd. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Datum |
– Naam IMBRO/A |
OnvolledigeDatum |
Regels |
De waarde van het attribuut mag niet liggen voor de waarde van het attribuut datum veldonderzoek van de entiteit Veldonderzoek. |
Toelichting |
Wanneer de analyse, de bepalingstechniek, zich uitstrekt over meer dagen, wordt de datum vastgelegd waarop de bepalingstechniek is afgerond. Bij historische gegevens kan het voorkomen dat de analysedatum niet bekend is. |
Mogelijk geen waarde |
Ja |
Reden geen waarde |
Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken. |
Type gegeven |
Attribuut van Analyseproces |
Definitie |
De analysetechniek die gebruikt is bij het bepalen van het gehalte van parameters. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Waardebepalingstechniek |
– Type |
Waardelijst uitbreidbaar |
Mogelijk geen waarde |
Ja |
Reden geen waarde |
Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken. |
Type gegeven |
Attribuut van Analyseproces |
Definitie |
De norm of het voorschrift dat beschrijft hoe het onderzoek is uitgevoerd. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Waardebepalingsprocedure |
– Type |
Waardelijst uitbreidbaar |
Mogelijk geen waarde |
Ja |
Reden geen waarde |
Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken. |
Analyse
Type gegeven |
Entiteit |
Definitie |
De uitkomsten van de metingen van stoffen die in het laboratorium aan het grondwatermonster zijn uitgevoerd. |
Relaties met andere entiteiten |
Analyseproces leidt tot 1..* Analyse |
Type gegeven |
Attribuut van Analyse |
Definitie |
Het ID van de, in het laboratorium bepaalde parameter. |
Juridische status |
Niet-authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Parameterlijst |
– Type |
Waardelijst uitbreidbaar |
Toelichting |
Het ID is het identificerend gegeven van de parameter en staat in de referentielijst Parameterlijst. ID's worden beheerd door SIKB en het Informatiehuis Water (IHW). In de basisregistratie ondergrond is het ID, samen met de Aquocode, het CASnummer (indien van toepassing), een omschrijving, de eenheid en de hoedanigheid opgenomen in de Parameterlijst. |
Type gegeven |
Attribuut van Analyse |
Definitie |
Het in het laboratorium gemeten gehalte of de waargenomen waarde van de parameter. Wanneer het limietsymbool aanwezig is, mag hier de rapportagegrens geregistreerd worden in plaats van de gemeten waarde. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Meetwaarde |
– Type |
Getal |
Regels |
De meeteenheid bij het attribuut mag afwijken van de eenheid van de betreffende parameter in de parameterlijst wanneer alleen de prefix van de eenheid afwijkt. In alle andere gevallen is de meeteenheid gelijk aan de eenheid in de parameterlijst. |
Toelichting |
De bronhouder mag bij een gemeten waarde die kleiner is dan de waarde van het attribuut rapportagegrens of bij een waarde die groter is dan de hoogste grenswaarde besluiten of hij de gemeten waarde aanlevert of niet. Wanneer de bronhouder de gemeten waarde niet aanlevert, wordt in dit attribuut de rapportagegrens geregistreerd. De analysemeetwaarde wordt uitgedrukt in een meeteenheid. De meeteenheid is afhankelijk van de waarde van het attribuut parameter. De aan te leveren meeteenheid is vastgelegd in de referentietabel Parameterlijst. Alleen de prefix, het voorvoegsel van de eenheid in de parameterlijst mag afwijken. Staat er bijvoorbeeld ug/l in de parameterlijst, dan is mg/l ook toegestaan of als mS/m in de parameterlijst staat, is uS/cm ook toegestaan. Een dimensieloze waarde heeft een meeteenheid 1 (cijfer 1). Voor IMBRO/A gegevens kan het voorkomen dat de waarde van het gegeven ontbreekt. In dat geval is er wel een limietsymbool aanwezig dat aangeeft dat er gemeten is en dat de gemeten waarde lager (of hoger) is dan de grenswaarde. |
Mogelijk geen waarde |
Ja |
Reden geen waarde |
Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer het attribuut limietsymbool aanwezig is. |
Type gegeven |
Attribuut van Analyse |
Definitie |
Symbool dat aangeeft of de gemeten waarde kleiner is dan de rapportagegrens, ofwel groter is dan de hoogste grenswaarde die gerapporteerd wordt. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
0..1 |
Domein |
|
– Naam |
LimietSymbool |
– Type |
Waardelijst uitbreidbaar |
Toelichting |
Het gegeven is alleen aanwezig wanneer bij het attribuut analysemeetwaarde niet de gemeten waarde is opgegeven maar in plaats daarvan de rapportagegrens. |
Type gegeven |
Attribuut van Analyse |
---|---|
Definitie |
De door het uitvoerende laboratorium met de opdrachtgever afgesproken kleinste waarde van het gemeten gehalte of de waargenomen waarde van de parameter in een monster, die wordt gerapporteerd aan de opdrachtgever. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
0..1 |
Domein |
|
– Naam |
Meetwaarde |
– Type |
Getal |
Regels |
De meeteenheid bij het gegeven mag afwijken van de eenheid van de betreffende parameter in de parameterlijst wanneer alleen de prefix afwijkt. Bijvoorbeeld mS/m staat in de parameterlijst, uS/cm is ook toegestaan. |
Toelichting |
Als de rapportagegrens, samen met het limietsymbool, al bji het gegeven analysemeetwaarde is opgenomen, hoeft het hier niet te worden herhaald. Afhankelijk van de afspraak tussen de opdrachtnemer en de opdrachtgever kan de rapportagegrens gelijk zijn aan de detectiegrens. In andere gevallen is de rapportagegrens hoger dan de detectiegrens. Waarden boven de rapportagegrens worden gerapporteerd aan de opdrachtgever. Bij een gemeten gehalte onder deze grenswaarde wordt de grenswaarde gerapporteerd aan de opdrachtgever. De rapportagegrens wordt uitgedrukt in een meeteenheid. De meeteenheid is afhankelijk van de waarde van het attribuut parameter. De aan te leveren meeteenheid is vastgelegd in de referentietabel Parameterlijst. Alleen een veelvoud of een deel van de eenheid mag voorkomen. De prefix, het voorvoegsel van de eenheid in de parameterlijst mag dus afwijken. Staat er bijvoorbeeld ug/l in de parameterlijst, dan is mg/l ook toegestaan of als mS/m in de parameterlijst staat, is uS/cm ook toegestaan. Een dimensieloze waarde heeft een meeteenheid 1 (cijfer 1). |
Type gegeven |
Attribuut van Analyse |
---|---|
Definitie |
Het eindoordeel van de bronhouder over de betrouwbaarheid van een individuele meting van het grondwatersamenstellingsonderzoek op basis van een, voor het hele onderzoek gebruikte, beoordelingsprocedure. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
StatusKwaliteitscontrole |
– Type |
Waardelijst uitbreidbaar |
Toelichting |
Bij gegevens met het IMBRO/A kwaliteitsregime kan het voorkomen dat de beoordelingsprocedure onbekend is of dat het niet mogelijk is de volledige procedure uit te voeren omdat daarvoor gegevens ontbreken. |
Definitie |
De lijst met stoffen en andere eigenschappen die in een grondwatersamenstellingsonderzoek bepaald worden. |
ID |
aquocode |
CASnummer |
omschrijving |
eenheid |
hoedanigheid |
---|---|---|---|---|---|
2818 |
134DClFyurum |
2327-02-8 |
1-(3,4-dichloorfenyl)ureum |
ug/l |
NVT |
4944 |
14iC3yFyurum |
56046-17-4 |
1-(4-isopropylfenyl)ureum |
ug/l |
NVT |
4 |
111TClC2a |
71-55-6 |
1,1,1-trichloorethaan |
ug/l |
NVT |
5 |
1122T4ClC2a |
79-34-5 |
1,1,2,2-tetrachloorethaan |
ug/l |
NVT |
6 |
112TClC2a |
79-00-5 |
1,1,2-trichloorethaan |
ug/l |
NVT |
8 |
11DClC2a |
75-34-3 |
1,1-dichloorethaan |
ug/l |
NVT |
9 |
11DClC2e |
75-35-4 |
1,1-dichlooretheen |
ug/l |
NVT |
10 |
11DClC3a |
78-99-9 |
1,1-dichloorpropaan |
ug/l |
NVT |
1290 |
PCDF135 |
39001-02-0 |
1,2,3,4,6,7,8,9-octachloordibenzofuraan |
ug/l |
NVT |
1289 |
PCDD75 |
3268-87-9 |
1,2,3,4,6,7,8,9-octachloordibenzo-p-dioxine |
ug/l |
NVT |
12 |
PCDF131 |
67562-39-4 |
1,2,3,4,6,7,8-heptachloordibenzofuraan |
ug/l |
NVT |
11 |
PCDD73 |
35822-46-9 |
1,2,3,4,6,7,8-heptachloordibenzo-p-dioxine |
ug/l |
NVT |
13 |
PCDF134 |
55673-89-7 |
1,2,3,4,7,8,9-heptachloordibenzofuraan |
ug/l |
NVT |
15 |
PCDF118 |
70648-26-9 |
1,2,3,4,7,8-hexachloordibenzofuraan |
ug/l |
NVT |
14 |
PCDD66 |
39227-28-6 |
1,2,3,4,7,8-hexachloordibenzo-p-dioxine |
ug/l |
NVT |
16 |
1234T4ClBen |
634-66-2 |
1,2,3,4-tetrachloorbenzeen |
ug/l |
NVT |
18 |
1235T4ClBen |
634-90-2 |
1,2,3,5-tetrachloorbenzeen |
ug/l |
NVT |
21 |
PCDF121 |
57117-44-9 |
1,2,3,6,7,8-hexachloordibenzofuraan |
ug/l |
NVT |
20 |
PCDD67 |
57653-85-7 |
1,2,3,6,7,8-hexachloordibenzo-p-dioxine |
ug/l |
NVT |
23 |
PCDF124 |
72918-21-9 |
1,2,3,7,8,9-hexachloordibenzofuraan |
ug/l |
NVT |
22 |
PCDD70 |
19408-74-3 |
1,2,3,7,8,9-hexachloordibenzo-p-dioxine |
ug/l |
NVT |
25 |
PCDF94 |
57117-41-6 |
1,2,3,7,8-pentachloordibenzofuraan |
ug/l |
NVT |
24 |
PCDD54 |
40321-76-4 |
1,2,3,7,8-pentachloordibenzo-p-dioxine |
ug/l |
NVT |
26 |
123TClBen |
87-61-6 |
1,2,3-trichloorbenzeen |
ug/l |
NVT |
29 |
123TC1yBen |
526-73-8 |
1,2,3-trimethylbenzeen |
ug/l |
NVT |
30 |
1245T4ClBen |
95-94-3 |
1,2,4,5-tetrachloorbenzeen |
ug/l |
NVT |
32 |
124TClBen |
120-82-1 |
1,2,4-trichloorbenzeen |
ug/l |
NVT |
33 |
124TC1yBen |
95-63-6 |
1,2,4-trimethylbenzeen |
ug/l |
NVT |
35 |
12DClBen |
95-50-1 |
1,2-dichloorbenzeen |
ug/l |
NVT |
36 |
12DClC2a |
107-06-2 |
1,2-dichloorethaan |
ug/l |
NVT |
38 |
12DClC3a |
78-87-5 |
1,2-dichloorpropaan |
ug/l |
NVT |
466 |
12DHOxBen |
120-80-9 |
1,2-dihydroxybenzeen |
ug/l |
NVT |
1341 |
12xyln |
95-47-6 |
1,2-xyleen |
ug/l |
NVT |
44 |
135TClBen |
108-70-3 |
1,3,5-trichloorbenzeen |
ug/l |
NVT |
45 |
135TC1yBen |
108-67-8 |
1,3,5-trimethylbenzeen |
ug/l |
NVT |
47 |
13DClBen |
541-73-1 |
1,3-dichloorbenzeen |
ug/l |
NVT |
48 |
13DClC3a |
142-28-9 |
1,3-dichloorpropaan |
ug/l |
NVT |
5260 |
13DC2yBen |
141-93-5 |
1,3-diethylbenzeen |
ug/l |
NVT |
5258 |
13DFygandne |
102-06-7 |
1,3-difenylguanidine |
ug/l |
NVT |
1460 |
13DHOxBen |
108-46-3 |
1,3-dihydroxybenzeen |
ug/l |
NVT |
1147 |
13xyln |
108-38-3 |
1,3-xyleen |
ug/l |
NVT |
54 |
14DClBen |
106-46-7 |
1,4-dichloorbenzeen |
ug/l |
NVT |
5261 |
14DC2yBen |
105-05-5 |
1,4-diethylbenzeen |
ug/l |
NVT |
875 |
14DHOxBen |
123-31-9 |
1,4-dihydroxybenzeen |
ug/l |
NVT |
2841 |
14DOxan |
123-91-1 |
1,4-dioxaan |
mg/l |
NVT |
1362 |
14xyln |
106-42-3 |
1,4-xyleen |
ug/l |
NVT |
5832 |
1011tDolcarb |
35079-97-1 |
10,11-transdiol carbamazepine |
ug/l |
NVT |
2314 |
17bestDol |
50-28-2 |
17beta-estradiol |
ug/l |
NVT |
62 |
1ClNaf |
90-13-1 |
1-chloornaftaleen |
ug/l |
NVT |
2856 |
1C3ol2ClPO4 |
6145-73-9 |
1-propanol-2-chloorfosfaat |
ug/l |
NVT |
1434 |
1C3yBen |
103-65-1 |
1-propylbenzeen |
ug/l |
NVT |
1380 |
PCB180 |
35065-29-3 |
2,2',3,4,4',5,5'-heptachloorbifenyl |
ug/l |
NVT |
1376 |
PCB138 |
35065-28-2 |
2,2',3,4,4',5'-hexachloorbifenyl |
ug/l |
NVT |
1377 |
PCB153 |
35065-27-1 |
2,2',4,4',5,5'-hexachloorbifenyl |
ug/l |
NVT |
1372 |
PCB101 |
37680-73-2 |
2,2',4,5,5'-pentachloorbifenyl |
ug/l |
NVT |
1382 |
PCB52 |
35693-99-3 |
2,2',5,5'-tetrachloorbifenyl |
ug/l |
NVT |
5742 |
FRD-ai902903 |
NVT |
2,3,3,3-tetrafluor-2-(heptafluorpropoxy)propanoaat (anion) |
ug/l |
NVT |
5741 |
FRD-903 |
13252-13-6 |
2,3,3,3-tetrafluor-2-(heptafluorpropoxy)propionzuur |
ug/l |
NVT |
2721 |
PCB189 |
39635-31-9 |
2,3,3',4,4',5,5 '-heptachlorobifenyl |
ug/l |
NVT |
2712 |
PCB157 |
69782-90-7 |
2,3,3',4,4',5'-hexachloorbifenyl |
ug/l |
NVT |
1378 |
PCB156 |
38380-08-4 |
2,3,3',4,4',5-hexachloorbifenyl |
ug/l |
NVT |
1373 |
PCB105 |
32598-14-4 |
2,3,3',4,4'-pentachloorbifenyl |
ug/l |
NVT |
2710 |
PCB167 |
52663-72-6 |
2,3',4,4',5,5'-hexachloorbifenyl |
ug/l |
NVT |
2714 |
PCB114 |
74472-37-0 |
2,3,4,4',5-pentachloorbifenyl |
ug/l |
NVT |
2711 |
PCB123 |
65510-44-3 |
2,3',4,4',5'-pentachloorbifenyl |
ug/l |
NVT |
1374 |
PCB118 |
31508-00-6 |
2,3',4,4',5-pentachloorbifenyl |
ug/l |
NVT |
2882 |
2345T4ClAn |
634-83-3 |
2,3,4,5-tetrachlooraniline |
ug/l |
NVT |
78 |
2345T4ClFol |
4901-51-3 |
2,3,4,5-tetrachloorfenol |
ug/l |
NVT |
79 |
PCDF130 |
60851-34-5 |
2,3,4,6,7,8-hexachloordibenzofuraan |
ug/l |
NVT |
80 |
2346T4ClFol |
58-90-2 |
2,3,4,6-tetrachloorfenol |
ug/l |
NVT |
81 |
PCDF114 |
57117-31-4 |
2,3,4,7,8-pentachloordibenzofuraan |
ug/l |
NVT |
82 |
234TClAn |
634-67-3 |
2,3,4-trichlooraniline |
ug/l |
NVT |
83 |
234TClFol |
15950-66-0 |
2,3,4-trichloorfenol |
ug/l |
NVT |
2885 |
2356T4ClAn |
3481-20-7 |
2,3,5,6-tetrachlooraniline |
ug/l |
NVT |
84 |
2356T4ClFol |
935-95-5 |
2,3,5,6-tetrachloorfenol |
ug/l |
NVT |
2886 |
235TClAn |
18487-39-3 |
2,3,5-trichlooraniline |
ug/l |
NVT |
86 |
235TClFol |
933-78-8 |
2,3,5-trichloorfenol |
ug/l |
NVT |
89 |
236TClFol |
933-75-5 |
2,3,6-trichloorfenol |
ug/l |
NVT |
2228 |
PCDF83 |
51207-31-9 |
2,3,7,8-tetrachloordibenzofuraan |
ug/l |
NVT |
90 |
PCDD48 |
1746-01-6 |
2,3,7,8-tetrachloordibenzo-p-dioxine |
ug/l |
NVT |
93 |
23DClAn |
608-27-5 |
2,3-dichlooraniline |
ug/l |
NVT |
94 |
23DClFol |
576-24-9 |
2,3-dichloorfenol |
ug/l |
NVT |
1381 |
PCB28 |
7012-37-5 |
2,4,4'-trichloorbifenyl |
ug/l |
NVT |
100 |
245TClAn |
636-30-6 |
2,4,5-trichlooraniline |
ug/l |
NVT |
101 |
245TClFol |
95-95-4 |
2,4,5-trichloorfenol |
ug/l |
NVT |
102 |
245T |
93-76-5 |
2,4,5-trichloorfenoxyazijnzuur |
ug/l |
NVT |
104 |
246TClAn |
634-93-5 |
2,4,6-trichlooraniline |
ug/l |
NVT |
106 |
246TClFol |
88-06-2 |
2,4,6-trichloorfenol |
ug/l |
NVT |
114 |
24DClAn |
554-00-7 |
2,4-dichlooraniline |
ug/l |
NVT |
111 |
24DDD |
53-19-0 |
2,4'-dichloordifenyldichloorethaan |
ug/l |
NVT |
112 |
24DDE |
3424-82-6 |
2,4'-dichloordifenyldichlooretheen |
ug/l |
NVT |
113 |
24DDT |
789-02-6 |
2,4'-dichloordifenyltrichloorethaan |
ug/l |
NVT |
115 |
24DClFol |
120-83-2 |
2,4-dichloorfenol |
ug/l |
NVT |
116 |
24D |
94-75-7 |
2,4-dichloorfenoxyazijnzuur |
ug/l |
NVT |
140 |
24DP |
120-36-5 |
2,4-dichloorfenoxypropionzuur (dichloorprop) |
ug/l |
NVT |
124 |
24DC1yFol |
105-67-9 |
2,4-dimethylfenol |
ug/l |
NVT |
669 |
24DNO2Fol |
51-28-5 |
2,4-dinitrofenol |
ug/l |
NVT |
126 |
25DClAn |
95-82-9 |
2,5-dichlooraniline |
ug/l |
NVT |
127 |
25DClFol |
583-78-8 |
2,5-dichloorfenol |
ug/l |
NVT |
625 |
26DCl4NO2An |
99-30-9 |
2,6-dichloor-4-nitroaniline |
ug/l |
NVT |
134 |
26DClAn |
608-31-1 |
2,6-dichlooraniline |
ug/l |
NVT |
135 |
26DClBenAd |
2008-58-4 |
2,6-dichloorbenzamide (BAM) |
ug/l |
NVT |
136 |
26DClFol |
87-65-0 |
2,6-dichloorfenol |
ug/l |
NVT |
2944 |
26xyldne |
87-62-7 |
2,6-xylidine |
ug/l |
NVT |
1171 |
2C4on |
78-93-3 |
2-butanon (MEK) |
ug/l |
NVT |
145 |
2ClAn |
95-51-2 |
2-chlooraniline |
ug/l |
NVT |
146 |
2ClFol |
95-57-8 |
2-chloorfenol |
ug/l |
NVT |
147 |
2ClNaf |
91-58-7 |
2-chloornaftaleen |
ug/l |
NVT |
1852 |
2C2ox2C1yC3a |
637-92-3 |
2-ethoxy-2-methylpropaan (ETBW) |
ug/l |
NVT |
154 |
2C2yTol |
611-14-3 |
2-ethyltolueen |
ug/l |
NVT |
2999 |
2HOxatzne |
2163-68-0 |
2-hydroxyatrazine |
ug/l |
NVT |
5071 |
2HOxibpfn |
51146-55-5 |
2-hydroxyibuprofen |
ug/l |
NVT |
225 |
MCPA |
94-74-6 |
2-methyl-4-chloorfenoxyazijnzuur |
ug/l |
NVT |
226 |
MCPB |
94-81-5 |
2-methyl-4-chloorfenoxyboterzuur |
ug/l |
NVT |
170 |
2NO2Fol |
88-75-5 |
2-nitrofenol |
ug/l |
NVT |
174 |
2C3ol |
67-63-0 |
2-propanol |
ug/l |
NVT |
1968 |
PCB169 |
32774-16-6 |
3,3',4,4',5,5'-hexachloorbifenyl |
ug/l |
NVT |
1967 |
PCB126 |
57465-28-8 |
3,3',4,4',5-pentachloorbifenyl |
ug/l |
NVT |
1969 |
PCB77 |
32598-13-3 |
3,3',4,4'-tetrachloorbifenyl |
ug/l |
NVT |
2713 |
PCB81 |
70362-50-4 |
3,4,4',5-tetrachlorobifenyl |
ug/l |
NVT |
176 |
345TClAn |
634-91-3 |
3,4,5-trichlooraniline |
ug/l |
NVT |
177 |
345TClFol |
609-19-8 |
3,4,5-trichloorfenol |
ug/l |
NVT |
178 |
34DClAn |
95-76-1 |
3,4-dichlooraniline |
ug/l |
NVT |
179 |
34DClFol |
95-77-2 |
3,4-dichloorfenol |
ug/l |
NVT |
185 |
35DClAn |
626-43-7 |
3,5-dichlooraniline |
ug/l |
NVT |
186 |
35DClFol |
591-35-5 |
3,5-dichloorfenol |
ug/l |
NVT |
197 |
3ClAn |
108-42-9 |
3-chlooraniline |
ug/l |
NVT |
198 |
3ClFol |
108-43-0 |
3-chloorfenol |
ug/l |
NVT |
202 |
3C2yTol |
620-14-4 |
3-ethyltolueen |
ug/l |
NVT |
215 |
44DDD |
72-54-8 |
4,4'-dichloordifenyldichloorethaan |
ug/l |
NVT |
216 |
44DDE |
72-55-9 |
4,4'-dichloordifenyldichlooretheen |
ug/l |
NVT |
217 |
44DDT |
50-29-3 |
4,4'-dichloordifenyltrichloorethaan |
ug/l |
NVT |
224 |
4Cl2C1yFol |
1570-64-5 |
4-chloor-2-methylfenol |
ug/l |
NVT |
227 |
4Cl3C1yFol |
59-50-7 |
4-chloor-3-methylfenol |
ug/l |
NVT |
228 |
4ClAn |
106-47-8 |
4-chlooraniline |
ug/l |
NVT |
229 |
4ClFol |
106-48-9 |
4-chloorfenol |
ug/l |
NVT |
2412 |
4CPA |
122-88-3 |
4-chloorfenoxyazijnzuur |
ug/l |
NVT |
3650 |
DMST |
66840-71-9 |
4-dimethylaminosulfotoluidide |
ug/l |
NVT |
232 |
4C2yTol |
622-96-8 |
4-ethyltolueen |
ug/l |
NVT |
1175 |
4C1y2C5on |
108-10-1 |
4-methyl-2-pentanon (MIBK) |
ug/l |
NVT |
247 |
AcNe |
83-32-9 |
acenafteen |
ug/l |
NVT |
248 |
AcNy |
208-96-8 |
acenaftyleen |
ug/l |
NVT |
3135 |
actmpd |
135410-20-7 |
acetamiprid |
ug/l |
NVT |
251 |
actntl |
75-05-8 |
acetonitril |
mg/l |
NVT |
3136 |
actsfmtozl |
21312-10-7 |
acetylsulfamethoxazol |
ug/l |
NVT |
3127 |
acnfn |
74070-46-5 |
aclonifen |
ug/l |
NVT |
254 |
aclntl |
107-13-1 |
acrylonitril |
ug/l |
NVT |
264 |
alCl |
15972-60-8 |
alachloor |
ug/l |
NVT |
265 |
alDcb |
116-06-3 |
aldicarb |
ug/l |
NVT |
266 |
alDcsfn |
1646-88-4 |
aldicarbsulfon |
ug/l |
NVT |
267 |
alDcSO |
1646-87-3 |
aldicarbsulfoxide |
ug/l |
NVT |
268 |
aldn |
309-00-2 |
aldrin |
ug/l |
NVT |
269 |
aedsfn |
959-98-8 |
alfa-endosulfan |
ug/l |
NVT |
271 |
aHCH |
319-84-6 |
alfa-hexachloorcyclohexaan |
ug/l |
NVT |
273 |
aC1ysrn |
98-83-9 |
alfa-methylstyreen |
ug/l |
NVT |
374 |
HCO3 |
71-52-3 |
alkaliteit uitgedrukt in waterstofcarbonaat |
mg/l |
NVT |
284 |
Al |
7429-90-5 |
aluminium |
ug/l |
nf |
5242 |
amttdn |
865318-97-4 |
ametoctradin |
ug/l |
NVT |
285 |
amtn |
834-12-8 |
ametryn |
ug/l |
NVT |
3164 |
amdsfrn |
120923-37-7 |
amidosulfuron |
ug/l |
NVT |
3165 |
amdTzinzr |
117-96-4 |
amidotrizoïnezuur |
ug/l |
NVT |
3175 |
Aocb |
2032-59-9 |
aminocarb |
ug/l |
NVT |
2499 |
Aofnzn |
58-15-1 |
aminofenazon |
ug/l |
NVT |
292 |
AMPA |
1066-51-9 |
aminomethylfosfonzuur |
ug/l |
NVT |
287 |
amtl |
61-82-5 |
amitrol |
ug/l |
NVT |
289 |
NH4 |
14798-03-9 |
ammonium |
mg/l |
Nnf |
5740 |
FRD-902 |
62037-80-3 |
ammonium 2,3,3,3-tetrafluor-2-(heptafluorpropoxy)-propanoaat |
ug/l |
NVT |
301 |
Sb |
7440-36-0 |
antimoon |
ug/l |
nf |
299 |
Ant |
120-12-7 |
antraceen |
ug/l |
NVT |
300 |
antcnn |
84-65-1 |
antrachinon |
ug/l |
NVT |
5253 |
armt |
140-57-8 |
aramit |
ug/l |
NVT |
310 |
As |
7440-38-2 |
arseen |
ug/l |
nf |
323 |
aslm |
3337-71-1 |
asulam |
ug/l |
NVT |
3186 |
atnll |
29122-68-7 |
atenolol |
ug/l |
NVT |
3189 |
atvttne |
134523-00-5 |
atorvastatine |
ug/l |
NVT |
324 |
attn |
1610-17-9 |
atraton |
ug/l |
NVT |
325 |
atzne |
1912-24-9 |
atrazine |
ug/l |
NVT |
3192 |
azacnzl |
60207-31-0 |
azaconazool |
ug/l |
NVT |
3195 |
azmtfs |
35575-96-3 |
azamethifos |
ug/l |
NVT |
3198 |
aztmcne |
83905-01-5 |
azitromycine |
ug/l |
NVT |
3196 |
azoxsbn |
131860-33-8 |
azoxystrobin |
ug/l |
NVT |
333 |
Ba |
7440-39-3 |
barium |
ug/l |
nf |
3209 |
befbtAd |
113614-08-7 |
beflubutamide |
ug/l |
NVT |
336 |
benlxl |
71626-11-4 |
benalaxyl |
ug/l |
NVT |
340 |
bentzn |
25057-89-0 |
bentazon |
ug/l |
NVT |
342 |
Ben |
71-43-2 |
benzeen |
ug/l |
NVT |
345 |
BaA |
56-55-3 |
benzo(a)antraceen |
ug/l |
NVT |
346 |
BaP |
50-32-8 |
benzo(a)pyreen |
ug/l |
NVT |
348 |
BbF |
205-99-2 |
benzo(b)fluorantheen |
ug/l |
NVT |
351 |
BghiPe |
191-24-2 |
benzo(ghi)peryleen |
ug/l |
NVT |
353 |
BkF |
207-08-9 |
benzo(k)fluorantheen |
ug/l |
NVT |
5255 |
benzcine |
94-09-7 |
benzocaine |
ug/l |
NVT |
361 |
benzC4yFt |
85-68-7 |
benzylbutylftalaat |
ug/l |
NVT |
362 |
Be |
7440-41-7 |
beryllium |
ug/l |
nf |
365 |
bedsfn |
33213-65-9 |
beta-endosulfan |
ug/l |
NVT |
366 |
bHCH |
319-85-7 |
beta-hexachloorcyclohexaan |
ug/l |
NVT |
2463 |
bezafbt |
41859-67-0 |
bezafibraat |
ug/l |
NVT |
375 |
bfnx |
42576-02-3 |
bifenox |
ug/l |
NVT |
376 |
biftn |
82657-04-3 |
bifenthrin |
ug/l |
NVT |
382 |
DEHP |
117-81-7 |
bis(2-ethylhexyl)ftalaat (DEHP) |
ug/l |
NVT |
76 |
bisFolA |
80-05-7 |
bisfenol-A |
ug/l |
NVT |
3266 |
bispll |
66722-44-9 |
bisoprolol |
ug/l |
NVT |
386 |
B |
7440-42-8 |
boor |
ug/l |
nf |
3272 |
boscld |
188425-85-6 |
boscalid |
ug/l |
NVT |
390 |
bromcl |
314-40-9 |
bromacil |
ug/l |
NVT |
391 |
Br |
24959-67-9 |
bromide |
mg/l |
nf |
394 |
BrOxnl |
1689-84-5 |
broomoxynil |
ug/l |
NVT |
400 |
Brpplt |
18181-80-1 |
broompropylaat |
ug/l |
NVT |
406 |
C4ol |
71-36-3 |
butanol |
ug/l |
NVT |
409 |
butcbOxmSO |
34681-24-8 |
butocarboximsulfoxide |
ug/l |
NVT |
412 |
C4yactt |
123-86-4 |
butylacetaat |
ug/l |
NVT |
441 |
Cd |
7440-43-9 |
cadmium |
ug/l |
nf |
442 |
caffine |
58-08-2 |
caffeine |
ug/l |
NVT |
447 |
Ca |
7440-70-2 |
calcium |
mg/l |
nf |
456 |
captn |
133-06-2 |
captan |
ug/l |
NVT |
5256 |
carbdx |
6804-07-5 |
carbadox |
ug/l |
NVT |
3380 |
carbmzpne |
298-46-4 |
carbamazepine |
ug/l |
NVT |
458 |
carbrl |
63-25-2 |
carbaryl |
ug/l |
NVT |
460 |
carbdzm |
10605-21-7 |
carbendazim |
ug/l |
NVT |
3384 |
carbtAd |
16118-49-3 |
carbetamide |
ug/l |
NVT |
462 |
carbfrn |
1563-66-2 |
carbofuran |
ug/l |
NVT |
464 |
CO3 |
3812-32-6 |
carbonaat |
mg/l |
NVT |
3386 |
carftznC2y |
128639-02-1 |
carfentrazon-ethyl |
ug/l |
NVT |
3398 |
cefrxm |
55268-75-2 |
cefuroxim |
ug/l |
NVT |
2497 |
Clafncl |
56-75-7 |
chlooramfenicol |
ug/l |
NVT |
1246 |
ClBen |
108-90-7 |
chloorbenzeen |
ug/l |
NVT |
478 |
Clbmrn |
13360-45-7 |
chloorbromuron |
ug/l |
NVT |
1247 |
ClC2a |
75-00-3 |
chloorethaan |
ug/l |
NVT |
1654 |
ClC2e |
75-01-4 |
chlooretheen (vinylchloride) |
ug/l |
NVT |
487 |
Clfvfs |
470-90-6 |
chloorfenvinfos |
ug/l |
NVT |
492 |
Clpfm |
101-21-3 |
chloorprofam |
ug/l |
NVT |
503 |
Cltlrn |
15545-48-9 |
chloortoluron |
ug/l |
NVT |
4994 |
ClO3 |
14866-68-3 |
chloraat |
ug/l |
NVT |
5175 |
chloratnlpl |
500008-45-7 |
chlorantraniliprole |
ug/l |
NVT |
507 |
Clidzn |
1698-60-8 |
chloridazon |
ug/l |
NVT |
508 |
Cl |
16887-00-6 |
chloride |
mg/l |
NVT |
517 |
Cr |
7440-47-3 |
chroom |
ug/l |
nf |
518 |
Chr |
218-01-9 |
chryseen |
ug/l |
NVT |
3436 |
cipfxcne |
85721-33-1 |
ciprofloxacine |
ug/l |
NVT |
520 |
c12DClC2e |
156-59-2 |
cis-1,2-dichlooretheen |
ug/l |
NVT |
522 |
cCldn |
5103-71-9 |
cis-chloordaan |
ug/l |
NVT |
272 |
cHpClepO |
1024-57-3 |
cis-heptachloorepoxide |
ug/l |
NVT |
3448 |
clartmcne |
81103-11-9 |
claritromycine |
ug/l |
NVT |
3463 |
clindmcne |
18323-44-9 |
clindamycine |
ug/l |
NVT |
2477 |
clofbt |
637-07-0 |
clofibraat |
ug/l |
NVT |
2464 |
clofbnzr |
882-09-7 |
clofibrinezuur |
ug/l |
NVT |
526 |
cloprld |
1702-17-6 |
clopyralid |
ug/l |
NVT |
3472 |
clotandne |
210880-92-5 |
clothianidine |
ug/l |
NVT |
2465 |
cloxclne |
61-72-3 |
cloxacilline |
ug/l |
NVT |
3474 |
clozpne |
5786-21-0 |
clozapine |
ug/l |
NVT |
3504 |
cortsn |
53-06-5 |
cortison |
ug/l |
NVT |
903 |
cumn |
98-82-8 |
cumeen |
ug/l |
NVT |
534 |
CNazne |
21725-46-2 |
cyanazine |
ug/l |
NVT |
2478 |
cycffAd |
50-18-0 |
cyclofosfamide |
ug/l |
NVT |
540 |
cycC6a |
110-82-7 |
cyclohexaan |
ug/l |
NVT |
542 |
cycC6on |
108-94-1 |
cyclohexanon |
ug/l |
NVT |
5259 |
cycC6e |
110-83-8 |
cyclohexeen |
ug/l |
NVT |
3538 |
cypdnl |
121552-61-2 |
cyprodinil |
ug/l |
NVT |
3551 |
damnzde |
1596-84-5 |
daminozide |
ug/l |
NVT |
2479 |
dapsn |
80-08-0 |
dapson |
ug/l |
NVT |
558 |
C10a |
124-18-5 |
decaan |
ug/l |
NVT |
562 |
dHCH |
319-86-8 |
delta-hexachloorcyclohexaan |
ug/l |
NVT |
571 |
desC2yatzne |
6190-65-4 |
desethylatrazine |
ug/l |
NVT |
3614 |
desC2ytC4yaz |
30125-63-4 |
desethylterbutylazine |
ug/l |
NVT |
573 |
desiC3yatzne |
1007-28-9 |
desisopropylatrazine |
ug/l |
NVT |
574 |
desmtn |
1014-69-3 |
desmetryn |
ug/l |
NVT |
6024 |
D2O |
7789-20-0 |
deuterium oxide (zwaar water) |
10^-3 |
V-SMOW |
3622 |
dexmtsn |
50-02-2 |
dexamethason |
ug/l |
NVT |
593 |
DBahAnt |
53-70-3 |
dibenzo(a,h)antraceen |
ug/l |
NVT |
600 |
DC4yFt |
84-74-2 |
dibutylftalaat |
ug/l |
NVT |
602 |
Dcba |
1918-00-9 |
dicamba |
ug/l |
NVT |
603 |
Dcbnl |
1194-65-6 |
dichlobenil |
ug/l |
NVT |
605 |
Dcfande |
1085-98-9 |
dichlofluanide |
ug/l |
NVT |
619 |
DClC1a |
75-09-2 |
dichloormethaan |
ug/l |
NVT |
2466 |
Dclofnc |
15307-86-5 |
diclofenac |
ug/l |
NVT |
2467 |
Dcloxclne |
3116-76-5 |
dicloxacilline |
ug/l |
NVT |
629 |
Dcfl |
115-32-2 |
dicofol |
ug/l |
NVT |
3586 |
DccC6yFt |
84-61-7 |
dicyclohexylftalaat |
ug/l |
NVT |
632 |
DccPeDen |
77-73-6 |
dicyclopentadieen |
ug/l |
NVT |
633 |
dieldn |
60-57-1 |
dieldrin |
ug/l |
NVT |
641 |
DC2yEtr |
60-29-7 |
diethylether |
mg/l |
NVT |
642 |
DC2yFt |
84-66-2 |
diethylftalaat |
ug/l |
NVT |
2308 |
DEET |
134-62-3 |
diethyltoluamide |
ug/l |
NVT |
3627 |
Dfncnzl |
119446-68-3 |
difenoconazool |
ug/l |
NVT |
648 |
Dfbzrn |
35367-38-5 |
diflubenzuron |
ug/l |
NVT |
3624 |
Dffncn |
83164-33-4 |
diflufenican |
ug/l |
NVT |
649 |
DC7yFt |
3648-21-3 |
diheptylftalaat |
ug/l |
NVT |
650 |
DC6yFt |
84-75-3 |
dihexylftalaat |
ug/l |
NVT |
577 |
DiC4yFt |
84-69-5 |
diisobutylftalaat |
ug/l |
NVT |
583 |
DiC3yEtr |
108-20-3 |
diisopropylether |
ug/l |
NVT |
3644 |
Dikglc |
18467-77-1 |
dikegulac |
ug/l |
NVT |
651 |
Dmfrn |
34205-21-5 |
dimefuron |
ug/l |
NVT |
3652 |
DmtCl |
50563-36-5 |
dimethachloor |
ug/l |
NVT |
3651 |
DmtAd |
87674-68-8 |
dimethenamide |
ug/l |
NVT |
653 |
Dmtat |
60-51-5 |
dimethoaat |
ug/l |
NVT |
658 |
DC1yDS |
624-92-0 |
dimethyldisulfide |
ug/l |
NVT |
660 |
DC1yfAd |
68-12-2 |
dimethylformamide |
ug/l |
NVT |
661 |
DC1yFt |
131-11-3 |
dimethylftalaat |
ug/l |
NVT |
663 |
DC1yS |
75-18-3 |
dimethylsulfide |
ug/l |
NVT |
3653 |
DmTdzl |
551-92-8 |
dimetridazol |
ug/l |
NVT |
671 |
Dnsb |
88-85-7 |
dinoseb |
ug/l |
NVT |
672 |
Dntb |
1420-07-1 |
dinoterb |
ug/l |
NVT |
674 |
DC8yFt |
117-84-0 |
dioctylftalaat |
ug/l |
NVT |
677 |
DC5yFt |
131-18-0 |
dipentylftalaat |
ug/l |
NVT |
679 |
DC3yFt |
131-16-8 |
dipropylftalaat |
ug/l |
NVT |
3675 |
Dpyrdml |
58-32-2 |
dipyridamol |
ug/l |
NVT |
683 |
Durn |
330-54-1 |
diuron |
ug/l |
NVT |
2159 |
dodcBen |
123-01-3 |
dodecylbenzeen |
ug/l |
NVT |
3712 |
enlpl |
75847-73-3 |
enalapril |
ug/l |
NVT |
2161 |
endsfn |
115-29-7 |
endosulfan (som alfa- en beta-isomeer) |
ug/l |
NVT |
703 |
endsfSO4 |
1031-07-8 |
endosulfansulfaat |
ug/l |
NVT |
704 |
endn |
72-20-8 |
endrin |
ug/l |
NVT |
3718 |
epxcnzl |
133855-98-8 |
epoxiconazool |
ug/l |
NVT |
2480 |
ertmcne |
114-07-8 |
erytromycine |
ug/l |
NVT |
3727 |
etdmrn |
30043-49-3 |
ethidimuron |
ug/l |
NVT |
2294 |
etnetDol |
57-63-6 |
ethinylestradiol |
ug/l |
NVT |
719 |
eton |
563-12-2 |
ethion |
ug/l |
NVT |
721 |
etfmst |
26225-79-6 |
ethofumesaat |
ug/l |
NVT |
722 |
etpfs |
13194-48-4 |
ethoprofos |
ug/l |
NVT |
725 |
C2yactt |
131-11-3 |
ethylacetaat |
ug/l |
NVT |
728 |
C2yBen |
100-41-4 |
ethylbenzeen |
ug/l |
NVT |
494 |
C2yClprfs |
2921-88-2 |
ethylchloorpyrifos |
ug/l |
NVT |
730 |
EDTA |
60-00-4 |
ethyleendiaminetetraethaanzuur (EDTA) |
ug/l |
NVT |
1407 |
C2yprmfs |
23505-41-1 |
ethylpirimifos |
ug/l |
NVT |
745 |
fenamfs |
22224-92-6 |
fenamifos |
ug/l |
NVT |
746 |
Fen |
85-01-8 |
fenantreen |
ug/l |
NVT |
2481 |
fenzn |
60-80-0 |
fenazon (antipyrine) |
ug/l |
NVT |
750 |
feNO2ton |
122-14-5 |
fenitrothion |
ug/l |
NVT |
2482 |
fenfbt |
49562-28-9 |
fenofibraat |
ug/l |
NVT |
3762 |
fenfbnzr |
42017-89-0 |
fenofibrinezuur |
ug/l |
NVT |
751 |
Fol |
108-95-2 |
fenol |
ug/l |
NVT |
2468 |
fenpfn |
31879-05-7 |
fenoprofen |
ug/l |
NVT |
2483 |
fentrl |
13392-18-2 |
fenoterol |
ug/l |
NVT |
3768 |
fenOxcb |
72490-01-8 |
fenoxycarb |
ug/l |
NVT |
760 |
fenton |
55-38-9 |
fenthion |
ug/l |
NVT |
2451 |
fenrn |
101-42-8 |
fenuron |
ug/l |
NVT |
3786 |
fipnl |
120068-37-3 |
fipronil |
ug/l |
NVT |
3829 |
flurslm |
145701-23-1 |
florasulam |
ug/l |
NVT |
3794 |
florfncl |
76639-94-6 |
florfenicol |
ug/l |
NVT |
3798 |
fluazfPC4y |
79241-46-6 |
fluazifop-P-butyl |
ug/l |
NVT |
3808 |
fludoxnl |
131341-86-1 |
fludioxonil |
ug/l |
NVT |
5245 |
fluoprm |
658066-35-4 |
fluopyram |
ug/l |
NVT |
775 |
Flu |
206-44-0 |
fluorantheen |
ug/l |
NVT |
777 |
Fle |
86-73-7 |
fluoreen |
ug/l |
NVT |
1853 |
F |
16984-48-8 |
fluoride |
mg/l |
nf |
3819 |
fluoxtne |
54910-89-3 |
fluoxetine |
ug/l |
NVT |
2363 |
flurOxpr |
69377-81-7 |
fluroxypyr |
ug/l |
NVT |
2305 |
flutlnl |
66332-96-5 |
flutolanil |
ug/l |
NVT |
3836 |
forasfrn |
173159-57-4 |
foramsulfuron |
ug/l |
NVT |
4188 |
Ptot |
NVT |
fosfor totaal |
mg/l |
Pnf |
3855 |
furzldn |
67-45-8 |
furazolidon |
ug/l |
NVT |
3854 |
fursmde |
54-31-9 |
furosemide |
ug/l |
NVT |
3857 |
gabptne |
60142-96-3 |
gabapentine |
ug/l |
NVT |
816 |
cHCH |
58-89-9 |
gamma-hexachloorcyclohexaan (lindaan) |
ug/l |
NVT |
3548 |
GELDHD |
NVT |
Geleidendheid |
mS/m |
25oC |
2469 |
gemfbzl |
25812-30-0 |
gemfibrozil |
ug/l |
NVT |
3877 |
glufsnt |
51276-47-2 |
glufosinaat |
ug/l |
NVT |
732 |
glycl |
107-21-1 |
glycol (monoethyleenglycol) |
ug/l |
NVT |
840 |
glyfst |
1071-83-6 |
glyfosaat |
ug/l |
NVT |
5279 |
guanurum |
141-83-3 |
guanylureum |
ug/l |
NVT |
6027 |
He3 |
12596-21-3 |
helium 3 |
1 |
TU |
853 |
HpCl |
76-44-8 |
heptachloor |
ug/l |
NVT |
861 |
HCB |
118-74-1 |
hexachloorbenzeen |
ug/l |
NVT |
865 |
HxClC2a |
67-72-1 |
hexachloorethaan |
ug/l |
NVT |
871 |
Hxznn |
51235-04-2 |
hexazinon |
ug/l |
NVT |
3928 |
HCltazde |
58-93-5 |
hydrochloorthiazide |
ug/l |
NVT |
2470 |
ibpfn |
15687-27-1 |
ibuprofen |
ug/l |
NVT |
3984 |
iffAd |
3778-73-2 |
ifosfamide |
ug/l |
NVT |
879 |
Fe |
7439-89-6 |
ijzer |
ug/l |
nf |
2306 |
imdcpd |
138261-41-3 |
imidacloprid |
ug/l |
NVT |
880 |
inda |
496-11-7 |
indaan |
ug/l |
NVT |
882 |
InP |
193-39-5 |
indeno(1,2,3-cd)pyreen |
ug/l |
NVT |
2471 |
indmtcne |
53-86-1 |
indometacine |
ug/l |
NVT |
4023 |
irbstan |
138402-11-6 |
irbesartan |
ug/l |
NVT |
907 |
idn |
465-73-6 |
isodrin |
ug/l |
NVT |
3976 |
iC3yantnlAd |
30391-89-0 |
isopropylanthranilamide |
ug/l |
NVT |
913 |
iptrn |
34123-59-6 |
isoproturon |
ug/l |
NVT |
4010 |
iOaftl |
141112-29-0 |
isoxaflutool |
ug/l |
NVT |
4040 |
johxl |
66108-95-0 |
johexol |
ug/l |
NVT |
4041 |
jompl |
78649-41-9 |
jomeprol |
ug/l |
NVT |
4043 |
jopmdl |
62883-00-5 |
jopamidol |
ug/l |
NVT |
4042 |
jopmde |
73334-07-3 |
jopromide |
ug/l |
NVT |
4045 |
jotlmnzr |
2276-90-6 |
jotalaminezuur |
ug/l |
NVT |
4047 |
joxtlmnzr |
28179-44-4 |
joxitalaminezuur |
ug/l |
NVT |
920 |
K |
7440-09-7 |
kalium |
mg/l |
nf |
2472 |
ketpfn |
22071-15-4 |
ketoprofen |
ug/l |
NVT |
527 |
Co |
7440-48-4 |
kobalt |
ug/l |
nf |
6025 |
C13 |
14762-74-4 |
koolstof 13 |
10^-3 |
V-PDB in Canorg |
6026 |
C14 |
14762-75-5 |
koolstof 14 |
% |
MC |
1318 |
Corg |
NVT |
koolstof organisch |
mg/l |
Cnf |
971 |
Cu |
7440-50-8 |
koper |
ug/l |
nf |
4063 |
kresOxmC1y |
143390-89-0 |
kresoxim-methyl |
ug/l |
NVT |
1097 |
Hg |
7439-97-6 |
kwik |
ug/l |
nf |
1898 |
lencl |
2164-08-1 |
lenacil |
ug/l |
NVT |
4088 |
levtrctm |
102767-28-2 |
levetiracetam |
ug/l |
NVT |
4093 |
lidcine |
137-58-6 |
lidocaïne |
ug/l |
NVT |
2484 |
lincmcne |
154-21-2 |
lincomycine |
ug/l |
NVT |
1114 |
linrn |
330-55-2 |
linuron |
ug/l |
NVT |
1115 |
Li |
7439-93-2 |
lithium |
ug/l |
nf |
1116 |
Pb |
7439-92-1 |
lood |
ug/l |
nf |
4096 |
lostan |
114798-26-4 |
losartan |
ug/l |
NVT |
1125 |
Mg |
7439-95-4 |
magnesium |
mg/l |
nf |
4112 |
malinhdzde |
123-33-1 |
maleinehydrazide |
ug/l |
NVT |
1714 |
manb |
12427-38-2 |
maneb |
ug/l |
NVT |
1128 |
Mn |
7439-96-5 |
mangaan |
ug/l |
nf |
1145 |
mcresl |
108-39-4 |
m-cresol |
ug/l |
NVT |
4133 |
mebdzl |
31431-39-7 |
mebendazol |
ug/l |
NVT |
73 |
MCPP |
93-65-2 |
mecoprop |
ug/l |
NVT |
4137 |
mecppP |
16484-77-8 |
mecoprop-P |
ug/l |
NVT |
1148 |
metbtazrn |
18691-97-9 |
metabenzthiazuron |
ug/l |
NVT |
5254 |
mfmzn |
139968-49-3 |
metaflumizon |
ug/l |
NVT |
1149 |
mlxl |
57837-19-1 |
metalaxyl |
ug/l |
NVT |
4110 |
mAh |
9002-91-9 |
metaldehyde |
ug/l |
NVT |
1152 |
mzCl |
67129-08-2 |
metazachloor |
ug/l |
NVT |
4157 |
metfmne |
657-24-9 |
metformine |
ug/l |
NVT |
785 |
C1al |
50-00-0 |
methanal (formaldehyde) |
ug/l |
NVT |
1154 |
C1ol |
67-56-1 |
methanol |
ug/l |
NVT |
1155 |
metdton |
950-37-8 |
methidathion |
ug/l |
NVT |
2307 |
metocb |
2032-65-7 |
methiocarb |
ug/l |
NVT |
1159 |
C1oxCl |
72-43-5 |
methoxychloor |
ug/l |
NVT |
3318 |
C1oxfnzde |
161050-58-4 |
methoxyfenozide |
ug/l |
NVT |
328 |
C1yazfs |
86-50-0 |
methylazinfos |
ug/l |
NVT |
1177 |
C1ymtclt |
80-62-6 |
methylmethacrylaat |
ug/l |
NVT |
2453 |
C1ymsfrn |
74223-64-6 |
methyl-metsulfuron |
ug/l |
NVT |
1408 |
C1yprmfs |
29232-93-7 |
methylpirimifos |
ug/l |
NVT |
1163 |
C1yttC4yEtr |
1634-04-4 |
methyl-tertiair-butylether (MTBE) |
ug/l |
NVT |
4162 |
metrm |
9006-42-2 |
metiram |
ug/l |
NVT |
1185 |
metlCl |
51218-45-2 |
metolachloor |
ug/l |
NVT |
2485 |
metpll |
37350-58-6 |
metoprolol |
ug/l |
NVT |
1187 |
metxrn |
19937-59-8 |
metoxuron |
ug/l |
NVT |
1188 |
metbzn |
21087-64-9 |
metribuzin |
ug/l |
NVT |
4160 |
metndzl |
443-48-1 |
metronidazol |
ug/l |
NVT |
1191 |
mevfs |
7786-34-7 |
mevinfos |
ug/l |
NVT |
1243 |
Mo |
7439-98-7 |
molybdeen |
ug/l |
nf |
1253 |
Mlnrn |
1746-81-2 |
monolinuron |
ug/l |
NVT |
1254 |
monrn |
150-68-5 |
monuron |
ug/l |
NVT |
2473 |
nafclne |
147-52-4 |
nafcilline |
ug/l |
NVT |
1259 |
Naf |
91-20-3 |
naftaleen |
ug/l |
NVT |
2474 |
napxn |
22204-53-1 |
naproxen |
ug/l |
NVT |
1262 |
Na |
7440-23-5 |
natrium |
mg/l |
nf |
4254 |
nicsfrn |
111991-09-4 |
nicosulfuron |
ug/l |
NVT |
1267 |
Ni |
7440-02-0 |
nikkel |
ug/l |
nf |
1270 |
NO3 |
14797-55-8 |
nitraat |
mg/l |
Nnf |
1273 |
NO2 |
14797-65-0 |
nitriet |
mg/l |
Nnf |
1331 |
ocresl |
95-48-7 |
o-cresol |
ug/l |
NVT |
5257 |
oladmcn |
3922-90-5 |
oleandomycin |
ug/l |
NVT |
1334 |
PO4 |
14265-44-2 |
orthofosfaat |
mg/l |
Pnf |
2498 |
Oaclne |
66-79-5 |
oxacilline |
ug/l |
NVT |
1343 |
Oaml |
23135-22-0 |
oxamyl |
ug/l |
NVT |
4337 |
oxzpm |
604-75-1 |
oxazepam |
ug/l |
NVT |
5124 |
OxT4ccnHCl |
2058-46-0 |
oxytetracycline hydrochloride |
ug/l |
NVT |
4347 |
parctml |
103-90-2 |
paracetamol |
ug/l |
NVT |
4351 |
paroonC2y |
311-45-5 |
paraoxon-ethyl |
ug/l |
NVT |
4350 |
paroonC1y |
950-35-6 |
paraoxon-methyl |
ug/l |
NVT |
4349 |
paroetne |
61869-08-7 |
paroxetine |
ug/l |
NVT |
1359 |
pcresl |
106-44-5 |
p-cresol |
ug/l |
NVT |
2301 |
penccrn |
66063-05-6 |
pencycuron |
ug/l |
NVT |
1385 |
PeClAn |
527-20-8 |
pentachlooraniline |
ug/l |
NVT |
1387 |
PeClBen |
608-93-5 |
pentachloorbenzeen |
ug/l |
NVT |
1390 |
PeClFol |
87-86-5 |
pentachloorfenol |
ug/l |
NVT |
1455 |
PeClNO2Ben |
82-68-8 |
pentachloornitrobenzeen (quintozeen) |
ug/l |
NVT |
2488 |
poxflne |
6493-05-6 |
pentoxifylline |
ug/l |
NVT |
4445 |
PFOS |
1763-23-1 |
perfluoroctaansulfonaat |
ug/l |
NVT |
4443 |
PFOA |
335-67-1 |
perfluoroctaanzuur |
ug/l |
NVT |
4461 |
pipprn |
1893-33-0 |
pipamperon |
ug/l |
NVT |
1406 |
pirmcb |
23103-98-2 |
pirimicarb |
ug/l |
NVT |
4485 |
pravstne |
81093-37-0 |
pravastatine |
ug/l |
NVT |
2489 |
primdn |
125-33-7 |
primidon |
ug/l |
NVT |
1417 |
procmdn |
32809-16-8 |
procymidon |
ug/l |
NVT |
1418 |
profm |
122-42-9 |
profam |
ug/l |
NVT |
2490 |
progtrn |
57-83-0 |
progesteron |
ug/l |
NVT |
1421 |
promtne |
7287-19-6 |
prometryne |
ug/l |
NVT |
1422 |
propCl |
1918-16-7 |
propachloor |
ug/l |
NVT |
1432 |
propxr |
114-26-1 |
propoxur |
ug/l |
NVT |
2491 |
propnll |
525-66-6 |
propranolol |
ug/l |
NVT |
1438 |
propAd |
23950-58-5 |
propyzamide |
ug/l |
NVT |
2361 |
prosfcb |
52888-80-9 |
prosulfocarb |
ug/l |
NVT |
5252 |
protocnzdto |
120983-64-4 |
prothioconazol-desthio |
ug/l |
NVT |
4524 |
pyrcsbn |
175013-18-0 |
pyraclostrobin |
ug/l |
NVT |
1444 |
pyrazfs |
13457-18-6 |
pyrazofos |
ug/l |
NVT |
1445 |
Pyr |
129-00-0 |
pyreen |
ug/l |
NVT |
1451 |
pyrdne |
110-86-1 |
pyridine |
ug/l |
NVT |
2303 |
pyrmtnl |
53112-28-0 |
pyrimethanil |
ug/l |
NVT |
4539 |
quetpne |
111974-69-7 |
quetiapine |
ug/l |
NVT |
4543 |
quinmrc |
90717-03-6 |
quinmerac |
ug/l |
NVT |
1456 |
REDPTTAL |
NVT |
Redoxpotentiaal |
mV |
NVT |
4570 |
rimsfrn |
122931-48-0 |
rimsulfuron |
ug/l |
NVT |
4574 |
rondzl |
7681-76-7 |
ronidazol |
ug/l |
NVT |
2492 |
roxtmcne |
80214-83-1 |
roxitromycine |
ug/l |
NVT |
1987 |
Rb |
7440-17-7 |
rubidium |
ug/l |
nf |
4589 |
salbtml |
18559-94-9 |
salbutamol |
ug/l |
NVT |
4590 |
salczr |
69-72-7 |
salicylzuur |
ug/l |
NVT |
1473 |
seC4yazne |
7286-69-3 |
sebutylazine |
ug/l |
NVT |
1476 |
Se |
7782-49-2 |
seleen |
ug/l |
nf |
4656 |
SiO2 |
14808-60-7 |
siliciumdioxide |
mg/l |
NVT |
1480 |
simzne |
122-34-9 |
simazine |
ug/l |
NVT |
4667 |
SmtlCl |
87392-12-9 |
S-metolachloor |
ug/l |
NVT |
615 |
sDClFol6 |
NVT |
som 6 dichloorfenolen |
ug/l |
NVT |
681 |
sDtocbmt |
NVT |
som dithiocarbamaten |
ug/l |
CS2 |
1248 |
sMClFol |
NVT |
som monochloorfenol-isomeren |
ug/l |
NVT |
1600 |
sTClFol |
NVT |
som trichloorfenol-isomeren |
ug/l |
NVT |
4675 |
sotll |
3930-20-9 |
sotalol |
ug/l |
NVT |
1496 |
Ntot |
NVT |
stikstof totaal |
mg/l |
Nnf |
1501 |
Sr |
7440-24-6 |
strontium |
ug/l |
nf |
1503 |
styrn |
100-42-5 |
styreen |
ug/l |
NVT |
4735 |
sulcton |
99105-77-8 |
sulcotrion |
ug/l |
NVT |
1508 |
SO4 |
14808-79-8 |
sulfaat |
mg/l |
NVT |
4736 |
sulfClprdzne |
80-32-0 |
sulfachloorpyridazine |
ug/l |
NVT |
4737 |
sulfdazne |
68-35-9 |
sulfadiazine |
ug/l |
NVT |
4738 |
sulfdmtoxne |
122-11-2 |
sulfadimethoxine |
ug/l |
NVT |
2494 |
sulfdmdne |
57-68-1 |
sulfadimidine |
ug/l |
NVT |
4740 |
sulfmrzn |
127-79-7 |
sulfamerazin |
ug/l |
NVT |
2475 |
sulfmtoazl |
723-46-6 |
sulfamethoxazol |
ug/l |
NVT |
4742 |
sulfprdne |
144-83-2 |
sulfapyridine |
ug/l |
NVT |
4743 |
sulfqoxlne |
59-40-5 |
sulfaquinoxaline |
ug/l |
NVT |
4775 |
tamxfn |
10540-29-1 |
tamoxifen |
ug/l |
NVT |
2298 |
tebcnzl |
107534-96-3 |
tebuconazol |
ug/l |
NVT |
4825 |
teftn |
79538-32-2 |
tefluthrin |
ug/l |
NVT |
1520 |
Te |
13494-80-9 |
telluur |
ug/l |
nf |
4830 |
temzpm |
846-50-4 |
temazepam |
ug/l |
NVT |
1522 |
T |
NVT |
Temperatuur |
Cel |
NVT |
4831 |
teplxdm |
149979-41-9 |
tepraloxydim |
ug/l |
NVT |
4835 |
terbtlne |
23031-25-6 |
terbutaline |
ug/l |
NVT |
1525 |
terC4yazne |
5915-41-3 |
terbutylazine |
ug/l |
NVT |
1536 |
T4ClC2e |
127-18-4 |
tetrachlooretheen (per) |
ug/l |
NVT |
1538 |
T4ClC1a |
56-23-5 |
tetrachloormethaan (tetra) |
ug/l |
NVT |
1544 |
T4Hfrn |
109-99-9 |
tetrahydrofuraan |
ug/l |
NVT |
1546 |
T4Htofn |
110-01-0 |
tetrahydrothiofeen |
ug/l |
NVT |
1553 |
Tl |
7440-28-0 |
thallium |
ug/l |
nf |
4861 |
theoplne |
58-55-9 |
theophylline |
ug/l |
NVT |
4770 |
tabdzl |
148-79-8 |
thiabendazol |
ug/l |
NVT |
4863 |
thiacpd |
111988-49-9 |
thiacloprid |
ug/l |
NVT |
4864 |
thiamtxm |
153719-23-4 |
thiamethoxam |
ug/l |
NVT |
1556 |
toCN |
463-56-9 |
thiocyanaat (anion) |
ug/l |
nf |
4882 |
tofnC1y |
23564-05-8 |
thiofanaat-methyl |
ug/l |
NVT |
1561 |
tomtn |
640-15-3 |
thiometon |
ug/l |
NVT |
2012 |
thirm |
137-26-8 |
thiram |
ug/l |
NVT |
1563 |
Th |
7440-29-1 |
thorium |
ug/l |
nf |
2495 |
tiamlne |
55297-95-5 |
tiamuline |
ug/l |
NVT |
1564 |
Sn |
7440-31-5 |
tin |
ug/l |
nf |
1565 |
Ti |
7440-32-6 |
titaan |
ug/l |
nf |
1567 |
tolcfsC1y |
57018-04-9 |
tolclofos-methyl |
ug/l |
NVT |
2476 |
tolfAezr |
13710-19-5 |
tolfenaminezuur |
ug/l |
NVT |
1568 |
Tol |
108-88-3 |
tolueen |
ug/l |
NVT |
2235 |
tolfande |
731-27-1 |
tolylfluanide |
ug/l |
NVT |
4891 |
tramdl |
27203-92-5 |
tramadol |
ug/l |
NVT |
1578 |
t12DClC2e |
156-60-5 |
trans-1,2-dichlooretheen |
ug/l |
NVT |
1580 |
tCldn |
5103-74-2 |
trans-chloordaan |
ug/l |
NVT |
1581 |
tHpClepO |
28044-83-9 |
trans-heptachloorepoxide |
ug/l |
NVT |
1599 |
T2ClC2yPO4 |
115-96-8 |
tri(2-chloorethyl)fosfaat |
ug/l |
NVT |
1586 |
Tadmfn |
43121-43-3 |
triadimefon |
ug/l |
NVT |
2297 |
Tadmnl |
55219-65-3 |
triadimenol |
ug/l |
NVT |
1590 |
TBrC1a |
75-25-2 |
tribroommethaan |
ug/l |
NVT |
1591 |
TC4yPO4 |
126-73-8 |
tributylfosfaat |
ug/l |
NVT |
1712 |
TC4ySn |
36643-28-4 |
tributyltin (kation) |
ug/l |
Sn |
1598 |
TClC2e |
79-01-6 |
trichlooretheen (tri) |
ug/l |
NVT |
1711 |
TClC1a |
67-66-3 |
trichloormethaan (chloroform) |
ug/l |
NVT |
1603 |
TClC3yPO4 |
13674-84-5 |
trichloorpropylfosfaat |
ug/l |
NVT |
5189 |
Tccbn |
101-20-2 |
triclocarban |
ug/l |
NVT |
2450 |
Tcpr |
55335-06-3 |
triclopyr |
ug/l |
NVT |
1609 |
TC2yPO4 |
78-40-0 |
triethylfosfaat |
ug/l |
NVT |
4848 |
TFyPO4 |
115-86-6 |
trifenylfosfaat |
ug/l |
NVT |
1612 |
Tfrlne |
1582-09-8 |
trifluraline |
ug/l |
NVT |
4844 |
TfsfrnC1y |
126535-15-7 |
triflusulfuron-methyl |
ug/l |
NVT |
1585 |
TiC4yPO4 |
126-71-6 |
triisobutylfosfaat |
ug/l |
NVT |
4876 |
Tmtcb |
2686-99-9 |
trimethacarb |
ug/l |
NVT |
2496 |
Tmtpm |
738-70-5 |
trimethoprim |
ug/l |
NVT |
4790 |
TC1yPO4 |
512-56-1 |
trimethylfosfaat |
ug/l |
NVT |
4894 |
tris2C4oxC2y |
78-51-3 |
tris(2-butoxyethyl)fosfaat |
ug/l |
NVT |
4893 |
tris2C2yC6yP |
78-42-2 |
tris(2-ethylhexyl)fosfaat |
ug/l |
NVT |
3896 |
H3 |
10028-17-8 |
tritium |
1 |
TU |
2031 |
TROEBHD |
NVT |
Troebelheid |
[NTU] |
NVT |
4902 |
tylsne |
1401-69-0 |
tylosine |
ug/l |
NVT |
1637 |
U |
7440-61-1 |
uranium |
ug/l |
nf |
4913 |
valum |
439-14-5 |
valium (diazepam) |
ug/l |
NVT |
1642 |
V |
7440-62-2 |
vanadium |
ug/l |
nf |
1652 |
vinczln |
50471-44-8 |
vinclozolin |
ug/l |
NVT |
4923 |
warfrn |
81-81-2 |
warfarin |
ug/l |
NVT |
1685 |
W |
7440-33-7 |
wolfraam |
ug/l |
nf |
1692 |
Ag |
7440-22-4 |
zilver |
ug/l |
nf |
1693 |
Zn |
7440-66-6 |
zink |
ug/l |
nf |
1695 |
Zr |
7440-67-7 |
zirkonium |
ug/l |
nf |
1398 |
pH |
NVT |
Zuurgraad |
1 |
NVT |
1701 |
O2 |
7782-44-7 |
zuurstof |
mg/l |
NVT |
6023 |
O18-H2O |
14314-42-2 |
zuurstof18 water |
10^-3 |
V-SMOW |
Definitie |
De lijst met procedures die gehanteerd worden bij de uitvoering van de bemonstering van grondwater. |
Waarde |
IMBRO |
IMBRO/A |
Omschrijving |
---|---|---|---|
NEN5744v1991 |
✓ |
Nederlandse norm NEN 5744 Bodem – Monsterneming van grondwater ten behoeve van de bepaling van metalen, anorganische verbindingen, matig-vluchtige organische verbindingen en fysisch-chemische eigenschappen, 1991 Deze norm is ingetrokken en vervangen door NEN 5744, 2011. |
|
NEN5744v2011-A1v2013 |
✓ |
✓ |
Nederlandse norm NEN 5744 Bodem – Monsterneming van grondwater, maart 2011 met aanvulling april 2013. |
NEN5745v1997 |
✓ |
Nederlandse norm NEN 5745 Bodem – Monsterneming van grondwater ten behoeve van de bepaling van vluchtige verbindingen, 1997 Deze norm is ingetrokken en vervangen door NEN 5744, 2011. |
|
NTA8017v2008 |
✓ |
Nederlandse technische afspraak NTA 8017, Monsterneming van grondwater ten behoeve van de monitoring van grondwaterkwaliteit, februari 2008. Deze norm is ingetrokken en vervangen door NTA 8017, 2016. |
|
NTA8017v2016 |
✓ |
✓ |
Nederlandse technische afspraak NTA 8017, Monsterneming van grondwater ten behoeve van de monitoring van grondwaterkwaliteit, november 2016. Dit is een bijlage uit het Handboek Monitoring Grondwaterkwaliteit KRW provincies en RIVM. |
SIKBProtocol2002vanafV4 |
✓ |
✓ |
Protocol 2002, Het nemen van grondwatermonsters. Versie 4 en opvolgende versies die geen relevante wijzigingen voor (de gegevens van) het grondwatersamenstellingsonderzoek bevatten. Dit protocol is onderdeel van SIKB 2000 (certificatieschema of accreditatieschema) dat van toepassing is op het nemen van grondwatermonsters bij milieuhygiënisch bodemonderzoek. |
onbekend |
✓ |
Het gegeven is onbekend. Dit kan het geval zijn bij historische gegevens (IMBRO/A kwaliteitsregime). |
Definitie |
De lijst met protocollen en werkwijzen die worden toegepast bij de beoordeling van de kwaliteit van de meetwaarden die in het veld en/of het laboratorium gemeten zijn. |
Waarde |
IMBRO |
IMBRO/A |
Omschrijving |
---|---|---|---|
handboekProvinciesRIVMv2017 |
✓ |
✓ |
Het Handboek Platform Meetnetbeheerders Monitoring Bodem- en Grondwaterkwaliteit Deel 1 – Handboek Monitoring Grondwaterkwaliteit KRW provincies en RIVM, Vastgesteld door Platform Meetnetbeheerders 06/04/2017. |
oordeelDeskundige |
✓ |
✓ |
De beoordeling is gedaan door een expert, niet volgens een expliciet protocol of werkvoorschrift. |
onbekend |
✓ |
Het is onbekend volgens welke procedure de beoordeling is gedaan (IMBRO/A kwaliteitsregime). |
Definitie |
De lijst met hoofd- en bijkleuren die zijn waargenomen in het grondwatermonster. |
Waarde |
IMBRO |
IMBRO/A |
Omschrijving |
---|---|---|---|
wit |
✓ |
✓ |
wit |
grijs |
✓ |
✓ |
grijs |
zwart |
✓ |
✓ |
zwart |
rood |
✓ |
✓ |
rood |
oranje |
✓ |
✓ |
oranje |
geel |
✓ |
✓ |
geel |
groen |
✓ |
✓ |
groen |
blauw |
✓ |
✓ |
blauw |
paars |
✓ |
✓ |
paars |
bruin |
✓ |
✓ |
bruin |
roestbruin |
✓ |
✓ |
roestbruin |
beige |
✓ |
✓ |
beige |
creme |
✓ |
✓ |
creme |
kleurloos |
✓ |
✓ |
kleurloos |
Definitie |
De lijst met de kleursterktes die zijn waargenomen in het grondwatermonster. |
Waarde |
IMBRO |
IMBRO/A |
Omschrijving |
---|---|---|---|
zeer licht |
✓ |
✓ |
zeer licht |
licht |
✓ |
✓ |
licht |
neutraal |
✓ |
✓ |
neutraal |
donker |
✓ |
✓ |
donker |
zeer donker |
✓ |
✓ |
zeer donker |
Definitie |
De lijst van symbolen die aangeven of de gemeten waarde kleiner dan de laagste rapportagegrens of groter dan de hoogste rapportagegrens is. |
Waarde |
IMBRO |
IMBRO/A |
Omschrijving |
---|---|---|---|
GT |
✓ |
✓ |
De gemeten waarde is groter dan de hoogste rapportagegrens welke is ingevuld bij het attribuut waarde. |
LT |
✓ |
✓ |
De gemeten waarde is kleiner dan de laagste rapportagegrens welke is ingevuld bij het attribuut waarde. |
Definitie |
De lijst met pompen die gebruikt worden voor het bemonsteren van het grondwater. |
Waarde |
IMBRO |
IMBRO/A |
Omschrijving |
---|---|---|---|
onderwaterpomp |
✓ |
✓ |
Een apparaat dat geheel in de te verpompen vloeistof wordt ondergedompeld en waarmee vloeistoffen door een slang worden geperst. Deze pomp wordt ook wel dompelpomp genoemd. |
peristaltischePomp |
✓ |
✓ |
Een apparaat waarmee door het aanleggen van onderdruk vloeistoffen door een slang worden gepompt. Deze pomp wordt ook wel slangenpomp genoemd. |
vacuümpomp |
✓ |
✓ |
Een eenvoudige zuigpomp. |
anders |
✓ |
✓ |
Een ander pomptype zoals dat is beschreven in de bemonsteringsprocedure. |
onbekend |
✓ |
Het gegeven is onbekend. Dit kan het geval zijn bij historische gegevens (IMBRO/A kwaliteitsregime). |
Definitie |
De lijst van fasen van registratie waarin het object zich kan bevinden. |
Waarde |
IMBRO |
IMBRO/A |
Omschrijving |
---|---|---|---|
geregistreerd |
✓ |
✓ |
Het registeren van de gegevens van het object is gestart. De gegevens uit het eerste brondocument zijn in de registratie ondergrond vastgelegd. Er zijn daarna geen nieuwe gegevens geregistreerd. |
aangevuld |
✓ |
✓ |
Het registeren van de gegevens van het object heeft na de start van de registratie een vervolg gekregen. De gegevens in de registratie ondergrond zijn minimaal een keer aangevuld met nieuwe gegevens. |
voltooid |
✓ |
✓ |
Het registeren van de gegevens van het object is voltooid. Alle gegevens zijn in de registratie ondergrond vastgelegd en er kunnen geen nieuwe gegevens meer worden geregistreerd. |
Definitie |
De lijst met de mogelijke uitkomsten van het eindoordeel van de bronhouder over de betrouwbaarheid van individuele metingen. |
Waarde |
IMBRO |
IMBRO/A |
Omschrijving |
---|---|---|---|
afgekeurd |
✓ |
✓ |
Er is reden om dit gegeven als onjuist te beschouwen. De waarde kon niet geverifieerd worden op basis van de gehanteerde beoordelingsprocedure. |
goedgekeurd |
✓ |
✓ |
Er is geen reden om aan de juistheid van dit gegeven te twijfelen op basis van de gehanteerde beoordelingsprocedure. |
onbekend |
✓ |
Er is geen beoordeling gedaan van de kwaliteit, of het is onbekend of er een beoordeling is gedaan (IMBRO/A kwaliteitsregime). |
|
onbeslist |
✓ |
✓ |
Er zijn twijfels over de juistheid van dit gegeven, maar uitsluitsel kon niet gegeven worden op basis van de gehanteerde beoordelingsprocedure. |
Definitie |
De lijst met normen en voorschriften die beschrijven hoe het laboratoriumonderzoek is uitgevoerd. De inhoud van deze lijst is gebaseerd op de Aquo tabel ‘Waardebepalingsmethode’. |
Waarde |
IMBRO |
IMBRO/A |
Omschrijving |
---|---|---|---|
AQUOKIT |
✓ |
✓ |
Met Aquo-kit berekend oordeel of toetsresultaat |
AUTOMATISCH |
✓ |
✓ |
Niet genormaliseerde automatische waardebepaling |
BLAUWAP:2012 |
✓ |
✓ |
Blauwalgenprotocol 2012 |
CIW |
✓ |
✓ |
Bepaling klasse (1-5) volgens CIW-methodiek |
D1485.96 |
✓ |
✓ |
DIN EN 1485:1996-11 |
D38405-26.89 |
✓ |
✓ |
DIN 38405-26:1989-04 |
D38405-27.92 |
✓ |
✓ |
DIN 38405-27:1992-07 |
D38406-29.99 |
✓ |
✓ |
DIN 38406-29:1999-05 |
D38407-30.07 |
✓ |
✓ |
DIN 38407-30:2007-12 |
D38407-42.11 |
✓ |
✓ |
DIN 38407-42:2011-03 |
D38409-23.10 |
✓ |
✓ |
DIN 38409-23:2010-12 |
D4030-2.08 |
✓ |
✓ |
DIN 4030-2:2008-06 |
D51577-1.82 |
✓ |
✓ |
DIN 51577-1:1982-11 |
DESK |
✓ |
✓ |
Bepaling klasse door deskundige |
EBEO |
✓ |
✓ |
Bepaling waarde / EBEO-klasse (1-5) volgens EBEO-systematiek |
EPA8270CD |
✓ |
✓ |
US EPA Method 8270D/8270C |
GWPROTEU.13 |
✓ |
✓ |
Oordeel deskundige o.b.v. protocol toetsen grondw. 2013 EU |
GWPROTNL.13 |
✓ |
✓ |
Oordeel deskundige o.b.v. protocol toetsen grondw. 2013 NL |
HH-W10B:2010 |
✓ |
✓ |
HH-10B Analyse van zoöplankton voor EBeo |
HH-W11A:2010 |
✓ |
✓ |
HH-11A Inventarisatie van vegetatie |
HH-W12B:2010 |
✓ |
✓ |
HH-12B Analyse van macrofauna |
HH-W13A:2010 |
✓ |
✓ |
HH-13A Bestandsopname van vis voor de KRW |
HH-W7B:2010 |
✓ |
✓ |
HH-7B Analyse van fytoplankton in oppervlaktewater |
HH-W8B:2010 |
✓ |
✓ |
HH-8B Analyse van sieralgen in opp.w. met een omkeermicrosc. |
HH-W8C:2010 |
✓ |
✓ |
HH-8C Analyse van sieralgen in opp.w. met staande microsc. |
HH-W9B:2010 |
✓ |
✓ |
HH-9B Analyse van kiezelwieren in oppervlaktewater |
I10048.91 |
✓ |
✓ |
ISO 10048:1991 en |
I10260.92 |
✓ |
✓ |
ISO 10260:1992 en |
I10301.97 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 10301:1997 en |
I10304-1.09 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 10304-1:2009 en |
I10304-1.95 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 10304-1:1995 en |
I10304-2.96 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 10304-2:1996 en |
I10304-3.97 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 10304-3:1997 en |
I10304-4.99 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 10304-4:1999 en |
I10359-1.92 |
✓ |
✓ |
ISO 10359-1:1992 en |
I10359-2.94 |
✓ |
✓ |
ISO 10359-2:1994 en |
I10382.03 |
✓ |
✓ |
NEN-ISO 10382:2003 en |
I10523.08 |
✓ |
✓ |
NEN-ISO 10523:2008 en |
I10523.12 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 10523:2012 en |
I10523.94 |
✓ |
✓ |
ISO 10523:1994 en |
I10530.92 |
✓ |
✓ |
ISO 10530:1992 en |
I10566.94 |
✓ |
✓ |
ISO 10566:1994 en |
I10695.00 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 10695:2000 en |
I10704.12 |
✓ |
✓ |
NEN-ISO 10704:2012 en |
I11083.06 |
✓ |
✓ |
NEN-ISO 11083:2006 en |
I11083.94 |
✓ |
✓ |
ISO 11083:1994 en |
I11369.97 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 11369:1997 en |
I11423-1.97 |
✓ |
✓ |
ISO 11423-1:1997 en |
I11423-2.97 |
✓ |
✓ |
ISO 11423-2:1997 en |
I11731-2.08 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 11731-2:2008 en |
I11731.98 |
✓ |
✓ |
ISO 11731:1998 en |
I11732.05 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 11732:2005 en |
I11885.07 |
✓ |
✓ |
ISO 11885:2007 en |
I11885.98 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 11885:1998 en |
I11905-1.98 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 11905-1:1998 nl |
I11923.97 |
✓ |
✓ |
ISO 11923:1997 en |
I11969.97 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 11969:1997 nl |
I12010.14 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 12010:2014 en |
I12020.00 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 12020:2000 en |
I12846.12 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 12846:2012 en |
I13358.97 |
✓ |
✓ |
ISO 13358:1997 en |
I13395.97 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 13395:1997 nl |
I14402.99 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 14402:1999 en |
I14403-2.09 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 14403-2:2009 Ontw. en |
I14403-2.12 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 14403-2:2012 en |
I14403.02 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 14403:2002 en |
I14911.99 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 14911:1999 en |
I15061.01 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 15061:2001 en |
I15089.00 |
✓ |
✓ |
ISO 15089:2000 en |
I15586.03 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 15586:2003 en |
I15587-1.02 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 15587-1:2002 en |
I15587-2.02 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 15587-2:2002 en |
I15680.03 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 15680:2003 en |
I15681-1.05 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 15681-1:2005 en |
I15681-2.05 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 15681-2:2005 en |
I15682.01 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 15682:2001 en |
I15705.03 |
✓ |
✓ |
NEN-ISO 15705:2003 en |
I15913.03 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 15913:2003 en |
I15923-1.13 |
✓ |
✓ |
NEN-ISO 15923-1:2013 en |
I16264.02 |
✓ |
✓ |
ISO 16264:2002 en |
I16264.04 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 16264:2004 en |
I16588.03 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 16588:2003 en |
I16590.00 |
✓ |
✓ |
ISO 16590:2000 en |
I17294-1.06 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 17294-1:2006 en |
I17294-2.04 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 17294-2:2004 en |
I17294-2.16 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 17294-2:2016 en |
I17353.05 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 17353:2005 en |
I17380.06 |
✓ |
✓ |
NEN-ISO 17380:2006 en |
I17495.03 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 17495:2003 en |
I17852.06 |
✓ |
✓ |
ISO 17852:2006 en |
I17852.08 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 17852:2008 en |
I17858.07 |
✓ |
✓ |
ISO 17858:2007 en |
I17993.04 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 17993:2004 en |
I18073.04 |
✓ |
✓ |
NEN-ISO 18073:2004 en |
I18412.06 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 18412:2006 en |
I18856.05 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 18856:2005 en |
I18857-1.06 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 18857-1:2006 en |
I20179.05 |
✓ |
✓ |
NEN-ISO 20179:2005 en |
I22032.06 |
✓ |
✓ |
ISO 22032:2006 en |
I22155.05 |
✓ |
✓ |
NEN-ISO 22155:2005 en |
I22478.06 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 22478:2006 en |
I22743.06 |
✓ |
✓ |
NEN-ISO 22743:2006 en |
I23631.06 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 23631:2006 en |
I23913.06 |
✓ |
✓ |
NEN-ISO 23913:2006 en |
I25101.09 |
✓ |
✓ |
ISO 25101:2009 en |
I5663.93 |
✓ |
✓ |
NEN-ISO 5663:1993 en |
I5664.04 |
✓ |
✓ |
NEN-ISO 5664:2004 en |
I5666.99 |
✓ |
✓ |
ISO 5666:1999 en |
I5667-1.94 |
✓ |
✓ |
NEN-ISO 5667-1:1994 en |
I5667-11.09 |
✓ |
✓ |
ISO 5667-11:2009 en |
I5667-11.93 |
✓ |
✓ |
ISO 5667-11:1993 en |
I5667-2.93 |
✓ |
✓ |
NEN-ISO 5667-2:1993 en |
I5667-3.12 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 5667-3:2012 en |
I5813.93 |
✓ |
✓ |
NEN-ISO 5813:1993 en |
I5814.93 |
✓ |
✓ |
NEN-ISO 5814:1993 en |
I5815-1.03 |
✓ |
✓ |
ISO 5815-1:2003 en |
I5815-2.03 |
✓ |
✓ |
ISO 5815-2:2003 en |
I5961.95 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 5961:1995 nl |
I6058.84 |
✓ |
✓ |
ISO 6058:1984 en |
I6059.05 |
✓ |
✓ |
NEN-ISO 6059:2005 en |
I6060.89 |
✓ |
✓ |
ISO 6060:1989 en |
I6332.04 |
✓ |
✓ |
NEN-ISO 6332:2004 en |
I6333.88 |
✓ |
✓ |
NEN-ISO 6333:1988 nl |
I6340.93 |
✓ |
✓ |
NEN-ISO 6340:1993 en |
I6439.90 |
✓ |
✓ |
ISO 6439:1990 en |
I6468.97 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 6468:1997 en |
I6595.93 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 6595:1993 en |
I6703-1.84 |
✓ |
✓ |
ISO 6703-1:1984 en |
I6703-2.84 |
✓ |
✓ |
ISO 6703-2:1984 en |
I6703-3.84 |
✓ |
✓ |
ISO 6703-3:1984 en |
I6777.93 |
✓ |
✓ |
NEN-ISO 6777:1993 en |
I6778.84 |
✓ |
✓ |
ISO 6778:1984 en |
I6878.04 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 6878:2004 en |
I7027.00 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 7027:2000 en |
I7027.16 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 7027-1:2016 en |
I7027.94 |
✓ |
✓ |
NEN-ISO 7027:1994 en |
I7150-1.02 |
✓ |
✓ |
NEN-ISO 7150-1:2002 en |
I7393-1.00 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 7393-1:2000 en |
I7393-2.00 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 7393-2:2000 en |
I7393-3.00 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 7393-3:2000 en |
I7875-1.96 |
✓ |
✓ |
ISO 7875-1:1996 en |
I7875-2.84 |
✓ |
✓ |
ISO 7875-2:1984 en |
I7887.12 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 7887:2012 en |
I7887.94 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 7887:1994 en |
I7888.94 |
✓ |
✓ |
NEN-ISO 7888:1994 en |
I7890-3.99 |
✓ |
✓ |
NEN-ISO 7890-3:1999 en |
I7899-1.98 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 7899-1:1998 en |
I7980.00 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 7980:2000 en |
I7981-1.05 |
✓ |
✓ |
NEN-ISO 7981-1:2005 en |
I7981-2.05 |
✓ |
✓ |
NEN-ISO 7981-2:2005 en |
I8165-1.92 |
✓ |
✓ |
ISO 8165-1:1992 en |
I8165-2.99 |
✓ |
✓ |
ISO 8165-2:1999 en |
I8245.99 |
✓ |
✓ |
ISO 8245:1999 en |
I8288.86 |
✓ |
✓ |
ISO 8288:1986 en |
I8467.95 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 8467:1995 en |
I9174.98 |
✓ |
✓ |
ISO 9174:1998 en |
I9297.89 |
✓ |
✓ |
ISO 9297:1989 en |
I9308-3.99 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 9308-3:1999 en |
I9377-1.00 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 9377-1:2000 Ontw. en |
I9377-2.00 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 9377-2:2000 en |
I9377-4.99 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 9377-4:1999 Ontw. en |
I9390.90 |
✓ |
✓ |
ISO 9390:1990 en |
I9562.04 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 9562:2004 en |
I9697.92 |
✓ |
✓ |
ISO 9697:1992 en |
I9698.89 |
✓ |
✓ |
ISO 9698:1989 en |
I9963-1.94 |
✓ |
✓ |
ISO 9963-1:1994 en |
I9963-1.96 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 9963-1:1996 en |
I9963-2.94 |
✓ |
✓ |
ISO 9963-2:1994 en |
I9963-2.96 |
✓ |
✓ |
NEN-EN-ISO 9963-2:1996 en |
I9964-1.93 |
✓ |
✓ |
ISO 9964-1:1993 en |
I9964-2.93 |
✓ |
✓ |
ISO 9964-2:1993 en |
I9964-3.93 |
✓ |
✓ |
ISO 9964-3:1993 en |
I9965.93 |
✓ |
✓ |
ISO 9965:1993 en |
KNMI5WIND.01 |
✓ |
✓ |
KNMI Handboek Waarnemingen, Hoofdstuk 5. Wind, maart 2001 |
KRW |
✓ |
✓ |
Bepaling afgeleide waarde volgens KRW-methodiek |
LEIDDPS:2012 |
✓ |
✓ |
Leidraad voor passive sampling 2012 |
MODEL |
✓ |
✓ |
Waarde is bepaald/berekend volgens model |
N12260.03 |
✓ |
✓ |
NEN-EN 12260:2003 en |
N1233.97 |
✓ |
✓ |
NEN-EN 1233:1997 en,nl |
N12338.98 |
✓ |
✓ |
NEN-EN 12338:1998 en |
N12673.99 |
✓ |
✓ |
NEN-EN 12673:1999 en |
N12880.01 |
✓ |
✓ |
NEN-EN 12880:2001 en |
N12918.99 |
✓ |
✓ |
NEN-EN 12918:1999 en |
N13506.01 |
✓ |
✓ |
NEN-EN 13506:2001 en |
N13577.07 |
✓ |
✓ |
NEN-EN 13577:2007 en |
N14207.03 |
✓ |
✓ |
NEN-EN 14207:2003 en |
N14486.05 |
✓ |
✓ |
NEN-EN 14486:2005 en |
N1483.07 |
✓ |
✓ |
NEN-EN 1483:2007 en |
N1484.97 |
✓ |
✓ |
NEN-EN 1484:1997 en,nl |
N15216.07 |
✓ |
✓ |
NEN-EN 15216:2007 en |
N1622.06 |
✓ |
✓ |
NEN-EN 1622:2006 en |
N1899-1.98 |
✓ |
✓ |
NEN-EN 1899-1:1998 en,nl |
N1899-2.98 |
✓ |
✓ |
NEN-EN 1899-2:1998 en,nl |
N3106.86 |
✓ |
✓ |
NEN 3106:1986 nl |
N5622.06 |
✓ |
✓ |
NEN 5622: 2006 nl |
N5623.02 |
✓ |
✓ |
NEN 5623:2002 nl |
N5627.06 |
✓ |
✓ |
NEN 5627: 2006 nl |
N5694+C1.11 |
✓ |
✓ |
NEN 5694:2007+C1:2011 nl |
N5707+C1.06 |
✓ |
✓ |
NEN 5707:2003+C1:2006 nl |
N5731.94 |
✓ |
✓ |
NEN 5731:1994 2e Ontw. nl |
N5734.95 |
✓ |
✓ |
NEN 5734:1995 2e Ontw. nl |
N5734.99 |
✓ |
✓ |
NEN 5734:1999 |
N5735.94 |
✓ |
✓ |
NEN 5735:1994 2e Ontw. nl |
N5742.00 |
✓ |
✓ |
NEN 5742:2000 Ontw. nl |
N5742.91 |
✓ |
✓ |
NEN 5742:1991 nl |
N5747.90 |
✓ |
✓ |
NEN 5747:1990 nl |
N5748.90 |
✓ |
✓ |
NEN 5748:1990 nl |
N5750.89 |
✓ |
✓ |
NEN 5750:1989 nl |
N5751.89 |
✓ |
✓ |
NEN 5751:1989 nl |
N5753.06 |
✓ |
✓ |
NEN 5753:2006 nl |
N5754.05 |
✓ |
✓ |
NEN 5754:2005 nl |
N5757.91 |
✓ |
✓ |
NEN 5757:1991 nl |
N5758.90 |
✓ |
✓ |
NEN 5758:1990 nl |
N5759.90 |
✓ |
✓ |
NEN 5759:1990 nl |
N5761.90 |
✓ |
✓ |
NEN 5761:1990 nl |
N5762.91 |
✓ |
✓ |
NEN 5762:1991 nl |
N5763.91 |
✓ |
✓ |
NEN 5763:1991 nl |
N5764.89 |
✓ |
✓ |
NEN 5764:1989 nl |
N5765.91 |
✓ |
✓ |
NEN 5765:1991 nl |
N5767.91 |
✓ |
✓ |
NEN 5767:1991 nl |
N5769.91 |
✓ |
✓ |
NEN 5769:1991 nl |
N5777.94 |
✓ |
✓ |
NEN 5777:1994 nl |
N5779.94 |
✓ |
✓ |
NEN 5779:1994 nl |
N5897.14 |
✓ |
✓ |
NEN 5897:2014 Ontw. Nl |
N6265.07 |
✓ |
✓ |
NEN 6265:2007 nl |
N6274.95 |
✓ |
✓ |
NEN 6274:1995 nl |
N6401.91 |
✓ |
✓ |
NEN 6401:1991 nl |
N6402.10 |
✓ |
✓ |
NEN 6402:2010 nl |
N6402.91 |
✓ |
✓ |
NEN 6402:1991 nl |
N6403.98 |
✓ |
✓ |
NEN 6403:1998 nl |
N6407.97 |
✓ |
✓ |
NEN 6407:1997 nl |
N6408.99 |
✓ |
✓ |
NEN 6408:1999 nl |
N6411.06 |
✓ |
✓ |
NEN 6411:2006 Ontw. nl |
N6411.81 |
✓ |
✓ |
NEN 6411:1981 nl |
N6412.79 |
✓ |
✓ |
NEN 6412:1979 nl |
N6414.07 |
✓ |
✓ |
NEN 6414:2007 Ontw. nl |
N6414.08 |
✓ |
✓ |
NEN 6414:2008 nl |
N6414.88 |
✓ |
✓ |
NEN 6414:1988 nl |
N6415.82 |
✓ |
✓ |
NEN 6415:1982 nl |
N6420.86 |
✓ |
✓ |
NEN 6420:1986 nl |
N6421.06 |
✓ |
✓ |
NEN 6421:2006 nl |
N6424.88 |
✓ |
✓ |
NEN 6424:1988 nl |
N6426.95 |
✓ |
✓ |
NEN 6426:1995 nl |
N6427.99 |
✓ |
✓ |
NEN 6427:1999 nl |
N6429.94 |
✓ |
✓ |
NEN 6429:1994 nl |
N6430.94 |
✓ |
✓ |
NEN 6430:1994 nl |
N6432.93 |
✓ |
✓ |
NEN 6432:1993 nl |
N6433.93 |
✓ |
✓ |
NEN 6433:1993 nl |
N6434.93 |
✓ |
✓ |
NEN 6434:1993 nl |
N6435.97 |
✓ |
✓ |
NEN 6435:1997 nl |
N6436.97 |
✓ |
✓ |
NEN 6436:1997 nl |
N6437.82 |
✓ |
✓ |
NEN 6437:1982 nl |
N6441.79 |
✓ |
✓ |
NEN 6441:1979 nl |
N6442.79 |
✓ |
✓ |
NEN 6442:1979 nl |
N6443.77 |
✓ |
✓ |
NEN 6443:1977 nl |
N6444.77 |
✓ |
✓ |
NEN 6444:1977 nl |
N6445.97 |
✓ |
✓ |
NEN 6445:1997 nl |
N6448.81 |
✓ |
✓ |
NEN 6448:1981 nl |
N6449.81 |
✓ |
✓ |
NEN 6449:1981 nl |
N6451.80 |
✓ |
✓ |
NEN 6451:1980 nl |
N6452.80 |
✓ |
✓ |
NEN 6452:1980 nl |
N6453.80 |
✓ |
✓ |
NEN 6453:1980 nl |
N6454.94 |
✓ |
✓ |
NEN 6454:1994 nl |
N6455.81 |
✓ |
✓ |
NEN 6455:1981 nl |
N6456.81 |
✓ |
✓ |
NEN 6456:1981 nl |
N6457.94 |
✓ |
✓ |
NEN 6457:1994 nl |
N6458.83 |
✓ |
✓ |
NEN 6458:1983 nl |
N6460.81 |
✓ |
✓ |
NEN 6460:1981 nl |
N6461.81 |
✓ |
✓ |
NEN 6443:1981 nl |
N6462.82 |
✓ |
✓ |
NEN 6462:1982 nl |
N6463.97 |
✓ |
✓ |
NEN 6463:1997 nl |
N6465.92 |
✓ |
✓ |
NEN 6465:1992 nl |
N6467.82 |
✓ |
✓ |
NEN 6467:1982 nl |
N6468.94 |
✓ |
✓ |
NEN 6468:1994 nl |
N6470.97 |
✓ |
✓ |
NEN 6470:1997 nl |
N6471.81 |
✓ |
✓ |
NEN 6471:1981 nl |
N6472.83 |
✓ |
✓ |
NEN 6472:1983 nl |
N6476.81 |
✓ |
✓ |
NEN 6476:1981 nl |
N6480.82 |
✓ |
✓ |
NEN 6480:1982 nl |
N6481.83 |
✓ |
✓ |
NEN 6481:1983 nl |
N6482.82 |
✓ |
✓ |
NEN 6482:1982 nl |
N6483.82 |
✓ |
✓ |
NEN 6483:1982 nl |
N6484.06 |
✓ |
✓ |
NEN 6484:2006 Ontw. nl |
N6484.07 |
✓ |
✓ |
NEN 6484:2007 nl |
N6484.82 |
✓ |
✓ |
NEN 6484:1982 nl |
N6485.83 |
✓ |
✓ |
NEN 6485:1983 nl |
N6486.84 |
✓ |
✓ |
NEN 6486:1984 nl |
N6487.97 |
✓ |
✓ |
NEN 6487:1997 nl |
N6490.82 |
✓ |
✓ |
NEN 6490:1982 nl |
N6493.87 |
✓ |
✓ |
NEN 6493:1987 nl |
N6494.84 |
✓ |
✓ |
NEN 6494:1984 nl |
N6495.84 |
✓ |
✓ |
NEN 6495:1984 nl |
N6499.05 |
✓ |
✓ |
NEN 6499:2005 nl |
N6499.10 |
✓ |
✓ |
NEN 6499:2010 nl |
N6520.06 |
✓ |
✓ |
NEN 6520:2006 nl |
N6521.91 |
✓ |
✓ |
NEN 6521:1991 nl |
N6523.90 |
✓ |
✓ |
NEN 6523:1990 nl |
N6524.84 |
✓ |
✓ |
NEN 6524:1984 nl |
N6526.06 |
✓ |
✓ |
NEN 6526:2006 nl |
N6527.00 |
✓ |
✓ |
NEN 6527:2000 nl |
N6530.86 |
✓ |
✓ |
NEN 6530:1986 nl |
N6531.86 |
✓ |
✓ |
NEN 6531:1986 nl |
N6532.86 |
✓ |
✓ |
NEN 6532:1986 nl |
N6533.90 |
✓ |
✓ |
NEN 6533:1990 nl |
N6535.86 |
✓ |
✓ |
NEN 6535:1986 nl |
N6536.90 |
✓ |
✓ |
NEN 6536:1990 nl |
N6539.91 |
✓ |
✓ |
NEN 6539:1991 nl |
N6541.91 |
✓ |
✓ |
NEN 6541:1991 nl |
N6542.96 |
✓ |
✓ |
NEN 6542:1996 nl |
N6544.90 |
✓ |
✓ |
NEN 6544:1990 nl |
N6545.85 |
✓ |
✓ |
NEN 6545:1985 nl |
N6547.86 |
✓ |
✓ |
NEN 6547:1986 nl |
N6548.88 |
✓ |
✓ |
NEN 6548:1988 nl |
N6549.88 |
✓ |
✓ |
NEN 6549:1988 nl |
N6563.82 |
✓ |
✓ |
NEN 6563:1982 nl |
N6567.85 |
✓ |
✓ |
NEN 6567:1985 nl |
N6576.85 |
✓ |
✓ |
NEN 6576:1985 nl |
N6577.85 |
✓ |
✓ |
NEN 6577:1985 nl |
N6578.85 |
✓ |
✓ |
NEN 6578:1985 nl |
N6579.85 |
✓ |
✓ |
NEN 6579:1985 nl |
N6580.85 |
✓ |
✓ |
NEN 6580:1985 nl |
N6581.85 |
✓ |
✓ |
NEN 6581:1985 nl |
N6582.85 |
✓ |
✓ |
NEN 6582:1985 nl |
N6587.90 |
✓ |
✓ |
NEN 6587:1990 nl |
N6589.05 |
✓ |
✓ |
NEN 6589:2005 nl |
N6591.90 |
✓ |
✓ |
NEN 6591:1990 nl |
N6594.93 |
✓ |
✓ |
NEN 6594:1993 nl |
N6604.07 |
✓ |
✓ |
NEN 6604:2007 nl |
N6606.07 |
✓ |
✓ |
NEN 6606:2007 Ontw. nl |
N6606.09 |
✓ |
✓ |
NEN 6606:2009 nl |
N6606.92 |
✓ |
✓ |
NEN 6606:1992 nl |
N6608.96 |
✓ |
✓ |
NEN 6608:1996 nl |
N6609.97 |
✓ |
✓ |
NEN 6609:1997 nl |
N6611.97 |
✓ |
✓ |
NEN 6611:1997 nl |
N6612.97 |
✓ |
✓ |
NEN 6612:1997 nl |
N6619.92 |
✓ |
✓ |
NEN 6619:1992 nl |
N6620.86 |
✓ |
✓ |
NEN 6620:1986 nl |
N6621.88 |
✓ |
✓ |
NEN 6621:1988 nl |
N6623.05 |
✓ |
✓ |
NEN 6623:2005 nl |
N6633.06 |
✓ |
✓ |
NEN 6633:2006/A1:2007 nl |
N6633.98 |
✓ |
✓ |
NEN 6633:1998 nl |
N6634.91 |
✓ |
✓ |
NEN 6634:1991 nl |
N6641.83 |
✓ |
✓ |
NEN 6641:1983 nl |
N6642.92 |
✓ |
✓ |
NEN 6642:1992 nl |
N6643.03 |
✓ |
✓ |
NEN 6643:2003 nl |
N6644.83 |
✓ |
✓ |
NEN 6644:1983 nl |
N6645.05 |
✓ |
✓ |
NEN 6645:2005 nl |
N6646+C1.15 |
✓ |
✓ |
NEN 6646+C1:2015 nl |
N6646.06 |
✓ |
✓ |
NEN 6646:2006 nl |
N6646.15 |
✓ |
✓ |
NEN 6646:2015 nl |
N6651.92 |
✓ |
✓ |
NEN 6651:1992 nl |
N6652.92 |
✓ |
✓ |
NEN 6652:1992 nl |
N6653.92 |
✓ |
✓ |
NEN 6653:1992 nl |
N6654.92 |
✓ |
✓ |
NEN 6654:2005 nl |
N6655.92 |
✓ |
✓ |
NEN 6655:1992 Ontw. nl |
N6655.97 |
✓ |
✓ |
NEN 6655:1997 nl |
N6662.85 |
✓ |
✓ |
NEN 6662:1985 nl |
N6663.87 |
✓ |
✓ |
NEN 6663:1987 nl |
N6669.81 |
✓ |
✓ |
NEN 6669:1981 nl |
N6670.03 |
✓ |
✓ |
NEN 6670:2003 nl |
N6671.13 |
✓ |
✓ |
NEN 6671:2013 nl |
N6671.94 |
✓ |
✓ |
NEN 6671:1994 nl |
N6672.94 |
✓ |
✓ |
NEN 6672:1994 nl |
N6674.81 |
✓ |
✓ |
NEN 6674:1981 nl |
N6675.89 |
✓ |
✓ |
NEN 6675:1989 nl |
N6676.94 |
✓ |
✓ |
NEN 6676:1994 nl |
N6953.05 |
✓ |
✓ |
NEN 6953:2005 nl |
N6953.17 |
✓ |
✓ |
NEN 6953:2017 nl |
N6961.05 |
✓ |
✓ |
NEN 6961:2005 nl |
N6961.13 |
✓ |
✓ |
NEN 6961:2013 Ontw. Nl |
N6963.05 |
✓ |
✓ |
NEN 6963:2005 nl |
N6964+C1.06 |
✓ |
✓ |
NEN 6964:2005+C1:2006 nl |
N6964.05 |
✓ |
✓ |
NEN 6964:2005 nl |
N6965+C1.06 |
✓ |
✓ |
NEN 6965:2005+C1:2006 nl |
N6965.05 |
✓ |
✓ |
NEN 6965:2005 nl |
N6966+C1.06 |
✓ |
✓ |
NEN 6966:2005+C1:2006 nl |
N6966.05 |
✓ |
✓ |
NEN 6966:2005 nl |
N6970.08 |
✓ |
✓ |
NEN 6970:2008 nl |
N6975.08 |
✓ |
✓ |
NEN 6975:2008 nl |
N6978.08 |
✓ |
✓ |
NEN 6978:2008 nl |
N6980+C1.10 |
✓ |
✓ |
NEN 6980:2008+C1:2010 nl |
N7341.95 |
✓ |
✓ |
NEN 7341:1995 nl |
N7343.95 |
✓ |
✓ |
NEN 7343:1995 nl |
N7345.95 |
✓ |
✓ |
NEN 7345:1995 nl |
N7349.95 |
✓ |
✓ |
NEN 7349:1995 nl |
N872.05 |
✓ |
✓ |
NEN-EN 872:2005 en |
N903.94 |
✓ |
✓ |
NEN-EN 903:1994 en |
Notove |
✓ |
✓ |
Bepaling toetsoordeel (+ of -) met/volgens Notove-methodiek |
OVAM2IB1 |
✓ |
✓ |
OVAM afvalstoffencompendium 2/I/B.1 |
OVAM2IC2.3 |
✓ |
✓ |
OVAM afvalstoffencompendium 2/I/C.2.3 |
OVAM2IIA3 |
✓ |
✓ |
OVAM afvalstoffencompendium 2/II/A.3 |
OVAM2IIA6 |
✓ |
✓ |
OVAM afvalstoffencompendium 2/II/A.6 |
OVAM3B |
✓ |
✓ |
OVAM afvalstoffencompendium 3/B |
OVAM3I |
✓ |
✓ |
OVAM afvalstoffencompendium 3/I |
OVAM3N |
✓ |
✓ |
OVAM afvalstoffencompendium 3/N |
OVAM3R1 |
✓ |
✓ |
OVAM afvalstoffencompendium 3/R1 |
P3210-1.16 |
✓ |
✓ |
prestatieblad 3210-1, 23-06-2016 (droge stof) |
P3210-2.16 |
✓ |
✓ |
prestatieblad 3210-2, 23-06-2016 (organische stof) |
P3210-3.16 |
✓ |
✓ |
prestatieblad 3210-3, 23-06-2016 (korrelgroottefractie) |
P3210-4.16 |
✓ |
✓ |
prestatieblad 3210-4, 23-06-2016 (metalen) |
P3210-5.16 |
✓ |
✓ |
prestatieblad 3210-5, 23-06-2016 (PAK) |
P3210-6.16 |
✓ |
✓ |
prestatieblad 3210-6, 23-06-2016 (minerale olie) |
P3210-7.16 |
✓ |
✓ |
prestatieblad 3210-7, 23-06-2016 (PCB) |
P3220-1.16 |
✓ |
✓ |
prestatieblad 3220-1, 23-06-2016 (OCB) |
P3220-2.16 |
✓ |
✓ |
prestatieblad 3220-2, 23-06-2016 (OCB overig) |
P3250-1.16 |
✓ |
✓ |
prestatieblad 3250-1, 23-06-2016 (metalen) |
P3260-1.11 |
✓ |
✓ |
prestatieblad 3260-1, 10-2-2011 (pentachloorfenol) |
P5637.06 |
✓ |
✓ |
NPR 5637:2006 nl |
P5638.06 |
✓ |
✓ |
NPR 5638:2006 nl |
P6266.14 |
✓ |
✓ |
NPR 6266:2014 nl |
P6266.91 |
✓ |
✓ |
NPR 6266:1991 nl |
P6400.88 |
✓ |
✓ |
NPR 6400:1988 nl |
P6416.95 |
✓ |
✓ |
NPR 6416:1995 nl |
P6417.97 |
✓ |
✓ |
NPR 6417:1997 nl |
P6425.95 |
✓ |
✓ |
NPR 6425:1995 nl |
P6537.88 |
✓ |
✓ |
NPR 6537:1988 nl |
P6538.90 |
✓ |
✓ |
NPR 6538:1990 nl |
P6546.88 |
✓ |
✓ |
NPR 6546:1988 nl |
P6600.93 |
✓ |
✓ |
NPR 6600:1993 nl |
P6616.82 |
✓ |
✓ |
NPR 6616:1982 nl |
PZMJK-A |
✓ |
✓ |
Protocol Zwemmersjeuk 2011 – A diagnose aandoening |
PZMJK-C |
✓ |
✓ |
Protocol Zwemmersjeuk 2011 – C slakken met Trichobilharzia |
PZMJK-D |
✓ |
✓ |
Protocol Zwemmersjeuk 2011 – D DNA Trichobilharzia in water |
RWS-RMI.10 |
✓ |
✓ |
RWS Standaard voor inwinning hydrol. en meteo. gegevens 2010 |
RWSV-A1.002 |
✓ |
✓ |
RWS Analysevoorschrift-A1.002 |
RWSV-A1.019 |
✓ |
✓ |
RWS Analysevoorschrift-A1.019 |
RWSV-A1.032 |
✓ |
✓ |
RWS Analysevoorschrift-A1.032 |
RWSV-A1.033 |
✓ |
✓ |
RWS Analysevoorschrift-A1.033 |
RWSV-A1.035 |
✓ |
✓ |
RWS Analysevoorschrift-A1.035 |
RWSV-A1.040 |
✓ |
✓ |
RWS Analysevoorschrift-A1.040 |
RWSV-A1.072 |
✓ |
✓ |
RWS Analysevoorschrift-A1.072 |
RWSV-A1.085 |
✓ |
✓ |
RWS Analysevoorschrift-A1.085 |
RWSV-A1.086 |
✓ |
✓ |
RWS Analysevoorschrift-A1.086 |
RWSV-A3.010 |
✓ |
✓ |
RWS Analysevoorschrift-A3.010 |
RWSV-A4.411 |
✓ |
✓ |
RWS Analysevoorschrift-A4.411 |
RWSV-A5.380 |
✓ |
✓ |
RWS Analysevoorschrift-A5.380 |
RWSV-A5.390 |
✓ |
✓ |
RWS Analysevoorschrift-A5.390 |
RWSV-A5.393 |
✓ |
✓ |
RWS Analysevoorschrift-A5.393 |
RWSV-A5.398 |
✓ |
✓ |
RWS Analysevoorschrift-A5.398 |
RWSV-A5.427 |
✓ |
✓ |
RWS Analysevoorschrift-A5.427 |
RWSV-W006 |
✓ |
✓ |
RWSV 913.00.W006 |
RWSV-W007 |
✓ |
✓ |
RWSV 913.00.W007 |
RWSV-W008 |
✓ |
✓ |
RWSV 913.00.W008 |
RWSV-W009 |
✓ |
✓ |
RWSV 913.00.W009 |
RWSV-W012 |
✓ |
✓ |
RWSV 913.00.W012 |
T11370.00 |
✓ |
✓ |
ISO/TS 11370:2000 en |
T11905-2.97 |
✓ |
✓ |
ISO/TR 11905-2:1997 en |
T8200.02 |
✓ |
✓ |
NTA 8200:2002 en |
T8204.03 |
✓ |
✓ |
NTA 8204:2003 nl |
Towabo |
✓ |
✓ |
Bepaling waterbodemklasse volgens Towabo-methodiek |
V2946.89 |
✓ |
✓ |
NVN 2946:1989 nl |
V5694.96 |
✓ |
✓ |
NVN 5694:1996 nl (vervallen) |
V5718.94 |
✓ |
✓ |
NVN 5718:1994 nl |
V5730.91 |
✓ |
✓ |
NVN 5730:1991 nl |
V5732.99 |
✓ |
✓ |
NVN 5732:1999 nl |
V5770.93 |
✓ |
✓ |
NVN 5770:1993 nl |
V6404.00 |
✓ |
✓ |
NVN 6404:2000 nl |
V6409.97 |
✓ |
✓ |
NVN 6409:1997 nl |
V6419.06 |
✓ |
✓ |
NVN 6419:2006 Ontw. nl |
V6590.90 |
✓ |
✓ |
NVN 6590:1990 nl |
V6592.90 |
✓ |
✓ |
NVN 6592:1990 nl |
V6678.97 |
✓ |
✓ |
NVN 6678:1997 nl |
V6982.06 |
✓ |
✓ |
NVN 6982:2006 Ontw. nl |
V6983.06 |
✓ |
✓ |
NVN 6983:2006 Ontw. nl |
V6984.06 |
✓ |
✓ |
NVN 6984:2006 Ontw. nl |
V7321.97 |
✓ |
✓ |
NVN 7321:1997 nl |
V7322.97 |
✓ |
✓ |
NVN 7322:1997 nl |
V7324.97 |
✓ |
✓ |
NVN 7324:1997 nl |
V7350.95 |
✓ |
✓ |
NVN 7350:1995 Ontw. Nl |
VOORLOPIG |
✓ |
✓ |
Voorlopige bepaling klasse door deskundige |
ZINTUIGLIJK |
✓ |
✓ |
Niet genormaliseerde zintuiglijke waardebepaling |
iWSR |
✓ |
✓ |
Bepaling waarde / waterindex (0-100) volgens iWSR-methodiek |
Definitie |
De lijst met laboratoriumtechnieken die gebruikt zijn bij het bepalen van het gehalte van chemische parameters. De inhoud van deze lijst is gebaseerd op de Aquo tabel Waardebepalingstechniek. |
Waarde |
IMBRO |
IMBRO/A |
Omschrijving |
---|---|---|---|
AA |
✓ |
✓ |
Autoanalyser |
AA-FOTM |
✓ |
✓ |
Autoanalyser – fotometrie |
AAS |
✓ |
✓ |
Atomaire absorptie spectrometrie |
AAS-F |
✓ |
✓ |
Atomaire absorptie spectrometrie – flame |
AAS-GF |
✓ |
✓ |
Atomaire absorptie spectrometrie – grafietoven |
AAS-HG |
✓ |
✓ |
Atomaire absorptie spectrometrie – hydride generatie |
AAS-KD |
✓ |
✓ |
Atomaire absorptie spectrometrie – koude-damptechniek |
AERO |
✓ |
✓ |
Aerometrie |
AES-F |
✓ |
✓ |
Atomaire emissie spectrometrie – vlam |
AES-KD |
✓ |
✓ |
Atomaire emissie spectrometrie – koude-damptechniek |
AF |
✓ |
✓ |
Atomaire fluorescentie |
AF-KD |
✓ |
✓ |
Atomaire fluorescentie – koude-damptechniek |
BACT |
✓ |
✓ |
Bacteriologie |
CALO |
✓ |
✓ |
Calorimetrie |
COND |
✓ |
✓ |
Conductometrie |
COUL |
✓ |
✓ |
Coulometrie |
CUVT |
✓ |
✓ |
Cuvettentest |
DA |
✓ |
✓ |
Discreetanalyser |
DA-S |
✓ |
✓ |
Discreetanalyser – spectrometrie |
ELCH |
✓ |
✓ |
Electrochemie |
ELMSR |
✓ |
✓ |
Electromagnetische sensor |
FL |
✓ |
✓ |
Fluorescentie |
FOTM |
✓ |
✓ |
Fotometrie |
GAMMAS |
✓ |
✓ |
Gammaspectrometrie |
GC |
✓ |
✓ |
Gaschromatografie |
GC-ECD |
✓ |
✓ |
Gaschromatografie – electron capture detector |
GC-ECD/ECD |
✓ |
✓ |
Gaschromatografie – electron capture detector / el.capt.det. |
GC-ECD/MS |
✓ |
✓ |
Gaschromatografie – electron capture detector / massaspect. |
GC-FID |
✓ |
✓ |
Gaschromatografie – flame ionisation detector |
GC-FID/ECD |
✓ |
✓ |
Gaschromatografie – flame ionisation detector / el.capt.det. |
GC-FID/IR |
✓ |
✓ |
Gaschromatografie – flame ionisation detector / infrarood |
GC-FPD |
✓ |
✓ |
Gaschromatografie – flame photometric detector |
GC-HRMS |
✓ |
✓ |
Gaschromatografie – hoge resolutie massaspectrometrie |
GC-LRMS |
✓ |
✓ |
Gaschromatografie – lage resolutie massaspectrometrie |
GC-MS |
✓ |
✓ |
Gaschromatografie – massaspectrometrie |
GC-MS-HS |
✓ |
✓ |
Gaschromatografie – massaspectrometrie – headspace |
GC-MS-LV-PTV |
✓ |
✓ |
Gaschromatografie – massaspectrometrie – groot volume – PTV |
GC-MS-MS |
✓ |
✓ |
Gaschromatografie – massaspectrometrie – massaspectrometrie |
GC-MS-PT |
✓ |
✓ |
Gaschromatografie – massaspectrometrie – purge-and-trap |
GC-MS-PTV |
✓ |
✓ |
Gaschromatografie – massaspectrometrie – PTV |
GC-MS-TD |
✓ |
✓ |
Gaschromatografie – massaspectrometrie – thermal desorption |
GC-NPD |
✓ |
✓ |
Gaschromatografie – stikstof-fosfor detector |
GENEPSLCFRSE |
✓ |
✓ |
Genexpressie – luciferase |
GRAV |
✓ |
✓ |
Gravimetrie |
HPLC |
✓ |
✓ |
Hoge druk vloeistofchromatografie |
HPLC-APCI-MS |
✓ |
✓ |
Hoge druk vloeistofchromatografie – atm.press.chem.ion. – MS |
HPLC-DAD |
✓ |
✓ |
Hoge druk vloeistofchromatografie – diode array detector |
HPLC-FL |
✓ |
✓ |
Hoge druk vloeistofchromatografie – fluorescentiedetector |
HPLC-MS-ESI |
✓ |
✓ |
Hoge druk vloeistofchromatografie – electrospray – massasp. |
HPLC-UV |
✓ |
✓ |
Hoge druk vloeistofchromatografie – UV-detector |
HPLC-UV-FL |
✓ |
✓ |
Hoge druk vloeistofchromatografie – UV- en fluoresc.detector |
IC |
✓ |
✓ |
Ionchromatografie |
ICP-AES |
✓ |
✓ |
Inductie gekoppeld plasma – atomaire emissie spectrometrie |
ICP-HRMS |
✓ |
✓ |
Inductie gekoppeld plasma – hoge resolutie massaspect. |
ICP-MS |
✓ |
✓ |
Inductie gekoppeld plasma – massaspectrometrie |
IR |
✓ |
✓ |
Infrarooddetectie |
IR-FT |
✓ |
✓ |
Infrarood – fourier transmission |
JODM |
✓ |
✓ |
Jodometrie |
LC-FL |
✓ |
✓ |
Vloeistofchromatografie – fluorescentie |
LC-GC-MS |
✓ |
✓ |
Vloeistofchromatografie – gaschromatografie – massaspect. |
LC-MS |
✓ |
✓ |
Vloeistofchromatografie – massaspectrometrie |
LC-MS-MS |
✓ |
✓ |
Vloeistofchromatografie – massaspectrometrie – massaspect. |
LC-TQMS |
✓ |
✓ |
Vloeistofchromatografie – tandem quadrupool massaspect. |
LDO |
✓ |
✓ |
Luminescentie opgelost zuurstof sensor |
LSC |
✓ |
✓ |
vloeistofscintillatie |
MEMBF |
✓ |
✓ |
Membraanfiltratie |
MICCOUL |
✓ |
✓ |
Microcoulometrie |
MICCOUL-PT |
✓ |
✓ |
Microcoulometrie – purge-and-trap |
MICSCOP |
✓ |
✓ |
Microscopie |
MICTTPT |
✓ |
✓ |
Microtiter-plaat |
NEFLMTE |
✓ |
✓ |
Nefelometrie |
ORGNLTSCH |
✓ |
✓ |
Organoleptisch |
POTM |
✓ |
✓ |
Potentiometrie |
POTM_TITM |
✓ |
✓ |
Potentiometrische titratie |
RADOMT-BWHH |
✓ |
✓ |
Radiometrie, boven water – hand-held |
RADOMT-BWHHG |
✓ |
✓ |
Radiometrie, boven water – hand-held met gyroscoop |
RADOMT-BWVO |
✓ |
✓ |
Radiometrie, boven water – vaste opstelling |
RONTGDF |
✓ |
✓ |
Röntgendiffractie |
RONTGTM |
✓ |
✓ |
Röntgentransmissie |
RONTGTM_GRAV |
✓ |
✓ |
Röntgentransmissie en gravimetrie (met zeef) |
SEDI |
✓ |
✓ |
Sedigraaf |
STER/POLMIC |
✓ |
✓ |
Stereo- en polarisatiemicrosopie |
THERMG |
✓ |
✓ |
Thermografie |
THERMM |
✓ |
✓ |
Thermometrie |
TITM |
✓ |
✓ |
Titrimetrie |
UV/VIS |
✓ |
✓ |
Spectrofotometrie |
VISL |
✓ |
✓ |
Visueel |
VOL |
✓ |
✓ |
Volumetrie |
qPCR |
✓ |
✓ |
Kwantitatieve polymerase-kettingreactie |
Grondwater is een belangrijke bestaansbron. Het grondwater wordt daarom in Nederland in de gaten gehouden en beheerd. Het beheer van het grondwater richt zich op de hoeveelheid bruikbaar grondwater en de kwaliteit ervan. Om dit beheer goed te kunnen uitvoeren, wordt in Nederland de toestand van het grondwater over langere tijd gevolgd. Dat heet grondwatermonitoring. Er wordt daarbij gekeken naar de grondwaterstand (kwantiteit), en naar de samenstelling van het grondwater (kwaliteit). Hiervoor worden grondwaterstandonderzoeken en grondwatersamenstellingsonderzoeken uitgevoerd.
In het domein grondwatermonitoring van de basisregistratie ondergrond staan de grondwatermonitoringnetten centraal die zijn ingesteld om het grondwater in Nederland te kunnen beheren. Het doel waarvoor een monitoringnet is ingesteld, het monitoringdoel, beperkt zich in veel gevallen tot kwantiteit of kwaliteit, maar het komt ook voor dat onderzoek aan zowel de kwantiteit als de kwaliteit wordt gedaan binnen hetzelfde grondwatermonitoringnet.
Grondwatermonitoring houdt in dat de toestand van het grondwater in een bepaald gebied, of eigenlijk in een bepaald deel van de ondergrond, over langere tijd gevolgd wordt. De grootte van het gebied en de diepte van monitoring verschillen per grondwatermonitoringnet. Ook de duur van monitoring wisselt sterk.
In het Besluit basisregistratie ondergrond is omschreven welke vormen van monitoring onder deze basisregistratie vallen. Het belangrijkste criterium is het type organisatie dat verantwoordelijk is voor het beheer van het grondwater: de grondwatermonitoring moet door of in opdracht van een bestuursorgaan, de bronhouder, worden uitgevoerd. Verder is er een beperking aan de tijdschaal gesteld. Wanneer een monitoringnet is ingesteld om de toestand van het grondwater over een periode van ten minste één jaar te volgen, dan valt het altijd onder de basisregistratie ondergrond. Voor monitoringnetten met een kortere duur maakt het bestuursorgaan zelf de afweging of de gegevens in de basisregistratie moeten worden opgenomen. De periode van een jaar is lang genoeg voor het uitfilteren van de effecten van kleinschalige en kortdurende invloeden, zodat de informatie die in de basisregistratie wordt vastgelegd blijvende gebruikswaarde heeft. Aan de ruimtelijke schaal van monitoring zijn voor de basisregistratie ondergrond geen grenzen gesteld anders dan geldt voor de gehele basisregistratie ondergrond namelijk dat het gegevens bevat over de ondergrond van Nederland en zijn Exclusieve Economische Zone (EEZ). De EEZ is het gebied op de Noordzee waar Nederland economische rechten heeft.
In de Regels omtrent de basisregistratie ondergrond en het Besluit basisregistratie ondergrond staat dat de basisregistratie ondergrond vooralsnog geen milieukwaliteitinformatie bevat. Voor het grondwatermonitoringdomein zijn monitoringnetten rondom milieuhygiënische projecten, waarin het met name gaat om het monitoren van de verontreiniging van de bodem en het grondwater, daarmee voorlopig buiten scope geplaatst. Op 18 december 2018 is in de Tweede Kamer een motie (Kamerstuk 34864-19) aangenomen waarin de regering wordt verzocht ‘om informatie over bodemverontreiniging in de basisregistratie ondergrond op te nemen’. Op het moment van publiceren van deze catalogus is nog niet bekend wat de gevolgen van deze motie zullen zijn voor de scope van het registratieobject Grondwatersamenstellingsonderzoek.
De bestuursorganen die langdurig het grondwater (laten) monitoren op grondwatersamenstelling, omdat zij daarin een wettelijke taak hebben zijn RIVM, Rijkswaterstaat, provincies, waterschappen, gemeentes en bestuurlijke samenwerkingsverbanden. Daarnaast zijn er private organisaties die vanuit vergunningsplicht het grondwater langdurig monitoren op grondwatersamenstelling, in opdracht van bevoegd gezag. Dit zijn bijvoorbeeld drinkwaterbedrijven, grondwateronttrekkende industrie, (ondiepe)bodemenergie-exploitanten (bedrijven, ziekenhuizen, overige instellingen) en natuurterreinbeheerorganisaties. Deze organisaties doen periodiek grondwatersamenstellingsonderzoek en hebben daarvoor grondwatermonitoringnetten. Het bestuursorgaan dat optreedt als bevoegd gezag kan het registreren van deze gegevens als voorwaarde opnemen in de beschikking van de betreffende vergunningsaanvragen.
De volledige scopeafbakening is beschreven in het Scopedocument grondwatersamenstellings-onderzoek GAR.
Het domein grondwatermonitoring in de basisregistratie ondergrond omvat de volgende vier registratieobjecten:
• Grondwatermonitoringnet;
• Grondwatermonitoringput;
• Grondwatersamenstellingsonderzoek (grondwaterkwaliteit);
• Grondwaterstandonderzoek (grondwaterkwantiteit).
In de voorliggende catalogus gaat het over het registratieobject Grondwatersamenstellingsonderzoek.
In de technische landelijke voorziening van de basisregistratie ondergrond worden Engelstalige benamingen gehanteerd voor de registratieobjecten. Omwille van de aansluiting hiermee worden voor de registratieobjecten Engelstalige afkortingen gebruikt. In deze catalogus worden alleen Engelstalige afkortingen en de Nederlandstalige termen gebruiken.
• Grondwatermonitoringnet wordt afgekort tot GMN (Groundwater Monitoring Network);
• Grondwatermonitoringput wordt afgekort tot GMW (Groundwater Monitoring Well);
• Grondwatersamenstellingsonderzoek wordt afgekort tot GAR (Groundwater Analysis Report);
• Grondwaterstandonderzoek wordt afgekort tot GLD (Groundwater Level Dossier).
Figuur 1 De samenhang tussen de vier registratieobjecten binnen het domein grondwatermonitoring.
Een grondwatermonitoringput betreft de putconstructie die gebruikt wordt om standen en/of de samenstelling van het grondwater te meten. Gewoonlijk bestaat een put uit een samenstel van buizen dat aan het oppervlak wordt beschermd tegen invloeden van buitenaf. Via de buizen wordt het grondwater dat zich op een bepaalde diepte bevindt ontsloten. Het deel van de buis waardoor het grondwater binnen kan komen is het filter. Elke buis heeft één filter. Een filter fungeert als meetpunt in de basisregistratie ondergrond.
Informatie over grondwatermonitoringput is beschreven in de Catalogus Grondwatermonitoringput. Naast putten kunnen ook bronnen gebruikt worden in grondwatersamenstellingsmonitoring. Een bron is een locatie waar het grondwater uittreedt aan het maaiveld. Op dit moment voorziet de basisregistratie het registreren van bronnen niet. Voorzien wordt dat de gegevensdefinitie van de grondwatermonitoringput aangepast wordt, zodat het mogelijk wordt om bronnen te registreren.
Binnen het grondwaterdomein in de basisregistratie ondergrond kent alleen de grondwatermonitoringput een fysieke locatie. De drie andere registratieobjecten zijn aan het registratieobject grondwatermonitoringput gekoppeld en hebben daarmee indirect een locatie. Bij grondwaterstandonderzoeken en grondwatersamenstellingsonderzoeken ligt de verwijzing vast naar het filter in de grondwatermonitoringput waarin het onderzoek is uitgevoerd. Daarnaast ligt bij grondwaterstandonderzoeken en grondwatersamenstellingsonderzoeken de verwijzing vast naar één of meerdere grondwatermonitoringnetten ten behoeve waarvan het onderzoek is uitgevoerd.
Een grondwatermonitoringnet is een verzameling locaties waar periodiek onderzoek aan het grondwater op een bepaalde diepte wordt gedaan om de toestand van het grondwater vanuit een perspectief te kunnen bepalen en de eventuele veranderingen erin te kunnen volgen. Het grondwatermonitoringnet faciliteert daardoor de groepering van onderzoeksgegevens door bronhouder op basis van het doel van monitoring. Het registratieobject vergroot daarmee de hergebruikswaarde voor afnemers van de gegevens van de basisregistratie ondergrond. Informatie over grondwatermonitoringnet is beschreven in de Catalogus Grondwatermonitoringnet.
Een grondwatermonitoringnet valt onder de verantwoordelijkheid van één bronhouder en heeft een vastgesteld monitoringdoel. In de praktijk komt het voor dat een grondwatersamenstellingsonderzoek ten behoeve van meer dan één doel wordt uitgevoerd. Een bronhouder kan bijvoorbeeld omwille van de efficiëntie besluiten om één grondwatersamenstellingsonderzoek te laten doen, en de resultaten ervan zowel voor de Kaderrichtlijn Waterverplichtingen als voor een eigen provinciaal monitoringdoel te gebruiken. Omdat er voor afzonderlijke monitoringdoelen verschillende grondwatermonitoringnetten zijn, betekent dit voor de basisregistratie ondergrond dat een grondwatersamenstellingsonderzoek kan toebehoren aan één of meerdere grondwatermonitoringnetten.
Een grondwatersamenstellingsonderzoek kan ook worden uitgevoerd ten behoeve van meerdere doelen van verschillende bestuursorganen. In dat geval is één van deze bestuursorganen de bronhouder van het grondwatersamenstellingsonderzoek. Deze bronhouder levert het grondwatersamenstellingsonderzoek aan de basisregistratie ondergrond aan, inclusief de koppeling aan alle grondwatermonitoringnetten waarvoor het onderzoek is uitgevoerd. De bronhouder is daarmee dus ook verantwoordelijk voor de koppeling van het grondwatersamenstellingsonderzoek aan een grondwatermonitoringnet van een ander bestuursorgaan. Hierover dienen beide partijen onderlinge afspraken te maken.
Een grondwatersamenstellingsonderzoek is een monitoringactiviteit gericht op het onderzoeken van de samenstelling van een grondwatermonster uit een bepaald meetpunt in de ondergrond. In plaats van samenstelling van het grondwater wordt ook wel gesproken over kwaliteit van het grondwater. In deze catalogus doelen we met beide op hetzelfde. Een meetpunt wordt gevormd door een filter van een monitoringbuis in een grondwatermonitoringput (zie paragraaf 1.2 van deze toelichting). Een grondwatersamenstellingsonderzoek wordt uitgevoerd door of in opdracht van een bronhouder en wordt gedaan in het kader van een of meerdere monitoringdoelen.
Een grondwatersamenstellingsonderzoek wordt uitgevoerd in meerdere delen. Het eerste deel van het onderzoek wordt in het veld verricht. Het tweede deel vindt plaats in het laboratorium. In enkele gevallen vindt er geen laboratoriumonderzoek plaats en bestaat het grondwatersamenstellingsonderzoek uit uitsluitend veldmetingen. Het kan ook voorkomen dat het laboratoriumonderzoek wordt uitgevoerd in meer dan één laboratorium. De resultaten van de verschillende delen van het onderzoek worden, na beoordeling door de bronhouder, samen geregistreerd in de basisregistratie ondergrond.
In tegenstelling tot de relatief snel variërende stand van het grondwater (grondwaterstanden veranderen binnen een dag), verandert de samenstelling van het grondwater relatief langzaam. Dit komt doordat grondwater zich langzaam verplaatst door de ondergrond. Grondwatersamenstellingsonderzoeken worden daarom doorgaans maar één keer of hooguit een paar keer per jaar uitgevoerd op een locatie. In de meetpunten in het landelijke monitoringnet en in de meetpunten in de provinciale monitoringnetten wordt er bijvoorbeeld jaarlijks één grondwatersamenstellingsonderzoek uitgevoerd. Als er lokaal reden is om de grondwatersamenstelling beter in de gaten te houden, omdat daar bijvoorbeeld drinkwater onttrokken wordt of er activiteiten plaatsvinden die invloed kunnen hebben op de grondwatersamenstelling, kan er besloten worden om de onderzoeksfrequentie te verhogen.
Een grondwatersamenstellingsonderzoek wordt uitgevoerd aan de hand van verschillende protocollen. Zowel bij het veldonderzoekdeel als bij het laboratoriumdeel als bij de beoordeling wordt gewerkt volgens vastgestelde voorschriften, normen en richtlijnen.
Het verloop van het proces is schematisch weergegeven in de onderstaande figuur en daaronder beschreven. De figuur geeft het volledige proces, van vaststellen van de doelstelling tot en met registratie in de basisregistratie ondergrond. De eerste drie stappen van het proces zijn kort beschreven in paragraaf 1.1 en 1.2 van deze toelichting en uitgebreider in het Scopedocument grondwatersamenstellingsonderzoek GAR. Een handboek voor inname beschrijft het proces dat bij het leveren van gegevens aan de basisregistratie ondergrond wordt doorlopen. In deze catalogus beschrijven we alleen de onderdelen veldonderzoek, labonderzoek en controleren en beoordelen.
Figuur 2 Het proces van de monitoring van grondwatersamenstelling: het grondwatersamenstellingsonderzoek.
1. Veldonderzoek is het proces dat loopt vanaf het oppompen van grondwater tot de aanlevering van de laboratoriummonsters aan het laboratorium. Tijdens het veldonderzoek wordt door gespecialiseerde medewerker, bij een grondwatermonitoringput, in een filter water afgenomen door het op te pompen.
o Op het opgepompte water worden ter plekke veldanalyses gedaan. Hierbij wordt een klein aantal parameters, ofwel eigenschappen van het grondwatermonster, meteen gemeten. Dit zijn gegevens die op zichzelf al gebruikswaarde hebben en die tevens ondersteunend zijn voor de verdere laboratoriumanalyse en het beoordelen van de resultaten van het grondwatersamenstellingsonderzoek als geheel.
o Vervolgens worden een of meerdere monsters genomen van het grondwater voor het doen van verdere analyses in het laboratorium. In de praktijk worden er vaak meer en verschillende soorten flessen met grondwater gevuld omdat in het laboratorium verschillende analyses zullen worden uitgevoerd die vragen om specifieke behandeling van het monster. Het water moet bijvoorbeeld al dan niet eerst gefiltreerd worden, de fles moet van glas dan wel kunststof zijn, de fles moet wel of niet volledig gevuld zijn en er moet wel of geen bepaalde conserveringsstof in zitten.
2. Het laboratoriumonderzoek is het proces dat start bij de overdracht van de laboratoriummonsters door de uitvoerder van het veldonderzoek of een koerier aan het laboratorium of aan meerdere laboratoria. Met behulp van verschillende analyseprocessen wordt de waarde bepaald van de verschillende parameters. Het proces eindigt bij de rapportage van de onderzoeksresultaten aan de bronhouder.
3. De veld- en laboratoriumanalyseresultaten worden, na ontvangst door de bronhouder, door de bronhouder en/of een adviesbureau gecontroleerd en beoordeeld. De beoordeling leidt tot een kwaliteitsstatus per parameter. Deze kwaliteitsstatus geeft aan wat het eindoordeel van de bronhouder is over de kwaliteit van de gemeten waarde van de parameter. Het protocol dat gebruikt wordt bij het beoordelen bevat richtlijnen voor zowel het uitvoeren van de controles als een onderbouwing van de mogelijke uitkomsten van de kwaliteitsstatus.
In deze paragraaf wordt een beschrijvende toelichting geven op de gegevensinhoud. De expliciete definities zijn te vinden in de tabellen van de gegevensdefinitie. Als eerst wordt de hoofdentiteit beschreven, daarna de entiteiten van het veldonderzoek en de entiteiten van het laboratoriumonderzoek. Het resultaat van de beoordeling, de kwaliteitsstatus van de gegevens, is onderdeel van zowel het veldonderzoek als het laboratoriumonderzoek.
Informatie uit de periodieke grondwatersamenstellingsonderzoeken wordt in de basisregistratie ondergrond geregistreerd als het registratieobject Grondwatersamenstellingsonderzoek. Dit registratieobject omvat de, van een beoordelingsresultaat voorziene, definitieve meetwaarden van een op grondwatersamenstelling gericht onderzoek dat aan een grondwatermonster uit een bepaald meetpunt is verricht. Daarbij is een uitgangspunt dat een grondwatersamenstellingsonderzoek één bronhouder heeft, maar wel uitgevoerd kan zijn ten behoeve van meerdere grondwatermonitoringnetten die van één of meerdere bronhouders kunnen zijn. Daarnaast is een uitgangspunt dat alle gegevens van het grondwatersamenstellingsonderzoek tegelijk worden aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond. De resultaten van het veldonderzoekdeel en het laboratoriumonderzoekdeel binnen één grondwatersamenstellingsonderzoek worden dus samen aangeleverd.
Een grondwatersamenstellingsonderzoek kan ten behoeve van meer dan één monitoringdoel uitgevoerd worden. Dit betekent dat een onderzoek in het kader van meerdere grondwatermonitoringnetten tegelijk uitgevoerd kan zijn. In het registratieobject Grondwatermonitoringnet worden het doel van de monitoring (monitoringdoel) geregistreerd en het wettelijk kader waar dit doel uit volgt (kader aanlevering). In het registratieobject grondwatersamenstellingsonderzoek wordt het monitoringdoel en het wettelijk kader waar dit doel uit volgt niet geregistreerd. Met de verwijzing van het grondwatersamenstellingsonderzoek naar één of meer grondwatermonitoringnetten (zie paragraaf 1.2 van deze toelichting) is het doel en het wettelijk kader van het grondwatersamenstellingsonderzoek indirect geregistreerd. De verwijzing naar het grondwatermonitoringnet wordt gemaakt op basis van het BRO-ID van het grondwatermonitoringnet.
Bij een grondwatersamenstellingsonderzoek ligt de verwijzing vast naar de monitoringbuis van de grondwatermonitoringput waarin het onderzoek is uitgevoerd (zie paragraaf 1.2 van deze toelichting). De verwijzing wordt gemaakt op basis van het BRO-ID van de grondwatermonitoringput in combinatie met het buisnummer van de buis waarin de bemonstering heeft plaatsgehad. Met deze buisverwijzing is via de filterdiepte ook de diepte geregistreerd waarop de grondwatermonsters zijn genomen.
De veld- en laboratoriumanalyseresultaten van een grondwatersamenstellingsonderzoek worden door de bronhouder en/of een derde partij in opdracht van een bronhouder gecontroleerd en beoordeeld. Bij het beoordelen van gegevens wordt gekeken naar de resultaten van het grondwatersamenstellingsonderzoek als geheel. Bijvoorbeeld wordt de consistentie beoordeeld tussen de chemische veld- en laboratoriumresultaten met behulp van verschillende chemische relaties. Daarnaast worden meetresultaten beoordeeld binnen de tijdreeks, indien aanwezig, van het betreffende filter. De beoordeling vindt plaats aan de hand van een beoordelingsprocedure. Dit is een protocol of werkvoorschrift dat is toegepast bij het beoordelen van de kwaliteit van de meetwaarden die in het veld en/of in het laboratorium gemeten zijn. De procedure beschrijft hoe de beoordeling wordt gedaan en op welke manier de beoordeling leidt tot het eindoordeel over de kwaliteit van een individuele meting.
Elk grondwatersamenstellingsonderzoek wordt uitgevoerd volgens afspraak tussen opdrachtgever (de bronhouder die in de basisregistratie ondergrond voor elk registratieobject wordt geregistreerd) en opdrachtnemer(s). Bij elk grondwatersamenstellingsonderzoek wordt een hoeveelheid parameters, ofwel eigenschappen van het grondwatermonster, gemeten. Het resultaat van deze metingen wordt geregistreerd in de basisregistratie ondergrond.
Zowel in het veldonderzoek als in het laboratoriumonderzoek worden parameters, eigenschappen, van het grondwater bepaald. Bij de registratie van de meetresultaten van het veldonderzoek en het laboratoriumonderzoek wordt gebruik gemaakt van de Parameterlijst (zie Artikel 1, 1.1 Parameterlijst, voor de inhoud van de lijst). Elke parameter in deze lijst wordt geïdentificeerd door het ID van de parameter. Het ID wordt gebruikt om de parameter aan te duiden, dit is een persistent, identificerend volgnummer binnen de referentielijst zoals dat uitgegeven wordt door het SIKB. Het ID van een parameter zal in de loop der tijd dus niet veranderen. Voor nieuwe stoffen kan een nieuw ID met een nieuwe Aquocode aangevraagd worden.
In de Parameterlijst is voor elke parameter naast het ID ook vastgelegd: de Aquocode, het CASnummer (indien van toepassing), een omschrijving, de eenheid en de hoedanigheid waarin de parameter wordt geregistreerd.
De Aquocode is een codering voor een stof die afgeleid is van de naam van de stof. De Aquocode maakt onderdeel uit van de Aquo-standaard. Dit is een open standaard en uniforme taal voor de uitwisseling van gegevens binnen de watersector.
Het CASnummer is het Chemical Abstracts Service nummer van de laboratoriumparameter. Dit is een internationaal gebruikte, unieke, numerieke code voor chemische elementen, componenten en polymeren. Er zijn alleen CASnummers voor chemische verbindingen, niet voor parameters die de toestand van het grondwater beschrijven zoals zuurgraad, troebelheid, elektrisch geleidingsvermogen of temperatuur. Ook zijn er geen CASnummers voor som-parameters zoals stikstof-totaal of de som van trichloorfenol-isomeren.
De Aquocode, het CASnummer (indien van toepassing) en de omschrijving vormen de toelichting op de parameter, deze gegevens zorgen ervoor dat alle gebruikers er zeker van zijn om welke eigenschap of stof het gaat.
Om verschillende grondwatersamenstellingsonderzoeken met elkaar te kunnen vergelijken is de eenheid door de basisregistratie ondergrond voorgeschreven. Alleen een veelvoud of een deel van de voorgeschreven eenheid kan voorkomen. Wanneer bijvoorbeeld µg/l in de parameterlijst staat is mg/l ook toegestaan als dit beter aansluit bij de hoogte van de gemeten waarde. De prefix, het voorvoegsel van de eenheid mag dus worden aangepast ten opzichte van wat is gedefinieerd in de parameterlijst.
Naast de eenheid is ook de hoedanigheid voorgeschreven. De hoedanigheid is de vorm waarin de eenheid behorend bij een meetwaarde wordt uitgedrukt of de fractie van de parameter waarop de meetwaarde betrekking heeft. De verschillende waarden van de hoedanigheid kenmerken zich door de volgende criteria:
• De waarde betreft een equivalent: een aanduiding voor het equivalent waarin de meetwaarde wordt uitgedrukt, als ware het een andere vergelijkbare parameter (‘vorm’ uit de definitie). In dat geval begint de waarde met de uitdrukking ‘uitgedrukt in’. De hoedanigheid ‘uitgedrukt in stikstof’ bij de parameter nitraat is hiervan een goed voorbeeld.
• De waarde betreft een referentie: een referentie(-kader), de waarde is uitgedrukt ten opzichte van een bepaalde referentiehoogte, referentietemperatuur, referentiegewicht, etcetera. Voorbeelden hiervan zijn ‘ten opzichte van Vienna-Standard Mean Ocean Water’ en ‘ten opzichte van 25 graden Celsius’.
• De waarde betreft een fractie: een aanduiding van een bepaald gestandaardiseerd deel / fractie van de parameter. Analyses (volgens voorschrift) van parameterfracties worden bijvoorbeeld toegepast indien het analyseresultaat over de fractie de kwaliteit van het monster beter weergeeft of als de normering op de fractie gebaseerd is. Voorbeeld van parameterfracties is ‘opgeloste fractie (bijv. na filtratie)’.
De hoedanigheid bevat géén waarden die een nadere aanduiding zijn van methodes, technieken voor behandeling, ontsluiting of analyse van monsters.
De parameterlijst is gebaseerd op de Aquo parameterlijst Grondwaterkwaliteit van het IHW, aangevuld met parameters van de Aquo parameterlijst Bodemkwaliteit – compartiment Grondwater van het SIKB en verder aangevuld met door stakeholders kenbaar gemaakte parameters waar grondwater op bemonsterd wordt.
Tijdens het veldonderzoek wordt in het veld een aantal waarnemingen gedaan en een aantal metingen uitgevoerd die belangrijk zijn om in het veld uit te voeren en het resultaat ervan te registreren. Tevens worden monsters genomen voor analyse in het laboratorium. De uitvoerder veldonderzoek is de partij die voor de bronhouder verantwoordelijk is voor het uitvoeren van het veldonderzoek.
Het veldonderzoek gebeurt op een bepaald tijdstip, op een bepaalde datum, het tijdstip veldonderzoek. Dit is het tijdstip van monstername. Bij historische gegevens kan het voorkomen dat het tijdstip van monstername niet bekend is, dat alleen de datum van het veldonderzoek bekend is. In deze gevallen kan een fictief tijdstip, 12:00:00, gekozen worden. Bij het veldonderzoek wordt een bepaalde bemonsteringsprocedure gebruikt. Hierin zijn de eisen en de voorgeschreven werkwijze ten aanzien van bemonstering vastgelegd.
Gegevens over het Bemonsteringsapparaat zijn relevant voor de beoordeling van de kwaliteit van het monster. Het pomptype is kenmerkend voor het bemonsteringsapparaat en wordt daarom vastgelegd in de basisregistratie ondergrond.
Een aantal van de metingen die in het veld worden gedaan, wordt in de basisregistratie ondergrond geregistreerd bij Veldmeting. Deze gegevens hebben hergebruikswaarde: ze geven een algemene indruk over het bemonsterde grondwater, de meetwaarden worden gebruikt in bepaalde controles, of de bepaling in het veld levert een betrouwbaarder resultaat op dan een bepaling in het laboratorium. Voor het meten van parameters in het veld zijn meerdere redenen:
• Na de monstername kan de samenstelling van het monster veranderen:
Het gehalte waterstofcarbonaat wordt bijvoorbeeld in het veld gemeten omdat het waterstofcarbonaatgehalte zeer gevoelig is voor invloeden van buitenaf. Het gehalte kan veranderen door bijvoorbeeld ontgassing, door temperatuurverandering, pH-verandering, onder invloed van zuurstof en door het optreden van microbiële activiteit.
• Parameters zijn ondersteunend voor verdere analyse:
Het elektrisch geleidingsvermogen en de zuurgraad worden gebruikt voor controles: als de in het laboratorium gemeten waarde afwijkt van de in het veld gemeten waarde dan kan dit duiden op onregelmatigheden in het veld, aan apparatuur, of tijdens transport, opslag of analyses.
• Parameters zeggen wat over de omstandigheden van de meting:
Bijvoorbeeld omdat deze waarden aangeven of het filter lang genoeg is afgepompt om een laboratoriummonster te gaan nemen. Zuurstofgehalte, elektrisch geleidingsvermogen, zuurgraad en temperatuur worden, terwijl het filter wordt afgepompt, herhaaldelijk gemeten. Nadat het filter voldoende is schoon gepompt en deze waarden constant zijn geworden, worden de laboratoriummonsters genomen. De laatst gemeten, constante waarden van het zuurstofgehalte, elektrisch geleidingsvermogen, zuurgraad en temperatuur worden geregistreerd in de basisregistratie ondergrond.
Het resultaat van de metingen in het veld wordt geregistreerd bij Veldmeting. Zoals in paragraaf 1.4.2 toegelicht, wordt elke parameter geïdentificeerd door het ID van de parameter. De gemeten waarde van een veldmeting wordt geregistreerd in de basisregistratie ondergrond bij veldmeetwaarde. De veldmeetwaarde heeft het formaat Meetwaarde. Bij de meetwaarde hoort een meeteenheid. De meeteenheid is afhankelijk van de parameter. De aan te leveren meeteenheid is vastgelegd in de Parameterlijst waarbij de prefix, het voorvoegsel van de eenheid aangepast mag worden(zie paragraaf 1.4.2).
Gewoonlijk wordt bij Meetwaarde de opbouw van het getal voorgeschreven: het aantal cijfers voor en achter het decimaal scheidingsteken ligt vast. Samen met de meeteenheid geeft de opbouw de nauwkeurigheid van de meetwaarde weer. Bij de veldmeetwaarde en de analysemeetwaarde (de in het laboratorium gemeten waarde) kan er geen vaste opbouw worden gegeven omdat het waarden van verschillende parameters kan betreffen die elk een andere opbouw en eventueel een andere meeteenheid hebben. Dit betekent dat bij de resultaten van het veldonderzoek en het laboratoriumonderzoek de nauwkeurigheid (het aantal significante cijfers) niet gedefinieerd wordt door de basisregistratie ondergrond. Bij aanlevering aan de basisregistratie ondergrond vindt geen controle plaats op de opbouw. De bronhouder heeft de verantwoordelijkheid het getal in de juiste nauwkeurigheid aan te leveren. Dat wil zeggen met het juiste aantal significante cijfers, het aantal cijfers dat betekenis heeft voor de nauwkeurigheid van de meting. De bronhouder kan hierbij gebruik maken van de mogelijkheid de prefix van de eenheid aan te passen aan de hoogte van de gemeten waarde.
Bij elke individuele meting van een parameter in het grondwatersamenstellingsonderzoek geeft de bronhouder (of een derde partij in opdracht van een bronhouder) een eindoordeel over de kwaliteit van de meting. Dit eindoordeel wordt gevormd aan de hand van een, voor het hele grondwatersamenstellingsonderzoek gebruikte beoordelingsprocedure. Het eindoordeel wordt geregistreerd in de status kwaliteitscontrole. Het is een oordeel over de kwaliteit van de meting van de parameter, geen oordeel over het grondwatermonster als geheel.
Het resultaat van de waarnemingen in het veld wordt geregistreerd bij Veldwaarneming. Hier worden verschillende waarnemingen vastgelegd die belangrijk kunnen zijn voor hergebruik. De kleur van het grondwater wordt gedefinieerd in drie attributen te weten de hoofdkleur, de bijkleur en de kleursterkte. De uitbreidbare waardelijsten die gebruikt worden om de kleur van het grondwater vast te leggen, Kleur en Kleursterkte, zijn extern. De inhoud is uit de Aquo-standaard overgenomen, uit de gelijknamige Aquo domeintabellen.
Naast de kleur wordt aan de hand van de onderstaande attributen vastgelegd of er bepaalde bijzonderheden zijn geconstateerd die relevant zijn voor het beoordelen of hergebruiken van de resultaten van het onderzoek. Deze attributen worden met ja of met nee gevuld indien dit bekend is. Het attribuut ontbreekt als niet bekend is of het ja of nee is.
• De aanduiding die aangeeft of de temperatuur van het monster tijdens het transport is afgeweken van de eisen die in de gebruikte bemonsteringsprocedure worden gesteld: afwijkend gekoeld.
• De aanduiding die aangeeft of de gebruikte meetapparatuur een te grote, oplopende afwijking had: afwijking in meetapparatuur.
• De aanduiding die aangeeft of er mogelijk contaminatie door vluchtige verbindingen opgetreden is door een aanwezige verbrandingsmotor: contaminatie door verbrandingsmotor.
• De aanduiding die aangeeft of tijdens de monstername een type inline-filter gebruikt is dat afwijkt van de eisen die in de gebruikte bemonsteringsnorm worden gesteld: inline filter afwijkend.
• De aanduiding die aangeeft of het filter tijdens de bemonstering drooggevallen is doordat de pijlbuis slecht liep. Er is geen lucht in het monster terechtgekomen: filter belucht.
• De aanduiding die aangeeft of de grondwaterstand tijdens en na het voorpompen met meer dan 50 centimeter verlaagd is: grondwaterstand teveel gedaald.
• De aanduiding die aangeeft of het monster belucht is doordat de peilbuis tijdens de bemonstering slecht liep: monster belucht.
• De aanduiding die aangeeft of de slang die bij het oppompen is van het grondwater is gebruikt is hergebruikt: slang hergebruikt.
• De aanduiding die aangeeft of de temperatuur van het grondwater tijdens de bemonstering moeilijk te bepalen was door zeer warm weer in combinatie met een slechtlopende peilbuis: temperatuur moeilijk te bepalen.
Een laboratoriumonderzoek van een grondwatersamenstellingsonderzoek wordt door een of meerdere laboratoria verricht. Alle laboratoria die onderzoeken uitvoeren die binnen de scope van de basisregistratie ondergrond vallen, zijn geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie. Vereist voor de accreditatie is onder andere het volgen van (inter)nationale standaarden (NEN- en/of ISO-normen). Laboratoria werken volgens strikte interne kwaliteitssystemen vastgelegd in handboeken, conform de richtlijnen van de Raad voor Accreditatie. Geaccrediteerde laboratoria zijn daarnaast verplicht om deel te nemen aan ringonderzoeken: onderzoeken waarbij de testresultaten van verschillende laboratoria worden vergeleken. De accreditatie legt op parameter(groep)niveau vast welke bepalingstechnieken en bijbehorende procedures gehanteerd worden door het geaccrediteerde laboratorium. Laboratoria zijn vaak niet voor alle parameters of parametergroepen geaccrediteerd. Met name parameters die zij niet regelmatig meten kunnen accreditaties missen. Wanneer de bronhouder ervoor kiest om alle parameters volgens een geaccrediteerde procedure te laten meten, kan het in enkele gevallen voorkomen dat het laboratoriumonderzoek door meer dan één laboratorium uitgevoerd wordt. Op de website van de Raad van Accreditatie (www.rva.nl) is per laboratorium informatie te vinden over hun huidige accreditatie.
Het laboratoriumonderzoek omvat de resultaten van het onderzoek van één of meer deelmonsters, waarbij doorgaans veel verschillende parameters worden bepaald. Elk laboratoriumonderzoek wordt onder de verantwoordelijkheid van één laboratorium, de uitvoerder laboratoriumonderzoek, uitgevoerd.
In het laboratorium worden een of meer analyseprocessen uitgevoerd. Een analyseproces bevat de kenmerken van de in het laboratorium uitgevoerde activiteiten ten behoeve van de bepaling van de waarde van parameters in het grondwatermonster. Van het analyseproces worden de analysedatum, de bepalingstechniek en de bepalingsprocedure geregistreerd in de Basisregistratie Ondergrond.
De datum waarop een bepalingstechniek wordt uitgevoerd, wordt geregistreerd met de analysedatum. Wanneer de bepalingstechniek zich uitstrekt over meer dagen, wordt de datum geregistreerd waarop de bepalingstechniek is afgerond.
Een parameter kan vaak met verschillende bepalingstechnieken gemeten worden. De bepalingstechniek is van invloed op de gemeten waarde en de nauwkeurigheid van de gemeten waarde. Met één bepalingstechniek worden meestal meerdere parameters gemeten. Verschillende laboratoria kunnen voor dezelfde bepalingstechniek een verschillende norm of voorschrift hanteren. Daarom wordt de door het laboratorium gebruikte norm of het voorschrift geregistreerd, de bepalingsprocedure. In sommige gevallen wordt een procedure gebruikt die niet is gecertificeerd of geaccrediteerd. Dit doet zich bijvoorbeeld voor bij de analyse van stoffen waarop recentelijk voor het eerst analyses plaatsvinden. In deze gevallen wordt een eigen methode gebruikt. Dit wordt als niet genormaliseerde automatische waardebepaling aangeduid.
De uitbreidbare waardelijsten Waardebepalingstechniek en Waardebepalingsprocedure zijn extern. De inhoud is uit de Aquo-standaard overgenomen, uit de Aquo-domeintabellen Waardebepalingstechniek respectievelijk Waardebepalingsmethode.
Het analyseproces leidt tot meetresultaten van een of meer parameters. Deze worden geregistreerd in Analyse. Middels het ID wordt de parameter geïdentificeerd (zie paragraaf 1.4.2).
Het gemeten gehalte van de parameter wordt geregistreerd in het attribuut analysemeetwaarde. In sommige gevallen wordt in het attribuut analysemeetwaarde niet de gemeten waarde geregistreerd maar de rapportagegrens: De door het uitvoerende laboratorium met de opdrachtgever afgesproken grensconcentratie waarboven het gemeten gehalte of de waargenomen waarde van de parameter in een monster wordt gerapporteerd aan de opdrachtgever. Een gemeten waarde kan ook hoger zijn dan de hoogste grenswaarde die nog wordt gerapporteerd aan de opdrachtgever. In dit geval zal het laboratorium het monster verdunnen. Het kan voorkomen dat dit niet meer mogelijk is. In dat geval wordt in het attribuut analysemeetwaarde niet de gemeten waarde geregistreerd maar de hoogste nog gerapporteerde grenswaarde.
Wanneer het attribuut analysemeetwaarde een grenswaarde bevat is er een limietsymbool aanwezig. Het limietsymbool geeft aan dat het, in het grondwater aanwezige gehalte kleiner of groter is dan de grensconcentratie die geregistreerd is bij analysemeetwaarde.
De rapportagegrens is de, door het uitvoerende laboratorium met de opdrachtgever afgesproken, kleinste waarde van een concentratie van een component die door een laboratorium standaard wordt gerapporteerd aan de opdrachtgever. In sommige gevallen hebben de opdrachtnemer en de opdrachtgever de afspraak gemaakt dat de rapportagegrens gelijk is aan de detectiegrens, ofwel aantoonbaarheidsgrens. Dit is de grens waarboven kan worden vastgesteld of de parameter wel of niet aanwezig is. In andere gevallen is de detectiegrens lager dan de rapportagegrens. De rapportagegrens is voor hergebruik een belangrijk gegeven en wordt geregistreerd indien hij bekend is bij de bronhouder. Deze grens is mede afhankelijk van de bepalingstechniek en de eventuele bewerking van het grondwatermonster.
Wanneer het gemeten gehalte lager is dan de rapportagegrens, mag de bronhouder de rapportagegrens in het attribuut analysemeetwaarde registreren. In dit geval wordt eveneens het limietsymbool geregistreerd. De bronhouder mag bij een, door een laboratorium toch gerapporteerd gemeten gehalte dat lager is dan de rapportagegrens, besluiten of hij deze gemeten waarde registreert bij het attribuut analysemeetwaarde in de basisregistratie ondergrond of niet. Is bijvoorbeeld de rapportagegrens 1,0 mg/l en het laboratorium rapporteert 0,95 mg/l, dan mag de bronhouder kiezen. Hij kan 0,95 mg/l opnemen of hij kan 1,0 mg/l opnemen in het veld analysemeetwaarde. Neemt de bronhouder 1,0 mg/l op, dan wordt ook het attribuut limietsymbool gevuld met: <.
Andere soorten grenzen, zoals de detectiegrens: de grens waarboven kan worden vastgesteld of de parameter wel of niet aanwezig is, of de bepaalbaarheidsgrens, die iets zegt over wanneer het gehalte van een parameter betrouwbaar kan worden vastgesteld, worden niet geregistreerd in de basisregistratie ondergrond.
De analysemeetwaarde en de rapportagegrens hebben het formaat Meetwaarde. Gewoonlijk wordt bij Meetwaarde de opbouw van het getal voorgeschreven: het aantal cijfers voor en achter het decimaal scheidingsteken ligt vast. Net als bij de veldmeetwaarde kan er bij de analysemeetwaarde en de rapportagegrens van de in het laboratorium gemeten parameters geen vaste opbouw worden gegeven. Net als bij de resultaten van de veldmetingen heeft de bronhouder de verantwoordelijkheid het getal in de juiste nauwkeurigheid (het aantal significante cijfers) aan te leveren. In de door laboratoria gebruikte bepalingsprocedure is vaak vastgelegd hoe er afgerond moet worden. De bronhouder kan hierbij gebruik maken van de mogelijkheid de prefix van de eenheid aan te passen aan de hoogte van de gemeten waarde.
Net als bij Veldmeting, wordt bij Analyse bij elke individuele meting door de bronhouder (of een derde partij in opdracht van een bronhouder) een eindoordeel over de kwaliteit van de meting aangegeven. Dit eindoordeel wordt gevormd aan de hand van een, voor het hele grondwatersamenstellingsonderzoek gebruikte beoordelingsprocedure. Het eindoordeel wordt geregistreerd in de status kwaliteitscontrole.
De verschillende registratieobjecten in het grondwaterdomein en hun gegevens hebben samenhang. Zie de beschrijving hiervan in paragraaf 1.2, Domein grondwatermonitoring in de basisregistratie ondergrond. Op basis van de samenhang wordt er consistentie verwacht tussen de gegevens in verschillende registratieobjecten in het grondwaterdomein. Het is de verantwoordelijkheid van de bronhouder om deze consistentie te waarborgen. De basisregistratie ondergrond dwingt dit grotendeels niet af.
De basisregistratie ondergrond dwingt alleen af dat gegevens in andere registratieobjecten waarnaar verwezen wordt, ook daadwerkelijk geregistreerd zijn. Dit geldt voor de volgende verwijzingen (zie ook het plaatje in paragraaf 1.2, Domein grondwatermonitoring in de basisregistratie ondergrond):
• Vanuit Grondwatermonitoringnet, Grondwatersamenstellingsonderzoek en Grondwaterstandonderzoek naar een buis in een grondwatermonitoringput.
• Vanuit Grondwatersamenstellingsonderzoek en Grondwaterstandonderzoek naar Grondwatermonitoringnet.
Daarnaast wordt op de volgende punten consistentie verwacht:
• De periode waarin een buis in een grondwatermonitoringput als meetpunt onderdeel is van een grondwatermonitoringnet, valt binnen de periode waarin de betreffende grondwatermonitoringput en de betreffende buis in de put bestaan in de werkelijkheid.
• De verzameling meetpunten binnen een grondwatermonitoringnet is consistent met de grondwatersamenstellingsonderzoeken en grondwaterstandonderzoeken die in het kader van het monitoringnet zijn uitgevoerd. Dat wil zeggen: ten tijde van het uitvoeren van het onderzoek is het filter in de put waarin het onderzoek plaats vindt, een meetpunt in elk grondwatermonitoringnet waaraan het betreffende onderzoek gekoppeld is.
Ook met betrekking tot kwaliteitsregime geldt een specifieke samenhang tussen gegevens van verschillende registratieobjecten.
• Aan een grondwatermonitoringnet dat onder kwaliteitsregime IMBRO/A in de basisregistratie is geregistreerd kunnen alleen onderzoeksgegevens (grondwatersamenstellingsonderzoeken en/of grondwaterstandonderzoeken) gekoppeld worden die ook onder kwaliteitsregime IMBRO/A vallen. Van grondwatersamenstellingsonderzoeken en grondwaterstandonderzoeken onder kwaliteitsregime IMBRO moet bekend zijn in welk (wettelijk) kader ze zijn uitgevoerd. Daarom kunnen ze alleen gekoppeld worden aan grondwatermonitoringnetten die onder kwaliteitsregime IMBRO zijn geregistreerd. Grondwatersamenstellingsonderzoeken en grondwaterstandonderzoeken onder kwaliteitsregime IMBRO/A kunnen zowel gekoppeld worden aan grondwatermonitoringnetten onder kwaliteitsregime IMBRO als onder IMBRO/A.
• Voor de verwijzingen naar grondwatermonitoringput vanuit andere registratieobjecten gelden geen restricties. Het maakt niet uit of de grondwatermonitoringput waarnaar verwezen wordt kwaliteitsregime IMBRO of IMBRO/A heeft.
Het doel van de Europese kaderrichtlijn INSPIRE is het harmoniseren en openbaar maken van ruimtelijke gegevens van overheidsorganisaties ten behoeve van het milieubeleid. Het registratieobject Grondwatersamenstellingsonderzoek valt onder het INSPIRE-thema Environmental Monitoring Facilities, en om die reden moeten de gegevens in het registratieobject geschikt gemaakt worden voor uitwisseling volgens de INSPIRE-standaard. Dit wordt voor dit registratieobject geïmplementeerd middels een mapping van het gegevensmodel van het registratieobject Grondwatersamenstellingsonderzoek op het gegevensmodel van het INSPIRE-thema. De inhoud van deze mapping is geen onderdeel van deze catalogus.
Datum 27 maart 2020
Artikel 1 Definitie van registratieobject, entiteiten en attributen |
|||
1 |
Registratieobject |
||
2 |
Het domeinmodel |
||
3 |
Entiteiten en attributen |
||
3.1 |
Grondwaterstandonderzoek Registratiegeschiedenis |
||
3.2 |
|||
3.3 |
Grondwatermonitoringnet |
||
3.4 |
GMW-monitoringbuis |
||
3.5 |
Observatie |
||
3.6 |
Metadata observatie |
||
3.7 |
Organisatiegegevens |
||
3.8 |
Observatieproces |
||
3.9 |
Tijdmeetwaardereeks |
||
3.10 |
Tijdmeetwaardepaar |
||
3.11 |
Metadata tijdmeetwaardepaar |
||
Artikel 2 Beschrijving van uitbreidbare waardelijsten |
|||
1.1 |
Registratiestatus |
||
1.2 |
Meetprocedure |
||
1.3 |
TypeMeetinstrument |
||
1.4 |
TypeLuchtdrukcompensatie |
||
1.5 |
Procestype |
||
1.6 |
Beoordelingsprocedure |
||
1.7 |
MateBeoordeling |
||
1.8 |
Observatietype |
||
1.9 |
StatusKwaliteitscontrole |
||
1.10 |
Censuurreden |
||
1.11 |
Interpolatietype |
||
Toelichting |
|||
1 |
Grondwaterstandonderzoek |
||
1.1 |
Grondwatermonitoring |
||
1.2 |
Domein grondwatermonitoring in de BRO |
||
1.3 |
Het grondwaterstandonderzoek |
||
1.3.1 |
Inleiding |
||
1.3.2 |
Het proces |
||
1.4 |
WaterML |
||
1.5 |
Belangrijkste entiteiten |
||
1.5.1 |
Grondwaterstandonderzoek |
||
1.5.2 |
Observatie |
||
1.5.3 |
Observatieproces |
||
1.5.4 |
Tijdmeetwaardereeks |
||
1.5.5 |
Tijdmeetwaardepaar |
||
1.6 |
Impact kwaliteitsregime IMBRO/A |
||
1.7 |
Hiërarchie in gebruiksplicht |
||
1.8 |
Samenhang en consistentie tussen verschillende registratieobjecten in het Grondwaterdomein |
||
1.9 |
INSPIRE |
Naam |
Grondwaterstandonderzoek |
Code |
GLD |
Definitie |
Het geheel van gegevens dat betrekking heeft op een grondwaterstandonderzoek dat vanuit een bepaalde opdracht is uitgevoerd door herhaaldelijk op een bepaalde locatie in Nederland de waterstand in een monitoringbuis van een grondwatermonitoringput te meten. |
Populatie |
Zie Scopedocument Grondwaterstandonderzoek (GLD) |
Figuur 1: Domeinmodel grondwaterstandonderzoek
Type gegeven |
Entiteit |
Definitie |
De gegevens die het grondwaterstandonderzoek identificeren en inzicht gegeven in de geschiedenis van het object voorafgaand aan opname in de registratie ondergrond. |
Type gegeven |
Attribuut van Grondwaterstandonderzoek |
Definitie |
De identificatie van een grondwaterstandonderzoek in de registratie ondergrond. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Registratieobjectcode |
– Type |
Code |
– Opbouw |
GLDNNNNNNNNNNNN |
Toelichting |
De basisregistratie ondergrond kent bij registratie automatisch de juiste waarde aan het object toe. |
Type gegeven |
Attribuut van Grondwaterstandonderzoek |
Definitie |
Het KvK-nummer van de maatschappelijke activiteit van de publiekrechtelijke rechtspersoon die bronhouder is van de gegevens in de basisregistratie ondergrond. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Organisatie |
– Type |
Keuze |
Regels |
De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als bronhouder van grondwatersamenstellingsonderzoek. |
Toelichting |
Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven in het geval de dataleverancier niet de bronhouder is. |
Type gegeven |
Attribuut van Grondwaterstandonderzoek |
Definitie |
De identificatie die door of voor de bronhouder is gebruikt om het object in de eigen administratie te kunnen vinden. |
Juridische status |
Niet-authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Tekst 200 |
Toelichting |
Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder. Het is in de registratie opgenomen om de communicatie tussen de registerbeheerder en de bronhouder of dataleverancier te vergemakkelijken. |
Type gegeven |
Attribuut van Grondwaterstandonderzoek |
Definitie |
Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die het object aan de basisregistratie ondergrond heeft aangeleverd, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland. |
Juridische status |
Niet-authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Organisatie |
– Type |
Keuze |
Regels |
De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als dataleverancier van het registratieobject bekend zijn. |
Toelichting |
Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven. Het wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder. |
Type gegeven |
Attribuut van Grondwaterstandonderzoek |
Definitie |
De aanduiding van de kwaliteitseis waaraan de gegevens van het object voldoen. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Kwaliteitsregime |
– Type |
Waardelijst niet uitbreidbaar |
Toelichting |
Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven. |
Type gegeven |
Attribuut van Grondwaterstandonderzoek |
Definitie |
De datum waarop de eerste meting van het grondwaterstandonderzoek is uitgevoerd. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
0..1 |
Domein |
|
– Naam |
Datum |
Toelichting |
Het gegeven staat niet in een brondocument, maar wordt automatisch door de basisregistratie ondergrond afgeleid van de begindatum van de observatieperiode van de entiteit Observatie behorende bij de observatie met de oudste begindatum. |
Type gegeven |
Attribuut van Grondwaterstandonderzoek |
Definitie |
De datum van de recentste meting die beschikbaar is van het grondwaterstandonderzoek. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
0..1 |
Domein |
|
– Naam |
Datum |
Toelichting |
Het gegeven staat niet in een brondocument, maar wordt automatisch door de basisregistratie ondergrond afgeleid van de einddatum van de observatieperiode van de entiteit Observatie behorende bij de observatie met de meest recente einddatum. |
Type gegeven |
Entiteit |
Definitie |
De gegevens die de geschiedenis van het object in de registratie ondergrond markeren. |
Toelichting |
De gegevens staan niet in een brondocument maar worden automatisch door de basisregistratie ondergrond gegenereerd. |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De datum en het tijdstip waarop voor het eerst gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
DatumTijd |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De actuele fase van registratie waarin het object zich bevindt. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Registratiestatus |
– Type |
Waardelijst uitbreidbaar |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De datum en het tijdstip waarop de laatste aanvulling op de gegevens in de registratie ondergrond is doorgevoerd. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
0..1 |
Domein |
|
– Naam |
DatumTijd |
Toelichting |
Het gegeven is alleen aanwezig wanneer na de initiële registratie van het object in de registratie ondergrond er aanvullende gegevens zijn vastgelegd. |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De datum en het tijdstip waarop alle gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
0..1 |
Domein |
|
– Naam |
DatumTijd |
Regels |
het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de registratiestatus de waarde voltooid heeft. Het attribuut ontbreekt in alle andere gevallen. |
Toelichting |
Het gegeven is alleen aanwezig als alle aan te leveren gegevens zijn geregistreerd. Na dit tijdstip kunnen geen nieuwe gegevens meer ter registratie worden aangeboden. Wel kunnen fouten in de registratie worden verbeterd. |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De aanduiding die aangeeft of er een verbetering in de gegevens van het object in de registratie ondergrond heeft plaatsgevonden. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
IndicatieJaNee |
– Type |
Waardelijst niet uitbreidbaar |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De datum en het tijdstip waarop de laatste verbetering in de gegevens van het object is doorgevoerd. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
0..1 |
Domein |
|
– Naam |
DatumTijd |
Regels |
Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut gecorrigeerd gelijk is aan ja. Het attribuut ontbreekt in alle andere gevallen. |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De aanduiding die aangeeft of het object door de registerbeheerder in onderzoek is genomen. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
IndicatieJaNee |
– Type |
Waardelijst niet uitbreidbaar |
Toelichting |
Wanneer een object in onderzoek is genomen betekent dit dat er bij de registerbeheerder gerede twijfel bestaat over de juistheid van de geregistreerde gegevens en dat er een onderzoek is gestart om vast te stellen wat de juiste gegevens zijn. Normaliter gaat hieraan een melding van derden vooraf. |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De datum en het tijdstip waarop de registerbeheerder het object in onderzoek heeft genomen. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
0..1 |
Domein |
|
– Naam |
DatumTijd |
Regels |
Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut in onderzoek gelijk is aan ja. Het attribuut ontbreekt in alle andere gevallen |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De aanduiding die aangeeft of de gegevens van het object door de registerbeheerder uit registratie zijn genomen. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
IndicatieJaNee |
– Type |
Waardelijst niet uitbreidbaar |
Toelichting |
Wanneer de registerbeheerder een object uit registratie heeft genomen, zijn de gegevens niet langer beschikbaar voor andere afnemers dan bronhouder en dataleverancier. De registerbeheerder zal een object alleen bij hoge uitzondering uit registratie nemen en alleen na akkoord van de bronhouder. Aan de beslissing gaat een proces van zorgvuldige afweging vooraf en dat komt tot uitdrukking in de regel dat een object slechts een keer uit registratie kan worden genomen. |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De datum en het tijdstip waarop het object uit registratie is genomen. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
0..1 |
Domein |
|
– Naam |
DatumTijd |
Regels |
Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut uit registratie genomen gelijk is aan ja. Het attribuut ontbreekt in alle andere gevallen. |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De aanduiding die aangeeft of het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het eerder uit registratie was genomen. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
IndicatieJaNee |
– Type |
Waardelijst niet uitbreidbaar |
Toelichting |
De registerbeheerder kan een object eenmalig uit registratie nemen, en die actie kan hij eenmalig ongedaan maken. Ook hiervoor geldt dat akkoord van de bronhouder vereist is. |
Type gegeven |
Attribuut van Registratiegeschiedenis |
Definitie |
De datum en het tijdstip waarop het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het uit registratie was genomen. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
0..1 |
Domein |
|
– Naam |
DatumTijd |
Regels |
Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut weer in registratie genomen gelijk is aan ja. Het attribuut ontbreekt in alle andere gevallen. |
Type gegeven |
Entiteit |
Definitie |
Het grondwatermonitoringnet waarin het grondwaterstandonderzoek wordt uitgevoerd. |
Toelichting |
Het registratieobject Grondwatermonitoringnet wordt in een aparte BRO gegevenscatalogus gedefinieerd. |
Type gegeven |
Attribuut van Grondwatermonitoringnet |
Definitie |
De identificatie van het grondwatermonitoringnet in de basisregistratie ondergrond. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Registratieobjectcode |
– Type |
Code |
– Opbouw |
GMNNNNNNNNNNNNN |
Type gegeven |
Entiteit |
Definitie |
De gegevens die nodig zijn voor de unieke identificatie van een specifieke monitoringbuis in een grondwatermonitoringput. |
Toelichting |
Het BRO-ID van de grondwatermonitoringput wordt opgenomen plus het volgnummer van de specifieke monitoringbuis in de put. |
Type gegeven |
Attribuut van GMW-monitoringbuis |
Definitie |
De identificatie van de grondwatermonitoringput in de basisregistratie ondergrond. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Registratieobjectcode |
– Type |
Code |
– Opbouw |
GMWNNNNNNNNNNNN |
Type gegeven |
Attribuut van GMW-monitoringbuis |
Definitie |
Het identificerende nummer van de monitoringbuis in de grondwatermonitoringput in de basisregistratie ondergrond. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Nummer 3 |
Type gegeven |
Entiteit |
Definitie |
De kenmerken van de activiteiten die geleid hebben tot het bepalen van de waterstand in een monitoringbuis van een grondwatermonitoringput, in een bepaalde periode. |
Type gegeven |
Attribuut van Observatie |
Definitie |
Het door de bronhouder aangeleverde identificerend gegeven van de observatie. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Tekst 40 |
Regels |
De waarde van het attribuut moet uniek zijn binnen het grondwaterstandonderzoek. |
Type gegeven |
Attribuut van Observatie |
Definitie |
De periode waarover de tijd-meetwaardereeks, die het resultaat is van de observatie, van toepassing is. Deze periode wordt gevormd door de datum van de eerste meting en de datum van de laatste meting van de reeks. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Datuminterval |
Regels |
De observatieperioden mogen elkaar niet overlappen wanneer de waarde van het attribuut type observatie van de entiteit Metadata observatie gelijk is aan reguliereMeting EN de waarde van het attribuut mate beoordeling van de entiteit Metadata observatie gelijk is aan volledigBeoordeeld. |
Toelichting |
Het attribuut heeft als datatype Datuminterval dat bestaat uit een begin- en een einddatum. De bronhouder of dataleverancier kan de begindatum afleiden van de eerste meting uit de reeks en de einddatum van de laatste meting uit de reeks. Het gegeven dient in een brondocument te staan. Het is in WaterML een verplicht attribuut en daarom ook hier opgenomen. Observatieperioden van volledige beoordeelde tijd-meetwaardereeksen mogen niet overlappen, de einddatum van de ene periode mag wel gelijk zijn aan de begindatum van de volgende periode. |
Type gegeven |
Attribuut van Observatie |
Definitie |
De datum en het tijdstip waarop het eindresultaat van de tijd-meetwaardereeks tot stand is gekomen. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
DatumTijd |
– Naam IMBRO/A |
OnvolledigeDatum |
Regels IMBRO/A |
Onder kwaliteitsregime IMBRO/A mag een waarde van het type DatumTijd, of mag een waarde van het type OnvolledigeDatum gebruikt worden. |
Toelichting |
Bij een controlemeting, is dit het tijdstip waarop de meting is uitgevoerd. Bij een reguliere tijd-meetwaardereeks met een mate beoordeling: voorlopig, is dit het tijdstip van de laatste meting van de reeks. Bij een volledig beoordeelde meetreeks is dit het tijdstip waarop de beoordeling is afgerond. Niet bedoeld wordt het tijdstip waarop de resultaten worden aangeboden bij het bronhouderportaal of de LV-BRO. Dit is in WaterML een verplicht attribuut. |
Type gegeven |
Entiteit |
Definitie |
De metadata die behoort bij de observatie van de waterstand in een monitoringbuis van een grondwatermonitoringput, in een bepaalde periode. |
Type gegeven |
Attribuut van Metadata observatie |
Definitie |
De creatiedatum van de metadata over de observatie. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Datum |
– Naam IMBRO/A |
OnvolledigeDatum |
Regels |
De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan het datumdeel van het attribuut tijdstip resultaat van de entiteit Observatie. |
Toelichting |
Dit is in WaterML een verplicht attribuut. |
Type gegeven |
Attribuut van Metadata observatie |
Definitie |
Het type observatie dat is gedaan. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Observatietype |
– Type |
Waardelijst uitbreidbaar |
Type gegeven |
Attribuut van Metadata observatie |
Definitie |
De mate waarin een beoordeling van de reeks van tijd-meetwaardeparen, die het resultaat zijn van de observatie, heeft plaatsgehad. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
0..1 |
Domein |
|
– Naam |
MateBeoordeling |
– Type |
Waardelijst uitbreidbaar |
Regels |
Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut observatietype gelijk is aan reguliereMeting. Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut observatietype gelijk is aan controlemeting. |
Toelichting |
Actuele reguliere metingen die in de basisregistratie ondergrond worden opgenomen zijn vaak nog niet, of nog niet volledig beoordeeld. Afhankelijk van de gevolgde procedure vindt bijvoorbeeld na een jaar een volledige beoordeling plaats. Controlemetingen dienen ter controle van de reguliere metingen. Het onderscheid in de mate van beoordeling is voor controlemetingen daarom niet, of minder van belang. |
Type gegeven |
Entiteit |
Definitie |
De onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon, die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de waterstandmeting. |
Toelichting |
Dit is een in WaterML verplicht gegeven dat bestaat uit een aantal verplichte attributen. Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder. |
Type gegeven |
Attribuut van Organisatiegegevens |
Definitie |
Het KvK-nummer of het equivalent van het KvK-nummer in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland. |
Juridische status |
Niet-authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Organisatie |
– Type |
Keuze |
Regels |
De onderneming moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van grondwaterstandonderzoek. |
Mogelijk geen waarde |
Ja |
Reden geen waarde |
Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken. |
Type gegeven |
Attribuut van Organisatiegegevens |
Definitie |
De handelsnaam van de organisatie zoals vermeld in het handelsregister. |
Juridische status |
Niet-authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Tekst 200 |
Mogelijk geen waarde |
Ja |
Reden geen waarde |
Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken. |
Type gegeven |
Entiteit |
Definitie |
De kenmerken van het proces waarmee de waterstand in de monitoringbuis in de grondwatermonitoringput wordt bepaald en beoordeeld. |
Type gegeven |
Attribuut van Observatieproces |
Definitie |
Het door de bronhouder aangeleverde identificerend gegeven van het observatieproces. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Tekst 40 |
Regels |
De waarde van het attribuut moet uniek zijn binnen het grondwaterstandonderzoek. |
Type gegeven |
Attribuut van Observatieproces |
Definitie |
De procedure of het werkvoorschrift dat aangeeft onder welke afspraken de observatie is uitgevoerd. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Meetprocedure |
– Type |
Waardelijst uitbreidbaar |
Type gegeven |
Attribuut van Observatieproces |
Definitie |
Het type meetinstrument dat gebruikt is bij het bepalen van de waterstand. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
TypeMeetinstrument |
– Type |
Waardelijst uitbreidbaar |
Type gegeven |
Attribuut van Observatieproces |
Definitie |
Methode waarmee druksensormetingen voor luchtdruk gecompenseerd zijn, inclusief oorsprong van de daarbij gebruikte luchtdruk in geval van rekenkundige compensatie. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
0..1 |
Domein |
|
– Naam |
TypeLuchtdrukcompensatie |
– Type |
Waardelijst uitbreidbaar |
Regels |
Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut type meetinstrument gelijk is aan druksensor of stereoDruksensor. In alle andere gevallen mag het attribuut niet aanwezig zijn. |
Toelichting |
Deze compensatie wordt alleen toegepast bij druksensoren. |
Type gegeven |
Attribuut van Observatieproces |
Definitie |
Het type proces dat werd gebruikt bij de observatie. Dit is het laatste proces dat bij de bepaling van de waterstand is uitgevoerd. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Procestype |
– Type |
Waardelijst uitbreidbaar |
Toelichting |
In alle gevallen is er bij de bepaling van de waterstand ten opzichte van NAP sprake van een berekening. Daarom wordt in dit, in WaterML verplichte attribuut de vaste waarde algoritme ingevuld. |
Type gegeven |
Attribuut van Observatieproces |
Definitie |
Het protocol of werkvoorschrift dat is toegepast bij de beoordeling van de kwaliteit van de tijd-meetwaardeparen. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Beoordelingsprocedure |
– Type |
Waardelijst uitbreidbaar |
Regels IMBRO/A |
De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut mate beoordeling van de entiteit Metadata observatie gelijk is aan onbekend. |
Type gegeven |
Entiteit |
Definitie |
De kenmerken van de reeks van waterstanden, gemeten in een monitoringbuis van een grondwatermonitoringput. |
Toelichting |
De tijd-meetwaardeparen in de tijd-meetwaardereeks moeten in chronologische volgorde, oplopend in de tijd worden geplaatst. |
Type gegeven |
Attribuut van Tijdmeetwaardereeks |
Definitie |
Het door de bronhouder aangeleverde identificerend gegeven van de reeks van tijd-meetwaardeparen. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Tekst 40 |
Regels |
De waarde van het attribuut moet uniek zijn binnen het grondwaterstandonderzoek. |
Type gegeven |
Entiteit |
Definitie |
De kenmerken van een tijd-meetwaardepaar. |
Toelichting |
De combinatie van tijdstip meting en waterstand, zoals berekend uit een gemeten waarde in een monitoringbuis van een grondwatermonitoringput. |
Type gegeven |
Attribuut van Tijdmeetwaardepaar |
Definitie |
De datum en het tijdstip waarop de waterstand is gemeten. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
DatumTijd |
Regels |
Het datumdeel van de waarde van het attribuut van het eerste Tijdmeetwaardepaar van de entiteit Tijdmeetwaardereeks moet gelijk zijn aan begindatum van het attribuut observatieperiode van de entiteit Observatie. Het datumdeel van de waarde van het attribuut van het laatste Tijdmeetwaardepaar van de entiteit Tijdmeetwaardereeks moet gelijk zijn aan einddatum van het attribuut observatieperiode van de entiteit Observatie. De waarde van het attribuut van het laatste Tijdmeetwaardepaar van de entiteit Tijdmeetwaardereeks moet gelijk zijn aan de waarde van het attribuut tijdstip resultaat van de entiteit Observatie wanneer: het attribuut observatietype van de entiteit Metadata observatie gelijk is aan controlemeting OF het attribuut observatietype van de entiteit Metadata observatie gelijk is aan reguliereMeting EN het attribuut mate beoordeling gelijk is aan voorlopig. De waarde van het attribuut van het laatste Tijdmeetwaardepaar van de entiteit Tijdmeetwaardereeks moet liggen voor de waarde van het attribuut tijdstip resultaat wanneer het attribuut observatietype van de entiteit Metadata observatie gelijk is aan reguliereMeting EN het attribuut mate beoordeling gelijk is aan volledigBeoordeeld. |
Type gegeven |
Attribuut van Tijdmeetwaardepaar |
Definitie |
De omgerekende waterstand in de monitoringbuis in meter, ten opzichte van NAP. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Meetwaarde 3.3 |
– Type |
Getal |
– Eenheid |
m (meter) |
Mogelijk geen waarde |
Ja |
Reden geen waarde |
Het kan voorkomen dat de waarde gecensureerd is, alleen in dat geval ontbreekt de waarde. |
Toelichting |
Het apparaat meet een druk, een lengte of een reistijd van een signaal. Dit wordt omgerekend naar een waterstand in de monitoringbuis ten opzichte van NAP. Een waarde -5.125 is 5 meter en 125 millimeter onder NAP. De waarde mag ontbreken wanneer een limietwaarde wordt onder- of overschreden. Bijvoorbeeld wanneer de peilbuis is overgelopen of de sensor is drooggevallen. |
Type gegeven |
Entiteit |
Definitie |
De metadata die behoort bij het tijd-meetwaardepaar |
Type gegeven |
Attribuut van Metadata tijdmeetwaardepaar |
Definitie |
Het eindoordeel van de bronhouder over de kwaliteit van een individueel tijd-meetwaardepaar van het grondwaterstandonderzoek op basis van een, voor de observatie gebruikte, beoordelingsprocedure. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
StatusKwaliteitscontrole |
– Type |
Waardelijst uitbreidbaar |
Regels |
De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan nogNietBeoordeeld wanneer de waarde van het attribuut mate beoordeling van de entiteit Metadata observatie gelijk is aan volledigBeoordeeld. De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan nogNietBeoordeeld wanneer de waarde van het attribuut observatietype van de entiteit Metadata observatie gelijk is aan controlemeting. |
Regels IMBRO/A |
De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut mate beoordeling van de entiteit Metadata observatie gelijk is aan onbekend. |
Type gegeven |
Attribuut van Metadata tijdmeetwaardepaar |
Definitie |
De reden van het censureren van de meetwaarde van de waterstand. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
0..1 |
Domein |
|
– Naam |
Censuurreden |
– Type |
Waardelijst uitbreidbaar |
Regels |
Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut waterstand van de entiteit Tijdmeetwaardepaar geen waarde heeft. In alle andere gevallen ontbreekt het attribuut. |
Toelichting |
De term gecensureerde waarde heeft in de statistiek een specifieke betekenis. Het geeft aan dat de waarde van een variabele niet exact bekend is of niet exact bepaald kon worden, maar dat wel duidelijk is dat deze zich boven of juist beneden een bepaalde limiet bevindt. Dit is bijvoorbeeld het geval als de waarde buiten bereik van het meetinstrument of de meetopstelling ligt. |
Type gegeven |
Attribuut van Metadata tijdmeetwaardepaar |
Definitie |
De waarde in meter ten opzichte van NAP die de limiet weergeeft waaronder of waarboven de waterstand zich in werkelijkheid zal bevinden. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
0..1 |
Domein |
|
– Naam |
Meetwaarde 3.3 |
– Type |
Getal |
– Eenheid |
m (meter) |
Regels |
Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut censuurreden aanwezig is. In alle andere gevallen ontbreekt het attribuut. |
Mogelijk geen waarde |
Ja |
Reden geen waarde |
Voor IMBRO/A gegevens moet de waarde ontbreken wanneer het attribuut censuurreden de waarde onbekend heeft. Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer het attribuut censuurreden de waarde groterDanLimietwaarde of kleinerDanLimietwaarde heeft. |
Toelichting |
Wanneer de waterstand bijvoorbeeld lager is dan de inhangdiepte van de sensor (drooggevallen sensor), wordt hier de inhangdiepte van de sensor in meter ten opzichte van NAP geregistreerd. Het gegeven censuurreden heeft in dit geval de waarde kleinerDanLimietwaarde en het gegeven waterstand van de entiteit Tijdmeetwaardepaar heeft geen waarde. |
Type gegeven |
Attribuut van Metadata tijdmeetwaardepaar |
Definitie |
De aard van de relatie tussen het tijdstip en de meetwaarde van het tijd-meetwaardepaar. De relatie wordt bepaald door de procedure die is gebruikt bij het bepalen van de meetwaarde. |
Juridische status |
Authentiek |
Kardinaliteit |
1 |
Domein |
|
– Naam |
Interpolatietype |
– Type |
Waardelijst uitbreidbaar |
Toelichting |
Dit is in WaterML een verplicht attribuut. De feitelijke waarnemingen worden in de basisregistratie ondergrond vastgelegd. Daarom wordt hier de vaste waarde, discontinu ingevuld. Het is aan de gebruiker te beoordelen of er mogelijk sprake is van een continue reeks. |
De lijst met mogelijke actuele fases van registratie waarin het object zich bevindt. |
Waarde |
IMBRO |
IMBRO/A |
Omschrijving |
---|---|---|---|
geregistreerd |
✓ |
✓ |
Het registeren van de gegevens van het object is gestart. De gegevens uit het eerste brondocument zijn in de registratie ondergrond vastgelegd. Er zijn daarna geen nieuwe gegevens geregistreerd. |
aangevuld |
✓ |
✓ |
Het registeren van de gegevens van het object heeft na de start van de registratie een vervolg gekregen. De gegevens in de registratie ondergrond zijn minimaal een keer aangevuld met nieuwe gegevens. |
voltooid |
✓ |
✓ |
Het registeren van de gegevens van het object is voltooid. Alle gegevens zijn in de registratie ondergrond vastgelegd en er kunnen geen nieuwe gegevens meer worden geregistreerd. |
De lijst van mogelijke normen en voorschriften die beschrijven hoe de observatie is uitgevoerd. |
Waarde |
IMBRO |
IMBRO/A |
Omschrijving |
---|---|---|---|
NEN5120v1991 |
✓ |
Nederlandse norm 5120 Geotechniek – Bepaling van stijghoogten van grondwater door middel van peilbuizen. Deze norm is ingetrokken en vervangen door NEN-EN-ISO22 475, 2006 |
|
NEN_EN_ISO22475v2006_C11v2010 |
✓ |
✓ |
Nederlandse norm 22475 Geotechnisch onderzoek en beproeving – Methoden voor monsterneming en grondwatermeting – Deel 1: Technische grondslagen voor de uitvoering, 2006 met correctieblad 2010. |
NEN_ISO21413v2005 |
✓ |
✓ |
Nederlandse norm 21413 Metingen aan grondwater – Handmatig meten van het grondwaterpeil in putten. |
NPR_ISO.TR23211v2009 |
✓ |
✓ |
Nederlandse praktijkrichtlijn 23211 Hydrometrie – Meten van het waterpeil in een put met behulp van geautomatiseerde druktransductor methoden, 2009. |
RWSgwmon |
✓ |
✓ |
RWS informatie – Normen en eisen voor grondwatermonitoring: plaatsen peilbuizen, meten waterstanden, nemen van watermonsters, 2018. |
STOWAgwst |
✓ |
✓ |
Het STOWA Handboek meten van grondwaterstanden in peilbuizen (Bouma e.a., 2012). |
onbekend |
✓ |
Het is onbekend volgens welke procedure de meting is gedaan (IMBRO/A kwaliteitsregime). |
De lijst van mogelijke meetinstrumenten waarmee de waterstand in de monitoringbuis is bepaald. |
Waarde |
IMBRO |
IMBRO/A |
Omschrijving |
---|---|---|---|
akoestischeSensor |
✓ |
✓ |
Sensor die de waterstand bepaalt aan de hand van de reflectietijd van een akoestisch signaal. |
akoestischHandapparaat |
✓ |
✓ |
Handapparaat met geïntegreerde akoestische sensor, die de waterstand bepaalt aan de hand van de reflectietijd van het akoestisch signaal. |
analoogPeilklokje |
✓ |
✓ |
Meetlint met een analoog dompelklokje, dat geluid maakt bij het raken van het water. |
druksensor |
✓ |
✓ |
Sensor die in het water in de monitoringbuis hangt en de plaatselijke druk meet. Bij dit type meetinstrument moet het type luchtdrukcompensatie worden vermeld. |
elektronischPeilklokje |
✓ |
✓ |
Meetlint met elektronisch dompelklokje, dat een licht- en/of geluidssignaal afgeeft bij het raken van water. |
opzetStuk |
✓ |
✓ |
Opzetstuk inclusief afleesbare schaalverdeling dat in geval van artesisch grondwater op de bovenkant van de monitoringbuis wordt geplaatst. |
radarsensor |
✓ |
✓ |
Sensor die de waterstand bepaalt aan de hand van de reflectietijd van een radarsignaal. |
stereoDruksensor |
✓ |
✓ |
Apparaat of opstelling met twee druksensoren die de druk in tweevoud bepalen, en combineren tot een enkele meetreeks met verhoogde betrouwbaarheid. Bij dit type meetinstrument moet het type luchtdrukcompensatie worden vermeld. |
onbekend |
✓ |
Het is onbekend met welk meetinstrument de meting gedaan is (IMBRO/A kwaliteitsregime). |
|
onbekendPeilklokje |
✓ |
Meetlint met dompelklokje maar het is onbekend of een analoog of een electronisch dompelklokje is gebruikt (IMBRO/A kwaliteitsregime). |
De lijst van mogelijke methoden waarmee druksensormetingen voor luchtdruk gecompenseerd zijn, inclusief de oorsprong van de daarbij gebruikte luchtdrukreeks in geval van rekenkundige compensatie. |
Waarde |
IMBRO |
IMBRO/A |
Omschrijving |
---|---|---|---|
capillair |
✓ |
✓ |
Fysieke compensatie voor luchtdruk via een capillair waardoor de sensor uitsluitend de waterdruk meet. |
gecorrigeerdLokaleMeting |
✓ |
✓ |
Rekenkundige compensatie, waarbij lokale luchtdrukmetingen gecorrigeerd worden aan de hand van luchtdrukmetingen van het KNMI. |
KNMImeting |
✓ |
✓ |
Rekenkundige compensatie, met behulp van luchtdrukmetingen van het KNMI. |
monitoringnetmeting |
✓ |
✓ |
Rekenkundige compensatie, met behulp van een in het monitoringnet aanwezige druksensor die de luchtdruk meet. |
putlocatiemeting |
✓ |
✓ |
Rekenkundige compensatie, met behulp van een op de putlocatie aanwezige druksensor die de luchtdruk meet. Deze luchtdruksensor kan geïntegreerd zijn in één apparaat met de druksensor, maar dit hoeft niet. |
onbekend |
✓ |
Het is onbekend volgens welke methode de luchtdrukcompensatie heeft plaatsgevonden (IMBRO/A kwaliteitsregime). |
De lijst van mogelijke processen die gebruikt zijn om de observatie te doen, de waterstand te bepalen. Dit is het laatste proces dat bij deze observatie heeft plaatsgevonden. |
Waarde |
IMBRO |
IMBRO/A |
Omschrijving |
---|---|---|---|
algoritme |
✓ |
✓ |
Het resultaat van de observatie is door toepassen van een algoritme tot stand gekomen. Bij grondwaterstandonderzoek komt een waterstand t.o.v. NAP (vrijwel altijd) tot stand via een omrekening. |
De lijst van protocollen en werkwijzen die worden toegepast bij de beoordeling van de kwaliteit van de meetwaarden. |
Waarde |
IMBRO |
IMBRO/A |
Omschrijving |
---|---|---|---|
brabantWater2013 |
✓ |
✓ |
De validatie- en beoordelingsprocedure van Brabant Water (2013). |
eijkelkampDataValidatiev0.0.9 |
✓ |
✓ |
De validatie- en beoordelingsprocedure die door Wageningen Environmental Research in samenwerking met Eijkelkamp Soil & Water is ontwikkeld voor het valideren van hoogfrequente grondwaterstandsmetingen gebaseerd of de Fuzzy-set-theorie (versie 0.0.9). |
oordeelDeskundige |
✓ |
✓ |
De beoordeling is gedaan door een expert, niet volgens een expliciet protocol of werkvoorschrift. |
PMBProtocolDatakwaliteitscontroleQC2018v2.0 |
✓ |
✓ |
Het protocol voor datakwaliteitscontrole (QC) van het Platform Meetnetbeheerders (versie 2.0, 2018). |
RWSAATGrondwaterv1.0 |
✓ |
✓ |
De procedure, eisen en regels van Rijkswaterstaat (versie 1.0, 2020), met behulp van de Automatische Audit Tool (AAT). |
warecoWaterDataValidatieProtocolv20200219 |
✓ |
✓ |
Het validatieprotocol voor grondwaterstanden en stijghoogten van Wareco Ingenieurs (versie 20200219, 2020), met behulp van Wareco Water Data. |
onbekend |
✓ |
Het is onbekend volgens welke procedure de beoordeling is gedaan (IMBRO/A kwaliteitsregime). |
De lijst van de mogelijke mate waarin een tijd-meetwaardereeks de desbetreffende beoordelingsprocedure heeft ondergaan. |
Waarde |
IMBRO |
IMBRO/A |
Omschrijving |
---|---|---|---|
volledigBeoordeeld |
✓ |
✓ |
De tijd-meetwaardereeks van deze observatie heeft de volledige beoordeling ondergaan zoals beschreven in de gebruikte beoordelingsprocedure. |
voorlopig |
✓ |
✓ |
De tijd-meetwaardereeks van deze observatie heeft geen of een voorlopige beoordeling ondergaan zoals beschreven in de gebruikte beoordelingsprocedure. |
onbekend |
✓ |
Het is onbekend of de tijd-meetwaardereeks van deze observatie een beoordeling heeft ondergaan (IMBRO/A kwaliteitsregime). |
De lijst van mogelijke typen observaties. |
Waarde |
IMBRO |
IMBRO/A |
Omschrijving |
---|---|---|---|
controlemeting |
✓ |
✓ |
De observatie heeft geleid tot een onafhankelijke, veelal handmatige meting, eventueel een reeks metingen, die gebruikt wordt om de reguliere (sensor) metingen te controleren. |
reguliereMeting |
✓ |
✓ |
De observatie heeft geleid tot een (reeks) sensorische of handmatige meting(en) die zijn gedaan conform het doel van de monitoring. |
De lijst van de mogelijke uitkomsten van het eindoordeel van de bronhouder over de kwaliteit van individuele metingen. |
Waarde |
IMBRO |
IMBRO/A |
Omschrijving |
---|---|---|---|
afgekeurd |
✓ |
✓ |
Er is reden om dit gegeven als onjuist te beschouwen op basis van de gehanteerde beoordelingsprocedure. De werkelijke waarde kan niet achterhaald worden |
goedgekeurd |
✓ |
✓ |
Er is geen reden om aan de juistheid van dit gegeven te twijfelen op basis is van de gehanteerde beoordelingsprocedure. |
nogNietBeoordeeld |
✓ |
✓ |
Er is nog geen beoordeling gedaan van de kwaliteit. De beoordeling zal later plaats vinden. |
onbeslist |
✓ |
✓ |
Er zijn twijfels over de juistheid van dit gegeven, maar uitsluitsel kon niet gegeven worden op basis van de gehanteerde beoordelingsprocedure. |
onbekend |
✓ |
Er is geen beoordeling gedaan van de kwaliteit, of het is onbekend of er een beoordeling is gedaan (IMBRO/A kwaliteitsregime). |
De lijst van mogelijke redenen voor het censureren van de meetwaarde. |
Waarde |
IMBRO |
IMBRO/A |
Omschrijving |
---|---|---|---|
groterDanLimietwaarde |
✓ |
✓ |
De meetwaarde is gecensureerd omdat de limietwaarde is overschreden. De waterstand is > limietwaarde. |
kleinerDanLimietwaarde |
✓ |
✓ |
De meetwaarde is gecensureerd omdat de limietwaarde is onderschreden. De waterstand is < limietwaarde. |
onbekend |
✓ |
Het is onbekend wat de reden is van het censureren van de waarde van het attribuut waterstand. Het is daarmee ook onbekend of de waterstand groter dan of kleiner dan een limietwaarde is (IMBRO/A kwaliteitsregime). |
De lijst van mogelijke typen van interpolatie die de waarde op het betreffende tijdstip weergeeft. |
Waarde |
IMBRO |
IMBRO/A |
Omschrijving |
---|---|---|---|
discontinu |
✓ |
✓ |
De meting van de waterstand gebeurt zodanig dat het niet mogelijk is om de reeks als continu te beschouwen. Het is aan de gebruiker om interpretaties te maken en conclusies te trekken uit de reeks van metingen. |
Grondwater is een belangrijke bestaansbron. Het grondwater wordt daarom in Nederland in de gaten gehouden en beheerd. Het beheer van het grondwater richt zich op de hoeveelheid grondwater en de kwaliteit ervan. Om dit beheer goed te kunnen uitvoeren, wordt in Nederland de toestand van het grondwater over langere tijd gevolgd. Dat heet grondwatermonitoring. Er wordt daarbij gekeken naar de grondwaterstand (kwantiteit), en naar de samenstelling van het grondwater (kwaliteit). Hiervoor worden periodiek grondwaterstandonderzoeken en grondwatersamenstellingsonderzoeken uitgevoerd. Door het verzamelen van deze meetgegevens over ons grondwatersysteem kunnen trends worden gesignaleerd en kan getoetst en gerapporteerd worden of we voldoen aan (inter)nationale normen en streefbeelden.
In het domein grondwatermonitoring staan de grondwatermonitoringnetten centraal die zijn ingesteld om het grondwater in Nederland te kunnen beheren. Het doel waarvoor een monitoringnet is ingesteld, het monitoringdoel, beperkt zich in veel gevallen tot kwantiteit of kwaliteit, maar het komt ook voor dat onderzoek aan zowel de kwantiteit als de kwaliteit wordt gedaan binnen hetzelfde grondwatermonitoringnet.
Grondwatermonitoring houdt in dat de toestand van het grondwater in een bepaald gebied, of eigenlijk in een bepaald deel van de ondergrond, over langere tijd gevolgd wordt. De grootte van het gebied en de diepte van monitoring verschillen per grondwatermonitoringnet. Ook de duur van monitoring wisselt sterk.
In het Besluit basisregistratie ondergrond is omschreven welke vormen van monitoring onder deze basisregistratie vallen. Het belangrijkste criterium is het type organisatie dat verantwoordelijk is voor het beheer van het grondwater: de grondwatermonitoring moet door of in opdracht van een bestuursorgaan, de bronhouder, worden uitgevoerd. Verder is er een beperking aan de tijdschaal gesteld. Wanneer een monitoringnet is ingesteld om de toestand van het grondwater over een periode van ten minste één jaar te volgen, dan valt het altijd onder de basisregistratie ondergrond. Voor monitoringnetten met een kortere duur maakt het bestuursorgaan zelf de afweging of de gegevens in de basisregistratie moeten worden opgenomen. De periode van een jaar is lang genoeg voor het uitfilteren van de effecten van kleinschalige en kortdurende invloeden, zodat de informatie die in de basisregistratie wordt vastgelegd blijvende gebruikswaarde heeft. Aan de ruimtelijke schaal van monitoring zijn voor de basisregistratie ondergrond geen grenzen gesteld, afgezien van het feit dat voor de gehele basisregistratie ondergrond geldt dat het gegevens bevat over de ondergrond van Nederland en zijn Exclusieve Economische Zone (EEZ). De EEZ is het gebied op de Noordzee waar Nederland economische rechten heeft.
In de Regels omtrent de basisregistratie ondergrond en het Besluit basisregistratie ondergrond staat dat de BRO ‘voorlopig’ respectievelijk ‘vooralsnog’ geen milieukwaliteitsinformatie bevat. Voor het grondwatermonitoringdomein zijn grondwatersamenstellingsonderzoeksgegevens uit monitoringnetten rondom milieu-hygiënische projecten, waarin het met name gaat om het monitoren van de verontreiniging van de bodem en het grondwater, daarmee voorlopig buiten scope geplaatst. Op 18 december 2018 is in de Tweede Kamer een motie aangenomen waarin de regering wordt verzocht ‘om informatie over bodemverontreiniging in de basisregistratie ondergrond op te nemen’ (Kamerstuk Motie 34864-19). Momenteel is nog niet bekend wat de gevolgen van deze motie zullen zijn voor de scope van grondwaterstandonderzoek.
De bestuursorganen die langdurig het grondwater (laten) monitoren op grondwaterkwantiteit, omdat zij daarin een wettelijke taak hebben, zijn Rijksoverheidsorganisaties (Rijkswaterstaat, Ministerie van Defensie), Provincies, Waterschappen, Gemeentes en bestuurlijke samenwerkingsverbanden. Daarnaast zijn er (semi)private organisaties die vanuit vergunningsplicht het grondwater langdurig monitoren op grondwaterkwantiteit, in opdracht van bevoegd gezag. Dit zijn bijvoorbeeld Gasunie, Prorail, drinkwaterbedrijven, grondwateronttrekkende industrie, (ondiepe) bodemenergie-exploitanten (bedrijven, ziekenhuizen, overige instellingen), natuurterreinbeheerorganisaties en exploitanten van ondiepe minerale delfstoffen. Deze organisaties doen periodiek grondwaterstandonderzoek en hebben daarvoor grondwatermonitoringnetten en meetplannen.
De volledige scopeafbakening is beschreven in het Scopedocument Grondwaterstandonderzoek (GLD).
Het domein grondwatermonitoring in de basisregistratie ondergrond (BRO) omvat de volgende vier registratieobjecten:
• Grondwatermonitoringnet;
• Grondwatermonitoringput;
• Grondwatersamenstellingsonderzoek (grondwaterkwaliteit);
• Grondwaterstandonderzoek (grondwaterkwantiteit).
In de voorliggende catalogus gaat het over het registratieobject grondwaterstandonderzoek.
In de technische landelijke voorziening van de basisregistratie ondergrond worden Engelstalige benamingen gehanteerd voor de registratieobjecten. Omwille van de aansluiting hiermee worden voor de registratieobjecten Engelstalige afkortingen gebruikt. In deze catalogus worden alleen de Engelstalige afkortingen en verder de Nederlandstalige termen gebruiken.
• Grondwatermonitoringnet wordt afgekort tot GMN (Groundwater Monitoring Network);
• Grondwatermonitoringput wordt afgekort tot GMW (Groundwater Monitoring Well);
• Grondwatersamenstellingsonderzoek wordt afgekort tot GAR (Groundwater Analysis Report);
• Grondwaterstandonderzoek wordt afgekort tot GLD (Groundwater Level Dossier).
Figuur 2: De samenhang tussen de vier registratieobjecten binnen het grondwatermonitoring domein.
Een grondwatermonitoringput betreft de constructie die gebruikt wordt om standen en/of de samenstelling van het grondwater te meten. Gewoonlijk bestaat een put uit een samenstel van buizen dat aan het oppervlak wordt beschermd tegen invloeden van buitenaf. Via de buizen wordt het grondwater dat zich op een bepaalde diepte bevindt ontsloten. Het deel van de buis waardoor het grondwater de buis binnen kan komen is het filter. Elke buis heeft één filter. Een filter fungeert als meetpunt in de basisregistratie ondergrond. Informatie over grondwatermonitoringput is beschreven in de Catalogus Grondwatermonitoringput.
Binnen het grondwaterdomein in de basisregistratie ondergrond kent alleen de grondwatermonitoringput een fysieke locatie. De drie andere registratieobjecten zijn aan het registratieobject grondwatermonitoringput gekoppeld en hebben daarmee indirect een locatie. Bij grondwaterstandonderzoeken en grondwatersamenstellingsonderzoeken ligt de verwijzing vast naar het filter in de grondwatermonitoringput waarin het onderzoek is uitgevoerd. Daarnaast ligt bij grondwaterstandonderzoeken en grondwatersamenstellingsonderzoeken de verwijzing vast naar één of meerdere grondwatermonitoringnetten ten behoeve waarvan het onderzoek is uitgevoerd.
Een grondwatermonitoringnet is een verzameling locaties waar, voor een bepaald monitoringdoel met een bepaald wettelijk kader, periodiek onderzoek aan het grondwater op een bepaalde diepte wordt gedaan om de toestand van het grondwater te kunnen bepalen en de eventuele veranderingen erin te kunnen volgen. Het grondwatermonitoringnet weerspiegelt de groepering van onderzoeksgegevens door de bronhouder op basis van het doel van de monitoring. Het registratieobject vergroot daarmee de hergebruikswaarde voor afnemers van de gegevens van de basisregistratie ondergrond. Informatie over grondwatermonitoringnet is beschreven in de Catalogus Grondwatermonitoringnet.
Een grondwatermonitoringnet valt onder de verantwoordelijkheid van één bronhouder en heeft een vastgesteld monitoringdoel. In de praktijk komt het voor dat een grondwaterstandonderzoek ten behoeve van meer dan één doel wordt uitgevoerd. Een bronhouder kan bijvoorbeeld omwille van de efficiëntie besluiten om een grondwaterstandonderzoek te laten doen, en de resultaten ervan zowel voor de Kaderrichtlijn Waterverplichtingen als voor een eigen monitoringdoel te gebruiken. Omdat er voor afzonderlijke monitoringdoelen verschillende grondwatermonitoringnetten zijn, betekent dit voor de basisregistratie ondergrond dat grondwaterstand- en grondwatersamenstellingsonderzoek kunnen toebehoren aan één of meerdere grondwatermonitoringnetten.
Een grondwaterstandonderzoek kan ook worden uitgevoerd ten behoeve van meerdere doelen van verschillende bestuursorganen. In dat geval is één van deze bestuursorganen de bronhouder van het grondwaterstandonderzoek. Deze bronhouder levert het grondwaterstandonderzoek aan de basisregistratie ondergrond aan, inclusief de koppeling aan alle grondwatermonitoringnetten waarvoor het onderzoek is uitgevoerd. De bronhouder is daarmee dus ook verantwoordelijk voor de koppeling van het grondwaterstandonderzoek aan een grondwatermonitoringnet van een ander bestuursorgaan. Hierover dienen beide partijen onderlinge afspraken te maken.
Een Grondwaterstandonderzoek (GLD) is een monitoringactiviteit, waarbij herhaaldelijk de waterstand in een monitoringbuis van een grondwatermonitoringput wordt gemeten. Een filter van een monitoringbuis in een grondwatermonitoringput vormt een meetpunt in registratieobject grondwatermonitoringnet (zie paragraaf 1.2, Domein grondwatermonitoring in de BRO). Het grondwaterstandonderzoek wordt verricht door een bronhouder of door derden, op basis van een opdracht van of afspraak met die bronhouder, en komt voort uit een of meerdere monitoringdoelen. Het resultaat van het grondwaterstandonderzoek omvat de beoordeelde metingen in de tijd-meetwaardereeks die hieruit volgt. De resultaten van het onderzoek worden geregistreerd in de basisregistratie ondergrond.
In tegenstelling tot de relatief langzame verandering van de samenstelling van het grondwater, kunnen de fluctuaties van de grondwaterstand en/of stijghoogte snel optreden. Dit wordt bijvoorbeeld veroorzaakt door neerslag, invloed van getij, seizoenen en/of menselijk handelen. Van oudsher worden handpeilingen veelal met een frequentie van eens per 14 dagen uitgevoerd. Sinds de intrede van (druk)sensoren kan de waterstand in de monitoringbuis met een aanzienlijk hogere frequentie worden gemeten.
De snelheid waarmee gegevens van grondwaterstanden beschikbaar komen hangt af van de toegepaste systemen. Voor een handpeiling is het duidelijk dat een veldbezoek noodzakelijk is, maar ook voor veel meetsystemen met een (druk)sensor is een veldbezoek noodzakelijk om de aan de (druk)sensor gekoppelde datalogger uit te lezen. Pas na het uitgevoerde veldbezoek komen dan de gegevens beschikbaar voor verdere verwerking.
Steeds vaker worden systemen toegepast waarbij de datalogger gekoppeld is aan een modem, waarbij de gegevens direct aan de dataleverancier of bronhouder worden verstuurd. Dit gebeurt via een draadloos netwerk zoals het GSM- of het LoRa-netwerk. LoRa is een Long Range, Low Power verbinding speciaal ontwikkeld om kleine hoeveelheden informatie uit te wisselen tussen objecten en systemen. Deze wijze van beschikbaar komen van data wordt hieronder als telemetrie beschreven.
Het proces waarin grondwaterstandonderzoeksgegevens in de praktijk ontstaan is schematisch weergegeven in de onderstaande figuur en wordt daaronder beschreven. Daarbij wordt benadrukt dat de precieze invulling van de processtappen in de praktijk vaak afhankelijk is van het gebruiksdoel en het toepassingsgebied van de monitoring. Het komt ook voor dat niet alle beschreven stappen worden doorlopen. De figuur geeft het volledige proces, van vaststellen van de doelstelling tot en met registratie in de basisregistratie ondergrond. In deze catalogus beschrijven we alleen de onderdelen meten, omrekenen, controleren, corrigeren en keuren. Het samenhangend geheel van de processtappen controleren, corrigeren en keuren wordt in dit document ook ‘beoordelen’ genoemd.
Figuur 3: De stappen in het bewerkingsproces, vanaf de originele meting tot aan de definitieve gegevens.
1. Meten
Het meten van de waterstand in de monitoringbuis betreft de wijze waarop de fysieke meting in de grondwatermonitoringput wordt uitgevoerd. De meting kan worden uitgevoerd met bijvoorbeeld een meetlint of een sensor. Er zijn drie mogelijke stromen van grondwaterstandgegevens naar de bronhouder (zie figuur 4). Het onderscheid daartussen wordt gevormd door de meetfrequentie en/of periodiciteit van het beschikbaar komen van de meting. Binnen een grondwaterstandonderzoek kunnen de verschillende gegevensstromen naast elkaar voorkomen.
De drie gegevensstromen die worden onderscheiden zijn afkomstig van (zie onderstaande figuur):
o relatief laagfrequent uitgevoerde handpeilingen;
o relatief hoogfrequente sensormetingen, waarbij de meetgegevens opgeslagen worden in een datalogger die in of rond de monitoringbuis aanwezig is;
o relatief hoogfrequente sensormetingen, waarbij de meetgegevens via telemetrie naar de bronhouder/leverancier worden gestuurd.
Figuur 4: Stroomschema van grondwaterstandgegevens, vanaf de monitoringbuis en meetinstrumenten in het veld, via de database of software van de dataleverancier of bronhouder naar de BRO (naar KWR, 2018).
De handpeiling betreft een meting van de grondwaterstand die tijdens het veldbezoek wordt uitgevoerd. De meting wordt bijvoorbeeld uitgevoerd met een meetlint met analoog of elektronisch peilklokje of met een akoestische sensor. In het laatste geval wordt de reistijd tot de waterspiegel in de monitoringbuis gemeten, die omgerekend dient te worden naar de waterstand in de monitoringbuis (zie stap 2). Per veldbezoek komt hierbij slechts een enkele meetwaarde per monitoringbuis beschikbaar. De handpeiling kan fungeren als controlemeting van sensormetingen, zoals hieronder beschreven.
De grootheid die met sensoren wordt gemeten, is afhankelijk van het type: bij druksensoren wordt de druk van de water- en/of luchtkolom boven de sensor gemeten; bij reflectiesensoren de reistijd tot de waterspiegel. Het meetresultaat wordt door de, in de monitoringbuis aanwezige datalogger opgeslagen. Gedurende een veldbezoek wordt de datalogger uitgelezen met bijvoorbeeld een laptop. Soms wordt daarbij het omrekenen van de meetgegevens naar een waterstand in de monitoringbuis ten opzichte van het referentieniveau (zie stap 2 van het proces) ook uitgevoerd. De (al dan niet omgerekende) meetgegevens komen hierbij beschikbaar vanaf het moment van de voorgaande uitlezing tot aan het moment van uitlezen.
Bij de metingen die via telemetrie vanuit het veld worden verzonden, worden de meetgegevens door middel van een modem draadloos (via bijvoorbeeld het GSM- of LoRa-netwerk) aan de dataleverancier of bronhouder verstuurd. Het omrekenen van de meetgegevens naar een waterstand in de monitoringbuis ten opzichte van het referentieniveau (zie stap 2 van het proces) gebeurt hierbij bijvoorbeeld op het dataportaal waarop de gegevens binnenkomen.
2. Omrekenen
De methodiek van omrekenen van de meetwaarde naar een waterstand in de monitoringbuis ten opzichte van het referentieniveau, NAP, hangt samen met de wijze waarop is gemeten. Bij een meting met een peillint wordt de afstand van een vast punt, waarvan de hoogte ten opzichte van NAP bekend is, tot de grondwaterstand gemeten. Bij een meting met een reflectiesensor wordt de reistijd van een akoestisch of radarsignaal vanaf het nulpunt van de sensor tot aan de waterspiegel gemeten, en vervolgens omgerekend naar een hoogte ten opzichte van NAP. Bij druksensoren wordt de waterdruk boven de sensor gemeten, en omgerekend naar een waterkolom. Hieruit wordt, samen met het niveau van de druksensor ten opzichte van het referentieniveau, de waterstand in de monitoringbuis bepaald. De omrekening gebeurt in sommige gevallen in de software die bij de sensor hoort. In andere gevallen vindt omrekening in een latere fase plaats, bijvoorbeeld in de database bij de dataleverancier of bronhouder.
3. Controleren
De tijdreeks van handmatig dan wel via sensormetingen verkregen waterstanden in de peilbuis wordt, door de bronhouder en/of een derde partij, gecontroleerd op fouten en afwijkingen. Daarbij kunnen controles op integriteit, representativiteit, consistentie en/of plausibiliteit doorlopen worden. Bij metingen uitgevoerd met een sensor wordt in het bijzonder het functioneren van de sensor gecontroleerd, onder andere op nulpunt en drift. Hiervoor wordt doorgaans gebruik gemaakt van specifiek daarvoor uitgevoerde handmatige controlemetingen. Daarnaast kan de samenhang (in tijd en ruimte) met andere reeksen beoordeeld worden, en/of gebruik gemaakt worden van (statistische) modellen of technieken zoals tijdreeksanalyse.
Voor metingen die uit telemetriesystemen beschikbaar komen, kan een belangrijk deel van de controles pas uitgevoerd worden nadat een (periodieke) controlemeting beschikbaar is. Over de periode waarin er nog geen nieuwe of onvoldoende aantal controlemetingen beschikbaar zijn, kunnen de metingen slechts gedeeltelijk worden gecontroleerd.
4. Corrigeren
De bronhouder of derde partij corrigeert indien noodzakelijk de omgerekende meetwaarden op basis van de in stap 3 uitgevoerde controles. Er wordt gecorrigeerd op systematische afwijkingen van bijvoorbeeld de druksensor en/of de klok, of naar aanleiding van fouten zoals filterverwisselingen of een verkeerde inhangdiepte van de sensor. Nadat eventuele correcties zijn doorgevoerd wordt de vorige stap, controleren, veelal opnieuw doorlopen. De controles en correcties zijn beschreven in een procedure of werkvoorschrift, de beoordelingsprocedure. Deze correcties vinden plaats voorafgaand aan de registratie in de basisregistratie ondergrond. De gegevens worden als ‘voorlopig’ of direct als ‘volledig beoordeeld’ geregistreerd (zie stap 5 van het proces). Deze correcties kunnen ook plaatsvinden naar aanleiding van het uitvoeren van de volledige beoordeling. De gegevens worden dan als ‘volledig beoordeeld’ geregistreerd. De voorlopige gegevens blijven ongewijzigd in de basisregistratie ondergrond aanwezig.
Binnen de basisregistratie ondergrond vindt ook een andere vorm van correctie plaats. Dit zijn correcties waarbij middels een correctiebericht, een gegeven dat al in de registratie ondergrond geregistreerd is, wordt overschreven. De oude waarde van het gegeven is in dat geval niet meer direct beschikbaar voor de afnemers. Deze correcties worden in de formele geschiedenis van de basisregistratie ondergrond vastgelegd.
5. Keuren
De controles en correcties leiden tot een keuring of oordeel over de kwaliteit en bruikbaarheid van de gegevens. De uitkomsten van het proces worden vastgelegd en leiden tot een status kwaliteitscontrole die een eindoordeel geeft over de bruikbaarheid van de meting.
De drie verschillende gegevensstromen (handpeilingen, sensormetingen die in het veld uitgelezen worden en telemetrische sensormetingen) zorgen voor een verschillende dynamiek in aanvoer van gegevens. Voor zowel handpeilingen als sensormetingen die in het veld uitgelezen worden, geldt dat ook de metingen daarna nog aanvullende informatie kunnen geven over de interpretatie en kwaliteit ervan. Afhankelijk van de gevolgde procedure wordt het proces van beoordelen pas volledig doorlopen op het moment dat er ook latere metingen beschikbaar zijn, wat kan leiden tot een verschil in de mate van beoordeling.
Bij het snel en automatisch beschikbaar komen van sensormetingen via telemetrie ontbreekt vaak de tijd voor een handmatige beoordeling. Daarnaast ontbreekt (een voldoende aantal) controlemetingen voor het volledig kunnen beoordelen van het functioneren van de sensor. Ook hierdoor kan het proces van beoordelen in eerste instantie slechts gedeeltelijk doorlopen worden, wat kan leiden tot een voorlopige tijd-meetwaarde en voorlopige status kwaliteitscontrole. Pas na enige tijd, bijvoorbeeld nadat (voldoende) handmatige controlemetingen zijn uitgevoerd, wordt het gehele beoordelingsproces doorlopen hetgeen resulteert in de definitieve tijd-meetwaarde en definitieve status kwaliteitscontrole.
De gegevensdefinitie van het grondwaterstandonderzoek, GLD, is gebaseerd op WaterML 2.0, een door het Open Geospatial Consortium (OGC) gepubliceerde internationale, open standaard over waterobservatiegegevens, met als doel de uitwisseling van dergelijke gegevens tussen informatiesystemen mogelijk te maken. De overheid hecht veel waarde aan en stimuleert het gebruik van open standaarden. WaterML maakt weer gebruik van andere, reeds bestaande OGC-standaarden waardoor het een interoperabel uitwisselingsformaat is. Er is voor WaterML 2.0 gekozen boven andere standaarden omdat in WaterML 2.0 reeksen van tijd-meetwaarde paren zijn gemodelleerd. In andere standaarden zijn dergelijke tijdreeksen niet gemodelleerd.
In deze catalogus zijn de Engelse namen van entiteiten en attributen van WaterML vertaald naar het Nederlands waarbij in sommige gevallen de namen en de inhoud meer in detail zijn geformuleerd, gedefinieerd of afgebakend zonder dat dit strijdig is met WaterML. In de uitwisselingsberichten worden (noodzakelijkerwijs) de Engelstalige WaterML namen gebruikt.
De in WaterML verplichte entiteiten en attributen zijn in de gegevensdefinitie van GLD opgenomen. Van de attributen die in WaterML optioneel zijn, zijn alleen diegene opgenomen die een hergebruikswaarde hebben voor de basisregistratie ondergrond. In sommige gevallen is in WaterML geen attribuut gedefinieerd voor een bepaald grondwaterstandgegeven dat in de basisregistratie ondergrond wel opgenomen moet worden. In die gevallen is gebruik gemaakt van een zogenoemde ‘parameter’ uit WaterML die het mogelijk maakt om extra gegevens op te nemen. In de gegevensdefinitie is het verschil tussen verplichte gegevens, optionele gegevens en parameters uit WaterML niet zichtbaar.
De WaterML standaard bevat een aantal verplichte attributen die in de basisregistratie ondergrond een vaste waarde hebben of afleidbaar zijn. Ook deze attributen dienen door de bronhouder of dataleverancier aangeleverd te worden. Deze attributen worden niet afgeleid door de basisregistratie ondergrond. Dit garandeert namelijk dat op WaterML gebaseerde software van dataleveranciers, waarmee grondwaterstandonderzoeken worden aangeleverd, direct gebruikt kan worden, zonder dat deze aangepast moet worden.
In deze paragraaf wordt een beschrijvende toelichting geven op de gegevensinhoud van de belangrijkste entiteiten. De expliciete definities zijn te vinden in de tabellen van de gegevensdefinitie in artikel 1. Als eerste wordt de hoofdentiteit beschreven, daarna de overige entiteiten.
Het registratieobject Grondwaterstandonderzoek bevat de, van een beoordelingsresultaat voorziene, tijd-meetwaardereeks(en) van de berekende waterstand in meter ten opzichte van NAP, in een bepaald filter van een grondwatermonitoringput. Uitgangspunt is dat een grondwaterstandonderzoek één bronhouder heeft, maar wel uitgevoerd kan zijn ten behoeve van meerdere grondwatermonitoringnetten die van één of meerdere bronhouders kunnen zijn.
De gegevens van een grondwaterstandonderzoek ontstaan gedurende de ‘levensduur’ van het onderzoek, dat wil zeggen: gedurende de monitoringsperiode. Een belangrijk uitgangspunt voor dit registratieobject is dat er op min of meer vastomlijnde momenten (deel)gegevens geregistreerd worden als er daartoe ‘aanleidingen’ zijn. Voorbeelden van aanleidingen zijn: het starten van het grondwaterstandonderzoek, het beschikbaar komen van een uitgelezen tijd-meetwaardereeks die voorlopig of volledig is beoordeeld, het wijzigen van het type meetinstrument of de meetprocedure en het beëindigen van het grondwaterstandonderzoek. Het resultaat van een grondwaterstandonderzoek wordt dus niet in één keer geregistreerd, na beëindiging van het monitoren. De complete set van aanleidingen die zich voordoen gedurende de levensduur van het grondwaterstandonderzoek, en de daaruit af te leiden inhoud van berichten, zullen worden beschreven in de berichtencatalogus. In deze berichtencatalogus worden ook de mogelijke correctieberichten beschreven.
Door het werkveld is de wens uitgesproken om (sets van) meetgegevens zo snel mogelijk voor gebruikers beschikbaar te hebben. Afgesproken is daarnaast dat meetgegevens die via telemetrie beschikbaar komen niet frequenter dan dagelijks worden aangeleverd.
De meetgegevens van een bepaalde periode zijn samen gebundeld in een observatie (zie de volgende paragraaf). Een grondwaterstandonderzoek wordt gedurende de levensduur steeds aangevuld met nieuwe observaties.
Een grondwaterstandonderzoek kan ten behoeve van meer dan één monitoringdoel worden uitgevoerd. Dit betekent dat een onderzoek in het kader van meerdere grondwatermonitoringnetten tegelijk uitgevoerd kan zijn. In het registratieobject grondwatermonitoringnet worden het doel van de monitoring (monitoringdoel) en het wettelijk kader waar dit doel uit volgt (kader aanlevering) geregistreerd. In het registratieobject grondwaterstandonderzoek wordt het monitoringdoel en het wettelijk kader waar dit doel uit volgt niet geregistreerd. Met de verwijzing van het grondwaterstandonderzoek naar één of meer grondwatermonitoringnetten (zie paragraaf 1.2 Domein grondwatermonitoring in de BRO) is het doel en het wettelijk kader van het grondwaterstandonderzoek indirect geregistreerd. De verwijzing naar het grondwatermonitoringnet wordt gemaakt op basis van het BRO-ID van het grondwatermonitoringnet.
Bij een grondwaterstandonderzoek ligt de verwijzing vast naar de monitoringbuis waarin het onderzoek is uitgevoerd (zie paragraaf 1.2 Domein grondwatermonitoring in de BRO). De verwijzing wordt gemaakt op basis van het BRO-ID van de grondwatermonitoringput in combinatie met het buisnummer van de monitoringbuis waarin het grondwaterstandonderzoek is uitgevoerd. De diepte van het filter van de monitoringsbuis is geregistreerd via de verwijzing naar de monitoringbuis.
Van elk grondwaterstandonderzoek wordt vastgelegd wat de datum is van de eerste meting (datum eerste meting) en wat de datum is van de meest recente meting (datum recentste meting) van het gehele onderzoek. Beide data worden door de basisregistratie ondergrond afgeleid uit de aangeleverde gegevens. Bij elke aanvullende levering van grondwaterstanden wordt door de basisregistratie ondergrond gecheckt of de begindatum van de observatieperiode van de aanvullende levering vόόr de geregistreerde datum eerste metingligt.Wanneer dat het geval is, wordt de datum eerste meting vervangen door de begindatum van de observatieperiode van de aanvullende levering. Wanneer dat niet het geval is, blijft de datum eerste meting ongewijzigd. Ook wordt bij elke aanvullende levering van grondwaterstanden door de basisregistratie ondergrond gecheckt of de einddatum van de observatieperiode van de aanvullende levering na de geregistreerde datum recentste meting ligt. Wanneer dat het geval is, wordt de datum recentste meting vervangen door de einddatum van de observatieperiode van de aanvullende levering.
De entiteit observatie omvat het geheel van gegevens en kenmerken van de activiteiten die geleid hebben tot het bepalen van waterstanden in een bepaalde periode. De inhoud van de entiteit observatie wordt hieronder toegelicht. De observatie heeft als resultaat een reeks tijd-meetwaardeparen (Tijdmeetwaardereeks) van de waterstand. Het grondwaterstandonderzoek wordt in de loop der tijd aangevuld met observaties die elk een meetperiode, een observatieperiode, omvatten. Van elke observatie wordt een ID vastgelegd, het observatie ID. Dit is een door de bronhouder te bepalen ID dat de observatie uniek identificeert. Dit unieke ID kan bijvoorbeeld gebruikt worden om in een later stadium een correctie in de observatiegegevens te registreren. Met behulp van het observatie ID kan in dat geval geïdentificeerd worden welke observatie gecorrigeerd moet worden.
Een bronhouder laat bijvoorbeeld eens per kwartaal de datalogger uitlezen. Omdat met het werkveld is afgesproken dat gegevens zo snel mogelijk, na een eventuele eerste beoordeling, in de basisregistratie ondergrond geregistreerd worden, zal de bronhouder de uitgelezen gegevens van één kwartaal als één observatie aanleveren aan de basisregistratie ondergrond. De bronhouder kan er ook voor kiezen de uitgelezen gegevens van een kwartaal op te knippen in bijvoorbeeld drie observaties van elk één maand. In het eerste geval overspant de observatie een periode en een reeks van tijd-meetwaardeparen van drie maanden. In het tweede geval overspant de observatie één maand aan gegevens. Een observatie kan later niet aangevuld worden met additionele tijd-meetwaardeparen. Een aanvullende levering van bijvoorbeeld het volgende kwartaal zal een nieuwe observatie zijn die de nieuwe meetgegevens bevat.
Het observatie ID heeft een domein van het type tekst en mag maximaal 40 tekens bevatten. Dit geeft de bronhouder de mogelijkheid zelf een code of naam aan het ID te geven die herkenbaar is en/of past in de werkwijze van de bronhouder.
Conform WaterML wordt het tijdsvenster waarin de meetwaarden zijn gedaan vastgelegd. Dit is de periode tussen de eerste en de laatste meting van de tijd-meetwaardereeks die het resultaat is van de observatie. Deze observatieperiode wordt gevormd door de begindatum en de einddatum van de tijd-meetwaardereeks. De bronhouder of dataleverancier kan deze data afleiden van het tijdstip van de eerste en de laatste meting uit de reeks.
Elke observatie heeft een aantal metadata gegevens, de Metadata observatie. Deze metadata bevat, conform WaterML, de datum waarop de metadata tot stand zijn gekomen: datum metadata. Deze datum wordt door de bronhouder of dataleverancier afgeleid van het gegeven tijdstip resultaat van de entiteit Observatie.
Het observatietype beschrijft de reden van het plaatsvinden van de observatie. Hier worden twee typen onderscheiden namelijk de reguliere meting en de controlemeting. De controlemeting wordt uitgevoerd ter controle van een reeks van reguliere metingen met een hoge(re) frequentie. De controlemeting is veelal een handpeiling. Alle andere metingen betreffen reguliere metingen. De reguliere meting kan door zowel een sensor als handmatig worden gedaan. De reden van meten ligt bij reguliere metingen vast in het monitoringdoel, een attribuut van het grondwatermonitoringnet waarnaar wordt verwezen.
Onderdeel van de metadata is verder de mate beoordeling waarbij de mate wordt vastgelegd waarin de reeks van tijd-meetwaarden, die het resultaat zijn van de observatie, zijn beoordeeld. Hier zijn twee beoordelingsniveaus gedefinieerd. Naast volledig beoordeelde tijd-meetwaardereeksen bestaat de mogelijkheid om nog niet volledig, of niet beoordeelde tijd-meetwaardereeksen te registreren in de basisregistratie ondergrond. Zowel bij niet beoordeelde reeksen als bij niet volledig beoordeelde reeksen wordt een mate beoordeling: voorlopig geregistreerd. Of al een voorlopige beoordeling heeft plaatsgevonden hangt af van de gebruikte beoordelingsprocedure. De belangrijkste reden voor het toevoegen van deze voorlopige tijd-meetwaardereeksen is de wens om meetgegevens zo snel mogelijk voor gebruikers beschikbaar te hebben. Onder voorlopige tijd-meetwaardereeksen vallen bijvoorbeeld gegevens die (vrijwel) automatisch, uit telemetriesystemen aan het bronhouderportaal worden doorgezet, bijvoorbeeld binnen één of enkele dagen. Maar ook tijd-meetwaardereeksen waarbij, afhankelijk van de gevolgde beoordelingsprocedure, bijvoorbeeld na een jaar een volledige beoordeling plaats vindt, kunnen als voorlopige tijd-meetwaardereeksen al eerder in de basisregistratie ondergrond worden opgenomen, eventueel na een eerste, voorlopige beoordeling.
Als een tijdreeks van een grondwaterstandonderzoek zowel voorlopig als volledig wordt beoordeeld dan worden zowel de voorlopig beoordeelde tijd-meetwaardereeks als ook volledig beoordeelde tijd-meetwaardereeks ‘naast elkaar’ in de basisregistratie ondergrond geregistreerd. Beide gegevenssets zijn daarmee beschikbaar voor de gebruiker.
Controlemetingen dienen ter controle van de reguliere metingen. Het onderscheid in de mate van beoordeling is voor controlemetingen daarom niet, of minder van belang en wordt niet in de basisregistratie ondergrond opgenomen. Voor beide observatietypen dient het attribuut status kwaliteitscontrole (zie paragraaf Metadata tijdmeetwaardepaar) en het attribuut beoordelingsprocedure (zie paragraaf Observatieproces) wel aanwezig te zijn.
De observatieperiode van een reguliere meting met een mate van beoordeling, volledig beoordeeld, mag niet overlappen met de observatieperiode van een andere observatie met hetzelfde observatietype en dezelfde mate van beoordeling. De observatieperiode van een reguliere, voorlopige tijd-meetwaardereeks mag eventueel wel overlappen met de observatieperiode van een andere reguliere, voorlopige tijd-meetwaardereeks. Bij een voorlopige tijd-meetwaardereeks kan het namelijk voorkomen dat de tijdsverschuiving van een niet, of niet goed functionerende klok nog niet is hersteld waardoor er overlap met de observatieperiode van een andere observatie kan voorkomen. Bij controlemetingen mag de observatieperiode van verschillende observaties eventueel ook overlappen.
Het tijdstip resultaat van de entiteit Observatie is, conform WaterML, het tijdstip waarop het laatste proces is afgerond. Het betreft hier het laatste proces dat gebruikt is bij de totstandkoming van de waterstand in meter ten opzichte van NAP. In de praktijk wordt dit tijdstip veelal niet genoteerd. In de basisregistratie ondergrond wordt daarom bij het in WaterML verplichte attribuut tijdstip resultaat het volgende geregistreerd:
• Bij een observatie van het type controlemeting: het tijdstip waarop de meting is gedaan. Dit betekent dat bij een losse controlemeting het tijdstip resultaat gelijk is aan het tijdstip waarop de meting is gedaan, het tijdstip meting. Het kan ook voorkomen dat de controlemeting wordt gevormd door een reeks van metingen. De observatie van het type controlemeting krijgt in dit geval het tijdstip resultaat dat overeenkomt met het tijdstip van de meest recente meting in deze observatie ofwel de laatste meting van de reeks.
• Bij een observatie van het type reguliere meting met een mate van beoordeling, voorlopig: het tijdstip van de laatste meting van de reeks. Bijvoorbeeld: Een observatie met een reeks gegevens die via telemetrie zijn verkregen, zonder te zijn beoordeeld, wordt geregistreerd. Deze observatie heeft mate van beoordeling: voorlopig. De observatie bevat een reeks van tijd-meetwaardeparen. Het tijdstip van de meest recente meting van de reeks wordt gebruikt voor het tijdstip resultaat.
• Bij een observatie van het type reguliere meting met een mate van beoordeling, volledig beoordeeld: het tijdstip waarop de beoordeling is afgerond. Bijvoorbeeld: Een observatie met reeks gegevens die via telemetrie zijn verkregen is definitief beoordeeld en wordt geregistreerd. Deze observatie heeft mate van beoordeling: definitief beoordeeld. De datum en het tijdstip waarop de definitieve beoordeling is afgerond, wordt geregistreerd als tijdstip resultaat.
De uitvoerder is de partij die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de waterstandmeting. In WaterML is het verplicht hier gegevens van een organisatie vast te leggen die bestaan uit een aantal verplichte attributen: de organisatienaam en de rol van deze organisatie in het grondwaterstandonderzoek. De rol ligt opgesloten in de naam van dit attribuut: uitvoerder. In GLD voegen we hier, ten opzicht van WaterML, de identificatie van de uitvoerder aan toe. De identificatie wordt, zoals bij andere registratieobjecten in de basisregistratie ondergrond, vastgelegd middels het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit, of het equivalent van het KvK-nummer in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.
Een observatie die resulteert in een volledig beoordeelde tijd-meetwaardereeks is (vaak) gebaseerd op één of meer eerder geregistreerde observaties, namelijk de observatie(s) met een voorlopige tijd-meetwaardereeks waarop de observatie is gebaseerd en/of één of meer observaties met een controlemeting die gebruikt zijn tijdens de beoordeling. Bij een observatie met een volledig beoordeelde tijd-meetwaardereeks moet in dat geval geregistreerd worden dat de observatie gerelateerd is aan één of meer andere observaties indien deze gerelateerde observaties aanwezig zijn.
Het kan echter in de praktijk ook voorkomen dat de voorlopig beoordeelde observatie(s) ontbreken. Ook controlemetingen die normaal gesproken gebruikt worden bij de beoordeling kunnen ontbreken. In deze gevallen kunnen gerelateerde observaties ontbreken.
Ook bij een observatie die resulteert in een voorlopige tijd-meetwaardereeks kan gebruik gemaakt zijn van één of meer observaties met een controlemeting. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij gegevens die zijn uitgelezen uit een datalogger en die een voorlopige beoordeling hebben ondergaan. In dat geval wordt de observaties met een voorlopige tijd-meetwaardereeks gerelateerd aan één of meer observaties met een controlemeting. Indien de controlemetingen ontbreken, worden geen gerelateerde observaties geregistreerd bij een voorlopig beoordeelde observatie.
Observaties die resulteren in een controlemeting zijn zelfstandige waarnemingen en worden niet gerelateerd aan andere observaties.
Bij het registreren van gerelateerde observaties wordt gebruik gemaakt van het observatie ID van deze gerelateerde observaties. Bij de aanlevering zal een check uitgevoerd worden of de aangeleverde observatie ID(s) bij het betreffende grondwaterstandonderzoek in de LV-BRO bekend zijn als observatie ID(s).
In het observatieproces worden de kenmerken van de processen die resulteren in de uiteindelijke meetwaarden vastgelegd. Onderdeel van het observatieproces is het observatieproces ID. Dit is een door de bronhouder of dataleverancier te bepalen tekst van maximaal 40 karakters die de kenmerken van een observatieproces uniek identificeren. Binnen het registratieobject moet dit ID uniek zijn. Het observatieproces ID kan bijvoorbeeld gebruikt worden bij aanvullende leveringen van een Grondwaterstandonderzoek: Wanneer een observatie wordt aangeleverd die dezelfde observatieproceskenmerken heeft als een observatie die al geregistreerd is, kan de bronhouder/ dataleverancier ervoor kiezen om niet alle observatieproceskenmerken opnieuw aan te leveren maar in plaats daarvan te verwijzen naar het reeds geregistreerde observatieproces door alleen het observatieproces ID van het reeds geregistreerde observatieproces aan te leveren. De overige observatieproceskenmerken hoeven in dit geval niet opnieuw aangeleverd te worden.
De meetprocedure is onderdeel van het observatieproces. Het betreft de procedure of het werkvoorschrift dat gehanteerd is bij de observatie voor de grondwatermonitoring. In deze procedure staan de afspraken waaronder de observatie is uitgevoerd. De procedures zijn opgesomd in een waardelijst.
Het type meetinstrument beschrijft het meetinstrument waarmee de metingen in de monitoringbuis zijn uitgevoerd. In het geval van sensoren betreft het hier het type sensor. Wanneer een apparaat uit meerdere sensoren bestaat, wordt het type sensor bedoeld, niet het apparaat.
Bij het type meetinstrument: druksensor, zijn er globaal twee typen te onderscheiden, de relatieve druksensor en de absolute druksensor. Een relatieve druksensor meet de waterdruk met één enkele sensor. De invloed van de luchtdruk wordt door middel van een capillair in de kabel genivelleerd. Bij dit type druksensor wordt bij type luchtdrukcompensatie geregistreerd: capillair.
Bij een absolute druksensor zijn voor het bepalen van uitsluitend de waterdruk twee sensoren noodzakelijk. De absolute druksensor meet de som van de waterdruk en de luchtdruk. Voor luchtdruk moet rekenkundig gecompenseerd worden. Dit betekent dat naast de absolute druksensor een sensor noodzakelijk is die de luchtdruk meet. Er zijn verschillende manieren waarop de rekenkundige gecompenseerd wordt. Dit wordt vastgelegd bij het attribuut type luchtdrukcompensatie. In sommige gevallen zijn de sensor die de absolute druk meet en de sensor die de luchtdruk meet geïntegreerd in één apparaat. In dit geval wordt de rekenkundige compensatie soms al in het apparaat gedaan. Het type luchtdrukcompensatie betreft dan: putlocatiemeting.
Het procestype is in WaterML een attribuut dat verplicht wordt opgenomen. Om die reden is dit attribuut ook in het grondwaterstandonderzoek opgenomen. Het procestype geeft aan wat het laatste type proces is dat is uitgevoerd voor de bepaling van het eindresultaat. WaterML heeft een vaste waardelijst voor het procestype: simulatie, handmatige methode, sensor, algoritme en onbekend. Op dit moment wordt in het grondwaterstandonderzoek alleen de waterstand in meter ten opzichte van NAP vastgelegd en geen ruwe meetwaarden. De bepaling van de waterstand ten opzichte van NAP is altijd een berekening. Daarom wordt hier een vaste waarde ingevuld: algoritme. Indien in de toekomst ook ruwe metingen worden vastgelegd, kan hier ruimte worden gemaakt voor een waardelijst.
De individuele tijd-meetwaardeparen van de reguliere metingen worden onder andere beoordeeld aan de hand van de controlemetingen. Hoe dit proces van beoordelen van de kwaliteit van de tijd-meetwaardeparen verloopt, is beschreven in een werkvoorschrift of procedure, de beoordelingsprocedure. Bij het moment van vaststellen van versie 1.0 van de catalogus is er een aantal procedures beschreven en beschikbaar. Voor de partijen die deze procedures niet gebruiken maar op een andere, niet beschreven wijze beoordelen, is er de mogelijkheid om aan te geven dat beoordeeld is op basis van het oordeel van een deskundige. Omdat het voor een gebruiker waardevol is om te weten op welke wijze er is beoordeeld, is het is de bedoeling dat de waardelijst van beoordelingsprocedures wordt aangevuld ten behoeve van volgende versies van de catalogus.
Tijd-meetwaardeparen worden gegroepeerd in een Tijdmeetwaardereeks. Eén observatie leidt tot één tijd-meetwaardereeks, waarbij alle tijd-meetwaardeparen in de reeks dezelfde observatie-eigenschappen hebben. Het is ook mogelijk dat de tijd-meetwaardereeks uit één tijd-meetwaardepaar bestaat. Het is waarschijnlijk dat dit bijvoorbeeld bij controlemetingen het geval zal zijn.
Van elke tijd-meetwaardereeks wordt een ID vastgelegd, het tijdmeetwaardereeks ID. Dit is een door de bronhouder te bepalen ID dat de tijd-meetwaardereeks uniek identificeert. Binnen het registratieobject moet dit ID uniek zijn.
De tijd-meetwaardeparen in de reeks moeten in oplopende chronologische volgorde in de reeks worden geplaatst.
Het Tijdmeetwaardepaar bevat het tijdstip waarop is gemeten: het tijdstip meting, in combinatie met de waterstand in meter ten opzichte van NAP zoals berekend uit een meting in een monitoringbuis van een grondwatermonitoringput: de waterstand.
Elk tijd-meetwaardepaar heeft een aantal metadata gegevens, Metadata tijdmeetwaardepaar. Deze metadata bevat onder andere het eindresultaat van de beoordeling zoals uitgevoerd conform de beoordelingsprocedure. Deze statuskwaliteitscontrole geeft het eindoordeel van de bronhouder over de kwaliteit van een individuele meting. Niet alleen bij een volledig beoordeelde observatie maar ook bij observaties van het observatietype controlemeting en observaties met een mate van beoordeling voorlopig, is de statuskwaliteitscontrole aanwezig. In de beoordelingsprocedure is opgenomen welke controles en beoordeling er voor elk observatietype en voor elke mate van beoordeling wordt uitgevoerd. Alleen in het geval de observatie het observatietype reguliere meting heeft en een mate beoordeling: voorlopig, is het mogelijk om bij de status kwaliteitscontrole nogNietBeoordeeld te registreren. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij gegevens die via telemetrie zijn verkregen en die zonder beoordeeld te zijn, worden geregistreerd in de basisregistratie ondergrond.
In WaterML is een attribuut (quality) met een waardelijst (DataQualityCode) gedefinieerd voor de kwaliteit van de resultaten. Voor het grondwaterstandonderzoek is er echter voor gekozen om dit attribuut met waardelijst niet te gebruiken. In plaats daarvan is een eigen parameter met een eigen codelijst opgesteld, de statuskwaliteitscontrole. De reden hiervan is dat er voor het grondwaterstandonderzoek en het grondwaterkwaliteitsonderzoek een uitgebreide analyse is gedaan naar de mogelijke kwaliteit van de resultaten. Dit heeft geresulteerd in een waardelijst voor de status kwaliteitscontrole die geldt voor zowel het grondwaterkwaliteitsonderzoek als het grondwaterstandonderzoek. De waarden en de definities van de waarden op deze waardelijst komen niet geheel overeen en zijn in sommige gevallen niet één-op-één te vertalen in de waarden op de waardelijst van WaterML.
Een waarde (van de waterstand) die buiten het meetbereik van de meetopstelling valt, betreft een gecensureerde waarde. De term gecensureerde waarde heeft in de statistiek een specifieke betekenis. Het geeft aan dat de waarde van een variabele niet exact bekend is of niet exact bepaald kon worden, maar dat wel duidelijk is dat deze zich boven of juist beneden een bepaalde limiet bevindt. Bij een grondwaterstandonderzoek is dit bijvoorbeeld het geval bij een drooggevallen sensor: de waarde van de waterstand kan niet exact worden gegeven maar wel is duidelijk dat de waterstand zich onder het niveau van de inhangdiepte van de sensor bevindt.
Het attribuut waterstand heeft in het geval van een gecensureerde meting geen waarde. Metingen die buiten het meetbereik vallen geven desondanks een waardevol inzicht in de situatie van het grondwater ter plaatse van de monitoringbuis. Daarom zijn in de metadata van het tijd-meetwaardepaar de attributen censuurreden en censuurlimietwaarde opgenomen. Wanneer de waterstand geen waarde heeft, moeten deze attributen gevuld zijn. De censuurreden blijft beperkt tot kleiner dan limietwaarde of groter dan limietwaarde. Het niveau van de limietwaarde die over- of onderschreden wordt, wordt als censuurlimietwaarde opgenomen. Hieronder zijn een aantal voorbeelden gepresenteerd, waarin sprake is van gecensureerde waarden. Daarnaast zijn in figuur 5 een tweetal situaties weergegeven van gecensureerde metingen.
Figuur 5: Gecensureerde waarden in het geval van droogval sensor en overlopen peilbuis.
In het linkerdeel van bovenstaande figuur is het verloop in de tijd van de grondwaterstand/stijghoogte aangegeven zoals in de ondergrond op kan treden. De grondwaterstand/stijghoogte in de ondergrond zal zich niet laten reguleren door de meetopstelling, waarbij de meetopstelling in dit geval de combinatie van de monitoringbuis en de druksensor betreft. Het rechter deel van de figuur geeft de tijd-meetwaardereeks weer van de waterstand in de monitoringbuis. Waterstanden in de monitoringbuis onder het niveau van de druksensor kunnen niet worden gemeten. In dat geval is de censuurreden: kleiner dan limietwaarde en de censuurlimietwaarde is het niveau van de sensor in meter ten opzichte van NAP.
Bij waterstanden in de monitoringbuis hoger dan de bovenkant van de buis zal de monitoringbuis overlopen. Ervan uitgaande dat geen drukdop of kweldop is toegepast, kunnen hogere waterstanden dan bovenkantbuis niet worden gemeten. In dat geval is de censuurreden groter dan limietwaarde en de censuurlimietwaarde is het niveau van bovenkantbuis van de monitoringbuis in meter ten opzichte van NAP.
In het geval dat de waterstand in de monitoringbuis wordt gemeten door middel van handpeilingen (met een meetlint of ander handapparaat), worden gecensureerde metingen veroorzaakt door monitoringbuis gerelateerde aspecten. Dit betreffen bovenkant monitoringsbuis (zie ook figuur 5) en droogval van het filter van de monitoringsbuis: als het grondwaterniveau lager is dan de onderkant van het geperforeerde deel van de monitoringbuis. In dat geval is de censuurreden: kleiner dan limietwaarde en het niveau van de onderkant van het filter is de censuurlimietwaarde.
Bij druksensormetingen gelden aanvullende censuurredenen die samenhangen met het meetbereik van de druksensor. Het sensormaximum kan bijvoorbeeld worden overschreden. Dit doet zich voor wanneer het sensormaximum kleiner is dan bovenkantbuis óf de monitoringbuis aan de bovenkant afgesloten is door een drukdop of kweldop. De censuurreden is: groter dan limietwaarde en het niveau van het sensormaximum is de censuurlimietwaarde. Zoals hierboven reeds genoemd, kan het ook voorkomen dat een druksensor is drooggevallen.
Er is een aantal complicerende factoren waar de dataleverancier of bronhouder alert op dient te zijn. Hieronder worden er een aantal genoemd.
In de praktijk kan er sprake zijn van een combinatie van oorzaken van gecensureerde metingen, namelijk monitoringbuis gerelateerde en sensor gerelateerde oorzaken. Bijvoorbeeld kan zowel het filter als de sensor zijn drooggevallen.
Bij een drooggevallen filter bestaat het risico dat wel een waterstand in de monitoringbuis wordt gemeten, dit kan stagnerend water in een zandvang zijn. Om dit aspect te onderkennen, moeten de metingen en de filterstelling beide worden beschouwd.
Zoals eerder genoemd, bestaan er twee typen druksensoren, namelijk relatieve druksensoren en absolute druksensoren. Ten aanzien van gecensureerde metingen is er een duidelijk verschil tussen beide type sensoren. Het maximale drukbereik van relatieve druksensoren komt overeen met een vaste maximale waterdruk en daarmee een vaste maximale waterstand. Dit betekent dat de hoogste grondwaterstand die kan worden gemeten een constant niveau is. Dit niveau hangt alleen nog af van het niveau (nulpunt) van de druksensor. De absolute druksensor meet de som van lucht- en waterdruk. Hierdoor is de maximale meting van de waterdruk afhankelijk is van de heersende luchtdruk op dat moment. Dit betekent dat de hoogste grondwaterstand die kan worden gemeten geen constant niveau is.
De uiterste grenzen (de censuurlimietwaarden) zijn afhankelijk van de specificaties van de gebruikte sensor. Benadrukt wordt dat deze grenzen niet alleen van toepassing zijn voor druksensoren, maar voor type sensoren zoals de akoestische- en de radarsensor. Van belang is dat gebruiker van sensoren zich hiervan bewust is.
Het interpolatietype is in WaterML een attribuut dat verplicht wordt opgenomen. Om die reden is dit attribuut ook in het grondwaterstandonderzoek opgenomen. Het interpolatietype geeft aan wat de aard is van de relatie tussen het tijdstip en de meetwaarde. Deze relatie en de wijze van interpoleren kan bijvoorbeeld voor visualisatie en/of aggregatie van belang zijn. WaterML heeft een vaste waardelijst voor het interpolatietype. Het kan bijvoorbeeld het maximum of het minimum of het gemiddelde zijn over het gemeten interval. We leggen in de basisregistratie ondergrond de feitelijke waarnemingen vast en daarom wordt hier de vaste waarde: discontinu ingevuld. Het is aan de gebruiker te beoordelen of en hoe hij de meetwaarden eventueel wil interpoleren of aggregeren. Indien in de toekomst ook andere metingen met andere interpolatietypen worden vastgelegd, kan hier ruimte worden gemaakt voor een waardelijst.
In het verleden waren de werkprocessen en middelen rond het grondwaterwaterstandonderzoek anders dan ze nu zijn. Bij de aanlevering van historische gegevens wordt geaccepteerd dat een aantal formeel verplichte gegevens geen waarde heeft. Voor deze gegevens wordt het IMBRO/A-regime gehanteerd en dat kent minder strikte regels. Het betreft authentieke gegevens waarvan de betrouwbaarheid en herkomst eenduidig moet zijn. Daarom is de samenhang tussen de attributen mate beoordeling, de beoordelingsprocedure en de status kwaliteitscontrole bij IMBRO/A gegevens hetzelfde als bij IMBRO gegevens.
Wanneer bij historische gegevens onduidelijk is of de tijd-meetwaardereeks is beoordeeld, krijgen deze gegevens een mate beoordeling waarde ‘onbekend’. In dit geval is het tevens onbekend welke beoordelingsprocedure er is gebruikt. De status kwaliteitscontrole zal in dit geval ook ‘onbekend’ moeten zijn.
Het is mogelijk dat een bronhouder weet dat zijn historische gegevens destijds beoordeeld zijn en hoewel er niet per tijd-meetwaardepaar een uitkomst van de beoordeling is opgeslagen, weet de bronhouder dat de gegevens destijds zijn goedgekeurd, bijvoorbeeld omdat ze anders niet in het gegevensbeheersysteem waren opgeslagen. De bronhouder geeft in dit geval aan dat de mate beoordeling ’volledig beoordeeld’ is. Afhankelijk van wat de bronhouder nog weet van de beoordelingsprocedure kan hij aangeven dat de beoordelingsprocedure ‘oordeel deskundige’ is, maar ook ‘onbekend’ is mogelijk. Daarnaast geeft de bronhouder in dit geval aan dat de tijd-meetwaardeparen een status kwaliteit controle ‘goedgekeurd’ hebben. Wanneer de bronhouder onzeker is over de uitkomst van de beoordeling van destijds, kan hij ook aangeven dat de status kwaliteitscontrole ‘onbekend’ is. Het tijdstip resultaat wordt bij een volledig beoordeelde meetreeks gedefinieerd als het tijdstip waarop de beoordeling is afgerond. In dit geval gaat het om de beoordeling van destijds en kan, afhankelijk van de beschikbaarheid van dit gegeven, een voor IMBRO/A geldende OnvolledigeDatum worden ingevuld.
Het kan ook voorkomen dat historische gegevens voorafgaand aan registratie in de basisregistratie ondergrond nog in retroperspectief worden beoordeeld met het doel de tijd-meetwaardeparen een status kwaliteitscontrole te geven. In dit geval heeft dat ook consequenties voor de mate beoordeling, die wordt daarmee volledig beoordeeld. Het is mogelijk dat geen ‘huidige’ beoordelingsprocedure gevolgd kan worden maar dat er een alternatieve beoordeling van deze historische gegevens zal plaats vinden. Er dient in dat geval te worden gekozen voor ‘oordeel deskundige’. Het tijdstip resultaat is in dit geval het tijdstip waarop de beoordeling die achteraf wordt gedaan, is afgerond.
Er worden in het grondwaterstandonderzoek verschillende stadia van de gegevens over de waterstand vastgelegd. Op dit moment zijn dat volledig beoordeelde gegevens en voorlopige gegevens. Dit betekent dat er van een meting op een bepaalde datum, op een bepaald tijdstip verschillende meetwaarden geregistreerd kunnen zijn in de basisregistratie ondergrond, een voorlopige meetwaarde en een volledig beoordeelde meetwaarde. De volledig beoordeelde meetwaarde heeft alle in het beoordelingsprocedure vermelde controles ondergaan en is daardoor, in samenhang met het attribuut status kwaliteitscontrole, betrouwbaarder dan de voorlopige meetwaarde die geen of niet alle controles heeft ondergaan. De hiërarchie van de juridische gebruiksplicht is daarom als volgt:
1. Volledig beoordeelde gegevens. Indien deze er (nog) niet zijn:
2. Voorlopige gegevens. Indien deze er (nog) niet zijn:
3. Ruwe meetgegevens (maken nu geen deel uit van de basisregistratie ondergrond).
De verschillende registratieobjecten in het grondwaterdomein en hun gegevens hebben samenhang. Zie de beschrijving hiervan in paragraaf 1.2,Domein grondwatermonitoring in de BRO. Op basis van de samenhang wordt er consistentie verwacht tussen de gegevens in verschillende registratieobjecten in het grondwaterdomein. Het is de verantwoordelijkheid van de bronhouder om deze consistentie te waarborgen. De basisregistratie ondergrond dwingt dit grotendeels niet af.
De basisregistratie ondergrond dwingt alleen af dat gegevens in andere registratieobjecten waarnaar verwezen wordt, ook daadwerkelijk geregistreerd zijn. Dit geldt voor de volgende verwijzingen (zie ook het plaatje in paragraaf 1.2,Domein grondwatermonitoring in de BRO):
• Vanuit grondwatermonitoringnet, grondwatersamenstellingsonderzoek en grondwaterstandonderzoek naar een buis in grondwatermonitoringput.
• Vanuit grondwatersamenstellingsonderzoek en grondwaterstandonderzoek naar grondwatermonitoringnet.
Daarnaast wordt op het volgende punt consistentie verwacht:
• De verzameling meetpunten binnen een grondwatermonitoringnet is consistent met de grondwatersamenstellingsonderzoeken en grondwaterstandonderzoeken die in het kader van het monitoringnet zijn uitgevoerd. Dat wil zeggen: ten tijde van het uitvoeren van het onderzoek is het filter in de put waarin het onderzoek plaats vindt, een meetpunt in elk grondwatermonitoringnet waaraan het betreffende onderzoek gekoppeld is.
Ook met betrekking tot kwaliteitsregime geldt een specifieke samenhang tussen gegevens van verschillende registratieobjecten.
• Aan een grondwatermonitoringnet dat onder kwaliteitsregime IMBRO/A in de basisregistratie is geregistreerd kunnen onderzoeksgegevens (grondwatersamenstellingsonderzoeken en/of grondwaterstandonderzoeken) gekoppeld worden die ook onder kwaliteitsregime IMBRO/A vallen.
• Van grondwatersamenstellingsonderzoeken en grondwaterstandonderzoeken onder kwaliteitsregime IMBRO moet bekend zijn in welk (wettelijk) kader ze zijn uitgevoerd, wat het doel van monitoren is en welk aspect van grondwater wordt gemonitord (kwaliteit of kwantiteit). Daarom kunnen onderzoeksgegevens onder kwaliteitsregime IMBRO alleen gekoppeld worden aan grondwatermonitoringnetten die onder kwaliteitsregime IMBRO/A zijn geregistreerd wanneer de attributen kader aanlevering, monitoringdoel en grondwateraspect van het grondwatermonitoringnet niet de waarde ‘onbekend’ hebben.
• Grondwatersamenstellingsonderzoeken en grondwaterstandonderzoeken onder kwaliteitsregime IMBRO/A kunnen zowel gekoppeld worden aan grondwatermonitoringnetten onder kwaliteitsregime IMBRO als onder IMBRO/A.
• Voor de verwijzingen naar grondwatermonitoringput vanuit andere registratieobjecten gelden geen restricties. Het maakt niet uit of de grondwatermonitoringput waarnaar verwezen wordt kwaliteitsregime IMBRO of IMBRO/A heeft.
Het doel van de Europese kaderrichtlijn INSPIRE is het harmoniseren en openbaar maken van ruimtelijke gegevens van overheidsorganisaties ten behoeve van het milieubeleid. Het registratieobject grondwaterstandonderzoek valt onder het INSPIRE-thema Environmental Monitoring Facilities, en om die reden moeten de gegevens in het registratieobject geschikt gemaakt worden voor uitwisseling volgens de INSPIRE-standaard. Dit wordt voor dit registratieobject geïmplementeerd middels een mapping van het gegevensmodel van het registratieobject grondwaterstandonderzoek op het gegevensmodel van het INSPIRE-thema. De inhoud van deze mapping is geen onderdeel van deze catalogus.
De Wet basisregistratie ondergrond (hierna: Wet Bro) is op 1 januari 2018 in werking getreden. In de basisregistratie ondergrond (hierna: BRO) worden gegevens opgenomen over de geologische en bodemkundige opbouw van de ondergrond die voortvloeien uit verkenningen, over ondergrondse constructies, over gebruiksrechten en over authentieke modellen in relatie tot de ondergrond. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de Minister van BZK) is verantwoordelijk voor de inrichting en het beheer en ziet toe op het gebruik van de BRO. De Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (hierna: TNO) verricht in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de Minister van BZK de feitelijke werkzaamheden met betrekking tot de inrichting en het beheer van de BRO.
De BRO is een onderdeel van het stelsel van basisregistraties. Bestuursorganen die bij de uitvoering van een wettelijke taak of bij het verrichten van werkzaamheden een in het Besluit Basisregistratie ondergrond (hierna: Besluit Bro) aangewezen brondocument ontvangen met betrekking tot de ondergrond van Nederland met inbegrip van het continentaal plat, leveren dat brondocument aan via het bronhouderportaal. Bestuursorganen zijn vervolgens verplicht om de BRO te raadplegen wanneer zij gegevens over de ondergrond nodig hebben. Burgers, bedrijven en overheden kunnen de BRO kosteloos raadplegen.
In de Regeling basisregistratie ondergrond (hierna: Regeling Bro) zijn de technische aspecten van de BRO uitgewerkt. Dit betreft de levering van brondocumenten (via het bronhouderportaal) en de eisen aan de aan te leveren gegevens (catalogus met gegevensstandaarden), maar heeft ook betrekking op eisen rondom de technische en administratieve inrichting van de BRO, en de inzage in en verstrekking van gegevens.
De Basisregistratie Ondergrond Catalogus, definieert per registratieobject waar in de BRO de in hoofdstuk 3, paragraaf 2, van de Wet Bro genoemde gegevens moeten worden opgenomen en stelt de kwaliteitseisen waaraan deze gegevens moeten voldoen. In de catalogi worden per registratieobject de gegevensdefinitie, de mogelijke waarden en de nauwkeurigheid van de te leveren gegevens en de eventuele standaarden waaraan de gegevens moeten voldoen, beschreven.
Registratieobjecten worden in het Besluit Bro aangewezen, hetgeen in tranches verloopt.
Door de wijziging van het Besluit Bro in verband met de derde tranche (Staatsblad 2020, 365) zijn zes registratieobjecten aan de BRO toegevoegd. Het gaat om drie verkenningen en drie constructies:
I. Booronderzoek bodemkundige boormonsteranalyse;
II. Booronderzoek geologische boormonsterbeschrijving;
III. Wandonderzoek bodemkundige wandmonsteranalyse;
IV. Grondwatermonitoringnet;
V. Grondwatersamenstellingsonderzoek;
VI. Grondwaterstandsonderzoek.
De catalogi voor drie van deze nieuwe registratieobjecten zijn toegevoegd aan de Regeling Bro, namelijk de registratieobjecten grondwatermonitoringnet, grondwatersamenstellingsonderzoek en grondwaterstandsonderzoek. Deze treden per 1 januari 2021 in werking.
De drie overige registratieobjecten, te weten bodemkundige boormonsteranalyse, geologische boormonsterbeschrijving en bodemkundige wandmonsteranalyse, treden vanwege vertraging rondom de technische implementatie in de Landelijke Voorziening BRO op 1 juli 2021 in werking. De catalogi voor deze registratieobjecten zullen daarom via een afzonderlijke regeling worden toegevoegd aan de Regeling Bro. Deze regeling zal naar verwachting in de eerste helft van 2021 worden gepubliceerd.
De catalogi zijn tot stand gekomen door samenwerking tussen alle partijen die betrokken zijn bij de desbetreffende informatieketen – alle stappen tussen het produceren en hergebruiken van de gegevens. Pas op het moment dat er een – door alle partijen – breed gedragen standaard was ontwikkeld, is dat deel van de catalogus met betrekking tot een bepaald registratieobject vastgesteld.
In verband met de wijziging van het Besluit Bro en deze regeling in het kader van de derde tranche heeft een toetsing van de gevolgen voor de administratieve lasten voor bedrijven plaatsgevonden. In de nota van toelichting bij de wijziging van het Besluit Bro (Staatsblad 2020, 365) zijn de resultaten van dit onderzoek beschreven. De kern ervan is dat de regeldrukeffecten van deze tranche acceptabel worden geacht door de stakeholders. Voor nadere uitwerking hiervan wordt verwezen naar de genoemde nota van toelichting.
Het ontwerp van de regeling is bestuurlijk geconsulteerd bij de leden van de Programmastuurgroep BRO en met hen afgestemd. De inhoud van deze regeling, de uitbreiding van de catalogus, is met de betrokken overheden, bedrijven en andere stakeholders afgestemd. Daarbij is een afzonderlijk consultatieproces doorlopen voor de catalogus. De onderdelen daarvan voor de zes registratieobjecten die via de wijziging van het Besluit Bro (Staatsblad 2020, 365) worden toegevoegd, zijn in de periode december 2019 tot en met april 2020 afzonderlijk via internet geconsulteerd. Om die reden is afgezien van (nadere) internetconsultatie voor de regeling als geheel. Dat is in lijn met het kabinetsstandpunt inzake internetconsultatie.1 Voor burgers, bedrijven, provincies en gemeenten vloeien uit deze regeling geen belangrijke gevolgen voort, anders dan de eisen en standaarden voor de registratie van gegevens die de catalogus met zich meebrengt. De regeling brengt evenmin ingrijpende veranderingen teweeg in de rechten en plichten van burgers en bedrijven en heeft ook geen ingrijpende gevolgen voor de uitvoeringspraktijk.
De ontwerpregeling is op 26 augustus 2020 voorgelegd aan de Europese Commissie (notificatienummer 2020/524/NL) ingevolge artikel 5, eerste lid, van richtlijn (EU) nr. 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241). Van de Commissie is geen reactie ontvangen.
De inwerkingtreding van deze regeling is gerelateerd aan de inwerkingtreding van de wijziging van het Besluit Bro (Staatsblad 2020, 365). Deze regeling werkt de technische eisen van de registratieobjecten die in dat besluit worden aangewezen en op 1 januari 2020 in werking treden, nader uit. Het betreft de registratieobjecten grondwatermonitoringnet, grondwatersamenstellingsonderzoek en grondwaterstandsonderzoek. Deze regeling voegt de bijbehorende catalogi voor die registratieobjecten toe aan de Regeling Bro. De catalogi voor de overige drie registratieobjecten uit het Besluit Bro (Staatsblad 2020, 365) die op 1 juli 2021 in werking treden, zullen via een aparte wijziging van de Regeling Bro worden toegevoegd aan de Regeling Bro. Dat betreft de registratieobjecten bodemkundige boormonsteranalyse, geologische boormonsterbeschrijving en bodemkundige wandmonsteranalyse.
Dit onderdeel wijzigt artikel 11 van de Regeling Bro, dat de vaststelling van de catalogus van de Bro regelt. Deze regeling voegt de catalogi van drie registratieobjecten die in de wijziging van het Besluit Bro (Staatsblad 2020, 365) worden toegevoegd aan het Besluit Bro, toe aan de Regeling Bro. Dit betreft de registratieobjecten grondwatermonitoringnet, grondwatersamenstellingsonderzoek en grondwaterstandsonderzoek. Om ervoor te zorgen dat de bijlagen raadpleegbaar en beheersbaar blijven, is ervoor gekozen om de catalogi voor deze registratieobjecten in een aparte bijlage III toe te voegen aan de Regeling Bro. Derhalve heeft ook een technische aanpassing plaatsgevonden in artikel 15.
Dit onderdeel ziet op de toevoeging van de catalogi voor de drie nieuwe registratieobjecten aan de Regeling Bro. Om ervoor te zorgen dat de bijlagen raadpleegbaar en beheersbaar blijven, is ervoor gekozen om de catalogi voor deze registratieobjecten in een aparte bijlage III toe te voegen aan de Regeling Bro.
De catalogi zijn ook gepubliceerd op de website www.basisregistratieondergrond.nl.
Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze regeling. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021 en is gerelateerd aan de inwerkingtreding van de wijziging van het Besluit Bro (Staatsblad 2020, 365). Die wijziging zorgt ervoor dat met ingang van 1 januari 2021 de registratieobjecten grondwatermonitoringnet, grondwatersamenstellingsonderzoek en grondwaterstandsonderzoek worden toegevoegd aan het Besluit Bro. Aangezien deze regeling de technische specificaties van die registratieobjecten uitwerkt, treedt deze regeling ook in werking met ingang van 1 januari 2021. Hierbij is rekening gehouden met de vaste verandermomenten voor regelgeving, maar niet met de minimuminvoeringstermijn van drie maanden. De inhoud van deze regeling is echter afgestemd met overheden, bedrijven en stakeholders. Bovendien zijn de onderdelen van de registratieobjecten gedurende vijf maanden geconsulteerd via internet.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2020-64387.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.