Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 december 2020, nr. 2020-0000724684, houdende wijziging van de Regeling basisregistratie ondergrond met betrekking tot het toevoegen van drie registratieobjecten (derde tranche)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op artikel 17, eerste lid, van de Wet basisregistratie ondergrond;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling basisregistratie ondergrond wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 11 komt te luiden:

Artikel 11

De catalogus bestaat uit de onderdelen, opgenomen in:

  • a. bijlage II van deze regeling:

    • 1°. geotechnisch sondeeronderzoek;

    • 2°. booronderzoek bodemkundig boormonsterprofiel;

    • 3°. booronderzoek geotechnische boormonsterbeschrijving;

    • 4°. booronderzoek geotechnische boormonsteranalyse;

    • 5°. wandonderzoek bodemkundige wandbeschrijving;

    • 6°. grondwatermonitoringput;

    • 7°. bodemkaart;

    • 8°. geomorfologische kaart;

    • 9°. hydrogeologisch model;

    • 10°. GeoTop;

    • 11°. digitaal geologisch model;

  • b. bijlage III bij deze regeling:

    • 1°. grondwatermonitoringnet;

    • 2°. grondwatersamenstellingsonderzoek;

    • 3°. grondwaterstandsonderzoek.

B

In artikel 15 wordt ‘bijlage I en II’ vervangen door ‘bijlagen I, II en III’.

C

Er wordt een bijlage III toegevoegd, opgenomen in de bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

BIJLAGE, BEHOREND BIJ ARTIKEL I, ONDERDEEL C

Bijlage III., behorend bij artikel 11 van de Regeling basisregistratie ondergrond

Deze bijlage betreft de catalogus van de registratieobjecten grondwatermonitoringnet, grondwatersamenstellingsonderzoek en grondwaterstandsonderzoek en is tevens gepubliceerd op www.basisregistratieondergrond.nl.

BASISREGISTRATIE ONDERGROND (BRO) CATALOGUS GRONDWATERMONITORINGNET

Datum: 31 december 2019

Inhoudsopgave

Artikel 1 Definitie van registratieobject, entiteiten en attributen

1

Het domeinmodel

2

Registratieobject

3

Entiteiten en attributen

 

3.1

Grondwatermonitoringnet

 

3.2

Registratiegeschiedenis

 

3.3

Monitoringnetgeschiedenis

 

3.4

Tussentijdse gebeurtenis

 

3.5

Meetpunt

 

3.6

GMW-monitoringbuis

Artikel 2 Beschrijving van uitbreidbare waardelijsten

 

1.1

GrondwaterAspect

 

1.2

KaderAanlevering

 

1.3

Monitoringdoel

 

1.4

Registratiestatus

 

1.5

NaamGebeurtenis

Toelichting

1

Grondwatermonitoringnet

 

1.1

Grondwatermonitoring

 

1.2

Domein grondwatermonitoring in de basisregistratie ondergrond

 

1.3

Wettelijk kader en monitoringdoel

 

1.4

Meetpunten

 

1.5

Object met een levensloop

 

1.6

Kwaliteit en kwantiteit

 

1.7

Kwaliteitsregime IMBRO/A

 

1.8

Samenhang en consistentie tussen verschillende registratieobjecten in het grondwaterdomein

 

1.9

INSPIRE

 

1.10

Bijlage: Wettelijk kader en monitoringdoel

Artikel 1 Definitie van registratieobject, entiteiten en attributen

1 Het domeinmodel

Domeinmodel

2 Registratieobject

Naam

Grondwatermonitoringnet

Code

GMN

Definitie

Het geheel van gegevens dat betrekking heeft op een grondwatermonitoringnet: een verzameling locaties waar periodiek onderzoek aan het grondwater op een of meerdere bepaalde dieptes wordt gedaan om de toestand van het grondwater in het gebied vanuit een perspectief te bepalen, om de eventuele veranderingen daarin te kunnen volgen.

Populatie

Zie scope document.

3 Entiteiten en attributen

3.1 Grondwatermonitoringnet

Grondwatermonitoringnet

Type gegeven

Entiteit

Definitie

De gegevens die het grondwatermonitoringnet identificeren.

Regels

Gedurende de periode waarin monitoring plaatsvindt moet er altijd minstens één GMW-monitoringbuis zijn die een meetpunt vormt in het grondwatermonitoringnet.

Er moet minstens één GMW-monitoringbuis zijn die geen einddatum heeft wanneer het grondwatermonitoringnet geen einddatum heeft.

Relaties met andere entiteiten

Grondwatermonitoringnet monitoringnetgeschiedenis 1 Monitoringnetgeschiedenis

Grondwatermonitoringnet registratiegeschiedenis 1 Registratiegeschiedenis

Grondwatermonitoringnet bestaat uit 1..* Meetpunt

Grondwatermonitoringnet is specialisatie van Registratieobject

3.1.1 BRO-ID

Type gegeven

Attribuut van Grondwatermonitoringnet

Definitie

De identificatie van een grondwatermonitoringnet in de registratie ondergrond.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Registratieobjectcode

– Type

Code

– Opbouw

GMNNNNNNNNNNNNN

Toelichting

De basisregistratie ondergrond kent bij registratie automatisch de juiste waarde aan het object toe.

Materiële geschiedenis

Nee

3.1.2 bronhouder

Type gegeven

Attribuut van Grondwatermonitoringnet

Definitie

Het KvK-nummer van de maatschappelijke activiteit van de publiekrechtelijke rechtspersoon die bronhouder is van de gegevens in de basisregistratie ondergrond.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Organisatie

– Type

Keuze

Regels

De organisatie moet binnen de basisregistratie ondergrond als bronhouder van grondwatermonitoringnet bekend zijn.

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven in het geval de dataleverancier niet de bronhouder is.

Materiële geschiedenis

Nee

3.1.3 object-ID bronhouder

Type gegeven

Attribuut van Grondwatermonitoringnet

Definitie

De identificatie die door of voor de bronhouder is gebruikt om het object in de eigen administratie te kunnen vinden.

Juridische status

Niet-authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Tekst 200

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder. Het is in de registratie opgenomen om de communicatie tussen de registerbeheerder en de bronhouder of dataleverancier te vergemakkelijken.

3.1.4 dataleverancier

Type gegeven

Attribuut van Grondwatermonitoringnet

Definitie

De identificatie die de organisatie die het object aan de basisregistratie ondergrond heeft aangeleverd, als onderneming in het Handelsregister heeft.

Juridische status

Niet-authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Organisatie

– Type

Keuze

3.1.5 kwaliteitsregime

Type gegeven

Attribuut van Grondwatermonitoringnet

Definitie

De aanduiding van de kwaliteitseis waaraan de gegevens van het object voldoen.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Kwaliteitsregime

– Type

Waardelijst niet uitbreidbaar

3.1.6 naam

Type gegeven

Attribuut van Grondwatermonitoringnet

Definitie

De naam waaronder het monitoringnet bekend is.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Tekst 200

Toelichting

Dit is een naam die binnen het werkveld herkenbaar is. De identificatie die de bronhouder in zijn eigen administratie gebruikt, voordat het grondwatermonitoringnet was geregistreerd in de basisregistratie ondergrond, ligt vast in object-ID bronhouder.

Materiële geschiedenis

Nee

3.1.7 kader aanlevering

Type gegeven

Attribuut van Grondwatermonitoringnet

Definitie

De rechtsgrond op basis waarvan, of bij afwezigheid daarvan, de activiteit naar aanleiding waarvan, het betreffende gegeven is aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

KaderAanlevering

Toelichting

De wetgever stipuleert dat het gegeven moet zijn vastgelegd om inzicht te geven in de relatie met de taken van een bestuursorgaan. Het gegeven geeft inzicht in de maatschappelijke betekenis van de informatie. Het betreft hier de huidige rechtsgrond op basis waarvan de monitoring plaatsvindt. Aangezien de wetgeving kan veranderen gedurende de periode van monitoren, terwijl het monitoringdoel gelijk kan blijven, geldt dat de rechtsgrond gedurende de levensduur van het grondwatermonitoringnet kan veranderen. Het kader aanlevering van een grondwatermonitoringnet kan anders zijn dan het kader aanlevering van een grondwatermonitoringput waarnaar vanuit een meetpunt in het grondwatermonitoringnet wordt verwezen.

Materiële geschiedenis

Nee

3.1.8 monitoringdoel

Type gegeven

Attribuut van Grondwatermonitoringnet

Definitie

Het doel waarvoor de monitoring in het grondwatermonitoringnet plaatsvindt.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Monitoringdoel

Toelichting

Voor de aspecten kwaliteit en kwantiteit zijn er verschillende monitoringdoelen. In het geval dat er in het kader van het grondwatermonitoringnet metingen aan zowel de kwaliteit als de kwantiteit worden gedaan, wordt het monitoringdoel bij het primaire, meest belangrijke aspect vastgelegd.

Materiële geschiedenis

Nee

3.1.9 grondwateraspect

Type gegeven

Attribuut van Grondwatermonitoringnet

Definitie

Het aspect van grondwater dat wordt gemonitord in het grondwatermonitoringnet.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

GrondwaterAspect

Toelichting

In het geval dat er in het kader van het grondwatermonitoringnet metingen aan zowel de kwaliteit als de kwantiteit worden gedaan, wordt in dit attribuut het primaire, meest belangrijke aspect vastgelegd.

Materiële geschiedenis

Nee

3.2 Registratiegeschiedenis

Type gegeven

Entiteit

Definitie

De gegevens die de geschiedenis van het object in de registratie ondergrond markeren.

Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument maar worden automatisch door de basisregistratie ondergrond gegenereerd.

Relaties met andere entiteiten

Grondwatermonitoringnet registratiegeschiedenis 1 Registratiegeschiedenis

3.2.1 tijdstip registratie object

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De datum en het tijdstip waarop er voor het eerst gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

DatumTijd

Materiële geschiedenis

Nee

3.2.2 registratiestatus

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De actuele fase van registratie waarin het registratieobject zich bevindt.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Registratiestatus

Materiële geschiedenis

Nee

3.2.3 tijdstip laatste aanvulling

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De datum en het tijdstip waarop de laatste aanvulling op de gegevens in de registratie ondergrond is doorgevoerd.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

0..1

Domein

 

– Naam

DatumTijd

Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer na de start van de registratie van een grondwatermonitoringnet aanvullende gegevens zijn vastgelegd.

Materiële geschiedenis

Nee

3.2.4 tijdstip voltooiing registratie

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De datum en het tijdstip waarop alle gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

0..1

Domein

 

– Naam

DatumTijd

Regels

De tijdstip voltooiing registratie moet aanwezig zijn wanneer de registratiestatus de waarde voltooid heeft.

Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig als alle aan te leveren gegevens zijn geregistreerd. Na dit tijdstip kunnen geen nieuwe gegevens meer ter registratie worden aangeboden. Wel kunnen fouten in de registratie worden verbeterd.

Materiële geschiedenis

Nee

3.2.5 gecorrigeerd

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De aanduiding die aangeeft of er een verbetering in de gegevens van het object in de registratie ondergrond heeft plaatsgevonden.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

IndicatieJaNee

– Type

Waardelijst niet uitbreidbaar

Materiële geschiedenis

Nee

3.2.6 tijdstip laatste correctie

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De datum en het tijdstip waarop de laatste correctie in de gegevens van het registratieobject is doorgevoerd.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

0..1

Domein

 

– Naam

DatumTijd

Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn als de waarde van het attribuut gecorrigeerd gelijk is aan ja.

Materiële geschiedenis

Nee

3.2.7 in onderzoek

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De aanduiding die aangeeft of het registratieobject door de registerbeheerder in onderzoek is genomen.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

IndicatieJaNee

– Type

Waardelijst niet uitbreidbaar

Toelichting

Wanneer een registratieobject in onderzoek is genomen betekent dit dat er bij de registerbeheerder gerede twijfel bestaat over de juistheid van de geregistreerde gegevens en dat er een onderzoek is gestart om vast te stellen wat de juiste gegevens zijn. Normaliter gaat hieraan een melding van derden vooraf.

Materiële geschiedenis

Nee

3.2.8 in onderzoek sinds

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De datum en het tijdstip waarop de registerbeheerder het registratieobject in onderzoek heeft genomen.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

0..1

Domein

 

– Naam

DatumTijd

Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn als de waarde van het attribuut in onderzoek gelijk is aan ja.

Materiële geschiedenis

Nee

3.2.9 uit registratie genomen

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de gegevens van het registratieobject door de registerbeheerder uit registratie zijn genomen.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

IndicatieJaNee

– Type

Waardelijst niet uitbreidbaar

Toelichting

Wanneer de registerbeheerder een registratieobject uit registratie heeft genomen, zijn de gegevens niet langer beschikbaar voor andere afnemers dan bronhouder en dataleverancier. De registerbeheerder zal een registratieobject alleen bij hoge uitzondering uit registratie nemen en alleen na akkoord van de bronhouder. Aan de beslissing gaat een proces van zorgvuldige afweging vooraf en dat komt tot uitdrukking in de regel dat een registratieobject slechts een keer uit registratie kan worden genomen.

Materiële geschiedenis

Nee

3.2.10 tijdstip uit registratie genomen

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De datum en het tijdstip waarop het registratieobject uit registratie is genomen.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

0..1

Domein

 

– Naam

DatumTijd

Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn als de waarde van het attribuut uit registratie genomen gelijk is aan ja.

Materiële geschiedenis

Nee

3.2.11 weer in registratie genomen

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De aanduiding die aangeeft of het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het eerder uit registratie was genomen.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

IndicatieJaNee

– Type

Waardelijst niet uitbreidbaar

Toelichting

De registerbeheerder kan een registratieobject eenmalig uit registratie nemen, en die actie kan hij eenmalig ongedaan maken. Ook hiervoor geldt dat akkoord van de bronhouder vereist is.

Materiële geschiedenis

Nee

3.2.12 tijdstip weer in registratie genomen

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De datum en het tijdstip waarop het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het uit registratie was genomen.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

0..1

Domein

 

– Naam

DatumTijd

Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn als de waarde van het attribuut weer in registratie genomen gelijk is aan ja.

Materiële geschiedenis

Nee

3.3 Monitoringnetgeschiedenis

Monitoringnetgeschiedenis

Type gegeven

Entiteit

Definitie

Het geheel van gebeurtenissen dat de geschiedenis van het grondwatermonitoringnet in de werkelijkheid beschrijft.

Relaties met andere entiteiten

Monitoringnetgeschiedenis tussentijdse gebeurtenis 0..* Tussentijdse gebeurtenis

Grondwatermonitoringnet monitoringnetgeschiedenis 1 Monitoringnetgeschiedenis

3.3.1 begindatum monitoring

Type gegeven

Attribuut van Monitoringnetgeschiedenis

Definitie

De datum die het begin aangeeft van de periode waarin het monitoren van het grondwater plaatsvindt.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Datum

– Naam IMBRO/A

OnvolledigeDatum

– Waardebereik

1-1-1800 tot heden

Materiële geschiedenis

Nee

3.3.2 einddatum monitoring

Type gegeven

Attribuut van Monitoringnetgeschiedenis

Definitie

De datum die het einde aangeeft van de periode waarin de grondwatermonitoring plaatsvindt.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

0..1

Domein

 

– Naam

Datum

– Naam IMBRO/A

OnvolledigeDatum

Regels

De waarde van het attribuut moet liggen na de waarde begindatum monitoring.

De waarde van het attribuut moet liggen voor het tijdstip voltooiing registratie van de entiteit Registratiegeschiedenis.

Regels IMBRO/A

Onder kwaliteitsregime IMBRO/A moet dit gegeven aanwezig.

Toelichting

De bronhouder geeft de einddatum op wanneer het monitoren in het kader van het monitoringnet eindigt. Tot die tijd blijft de einddatum leeg.

Materiële geschiedenis

Nee

3.4 Tussentijdse gebeurtenis

Tussentijdse gebeurtenis

Type gegeven

Entiteit

Definitie

Een gebeurtenis die na het starten van het grondwatermonitoringnet maar voor het beëindigen ervan heeft plaatsgevonden.

Relaties met andere entiteiten

Monitoringnetgeschiedenis tussentijdse gebeurtenis 0..* Tussentijdse gebeurtenis

3.4.1 naam gebeurtenis

Type gegeven

Attribuut van Tussentijdse gebeurtenis

Definitie

De benaming van de tussentijdse gebeurtenis.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

NaamGebeurtenis

Toelichting

Het gegeven staat niet in een brondocument. In de basisregistratie ondergrond wordt het gegeven afgeleid op het moment dat het betreffende brondocument (voor het toevoegen van een meetpunt, het beëindigen van een meetpunt of het vervangen van de verwijzing naar een monitoringbuis) wordt aangeleverd.

Materiële geschiedenis

Nee

3.4.2 datum gebeurtenis

Type gegeven

Attribuut van Tussentijdse gebeurtenis

Definitie

De datum waarop de tussentijdse gebeurtenis heeft plaatsgevonden.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Datum

– Naam IMBRO/A

OnvolledigeDatum

– Waardebereik

1-1-1800 tot heden

Regels

De datum mag niet voor begindatum monitoring en niet na einddatum monitoring van entiteit Monitoringnetgeschiedenis liggen.

Materiële geschiedenis

Nee

3.5 Meetpunt

Meetpunt

Type gegeven

Entiteit

Definitie

Een locatie waar ten behoeve van het grondwatermonitoringnet metingen aan grondwater op een bepaalde diepte gedaan worden.

Relaties met andere entiteiten

Meetpunt gevormd door 1 GMW-monitoringbuis

Grondwatermonitoringnet bestaat uit 1..* Meetpunt

3.5.1 meetpuntcode

Type gegeven

Attribuut van Meetpunt

Definitie

Het door de bronhouder aangeleverde identificerend gegeven van het meetpunt.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Tekst 40

Regels

De waarde van het attribuut moet uniek zijn binnen het grondwatermonitoringnet.

Materiële geschiedenis

Nee

3.6 GMW-monitoringbuis

GMW-monitoringbuis

Type gegeven

Entiteit

Definitie

De gegevens die nodig zijn voor de unieke identificatie van een specifieke buis in een grondwatermonitoringput.

Toelichting

Het BRO-ID van de grondwatermonitoringput wordt opgenomen plus het volgnummer van de specifieke buis in de put.

Relaties met andere entiteiten

Meetpunt gevormd door 1 GMW-monitoringbuis

3.6.1 BRO-ID

Type gegeven

Attribuut van GMW-monitoringbuis

Definitie

De identificatie van de grondwatermonitoringput in de basisregistratie ondergrond.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Registratieobjectcode

– Type

Code

– Opbouw

GMWNNNNNNNNNNNN

Materiële geschiedenis

Nee

3.6.2 buisnummer

Type gegeven

Attribuut van GMW-monitoringbuis

Definitie

Het identificerende nummer van de monitoringbuis in de grondwatermonitoringput in de basisregistratie ondergrond.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Nummer 3

Materiële geschiedenis

Nee

Artikel 2 Beschrijving van uitbreidbare waardelijsten

1.1 GrondwaterAspect

Definitie

De lijst met de aspecten van grondwater die worden gemonitord in het grondwatermonitoringnet.

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

kwaliteit

De samenstelling van het grondwater.

kwantiteit

De stand of hoeveelheid van het grondwater.

onbekend

 

Het is onbekend welk aspect van grondwater is gemonitord.

1.2 KaderAanlevering

Definitie

De lijst met de rechtsgronden op basis waarvan, of bij afwezigheid daarvan, de activiteit naar aanleiding waarvan, het betreffende gegeven wordt aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond.

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

drinkwaterwet

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de drinkwaterwet.

kaderrichtlijnWater

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de kaderrichtlijn water.

ontgrondingenwet

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de ontgrondingenwet.

waterschapswet

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de waterschapswet.

waterwetGrondwaterzorgplicht

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van de grondwaterzorgplicht volgens de waterwet.

waterwetOnttrekkingInfiltratie

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van meldingen en/of vergunningen met betrekking tot grondwateronttrekking en/of waterinfiltratie volgens de waterwet.

waterwetPeilbeheer

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van peilbeheer volgens de waterwet.

waterwetStrategischGrondwaterbeheer

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van strategisch grondwaterbeheer volgens de waterwet.

waterwetWaterstaatswerkAanlegWijziging

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van door de bronhouder uitgevoerde aanleg of wijziging van waterstaatswerken volgens de waterwet.

waterwetWaterstaatswerkBeheer

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van het beheer van waterstaatswerken door de bronhouder volgens de waterwet.

waterwetWaterstaatswerkIngreep

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van een vergunning voor een ingreep aan waterstaatswerken volgens de waterwet.

wetNatuurbescherming

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van wet natuurbescherming.

archiefoverdracht

 

De gegevens zijn aangeleverd in het kader van archiefoverdracht.

1.3 Monitoringdoel

Definitie

De lijst met doelen waarvoor de monitoring in het grondwatermonitoringnet plaatsvindt.

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

strategischBeheerKwaliteitLandelijk

Kennis over de bruikbaarheid van de voorraad grondwater op landelijke schaal, ten behoeve van planvorming en beheerskaders.

strategischBeheerKwantiteitLandelijk

Kennis over de omvang van de voorraad grondwater op landelijke schaal, ten behoeve van planvorming en beheerskaders.

strategischBeheerKwaliteitRegionaal

Kennis over de bruikbaarheid van de voorraad grondwater op regionale schaal, ten behoeve van planvorming en beheerskaders.

strategischBeheerKwantiteitRegionaal

Kennis over de omvang van de voorraad grondwater op regionale schaal, ten behoeve van planvorming en beheerskaders.

beheersingStedelijkGebied

Kennis over de stand van het ondiepe grondwater om die in stedelijke omgeving te kunnen beheersen.

gevolgenOnttrekkingKwaliteit

Kennis over de gevolgen van het onttrekken van grondwater en/of het infiltreren van water voor de chemische samenstelling (verontreiniging) van het grondwater.

gevolgenOnttrekkingKwantiteit

Kennis over de gevolgen van het onttrekken van grondwater en/of het infiltreren van water voor de omvang van de voorraad grondwater die de mens ter beschikking staat.

gevolgenPeilbeheer

Kennis over de gevolgen van maatregelen/ingrepen in het kader van peilbeheer voor de stand van het grondwater.

gevolgenWaterstaatswerkKwaliteit

Kennis over de gevolgen van de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk voor de kwaliteit van het grondwater.

gevolgenWaterstaatswerkKwantiteit

Kennis over de gevolgen van de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk voor de stand van het grondwater.

waterstaatswerkBeheerKwaliteit

Kennis over de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van het beheer van waterstaatswerken.

waterstaatswerkBeheerKwantiteit

Kennis over de stand van het grondwater ten behoeve van het beheer van waterstaatswerken.

veiligstellingGrondwaterKwaliteit

Kennis over grondwaterverontreinigingen op de schaal van een grondwaterlichaam die de bruikbaarheid ten behoeve van mens en natuur bedreigen, met als doel het borgen van een goede chemische toestand en het signaleren van stijgende trends.

veiligstellingGrondwaterKwantiteit

Kennis over de omvang van de voorraad grondwater die beschikbaar is voor de mens op de schaal van een grondwaterlichaam, met als doel de veiligstelling hiervan.

waterstaatkundigeVerzorgingKwaliteit

Kennis over de bruikbaarheid van het grondwater ten behoeve van het operationeel beheer / de waterstaatkundige verzorging van het gebied.

waterstaatkundigeVerzorgingKwantiteit

Kennis over de omvang en/of peil van het grondwater ten behoeve van het operationeel beheer / de waterstaatkundige verzorging van het gebied.

veiligstellingDrinkwatervoorzieningKwaliteit

Kennis over de bruikbaarheid van het grondwater ten behoeve van (het veiligstellen van) de huidige en toekomstige drinkwatervoorziening.

veiligstellingDrinkwatervoorzieningKwantiteit

Kennis over de voorraad van het grondwater ten behoeve van (het veiligstellen van) de huidige en toekomstige drinkwatervoorziening.

gevolgenOntgronding

Kennis over de gevolgen van ontgronding voor de grondwaterhuishouding.

natuurbescherming

Kennis over de bruikbaarheid van het grondwater ten behoeve van de instandhouding/bescherming van de natuur.

natuurbeheer

Kennis over de stand van het grondwater om die te beheersen ten behoeve van natuurbeheer.

onbekend

 

Het is onbekend ten behoeve van welk doel de monitoring heeft plaatsgevonden.

1.4 Registratiestatus

Definitie

De lijst met de actuele fasen van registratie waarin het registratieobject zich kan bevinden.

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

geregistreerd

Het registeren van de gegevens van het object is gestart. De gegevens uit het eerste brondocument zijn in de registratie ondergrond vastgelegd. Er zijn daarna geen nieuwe gegevens geregistreerd.

aangevuld

Het registeren van de gegevens van het object heeft na de start van de registratie een vervolg gekregen. De gegevens in de registratie ondergrond zijn minimaal een keer aangevuld met nieuwe gegevens.

voltooid

Het registeren van de gegevens van het object is voltooid. Alle gegevens zijn in de registratie ondergrond vastgelegd en er kunnen geen nieuwe gegevens meer worden geregistreerd.

1.5 NaamGebeurtenis

Definitie

De lijst van mogelijke gebeurtenissen die na het starten van het grondwatermonitoringnet maar voor het beëindigen ervan hebben plaatsgevonden.

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

meetpuntToevoegen

Het toevoegen van een aanvullend meetpunt aan het grondwatermonitoringnet.

meetpuntBeeindigen

Het verwijderen van een meetpunt uit het grondwatermonitoringnet waarbij er minimaal één ander meetpunt moet blijven bestaan.

monitoringbuisVervangen

Het vervangen van de verwijzing van een meetpunt, van de ene grondwatermonitoringput (GMW) - monitoringbuis combinatie naar een andere GMW-monitoringbuis combinatie waarbij er altijd één GMW-monitoringbuis combinatie is gekoppeld aan een meetpunt.

Toelichting

1 Grondwatermonitoringnet

1.1 Grondwatermonitoring

Grondwater is een belangrijke bestaansbron. Het grondwater wordt daarom in Nederland in de gaten gehouden en beheerd. Het beheer van het grondwater richt zich op de hoeveelheid bruikbaar grondwater en de kwaliteit ervan. Om dit beheer goed te kunnen uitvoeren, wordt in Nederland de toestand van het grondwater over langere tijd gevolgd. Dat heet grondwatermonitoring. Er wordt daarbij gekeken naar de grondwaterstand (kwantiteit), en naar de samenstelling van het grondwater (kwaliteit). Hiervoor worden grondwaterstandonderzoeken en grondwatersamenstellingsonderzoeken uitgevoerd.

In het domein grondwatermonitoring van de basisregistratie ondergrond staan de grondwatermonitoringnetten centraal die zijn ingesteld om het grondwater in Nederland te kunnen beheren. Het doel waarvoor een monitoringnet is ingesteld, het monitoringdoel, beperkt zich in veel gevallen tot kwantiteit of kwaliteit, maar het komt ook voor dat onderzoek aan zowel de kwantiteit als de kwaliteit wordt gedaan binnen hetzelfde grondwatermonitoringnet.

Grondwatermonitoring houdt in dat de toestand van het grondwater in een bepaald gebied, of eigenlijk in een bepaald deel van de ondergrond, over langere tijd gevolgd wordt. De grootte van het gebied en de diepte van monitoring verschillen per grondwatermonitoringnet. Ook de duur van monitoring wisselt sterk.

In het Besluit basisregistratie ondergrond is omschreven welke vormen van monitoring onder deze basisregistratie vallen. Het belangrijkste criterium is het type organisatie dat verantwoordelijk is voor het beheer van het grondwater: de grondwatermonitoring moet door of in opdracht van een bestuursorgaan, de bronhouder, worden uitgevoerd. Verder is er een beperking aan de tijdschaal gesteld. Wanneer een monitoringnet is ingesteld om de toestand van het grondwater over een periode van ten minste één jaar te volgen, dan valt het altijd onder de basisregistratie ondergrond. Voor monitoringnetten met een kortere duur maakt het bestuursorgaan zelf de afweging of de gegevens in de basisregistratie moeten worden opgenomen. De periode van een jaar is lang genoeg voor het uitfilteren van de effecten van kleinschalige en kortdurende invloeden, zodat de informatie die in de basisregistratie wordt vastgelegd blijvende gebruikswaarde heeft. Aan de ruimtelijke schaal van monitoring zijn voor de basisregistratie ondergrond geen grenzen gesteld anders dan geldt voor de gehele basisregistratie ondergrond, namelijk dat die gegevens bevat over de ondergrond van Nederland en zijn Exclusieve Economische Zone (EEZ). De EEZ is het gebied op de Noordzee waar Nederland economische rechten heeft.

In de Regels omtrent de basisregistratie ondergrond en het Besluit basisregistratie ondergrond staat dat de basisregistratie ondergrond vooralsnog geen milieukwaliteitinformatie bevat. Voor het grondwatermonitoringdomein zijn monitoringnetten rondom milieuhygiënische projecten, waarin het met name gaat om het monitoren van de verontreiniging van de bodem en het grondwater, daarmee voorlopig buiten scope geplaatst. Op 18 december 2018 is in de Tweede Kamer een motie (Kamerstuk 34864-19) aangenomen waarin de regering wordt verzocht ‘om informatie over bodemverontreiniging in de basisregistratie ondergrond op te nemen’. Op het moment van publiceren van deze catalogus is nog niet bekend wat de gevolgen van deze motie zullen zijn voor de scope van het registratieobject Grondwatermonitoringnet.

De monitoring van de kwaliteit van de ondiepe bodem met het daarin aanwezige grondwater (bodemvocht), zoals dat gedaan wordt om de gevolgen van met name landbouwactiviteiten te kunnen volgen, valt buiten de scope van het registratieobject Grondwatermonitoringnet. De volledige scopeafbakening is beschreven in het Scopedocument grondwatermonitoringnet GMN.

1.2 Domein grondwatermonitoring in de basisregistratie ondergrond

Het domein grondwatermonitoring in de basisregistratie ondergrond omvat de volgende vier registratieobjecten:

  • Grondwatermonitoringnet;

  • Grondwatermonitoringput;

  • Grondwatersamenstellingsonderzoek (grondwaterkwaliteit);

  • Grondwaterstandonderzoek (grondwaterkwantiteit).

In de voorliggende catalogus gaat het over het registratieobject Grondwatermonitoringnet.

In de technische landelijke voorziening van de basisregistratie ondergrond worden Engelstalige benamingen gehanteerd voor de registratieobjecten. Omwille van de aansluiting hiermee worden voor de registratieobjecten Engelstalige afkortingen gebruikt. In deze catalogus worden alleen Engelstalige afkortingen en de Nederlandstalige termen gebruiken.

  • Grondwatermonitoringnet wordt afgekort tot GMN (Groundwater Monitoring Network);

  • Grondwatermonitoringput wordt afgekort tot GMW (Groundwater Monitoring Well);

  • Grondwatersamenstellingsonderzoek wordt afgekort tot GAR (Groundwater Analysis Report);

  • Grondwaterstandonderzoek wordt afgekort tot GLD (Groundwater Level Dossier).

Figuur 1 De samenhang tussen de vier registratieobjecten binnen het domein grondwatermonitoring.

Figuur 1 De samenhang tussen de vier registratieobjecten binnen het domein grondwatermonitoring.

Een grondwatermonitoringput betreft de putconstructie die gebruikt wordt om standen en/of de samenstelling van het grondwater te meten. Gewoonlijk bestaat een put uit een samenstel van buizen dat aan het oppervlak wordt beschermd tegen invloeden van buitenaf. Via de buizen wordt het grondwater dat zich op een bepaalde diepte bevindt ontsloten. Het deel van de buis waardoor het grondwater binnen kan komen is het filter. Elke buis heeft één filter. Een filter fungeert als meetpunt in de basisregistratie ondergrond. Informatie over grondwatermonitoringput is beschreven in de Catalogus Grondwatermonitoringput.

Binnen het grondwaterdomein in de basisregistratie ondergrond kent alleen de grondwatermonitoringput een fysieke locatie. De drie andere registratieobjecten zijn aan het registratieobject grondwatermonitoringsput gekoppeld en hebben daarmee indirect een locatie. Bij grondwaterstandonderzoeken en grondwatersamenstellingsonderzoeken ligt de verwijzing vast naar het filter in de grondwatermonitoringput waarin het onderzoek is uitgevoerd. Daarnaast ligt bij grondwaterstandonderzoeken en grondwatersamenstellingsonderzoeken de verwijzing vast naar één of meerdere grondwatermonitoringnetten ten behoeve waarvan het onderzoek is uitgevoerd.

Een grondwatermonitoringnet is een verzameling locaties waar periodiek onderzoek aan het grondwater op een bepaalde diepte wordt gedaan om de toestand van het grondwater vanuit een perspectief te kunnen bepalen en de eventuele veranderingen erin te kunnen volgen. Het grondwatermonitoringnet faciliteert daardoor de groepering van onderzoeksgegevens door bronhouder op basis van het doel van monitoring. Het registratieobject vergroot daarmee de hergebruikswaarde voor afnemers van de gegevens van de basisregistratie ondergrond.

Een grondwatermonitoringnet valt onder de verantwoordelijkheid van één bronhouder en heeft een vastgesteld monitoringdoel. In de praktijk komt het voor dat een grondwatersamenstellings- of grondwaterstandonderzoek ten behoeve van meer dan één doel wordt uitgevoerd. Een bronhouder kan bijvoorbeeld omwille van de efficiëntie besluiten om één grondwatersamenstellingsonderzoek te laten doen, en de resultaten ervan zowel voor de Kaderrichtlijn Waterverplichtingen als voor een eigen provinciaal monitoringdoel te gebruiken. Omdat er voor afzonderlijke monitoringdoelen verschillende grondwatermonitoringnetten zijn, betekent dit voor de basisregistratie ondergrond dat een grondwatersamenstellings- of grondwaterstandonderzoek kan toebehoren aan één of meerdere grondwatermonitoringnetten.

Een grondwatersamenstellings- en grondwaterstandonderzoek kan ook worden uitgevoerd ten behoeve van meerdere doelen van verschillende bestuursorganen. In dat geval is één van deze bestuursorganen de bronhouder van het onderzoek. Deze bronhouder levert het onderzoek aan de basisregistratie ondergrond aan, inclusief de koppeling aan alle grondwatermonitoringnetten waarvoor het onderzoek is uitgevoerd. De bronhouder is daarmee dus ook verantwoordelijk voor de koppeling van het onderzoek aan een grondwatermonitoringnet van een ander bestuursorgaan.

Op de website basisregistratie ondergrond is meer informatie te vinden over grondwatersamenstellingsonderzoek en grondwaterstandonderzoek.

1.3 Wettelijk kader en monitoringdoel

Met het registratieobject Grondwatermonitoringnet wordt de groepering van samenhangende onderzoeksgegevens, namelijk van onderzoeken die vanuit hetzelfde bepaalde doel zijn uitgevoerd, tot een gegevensset gefaciliteerd. Naast de (her)gebruikswaarde van de afzonderlijke onderzoeksgegevens, ontstaat hiermee toegevoegde (her)gebruikswaarde door groepering in een gegevensset. Bestuursorganen en andere gebruikers worden met deze gegevenssets in staat gesteld om huidige en toekomstige geohydrologische vraagstukken beter en efficiënter te beantwoorden.

Een grondwateronderzoek kan ten behoeve van meer dan één monitoringdoel uitgevoerd worden: een onderzoek kan in het kader van meerdere grondwatermonitoringnetten tegelijk zijn uitgevoerd, en dus deel uitmaken van meerdere gegevenssets. In het registratieobject Grondwatermonitoringnet worden daartoe het doel van de monitoring (monitoringdoel) vastgelegd en het wettelijk kader waar dit doel uit volgt (kader aanlevering). In de bijlage is een overzicht opgenomen van de wettelijke kaders en de daarbij behorende monitoringdoelen.

Bij de registratieobjecten Grondwatersamenstellingsonderzoek en Grondwaterstandonderzoek wordt vastgelegd ten behoeve van welk(e) monitoringnet(ten) het onderzoek is uitgevoerd. Het kader aanlevering van een grondwatermonitoringnet geldt daarmee ook voor de aan het monitoringnet gekoppelde onderzoeken.

De wettelijke kaders waarbinnen grondwatermonitoring plaatsvindt, staan in de codelijst KaderAanlevering. In deze codelijst zijn alleen wetten opgenomen die op dit moment in werking zijn. Er wordt op dit moment gewerkt aan de Omgevingswet. Het is de ambitie om verschillende wetten die in de codelijst KaderAanlevering staan, waaronder de Waterwet, de Wet natuurbescherming en de Ontgrondingenwet, te laten opgaan in de Omgevingswet. De Omgevingswet is nog niet in werking getreden, en is daarom niet opgenomen in de codelijst KaderAanlevering.

In de basisregistratie ondergrond ligt alleen de huidige rechtsgrond vast op basis waarvan de monitoring plaatsvindt. Aangezien de wetgeving kan veranderen gedurende de periode van monitoren, terwijl het monitoringdoel gelijk kan blijven, geldt dat de rechtsgrond gedurende de levensduur van het grondwatermonitoringnet kan veranderen. In dat geval geeft de bronhouder de nieuwe waarde voor kader aanlevering door, en vervangt dit de waarde die op dat moment vastligt. In de basisregistratie ondergrond ligt van kader aanlevering alleen de huidige waarde vast, er wordt van dit gegeven geen materiële geschiedenis bijgehouden.

1.4 Meetpunten

Om aan te geven op welke locaties er onderzoek wordt gedaan ten behoeve van het monitoringdoel, ligt bij een grondwatermonitoringnet vast welke meetpunten onderdeel zijn van het net. Een meetpunt wordt gevormd door een filter dat zich in een monitoringbuis van een grondwatermonitoringput bevindt. In de basisregistratie ondergrond wordt de verwijzing naar deze monitoringbuis vastgelegd door middel van het BRO-ID van de grondwatermonitoringput en het buisnummer. Het grondwatermonitoringnet en de grondwatermonitoringputten kunnen overigens verschillende bronhouders hebben.

Het meetpunt wordt binnen de basisregistratie ondergrond geïdentificeerd door de meetpuntcode. Deze code is uniek binnen het grondwatermonitoringnet en wordt door de bronhouder bepaald en aangeleverd.

De verzameling meetpunten geeft de samenstelling van het grondwatermonitoringnet weer, en geeft inzicht in het gebied waarin wordt gemonitord. De verzameling meetpunten waaruit het monitoringnet bestaat, kan veranderen in de tijd: de verzameling meetpunten kan worden uitgebreid en/of ingekrompen. In de tijd kunnen ook meetpunten zelf veranderen: een meetpunt kan opeenvolgend gevormd worden door verschillende, in buizen aanwezige filters. Deze filters kunnen onderdeel zijn van verschillende grondwatermonitoringputten. Bijvoorbeeld wanneer een filter verstopt raakt of de put kapot gaat en vervangen wordt door een nieuwe put. Als de bronhouder van een grondwatermonitoringnet de vervangende put en de daarin aanwezige buis met filter met het oog op het monitoringdoel van het monitoringnet beschouwt als voldoende vergelijkbaar met het oude filter (in de voorgaande put), dan kan hij ervoor kiezen om het meetpunt voort te zetten met het vervangende filter in de buis van de (vervangende) put.

Om de geohydrologische context te kunnen begrijpen, moet de gebruiker van de basisregistratie ondergrond de volledige, door de bronhouder gedefinieerde, gegevensset van een grondwatermonitoringnet kunnen raadplegen. Voor optimale herbruikbaarheid is het daarom nodig dat deze verzameling van meetpunten volledig en juist in de basisregistratie ondergrond wordt vastgelegd. Om het aanleveren van gegevens van de verschillende registratieobjecten in het grondwaterdomein gemakkelijker te maken is het is niet verplicht om deze gegevens meteen bij registratie volledig aan te leveren. Bij een grondwatermonitoringnet moet wel altijd minstens één koppeling zijn met een monitoringbuis van een grondwatermonitoringput als meetpunt, zodat het grondwatermonitoringnet op elk moment in de tijd via een gekoppelde grondwatermonitoringput gerelateerd kan worden aan een locatie. De verzameling van meetpunten kan eventueel na registratie van het grondwatermonitoringnet op een later moment compleet gemaakt worden.

1.4.1 Aanduiding buis in gebruik in Grondwatermonitoringput

In het registratieobject Grondwatermonitoringput ligt voor elke buis in de put vast of het filter in die buis in gebruik is (attribuut buis in gebruik). Deze aanduiding geeft aan of het filter van de monitoringbuis een actueel meetpunt vormt in een grondwatermonitoringnet. Een filter vormt een actueel meetpunt als er binnen één of meerdere grondwatermonitoringnetten op de huidige datum een meetpunt is dat naar de betreffende buis in de put verwijst. Het al dan niet gekoppeld zijn van grondwatersamenstellingsonderzoeken of grondwaterstandonderzoeken aan de betreffende buis van de put is niet van invloed op de waarde van buis in gebruik.

De waarde van het attribuut buis in gebruik wordt door de basisregistratie ondergrond afgeleid. Dit wordt niet door een bronhouder aangeleverd. Wanneer de gegevens van de buis worden aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond in het registratieobject Grondwatermonitoringput, krijgt buis in gebruik initieel de waarde 'onbekend'. Wanneer een bronhouder een verandering doorgeeft in een meetpunt van een monitoringnet, dan past de basisregistratie ondergrond, als dat nodig is, ook de waarde van buis in gebruik aan voor de betreffende buis in de grondwatermonitoringput. Dit zorgt ervoor dat buis in gebruik op 'ja' staat wanneer er binnen één of meerdere grondwatermonitoringnetten op de huidige datum een meetpunt is dat naar de betreffende buis in de put verwijst. Het staat op 'nee' wanneer dit niet het geval is.

1.5 Object met een levensloop

Het grondwatermonitoringnet is een object met een levensloop. Een grondwatermonitoringnet bestaat voor langere tijd, en tijdens zijn bestaan kunnen veranderingen optreden die geregistreerd moeten worden in de basisregistratie ondergrond. Registratie van gegevens van een grondwatermonitoringnet is dus geen eenmalige gebeurtenis, maar een proces dat zo lang duurt als het grondwatermonitoringnet bestaat. De levensloop van een grondwatermonitoringnet heeft een begin en een eind, en loopt gelijk met de periode waarin wordt gemonitord.

De monitoringnetgeschiedenis bevat het geheel van gebeurtenissen dat de geschiedenis van het monitoringnet in de werkelijkheid beschrijft: de monitoringgeschiedenis geeft aan wat de begindatum van monitoring is, wat de einddatum van monitoring is en welke gebeurtenissen er tussentijds hebben plaatsgevonden.

Bij het registreren van het grondwatermonitoringnet geeft de bronhouder de begindatum monitoring op. Wanneer de reeds bestaande monitoringnetten voor het eerst in de basisregistratie ondergrond geregistreerd worden, zal de begindatum voor deze monitoringnetten in het verleden liggen.

Tot het moment van beëindigen blijft een grondwatermonitoringnet vanuit het oogpunt van de basisregistratie ondergrond actief. Ook als er gedurende enige of langere tijd geen grondwatersamenstellingsonderzoeken aan gekoppeld worden, of lopende grondwaterstandonderzoeken aan gekoppeld zijn. Bij het eindigen van het monitoren binnen een bepaald grondwatermonitoringnet geeft de bronhouder de einddatum monitoring op. De gegevens van het grondwatermonitoringnet en de onderzoeken die eraan gekoppeld zijn blijven na die einddatum opvraagbaar voor gebruikers.

Wanneer zich gedurende de levensloop van een grondwatermonitoringnet een relevante verandering voordoet, worden de nieuwe gegevens aangeboden aan de basisregistratie ondergrond. Deze veranderingen worden vastgelegd als Tussentijdse gebeurtenis. Van elke tussentijdse gebeurtenis wordt de naam gebeurtenis en de datum gebeurtenis vastgelegd. Tussentijds kan de verzameling meetpunten veranderen; er kunnen meetpunten bijkomen (meetpuntToevoegen) en afvallen (meetpuntBeëindigen). Dit betekent dat van elk meetpunt de begin- en de einddatum wordt vastgelegd. Deze informatie is ook opvraagbaar voor gebruikers.

Bij een meetpunt kan tevens de verwijzing naar de monitoringbuis in de grondwatermonitoringput wijzigen (monitoringbuisVervangen) zie paragraaf 1.4, Meetpunten. De vervangingsdatum van de, aan het meetpunt gekoppelde monitoringbuis in een put, wordt vastgelegd en is daarmee door gebruikers opvraagbaar. Een meetpunt moet altijd een verwijzing naar een monitoringbuis in een put bevatten. De registratie van de tussentijdse gebeurtenis monitoringbuisVervangen kan daarom pas plaatsvinden nadat de grondwatermonitoringput en de monitoringbuis zijn geregistreerd in de basisregistratie ondergrond.

In de registratiegeschiedenis van elk registratieobject ligt vast sinds wanneer het is geregistreerd in de basisregistratie ondergrond (tijdstip registratie object) en wanneer de registratie is voltooid (tijdstip voltooiing registratie). Dit is onderdeel van de formele geschiedenis van het registratieobject. De begindatum en einddatum monitoring van het monitoringnet kunnen andere datums zijn dan de datums in de formele geschiedenis. De begin- en einddatum monitoring zijn onderdeel van de Monitoringnetgeschiedenis. De monitoringnetgeschiedenis vormt de materiële geschiedenis van het registratieobject. Voor uitleg over materiële en formele geschiedenis van objecten: zie de inleidende tekst in het begeleidende document.

1.6 Kwaliteit en kwantiteit

In het kader van een grondwatermonitoringnet wordt onderzoek gedaan naar de kwaliteit of kwantiteit van het grondwater. Het komt ook voor dat er onderzoeken worden uitgevoerd naar beide grondwateraspecten: zowel de kwaliteit als de kwantiteit. In dat geval is wel altijd één van beide grondwateraspecten primair, en vinden er ondersteunend ook onderzoeken aan het andere aspect plaats. Bijvoorbeeld: in sommige monitoringnetten voor kwantiteit worden ook chloridegehaltes gemeten ten behoeve van eventuele correcties (‘zoutcorrecties’).

Voor de aspecten kwaliteit en kwantiteit zijn er afzonderlijke monitoringdoelen. In het geval dat er in het kader van het grondwatermonitoringnet metingen aan zowel de kwaliteit als de kwantiteit worden gedaan, wordt het monitoringdoel bij het primaire, meest belangrijke aspect vastgelegd in de basisregistratie ondergrond. Naast onderzoeken aan het primaire grondwateraspect, kunnen er ook onderzoeken aan het andere aspect gekoppeld zijn aan het grondwatermonitoringnet. Bijvoorbeeld: aan een grondwatermonitoringnet waarin primair het aspect kwantiteit wordt gemonitord, kunnen naast grondwaterstandonderzoeken ook grondwatersamenstellingsonderzoeken gekoppeld worden.

In de basisregistratie ondergrond wordt, naast het monitoringdoel, het grondwateraspect ook in een eigen attribuut vastgelegd. De gebruiker kan hierdoor grondwatermonitoringnetten selecteren op basis van het aspect dat gemonitord wordt: kwaliteit of kwantiteit.

1.7 Kwaliteitsregime IMBRO/A

Een belangrijk aandachtspunt in het domein grondwatermonitoring is het in de basisregistratie ondergrond registreren van historische onderzoeksgegevens van grondwaterkwaliteit en grondwaterstanden. Deze zijn mogelijk niet onder te brengen in een scherp gedefinieerd monitoringnet met bijbehorend wettelijk kader conform de eisen van kwaliteitsregime IMBRO.

Voor historische onderzoeksgegevens zijn het wettelijk kader en het monitoringdoel niet altijd bekend. Deze historische gegevens kunnen aan een grondwatermonitoringnet gekoppeld worden met kwaliteitsregime IMBRO/A. Grondwatermonitoringnetten onder kwaliteitsregime IMBRO/A zijn bedoeld als administratieve oplossing om in de basisregistratie ondergrond historische onderzoeksgegevens, bijvoorbeeld uit archiefoverdracht, te kunnen registreren waarvan niet (meer) bekend is binnen welk(e) monitoringnet(ten) deze tot stand zijn gekomen. Onder kwaliteitsregime IMBRO/A is het daarom mogelijk om grondwatermonitoringnetten te definiëren zonder specifiek wettelijk kader (kader aanlevering 'archiefoverdracht') en zonder specifiek monitoringdoel (monitoringdoel 'onbekend'). Wanneer het monitoringdoel 'onbekend' opgegeven is, kan de bronhouder er daarnaast voor kiezen om het grondwateraspect 'onbekend' vast te leggen, in plaats van specifiek 'kwaliteit' of 'kwantiteit'.

Grondwatermonitoringnetten onder IMBRO/A moeten altijd betrekking hebben op een periode in het verleden: bij registratie geeft de bronhouder een einddatum monitoring in het verleden op, of anders een einddatum monitoring met de waarde 'onbekend'.

1.8 Samenhang en consistentie tussen verschillende registratieobjecten in het grondwaterdomein

De verschillende registratieobjecten in het grondwaterdomein en hun gegevens hebben samenhang. Zie de beschrijving hiervan in paragraaf ‘Domein grondwatermonitoring in de basisregistratie ondergrond’, en de beschrijving over het gegeven buis in gebruik in paragraaf ‘Aanduiding buis in gebruik in Grondwatermonitoringput’.

Op basis van de samenhang wordt er consistentie verwacht tussen de gegevens in verschillende registratieobjecten in het grondwaterdomein. Het is de verantwoordelijkheid van de bronhouder om deze consistentie te waarborgen. De basisregistratie ondergrond dwingt dit grotendeels niet af, behalve op het gebied van verwijzingen zoals hieronder beschreven.

De basisregistratie ondergrond dwingt alleen af dat gegevens in andere registratieobjecten waarnaar verwezen wordt, ook daadwerkelijk geregistreerd zijn. Dit geldt voor de volgende verwijzingen (zie ook het plaatje in paragraaf ‘Domein grondwatermonitoring in de basisregistratie ondergrond’):

  • Vanuit Grondwatermonitoringnet, Grondwatersamenstellingsonderzoek en Grondwaterstandonderzoek naar een monitoringbuis in een grondwatermonitoringput.

  • Vanuit Grondwatersamenstellingsonderzoek en Grondwaterstandonderzoek naar Grondwatermonitoringnet.

Daarnaast wordt op de volgende punten consistentie verwacht:

  • De verzameling meetpunten binnen een grondwatermonitoringnet is consistent met de grondwatersamenstellingsonderzoeken en grondwaterstandonderzoeken die in het kader van het monitoringnet zijn uitgevoerd. Dat wil zeggen: ten tijde van het uitvoeren van het onderzoek vormt de monitoringbuis in de put waarin het onderzoek plaatsvindt, een meetpunt in elk grondwatermonitoringnet waaraan het betreffende onderzoek gekoppeld is.

Ook met betrekking tot kwaliteitsregime geldt een specifieke samenhang tussen gegevens van verschillende registratieobjecten.

  • Aan een grondwatermonitoringnet dat onder kwaliteitsregime IMBRO/A in de basisregistratie is geregistreerd kunnen alleen onderzoeksgegevens (grondwatersamenstellingsonderzoeken en/of grondwaterstandonderzoeken) gekoppeld worden die ook onder kwaliteitsregime IMBRO/A vallen. Van grondwatersamenstellingsonderzoeken en grondwaterstandonderzoeken onder kwaliteitsregime IMBRO moet bekend zijn in welk (wettelijk) kader ze zijn uitgevoerd. Daarom kunnen ze alleen gekoppeld worden aan grondwatermonitoringnetten die onder kwaliteitsregime IMBRO zijn geregistreerd. Grondwatersamenstellingsonderzoeken en grondwaterstandonderzoeken onder kwaliteitsregime IMBRO/A kunnen zowel gekoppeld worden aan grondwatermonitoringnetten onder kwaliteitsregime IMBRO als onder IMBRO/A.

  • Voor de verwijzingen naar grondwatermonitoringput vanuit andere registratieobjecten gelden geen restricties. Het maakt niet uit of de grondwatermonitoringput waarnaar verwezen wordt kwaliteitsregime IMBRO of IMBRO/A heeft

1.8.1 Buiten scope

Binnen het geheel van grondwatersamenstellingsonderzoeken die gekoppeld zijn aan een grondwatermonitoringnet, wordt soms nog een verdere groepering onderkend in meetrondes. In een meetronde wordt samenhang aangebracht tussen grondwatersamenstellingsonderzoeken die in dezelfde periode zijn uitgevoerd in verschillende meetpunten. Deze zijn door de bronhouder bedoeld om een samenhangende gegevensset te vormen. Het concept meetronde is niet opgenomen in de basisregistratie ondergrond, en maakt dus geen deel uit van het registratieobject Grondwatermonitoringnet.

1.9 INSPIRE

Het doel van de Europese kaderrichtlijn INSPIRE is het harmoniseren en openbaar maken van ruimtelijke gegevens van overheidsorganisaties ten behoeve van het milieubeleid. Het registratieobject Grondwatermonitoringnet valt onder het INSPIRE-thema Environmental monitoring facilities, en om die reden moeten de gegevens in het registratieobject geschikt gemaakt worden voor uitwisseling volgens de INSPIRE-standaard. Dit wordt voor dit registratieobject geïmplementeerd middels een mapping van het gegevensmodel van het registratieobject Grondwatermonitoringnet op het gegevensmodel van het INSPIRE-thema. De inhoud van deze mapping is geen onderdeel van deze catalogus.

1.10 Bijlage: Wettelijk kader en monitoringdoel

In onderstaande overzicht is aangegeven:

  • op welk(e) wetsartikel(en) een kader aanlevering betrekking heeft;

  • welke monitoringdoelen kunnen voorkomen per kader aanlevering;

  • op welk(e) grondwatermonitoringaspect(en) een monitoringdoel betrekking heeft.

Kader aanlevering

Wetsartikelen

Aspect

Monitoringdoel

Waterwet – strategisch grondwaterbeheer

Waterwet: art 4.1, art 4.3

kwaliteit

strategischBeheerKwaliteitLandelijk – Kennis over de bruikbaarheid van de voorraad grondwater op landelijke schaal, ten behoeve van planvorming en beheerskaders.

kwantiteit

strategischBeheerKwantiteitLandelijk – Kennis over de omvang van de voorraad grondwater op landelijke schaal, ten behoeve van planvorming en beheerskaders.

Waterwet: art 4.4, art 4.5

kwaliteit

strategischBeheerKwaliteitRegionaal – Kennis over de bruikbaarheid van de voorraad grondwater op regionale schaal, ten behoeve van planvorming en beheerskaders.

kwantiteit

strategischBeheerKwantiteitRegionaal – Kennis over de omvang van de voorraad grondwater op regionale schaal, ten behoeve van planvorming en beheerskaders.

Waterwet – grondwaterzorgplicht

Waterwet: art 3.6 (lid 1)

kwantiteit

beheersingStedelijkGebied – Kennis over de stand van het ondiepe grondwater om die in stedelijke omgeving te kunnen beheersen.

Waterwet – onttrekking en infiltratie

Waterwet: art 6.4 (lid 1), art 6.5b, art 6.10a, art 6.26 (lid 3 en 4)

kwaliteit

gevolgenOnttrekkingKwaliteit – Kennis over de gevolgen van het onttrekken van grondwater en/of het infiltreren van water voor de chemische samenstelling (verontreiniging) van het grondwater.

kwantiteit

gevolgenOnttrekkingKwantiteit – Kennis over de gevolgen van het onttrekken van grondwater en/of het infiltreren van water voor de omvang van de voorraad grondwater die de mens ter beschikking staat.

Waterwet – peilbeheer

Waterwet: art 5.2 (lid 1 en 2)

kwantiteit

gevolgenPeilbeheer – Kennis over de gevolgen van maatregelen/ingrepen in het kader van peilbeheer voor de stand van het grondwater.

Waterwet – waterstaatswerk aanleg en wijziging

Waterwet: art 5.4 (lid 1)

kwaliteit

gevolgenWaterstaatswerkKwaliteit – Kennis over de gevolgen van de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk voor de kwaliteit van het grondwater.

kwantiteit

gevolgenWaterstaatswerkKwantiteit – Kennis over de gevolgen van de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk voor de stand van het grondwater.1

Waterwet – waterstaatswerk ingreep (vergunning)

Waterwet: art 6.5c

kwantiteit

gevolgenWaterstaatswerkKwantiteit – Kennis over de gevolgen van de aanleg of wijziging van een waterstaatswerk voor de stand van het grondwater.1

Waterwet – waterstaatswerk beheer

Waterwet: art 5.3

kwaliteit

waterstaatswerkBeheerKwaliteit – Kennis over de kwaliteit van het grondwater ten behoeve van het beheer van waterstaatswerken.

kwantiteit

waterstaatswerkBeheerKwantiteit – Kennis over de stand van het grondwater ten behoeve van het beheer van waterstaatswerken.

Kaderrichtlijn water

Richtlijn 2000/60/EG: art 1

kwaliteit

veiligstellingGrondwaterKwaliteit – Kennis over grondwaterverontreinigingen op de schaal van een grondwaterlichaam die de bruikbaarheid ten behoeve van mens en natuur bedreigen, met als doel het borgen van een goede chemische toestand en het signaleren van stijgende trends.

kwantiteit

veiligstellingGrondwaterKwantiteit – Kennis over de omvang van de voorraad grondwater die beschikbaar is voor de mens op de schaal van een grondwaterlichaam, met als doel de veiligstelling hiervan.

Waterschapswet

Waterschapswet: art 1

kwaliteit

waterstaatkundigeVerzorgingKwaliteit – Kennis over de bruikbaarheid van het grondwater ten behoeve van het operationeel beheer / de waterstaatkundige verzorging van het gebied.

kwantiteit

waterstaatkundigeVerzorgingKwantiteit – Kennis over de omvang en/of peil van het grondwater ten behoeve van het operationeel beheer / de waterstaatkundige verzorging van het gebied.

Drinkwaterwet

Drinkwaterwet: art 2 (lid 1)

kwaliteit

veiligstellingDrinkwatervoorzieningKwaliteit – Kennis over de bruikbaarheid van het grondwater ten behoeve van (het veiligstellen van) de huidige en toekomstige drinkwatervoorziening.

kwantiteit

veiligstellingDrinkwatervoorzieningKwantiteit – Kennis over de voorraad van het grondwater ten behoeve van (het veiligstellen van) de huidige en toekomstige drinkwatervoorziening.

Ontgrondingenwet

Ontgrondingenwet: art 3 (lid 4), art 8

kwantiteit

gevolgenOntgronding – Kennis over de gevolgen van ontgronding voor de grondwaterhuishouding.

Wet natuurbescherming

Wet natuurbescherming: art 2.6 (lid 1)

kwaliteit

natuurbescherming – Kennis over de bruikbaarheid van het grondwater ten behoeve van de instandhouding/bescherming van de natuur.

kwantiteit

natuurbeheer – Kennis over de stand van het grondwater om die te beheersen ten behoeve van natuurbeheer.

Archiefoverdracht (alleen onder kwaliteitsregime IMBRO/A)

-

kwaliteit, kwantiteit, onbekend

onbekend – Het is onbekend ten behoeve van welk doel de monitoring heeft plaatsgevonden.

X Noot
1

Dit monitoringdoel komt voor binnen meerdere kaders aanlevering.

BASISREGISTRATIE ONDERGROND (BRO) CATALOGUS GRONDWATERSAMENSTELLINGSONDERZOEK

Datum 15 november 2019

Inhoudsopgave

Artikel 1 Definitie van registratieobject, entiteiten en attributen

1

Het domeinmodel

2

Registratieobject

3

Entiteiten en attributen

 

3.1

Grondwatersamenstellingsonderzoek

 

3.2

Registratiegeschiedenis

 

3.3

Grondwatermonitoringnet

 

3.4

GMW-monitoringbuis

 

3.5

Veldonderzoek

 

3.6

Bemonsteringsapparaat

 

3.7

Veldwaarneming

 

3.8

Veldmeting

 

3.9

Laboratoriumonderzoek

 

3.10

Analyseproces

 

3.11

Analyse

Artikel 2 Beschrijving van uitbreidbare waardelijsten

 

1.1

Parameterlijst

 

1.2

Bemonsteringsprocedure

 

1.3

Beoordelingsprocedure

 

1.4

Kleur

 

1.5

Kleursterkte

 

1.6

LimietSymbool

 

1.7

Pomptype

 

1.8

Registratiestatus

 

1.9

StatusKwaliteitscontrole

 

1.10

Waardebepalingsprocedure

 

1.11

Waardebepalingstechniek

Toelichting

1

Grondwatersamenstellingsonderzoek

 

1.1

Grondwatermonitoring

 

1.2

Domein grondwatermonitoring in de basisregistratie ondergrond

 

1.3

Het grondwatersamenstellingsonderzoek

 

1.4

Belangrijkste entiteiten

 

1.5

Samenhang en consistentie tussen verschillende registratieobjecten in het Grondwaterdomein

 

1.6

INSPIRE

Artikel 1 Definitie van registratieobject, entiteiten en attributen

1 Het domeinmodel

Domeinmodel

2 Registratieobject

Naam

Grondwatersamenstellingsonderzoek

Code

GAR

Definitie

Het geheel van gegevens dat betrekking heeft op een grondwatersamenstellingsonderzoek dat vanuit een bepaalde opdracht is uitgevoerd door op een bepaald moment op een bepaalde locatie in Nederland metingen aan het grondwater uit te voeren en/of grondwatermonsters te nemen voor onderzoek in het laboratorium.

Populatie

Zie scopedocument Grondwatersamenstellingsonderzoek (GAR).

3 Entiteiten en attributen

3.1 Grondwatersamenstellingsonderzoek

Grondwatersamenstellingsonderzoek

Type gegeven

Entiteit

Definitie

De gegevens die het grondwatersamenstellingsonderzoek identificeren en inzicht gegeven in de geschiedenis van het object voorafgaand aan opname in de registratie ondergrond.

Relaties met andere entiteiten

Grondwatersamenstellingsonderzoek gemeten ten behoeve van 1..* Grondwatermonitoringnet

Grondwatersamenstellingsonderzoek registratiegeschiedenis 1 Registratiegeschiedenis

Grondwatersamenstellingsonderzoek gemeten in 1 GMW-monitoringbuis

Grondwatersamenstellingsonderzoek bestaat uit 1 Veldonderzoek

Grondwatersamenstellingsonderzoek bestaat uit 0..* Laboratoriumonderzoek

Grondwatersamenstellingsonderzoek is specialisatie van Registratieobject

3.1.1 BRO-ID

Type gegeven

Attribuut van Grondwatersamenstellingsonderzoek

Definitie

De identificatie van een grondwatersamenstellingsonderzoek in de registratie ondergrond.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Registratieobjectcode

– Type

Code

– Opbouw

GARNNNNNNNNNNNN

Toelichting

De basisregistratie ondergrond kent bij registratie automatisch de juiste waarde aan het object toe.

3.1.2 bronhouder

Type gegeven

Attribuut van Grondwatersamenstellingsonderzoek

Definitie

Het KvK-nummer van de maatschappelijke activiteit van de publiekrechtelijke rechtspersoon die bronhouder is van de gegevens in de basisregistratie ondergrond.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Organisatie

– Type

Keuze

Regels

De organisatie moet binnen de basisregistratie ondergrond als bronhouder van grondwatersamenstellingsonderzoek bekend zijn.

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven in het geval de dataleverancier niet de bronhouder is.

3.1.3 object-ID bronhouder

Type gegeven

Attribuut van Grondwatersamenstellingsonderzoek

Definitie

De identificatie die door of voor de bronhouder is gebruikt om het object in de eigen administratie te kunnen vinden.

Juridische status

Niet-authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Tekst200

– Type

Waardelijst uitbreidbaar

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder. Het is in de registratie opgenomen om de communicatie tussen de registerbeheerder en de bronhouder of dataleverancier te vergemakkelijken.

3.1.4 dataleverancier

Type gegeven

Attribuut van Grondwatersamenstellingsonderzoek

Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die het object aan de basisregistratie ondergrond heeft aangeleverd, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status

Niet-authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Organisatie

– Type

Keuze

Regels

De organisatie moet binnen de basisregistratie ondergrond als dataleverancier van het registratieobject bekend zijn.

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven. Het wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

3.1.5 kwaliteitsregime

Type gegeven

Attribuut van Grondwatersamenstellingsonderzoek

Definitie

De aanduiding van de kwaliteitseis waaraan de gegevens van het object voldoen.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Kwaliteitsregime

– Type

Waardelijst niet uitbreidbaar

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven.

3.1.6 beoordelingsprocedure

Type gegeven

Attribuut van Grondwatersamenstellingsonderzoek

Definitie

Het protocol of werkvoorschrift dat is toegepast bij de beoordeling van de kwaliteit van de meetwaarden die in het veld en/of het laboratorium gemeten zijn.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Beoordelingsprocedure

– Type

Waardelijst uitbreidbaar

3.2 Registratiegeschiedenis

Type gegeven

Entiteit

Definitie

De gegevens die de geschiedenis van het object in de registratie ondergrond markeren.

Relaties met andere entiteiten

Grondwatersamenstellingsonderzoek registratiegeschiedenis 1 Registratiegeschiedenis

3.2.1 tijdstip registratie object

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De datum en het tijdstip waarop voor het eerst gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen.

Juridische status

Overig

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

DatumTijd

3.2.2 registratiestatus

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De actuele fase van registratie waarin het object zich bevindt.

Juridische status

Overig

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Registratiestatus

– Type

Waardelijst uitbreidbaar

3.2.3 tijdstip voltooiing registratie

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De datum en het tijdstip waarop alle gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen.

Juridische status

Overig

Kardinaliteit

0..1

Domein

 

– Naam

DatumTijd

Regels

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer de registratiestatus de waarde voltooid heeft.

Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig als alle aan te leveren gegevens zijn geregistreerd. Na dit tijdstip kunnen geen nieuwe gegevens meer ter registratie worden aangeboden. Wel kunnen fouten in de registratie worden verbeterd.

3.2.4 gecorrigeerd

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De aanduiding die aangeeft of er een verbetering in de gegevens van het object in de registratie ondergrond heeft plaatsgevonden.

Juridische status

Overig

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

IndicatieJaNee

– Type

Waardelijst niet uitbreidbaar

3.2.5 tijdstip laatste correctie

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De datum en het tijdstip waarop de laatste correctie in de gegevens van het registratieobject is doorgevoerd.

Juridische status

Overig

Kardinaliteit

0..1

Domein

 

– Naam

DatumTijd

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut gecorrigeerd.

3.2.6 in onderzoek

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De aanduiding die aangeeft of het registratieobject door de registerbeheerder in onderzoek is genomen.

Juridische status

Overig

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

IndicatieJaNee

– Type

Waardelijst niet uitbreidbaar

Toelichting

Wanneer een registratieobject in onderzoek is genomen betekent dit dat er bij de registerbeheerder gerede twijfel bestaat over de juistheid van de geregistreerde gegevens en dat er een onderzoek is gestart om vast te stellen wat de juiste gegevens zijn. Normaliter gaat hieraan een melding van derden vooraf.

3.2.7 in onderzoek sinds

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De datum en het tijdstip waarop de registerbeheerder het registratieobject in onderzoek heeft genomen.

Juridische status

Overig

Kardinaliteit

0..1

Domein

 

– Naam

DatumTijd

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut in onderzoek.

3.2.8 uit registratie genomen

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de gegevens van het registratieobject door de registerbeheerder uit registratie zijn genomen.

Juridische status

Overig

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

IndicatieJaNee

– Type

Waardelijst niet uitbreidbaar

Toelichting

Wanneer de registerbeheerder een registratieobject uit registratie heeft genomen, zijn de gegevens niet langer beschikbaar voor andere afnemers dan bronhouder en dataleverancier. De registerbeheerder zal een registratieobject alleen bij hoge uitzondering uit registratie nemen en alleen na akkoord van de bronhouder. Aan de beslissing gaat een proces van zorgvuldige afweging vooraf en dat komt tot uitdrukking in de regel dat een registratieobject slechts een keer uit registratie kan worden genomen.

3.2.9 tijdstip uit registratie genomen

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De datum en het tijdstip waarop het registratieobject uit registratie is genomen.

Juridische status

Overig

Kardinaliteit

0..1

Domein

 

– Naam

DatumTijd

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut uit registratie genomen.

3.2.10 weer in registratie genomen

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De aanduiding die aangeeft of het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het eerder uit registratie was genomen.

Juridische status

Overig

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

IndicatieJaNee

– Type

Waardelijst niet uitbreidbaar

Toelichting

De registerbeheerder kan een registratieobject eenmalig uit registratie nemen, en die actie kan hij eenmalig ongedaan maken. Ook hiervoor geldt dat akkoord van de bronhouder vereist is.

3.2.11 tijdstip weer in registratie genomen

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De datum en het tijdstip waarop het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het uit registratie was genomen.

Juridische status

Overig

Kardinaliteit

0..1

Domein

 

– Naam

DatumTijd

Regels

Het al dan niet aanwezig zijn van het gegeven wordt bepaald door de waarde van het attribuut weer in registratie genomen.

3.3 Grondwatermonitoringnet

Grondwatermonitoringnet

Type gegeven

Entiteit

Definitie

Het grondwatermonitoringnet waarin het grondwatersamenstellingsonderzoek wordt uitgevoerd.

Toelichting

Het registratieobject Grondwatermonitoringnet wordt in een aparte BRO gegevenscatalogus gedefinieerd.

Relaties met andere entiteiten

Grondwatersamenstellingsonderzoek gemeten ten behoeve van 1..* Grondwatermonitoringnet

3.3.1 BRO-ID

Type gegeven

Attribuut van Grondwatermonitoringnet

Definitie

De identificatie van het grondwatermonitoringnet in de basisregistratie ondergrond.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Registratieobjectcode

– Type

Code

– Opbouw

GMNNNNNNNNNNNNN

3.4 GMW-monitoringbuis

GMW-monitoringbuis

Type gegeven

Entiteit

Definitie

De gegevens die nodig zijn voor de unieke identificatie van een specifieke buis in een grondwatermonitoringput.

Toelichting

Het BRO-ID van de grondwatermonitoringput wordt opgenomen plus het volgnummer van de specifieke buis in de put.

Relaties met andere entiteiten

Grondwatersamenstellingsonderzoek gemeten in 1 GMW-monitoringbuis

3.4.1 BRO-ID

Type gegeven

Attribuut van GMW-monitoringbuis

Definitie

De identificatie van de grondwatermonitoringput in de basisregistratie ondergrond.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Registratieobjectcode

– Type

Code

– Opbouw

GMWNNNNNNNNNNNN

3.4.2 buisnummer

Type gegeven

Attribuut van GMW-monitoringbuis

Definitie

Het identificerende nummer van de monitoringbuis in de grondwatermonitoringput in de basisregistratie ondergrond.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Nummer 3

3.5 Veldonderzoek

Veldonderzoek

Type gegeven

Entiteit

Definitie

Het deel van het onderzoek dat betrekking heeft op het bemonsteren van het grondwater en het in het veld uitvoeren van metingen die de toestand van het grondwater en de samenstelling ervan globaal karakteriseren.

Toelichting

Slechts enkele gegevens over de bemonstering zijn relevant voor de basisregistratie ondergrond.

Relaties met andere entiteiten

Veldonderzoek bemonsterd met 1 Bemonsteringsapparaat

Veldonderzoek leidt tot 1 Veldwaarneming

Veldonderzoek leidt tot 0..* Veldmeting

Grondwatersamenstellingsonderzoek bestaat uit 1 Veldonderzoek

3.5.1 tijdstip veldonderzoek

Type gegeven

Attribuut van Veldonderzoek

Definitie

De datum en het tijdstip waarop het veldonderzoek is uitgevoerd en het grondwatermonster is genomen.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

DatumTijd

Toelichting

Deze datum met het tijdstip is voor gebruikers de belangrijkste datum, omdat dit de datum is waarop meetwaarden betrekking hebben. Ook voor het laboratoriumonderzoek is deze datum belangrijk omdat tussen de bemonsteringsdatum en laboratoriumanalyse slechts een beperkte periode mag liggen. Het tijdstip kan van belang zijn, bijvoorbeeld bij monitoringbuizen die onder invloed staan van eb en vloed of omdat een monitoringbuis soms meer keer per dag bemonsterd wordt.

3.5.2 uitvoerder veldonderzoek

Type gegeven

Attribuut van Veldonderzoek

Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van het veldonderzoek, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status

Niet-authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Organisatie

– Type

Keuze

Regels

De onderneming moet binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van grondwatersamenstellingsonderzoek bekend zijn.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

Mogelijk geen waarde

Ja

Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

3.5.3 bemonsteringsprocedure

Type gegeven

Attribuut van Veldonderzoek

Definitie

De procedure die aangeeft onder welke afspraken de bemonstering en de andere activiteiten binnen het veldonderzoek zijn uitgevoerd.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Bemonsteringsprocedure

– Type

Waardelijst uitbreidbaar

Toelichting

De procedure beschrijft de manier van werken, de passende hulpmiddelen en de eisen waaraan de uitvoering van de bemonstering moet voldoen. Procedures zijn in het algemeen vastgelegd in een norm, protocol of richtlijn. Dat kan overigens een richtlijn zijn die uitvoerder voor zichzelf gebruikt. Het gegeven is opgenomen omdat het inzicht biedt in de kwaliteit van het werk.

3.6 Bemonsteringsapparaat

Bemonsteringsapparaat

Type gegeven

Entiteit

Definitie

De specificaties van het apparaat dat gebruikt is voor het bemonsteren van het grondwater.

Relaties met andere entiteiten

Veldonderzoek bemonsterd met 1 Bemonsteringsapparaat

3.6.1 pomptype

Type gegeven

Attribuut van Bemonsteringsapparaat

Definitie

Het type pomp dat is gebruikt voor het bemonsteren van het grondwater.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Pomptype

– Type

Waardelijst uitbreidbaar

Regels

De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan vacuümpomp wanneer de waarde van het attribuut bemonsteringsprocedure van de entiteit Veldonderzoek gelijk is aan NEN5744v2011-A1v2013, aan NTA8017v2016 of aan SIKBProtocol2002vanafV4.

De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan anders wanneer de waarde van het attribuut bemonsteringsprocedure van de entiteit Veldonderzoek gelijk is aan NEN5744v2011-A1v2013, aan NTA8017v2016 of aan SIKBProtocol2002vanafV4.

3.7 Veldwaarneming

Veldwaarneming

Type gegeven

Entiteit

Definitie

De uitkomsten van de waarnemingen, niet zijnde metingen, die in het veld aan het grondwater zijn uitgevoerd.

Relaties met andere entiteiten

Veldonderzoek leidt tot 1 Veldwaarneming

3.7.1 hoofdkleur

Type gegeven

Attribuut van Veldwaarneming

Definitie

De primaire kleur van het grondwater.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

0..1

Domein

 

– Naam

Kleur

– Type

Waardelijst uitbreidbaar

3.7.2 bijkleur

Type gegeven

Attribuut van Veldwaarneming

Definitie

De secundaire ofwel bijkleur van het grondwater.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

0..1

Domein

 

– Naam

Kleur

– Type

Waardelijst uitbreidbaar

3.7.3 kleursterkte

Type gegeven

Attribuut van Veldwaarneming

Definitie

De sterkte van de kleur van het grondwater.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

0..1

Domein

 

– Naam

Kleursterkte

– Type

Waardelijst uitbreidbaar

3.7.4 afwijkend gekoeld

Type gegeven

Attribuut van Veldwaarneming

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de temperatuur van het monster tijdens het transport afwijkt van de eisen die in de gebruikte bemonsteringsnorm worden gesteld.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

IndicatieJaNee

– Naam IMBRO/A

IndicatieJaNeeOnbekend

– Type

Waardelijst niet uitbreidbaar

3.7.5 afwijking in meetapparatuur

Type gegeven

Attribuut van Veldwaarneming

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de gebruikte meetapparatuur een te groot verloop had.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

IndicatieJaNee

– Naam IMBRO/A

IndicatieJaNeeOnbekend

– Type

Waardelijst niet uitbreidbaar

Toelichting

De meetapparatuur wordt dagelijks in ieder geval een keer gekalibreerd. In de loop van de dag kan de meetapparatuur een groeiende afwijking gaan vertonen.

3.7.6 contaminatie door verbrandingsmotor

Type gegeven

Attribuut van Veldwaarneming

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de genomen monsters mogelijk gecontamineerd zijn door vluchtige verbindingen, door aanwezige verbrandingsmotoren.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

IndicatieJaNee

– Naam IMBRO/A

IndicatieJaNeeOnbekend

– Type

Waardelijst niet uitbreidbaar

Toelichting

Dit kan gebeuren als een verbrandingsmotor wordt gebruikt tijdens het bemonsteren. Men wordt geacht bovenwinds te gaan staan van deze motor. Mocht het echter windstil zijn of de wind tijdens het bemonsteren gedraaid zijn, dan kan er toch contaminatie van het monster ontstaan.

3.7.7 filter belucht

Type gegeven

Attribuut van Veldwaarneming

Definitie

De aanduiding die aangeeft of het filter is drooggevallen.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

IndicatieJaNee

– Naam IMBRO/A

IndicatieJaNeeOnbekend

– Type

Waardelijst niet uitbreidbaar

Toelichting

Dit kan zich voor doen wanneer de peilbuis tijdens de bemonstering slecht liep. Er is geen lucht in het monster terechtgekomen.

3.7.8 grondwaterstand teveel gedaald

Type gegeven

Attribuut van Veldwaarneming

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de grondwaterstand tijdens en na het voorpompen met meer dan 50 centimeter verlaagd is.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

IndicatieJaNee

– Naam IMBRO/A

IndicatieJaNeeOnbekend

– Type

Waardelijst niet uitbreidbaar

3.7.9 inline filter afwijkend

Type gegeven

Attribuut van Veldwaarneming

Definitie

De aanduiding die aangeeft of tijdens monstername een type inline filter gebruikt is dat afwijkt van de eisen in de gebruikte bemonsteringsnorm.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

IndicatieJaNee

– Naam IMBRO/A

IndicatieJaNeeOnbekend

– Type

Waardelijst niet uitbreidbaar

3.7.10 monster belucht

Type gegeven

Attribuut van Veldwaarneming

Definitie

De aanduiding die aangeeft of het monster is belucht.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

IndicatieJaNee

– Naam IMBRO/A

IndicatieJaNeeOnbekend

– Type

Waardelijst niet uitbreidbaar

Toelichting

Dit kan zich voor doen wanneer de peilbuis tijdens de bemonstering slecht liep.

3.7.11 slang hergebruikt

Type gegeven

Attribuut van Veldwaarneming

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de slang die gebruikt is voor het oppompen van het grondwater nieuw is dan wel al eerder is gebruikt.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

IndicatieJaNee

– Naam IMBRO/A

IndicatieJaNeeOnbekend

– Type

Waardelijst niet uitbreidbaar

Toelichting

Volgens de eisen in de gebruikte bemonsteringsnorm is dit meestal niet toegestaan. In de praktijk zal een slang alleen worden hergebruikt als het geen gevolgen voor het monster heeft, dat wil zeggen, wanneer de vorige bemonsteringen plaats vonden in schoon grondwater.

3.7.12 temperatuur moeilijk te bepalen

Type gegeven

Attribuut van Veldwaarneming

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de temperatuur van het grondwater tijdens de bemonstering moeilijk te bepalen was.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

IndicatieJaNee

– Naam IMBRO/A

IndicatieJaNeeOnbekend

– Type

Waardelijst niet uitbreidbaar

Toelichting

Dit kan voorkomen bij een temperatuurmeting in de doorstroomcel, bijvoorbeeld door extreem warm weer in combinatie met een slechtlopende peilbuis. De gemeten temperatuur wijkt dan af van de temperatuur van het grondwater in de put.

3.8 Veldmeting

Veldmeting

Type gegeven

Entiteit

Definitie

De uitkomsten van de metingen die in het veld aan het grondwater zijn uitgevoerd.

Relaties met andere entiteiten

Veldonderzoek leidt tot 0..* Veldmeting

3.8.1 parameter

Type gegeven

Attribuut van Veldmeting

Definitie

Het ID van de in het veld gemeten parameter.

Juridische status

Niet-authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Parameterlijst

– Type

Waardelijst uitbreidbaar

Toelichting

In het veld wordt vaak gemeten: zuurstofgehalte, zuurgraad, temperatuur, troebelheid, elektrisch geleidingsvermogen en waterstofcarbonaatgehalte. Indien de parameter gemeten is in het veld, moet de gemeten waarde opgenomen worden in de basisregistratie ondergrond. Het ID is het identificerend gegeven van de parameter en staat in de referentielijst Parameterlijst. ID's worden beheerd door SIKB en het Informatiehuis Water (IHW). In de basisregistratie ondergrond is het ID, samen met de Aquocode, het CASnummer (indien van toepassing), een omschrijving, de eenheid en de hoedanigheid opgenomen in de Parameterlijst.

3.8.2 veldmeetwaarde

Type gegeven

Attribuut van Veldmeting

Definitie

De in het veld gemeten waarde van de parameter.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Meetwaarde

– Type

Getal

Regels

De meeteenheid bij het attribuut mag afwijken van de eenheid van de betreffende parameter in de parameterlijst wanneer alleen de prefix van de eenheid afwijkt. In alle andere gevallen is de meeteenheid gelijk aan de eenheid in de parameterlijst.

Toelichting

De veldmeetwaarde wordt uitgedrukt in een meeteenheid. De meeteenheid is afhankelijk van de waarde van het attribuut parameter. De aan te leveren meeteenheid is vastgelegd in de referentietabel Parameterlijst. Alleen de prefix, het voorvoegsel van de eenheid in de parameterlijst mag afwijken. Staat er bijvoorbeeld ug/l in de parameterlijst, dan is mg/l ook toegestaan of als mS/m in de parameterlijst staat, is uS/cm ook toegestaan.

Een dimensieloze waarde heeft een meeteenheid 1 (cijfer 1).

3.8.3 status kwaliteitscontrole

Type gegeven

Attribuut van Veldmeting

Definitie

Het eindoordeel van de bronhouder over de betrouwbaarheid van een individuele meting van het grondwatersamenstellingsonderzoek op basis van een, voor het hele onderzoek gebruikte, beoordelingsprocedure.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

StatusKwaliteitscontrole

– Type

Waardelijst uitbreidbaar

Toelichting

Bij gegevens met het IMBRO/A kwaliteitsregime kan het voorkomen dat de beoordelingsprocedure onbekend is of dat het niet mogelijk is de volledige procedure uit te voeren omdat daarvoor gegevens ontbreken.

3.9 Laboratoriumonderzoek

Laboratoriumonderzoek

Type gegeven

Entiteit

Definitie

Het deel van het grondwatersamenstellingsonderzoek dat betrekking heeft op het uitvoeren van metingen aan grondwater in het laboratorium.

Toelichting

Het kan voorkomen dat in het veld genomen monsters door verschillende laboratoria op verschillende stoffen geanalyseerd worden (bijvoorbeeld: bestrijdingsmiddelen bij een ander laboratorium dan de overige stoffen).

Relaties met andere entiteiten

Laboratoriumonderzoek heeft 1..* Analyseproces

Grondwatersamenstellingsonderzoek bestaat uit 0..* Laboratoriumonderzoek

3.9.1 uitvoerder laboratoriumonderzoek

Type gegeven

Attribuut van Laboratoriumonderzoek

Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van het laboratoriumonderzoek, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status

Niet-authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Organisatie

– Type

Keuze

Regels

De onderneming moet binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van grondwatersamenstellingsonderzoek bekend zijn.

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

Mogelijk geen waarde

Ja

Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

3.10 Analyseproces

Analyseproces

Type gegeven

Entiteit

Definitie

De kenmerken van de in het laboratorium uitgevoerde activiteiten ten behoeve van de bepaling van de waarde van parameters in het grondwatermonster.

Relaties met andere entiteiten

Analyseproces leidt tot 1..* Analyse

Laboratoriumonderzoek heeft 1..* Analyseproces

3.10.1 analysedatum

Type gegeven

Attribuut van Analyseproces

Definitie

De datum waarop de analyse wordt uitgevoerd.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Datum

– Naam IMBRO/A

OnvolledigeDatum

Regels

De waarde van het attribuut mag niet liggen voor de waarde van het attribuut datum veldonderzoek van de entiteit Veldonderzoek.

Toelichting

Wanneer de analyse, de bepalingstechniek, zich uitstrekt over meer dagen, wordt de datum vastgelegd waarop de bepalingstechniek is afgerond. Bij historische gegevens kan het voorkomen dat de analysedatum niet bekend is.

Mogelijk geen waarde

Ja

Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

3.10.2 bepalingstechniek

Type gegeven

Attribuut van Analyseproces

Definitie

De analysetechniek die gebruikt is bij het bepalen van het gehalte van parameters.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Waardebepalingstechniek

– Type

Waardelijst uitbreidbaar

Mogelijk geen waarde

Ja

Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

3.10.3 bepalingsprocedure

Type gegeven

Attribuut van Analyseproces

Definitie

De norm of het voorschrift dat beschrijft hoe het onderzoek is uitgevoerd.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Waardebepalingsprocedure

– Type

Waardelijst uitbreidbaar

Mogelijk geen waarde

Ja

Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

3.11 Analyse

Analyse

Type gegeven

Entiteit

Definitie

De uitkomsten van de metingen van stoffen die in het laboratorium aan het grondwatermonster zijn uitgevoerd.

Relaties met andere entiteiten

Analyseproces leidt tot 1..* Analyse

3.11.1 parameter

Type gegeven

Attribuut van Analyse

Definitie

Het ID van de, in het laboratorium bepaalde parameter.

Juridische status

Niet-authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Parameterlijst

– Type

Waardelijst uitbreidbaar

Toelichting

Het ID is het identificerend gegeven van de parameter en staat in de referentielijst Parameterlijst. ID's worden beheerd door SIKB en het Informatiehuis Water (IHW). In de basisregistratie ondergrond is het ID, samen met de Aquocode, het CASnummer (indien van toepassing), een omschrijving, de eenheid en de hoedanigheid opgenomen in de Parameterlijst.

3.11.2 analysemeetwaarde

Type gegeven

Attribuut van Analyse

Definitie

Het in het laboratorium gemeten gehalte of de waargenomen waarde van de parameter. Wanneer het limietsymbool aanwezig is, mag hier de rapportagegrens geregistreerd worden in plaats van de gemeten waarde.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Meetwaarde

– Type

Getal

Regels

De meeteenheid bij het attribuut mag afwijken van de eenheid van de betreffende parameter in de parameterlijst wanneer alleen de prefix van de eenheid afwijkt. In alle andere gevallen is de meeteenheid gelijk aan de eenheid in de parameterlijst.

Toelichting

De bronhouder mag bij een gemeten waarde die kleiner is dan de waarde van het attribuut rapportagegrens of bij een waarde die groter is dan de hoogste grenswaarde besluiten of hij de gemeten waarde aanlevert of niet. Wanneer de bronhouder de gemeten waarde niet aanlevert, wordt in dit attribuut de rapportagegrens geregistreerd.

De analysemeetwaarde wordt uitgedrukt in een meeteenheid. De meeteenheid is afhankelijk van de waarde van het attribuut parameter. De aan te leveren meeteenheid is vastgelegd in de referentietabel Parameterlijst. Alleen de prefix, het voorvoegsel van de eenheid in de parameterlijst mag afwijken. Staat er bijvoorbeeld ug/l in de parameterlijst, dan is mg/l ook toegestaan of als mS/m in de parameterlijst staat, is uS/cm ook toegestaan.

Een dimensieloze waarde heeft een meeteenheid 1 (cijfer 1).

Voor IMBRO/A gegevens kan het voorkomen dat de waarde van het gegeven ontbreekt. In dat geval is er wel een limietsymbool aanwezig dat aangeeft dat er gemeten is en dat de gemeten waarde lager (of hoger) is dan de grenswaarde.

Mogelijk geen waarde

Ja

Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer het attribuut limietsymbool aanwezig is.

3.11.3 limietsymbool

Type gegeven

Attribuut van Analyse

Definitie

Symbool dat aangeeft of de gemeten waarde kleiner is dan de rapportagegrens, ofwel groter is dan de hoogste grenswaarde die gerapporteerd wordt.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

0..1

Domein

 

– Naam

LimietSymbool

– Type

Waardelijst uitbreidbaar

Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer bij het attribuut analysemeetwaarde niet de gemeten waarde is opgegeven maar in plaats daarvan de rapportagegrens.

3.11.4 rapportagegrens

Type gegeven

Attribuut van Analyse

Definitie

De door het uitvoerende laboratorium met de opdrachtgever afgesproken kleinste waarde van het gemeten gehalte of de waargenomen waarde van de parameter in een monster, die wordt gerapporteerd aan de opdrachtgever.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

0..1

Domein

 

– Naam

Meetwaarde

– Type

Getal

Regels

De meeteenheid bij het gegeven mag afwijken van de eenheid van de betreffende parameter in de parameterlijst wanneer alleen de prefix afwijkt. Bijvoorbeeld mS/m staat in de parameterlijst, uS/cm is ook toegestaan.

Toelichting

Als de rapportagegrens, samen met het limietsymbool, al bji het gegeven analysemeetwaarde is opgenomen, hoeft het hier niet te worden herhaald.

Afhankelijk van de afspraak tussen de opdrachtnemer en de opdrachtgever kan de rapportagegrens gelijk zijn aan de detectiegrens. In andere gevallen is de rapportagegrens hoger dan de detectiegrens. Waarden boven de rapportagegrens worden gerapporteerd aan de opdrachtgever. Bij een gemeten gehalte onder deze grenswaarde wordt de grenswaarde gerapporteerd aan de opdrachtgever.

De rapportagegrens wordt uitgedrukt in een meeteenheid. De meeteenheid is afhankelijk van de waarde van het attribuut parameter. De aan te leveren meeteenheid is vastgelegd in de referentietabel Parameterlijst. Alleen een veelvoud of een deel van de eenheid mag voorkomen. De prefix, het voorvoegsel van de eenheid in de parameterlijst mag dus afwijken. Staat er bijvoorbeeld ug/l in de parameterlijst, dan is mg/l ook toegestaan of als mS/m in de parameterlijst staat, is uS/cm ook toegestaan. Een dimensieloze waarde heeft een meeteenheid 1 (cijfer 1).

3.11.5 status kwaliteitscontrole

Type gegeven

Attribuut van Analyse

Definitie

Het eindoordeel van de bronhouder over de betrouwbaarheid van een individuele meting van het grondwatersamenstellingsonderzoek op basis van een, voor het hele onderzoek gebruikte, beoordelingsprocedure.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

StatusKwaliteitscontrole

– Type

Waardelijst uitbreidbaar

Toelichting

Bij gegevens met het IMBRO/A kwaliteitsregime kan het voorkomen dat de beoordelingsprocedure onbekend is of dat het niet mogelijk is de volledige procedure uit te voeren omdat daarvoor gegevens ontbreken.

Artikel 2 Beschrijving van uitbreidbare waardelijsten

1.1 Parameterlijst

Definitie

De lijst met stoffen en andere eigenschappen die in een grondwatersamenstellingsonderzoek bepaald worden.

ID

aquocode

CASnummer

omschrijving

eenheid

hoedanigheid

2818

134DClFyurum

2327-02-8

1-(3,4-dichloorfenyl)ureum

ug/l

NVT

4944

14iC3yFyurum

56046-17-4

1-(4-isopropylfenyl)ureum

ug/l

NVT

4

111TClC2a

71-55-6

1,1,1-trichloorethaan

ug/l

NVT

5

1122T4ClC2a

79-34-5

1,1,2,2-tetrachloorethaan

ug/l

NVT

6

112TClC2a

79-00-5

1,1,2-trichloorethaan

ug/l

NVT

8

11DClC2a

75-34-3

1,1-dichloorethaan

ug/l

NVT

9

11DClC2e

75-35-4

1,1-dichlooretheen

ug/l

NVT

10

11DClC3a

78-99-9

1,1-dichloorpropaan

ug/l

NVT

1290

PCDF135

39001-02-0

1,2,3,4,6,7,8,9-octachloordibenzofuraan

ug/l

NVT

1289

PCDD75

3268-87-9

1,2,3,4,6,7,8,9-octachloordibenzo-p-dioxine

ug/l

NVT

12

PCDF131

67562-39-4

1,2,3,4,6,7,8-heptachloordibenzofuraan

ug/l

NVT

11

PCDD73

35822-46-9

1,2,3,4,6,7,8-heptachloordibenzo-p-dioxine

ug/l

NVT

13

PCDF134

55673-89-7

1,2,3,4,7,8,9-heptachloordibenzofuraan

ug/l

NVT

15

PCDF118

70648-26-9

1,2,3,4,7,8-hexachloordibenzofuraan

ug/l

NVT

14

PCDD66

39227-28-6

1,2,3,4,7,8-hexachloordibenzo-p-dioxine

ug/l

NVT

16

1234T4ClBen

634-66-2

1,2,3,4-tetrachloorbenzeen

ug/l

NVT

18

1235T4ClBen

634-90-2

1,2,3,5-tetrachloorbenzeen

ug/l

NVT

21

PCDF121

57117-44-9

1,2,3,6,7,8-hexachloordibenzofuraan

ug/l

NVT

20

PCDD67

57653-85-7

1,2,3,6,7,8-hexachloordibenzo-p-dioxine

ug/l

NVT

23

PCDF124

72918-21-9

1,2,3,7,8,9-hexachloordibenzofuraan

ug/l

NVT

22

PCDD70

19408-74-3

1,2,3,7,8,9-hexachloordibenzo-p-dioxine

ug/l

NVT

25

PCDF94

57117-41-6

1,2,3,7,8-pentachloordibenzofuraan

ug/l

NVT

24

PCDD54

40321-76-4

1,2,3,7,8-pentachloordibenzo-p-dioxine

ug/l

NVT

26

123TClBen

87-61-6

1,2,3-trichloorbenzeen

ug/l

NVT

29

123TC1yBen

526-73-8

1,2,3-trimethylbenzeen

ug/l

NVT

30

1245T4ClBen

95-94-3

1,2,4,5-tetrachloorbenzeen

ug/l

NVT

32

124TClBen

120-82-1

1,2,4-trichloorbenzeen

ug/l

NVT

33

124TC1yBen

95-63-6

1,2,4-trimethylbenzeen

ug/l

NVT

35

12DClBen

95-50-1

1,2-dichloorbenzeen

ug/l

NVT

36

12DClC2a

107-06-2

1,2-dichloorethaan

ug/l

NVT

38

12DClC3a

78-87-5

1,2-dichloorpropaan

ug/l

NVT

466

12DHOxBen

120-80-9

1,2-dihydroxybenzeen

ug/l

NVT

1341

12xyln

95-47-6

1,2-xyleen

ug/l

NVT

44

135TClBen

108-70-3

1,3,5-trichloorbenzeen

ug/l

NVT

45

135TC1yBen

108-67-8

1,3,5-trimethylbenzeen

ug/l

NVT

47

13DClBen

541-73-1

1,3-dichloorbenzeen

ug/l

NVT

48

13DClC3a

142-28-9

1,3-dichloorpropaan

ug/l

NVT

5260

13DC2yBen

141-93-5

1,3-diethylbenzeen

ug/l

NVT

5258

13DFygandne

102-06-7

1,3-difenylguanidine

ug/l

NVT

1460

13DHOxBen

108-46-3

1,3-dihydroxybenzeen

ug/l

NVT

1147

13xyln

108-38-3

1,3-xyleen

ug/l

NVT

54

14DClBen

106-46-7

1,4-dichloorbenzeen

ug/l

NVT

5261

14DC2yBen

105-05-5

1,4-diethylbenzeen

ug/l

NVT

875

14DHOxBen

123-31-9

1,4-dihydroxybenzeen

ug/l

NVT

2841

14DOxan

123-91-1

1,4-dioxaan

mg/l

NVT

1362

14xyln

106-42-3

1,4-xyleen

ug/l

NVT

5832

1011tDolcarb

35079-97-1

10,11-transdiol carbamazepine

ug/l

NVT

2314

17bestDol

50-28-2

17beta-estradiol

ug/l

NVT

62

1ClNaf

90-13-1

1-chloornaftaleen

ug/l

NVT

2856

1C3ol2ClPO4

6145-73-9

1-propanol-2-chloorfosfaat

ug/l

NVT

1434

1C3yBen

103-65-1

1-propylbenzeen

ug/l

NVT

1380

PCB180

35065-29-3

2,2',3,4,4',5,5'-heptachloorbifenyl

ug/l

NVT

1376

PCB138

35065-28-2

2,2',3,4,4',5'-hexachloorbifenyl

ug/l

NVT

1377

PCB153

35065-27-1

2,2',4,4',5,5'-hexachloorbifenyl

ug/l

NVT

1372

PCB101

37680-73-2

2,2',4,5,5'-pentachloorbifenyl

ug/l

NVT

1382

PCB52

35693-99-3

2,2',5,5'-tetrachloorbifenyl

ug/l

NVT

5742

FRD-ai902903

NVT

2,3,3,3-tetrafluor-2-(heptafluorpropoxy)propanoaat (anion)

ug/l

NVT

5741

FRD-903

13252-13-6

2,3,3,3-tetrafluor-2-(heptafluorpropoxy)propionzuur

ug/l

NVT

2721

PCB189

39635-31-9

2,3,3',4,4',5,5 '-heptachlorobifenyl

ug/l

NVT

2712

PCB157

69782-90-7

2,3,3',4,4',5'-hexachloorbifenyl

ug/l

NVT

1378

PCB156

38380-08-4

2,3,3',4,4',5-hexachloorbifenyl

ug/l

NVT

1373

PCB105

32598-14-4

2,3,3',4,4'-pentachloorbifenyl

ug/l

NVT

2710

PCB167

52663-72-6

2,3',4,4',5,5'-hexachloorbifenyl

ug/l

NVT

2714

PCB114

74472-37-0

2,3,4,4',5-pentachloorbifenyl

ug/l

NVT

2711

PCB123

65510-44-3

2,3',4,4',5'-pentachloorbifenyl

ug/l

NVT

1374

PCB118

31508-00-6

2,3',4,4',5-pentachloorbifenyl

ug/l

NVT

2882

2345T4ClAn

634-83-3

2,3,4,5-tetrachlooraniline

ug/l

NVT

78

2345T4ClFol

4901-51-3

2,3,4,5-tetrachloorfenol

ug/l

NVT

79

PCDF130

60851-34-5

2,3,4,6,7,8-hexachloordibenzofuraan

ug/l

NVT

80

2346T4ClFol

58-90-2

2,3,4,6-tetrachloorfenol

ug/l

NVT

81

PCDF114

57117-31-4

2,3,4,7,8-pentachloordibenzofuraan

ug/l

NVT

82

234TClAn

634-67-3

2,3,4-trichlooraniline

ug/l

NVT

83

234TClFol

15950-66-0

2,3,4-trichloorfenol

ug/l

NVT

2885

2356T4ClAn

3481-20-7

2,3,5,6-tetrachlooraniline

ug/l

NVT

84

2356T4ClFol

935-95-5

2,3,5,6-tetrachloorfenol

ug/l

NVT

2886

235TClAn

18487-39-3

2,3,5-trichlooraniline

ug/l

NVT

86

235TClFol

933-78-8

2,3,5-trichloorfenol

ug/l

NVT

89

236TClFol

933-75-5

2,3,6-trichloorfenol

ug/l

NVT

2228

PCDF83

51207-31-9

2,3,7,8-tetrachloordibenzofuraan

ug/l

NVT

90

PCDD48

1746-01-6

2,3,7,8-tetrachloordibenzo-p-dioxine

ug/l

NVT

93

23DClAn

608-27-5

2,3-dichlooraniline

ug/l

NVT

94

23DClFol

576-24-9

2,3-dichloorfenol

ug/l

NVT

1381

PCB28

7012-37-5

2,4,4'-trichloorbifenyl

ug/l

NVT

100

245TClAn

636-30-6

2,4,5-trichlooraniline

ug/l

NVT

101

245TClFol

95-95-4

2,4,5-trichloorfenol

ug/l

NVT

102

245T

93-76-5

2,4,5-trichloorfenoxyazijnzuur

ug/l

NVT

104

246TClAn

634-93-5

2,4,6-trichlooraniline

ug/l

NVT

106

246TClFol

88-06-2

2,4,6-trichloorfenol

ug/l

NVT

114

24DClAn

554-00-7

2,4-dichlooraniline

ug/l

NVT

111

24DDD

53-19-0

2,4'-dichloordifenyldichloorethaan

ug/l

NVT

112

24DDE

3424-82-6

2,4'-dichloordifenyldichlooretheen

ug/l

NVT

113

24DDT

789-02-6

2,4'-dichloordifenyltrichloorethaan

ug/l

NVT

115

24DClFol

120-83-2

2,4-dichloorfenol

ug/l

NVT

116

24D

94-75-7

2,4-dichloorfenoxyazijnzuur

ug/l

NVT

140

24DP

120-36-5

2,4-dichloorfenoxypropionzuur (dichloorprop)

ug/l

NVT

124

24DC1yFol

105-67-9

2,4-dimethylfenol

ug/l

NVT

669

24DNO2Fol

51-28-5

2,4-dinitrofenol

ug/l

NVT

126

25DClAn

95-82-9

2,5-dichlooraniline

ug/l

NVT

127

25DClFol

583-78-8

2,5-dichloorfenol

ug/l

NVT

625

26DCl4NO2An

99-30-9

2,6-dichloor-4-nitroaniline

ug/l

NVT

134

26DClAn

608-31-1

2,6-dichlooraniline

ug/l

NVT

135

26DClBenAd

2008-58-4

2,6-dichloorbenzamide (BAM)

ug/l

NVT

136

26DClFol

87-65-0

2,6-dichloorfenol

ug/l

NVT

2944

26xyldne

87-62-7

2,6-xylidine

ug/l

NVT

1171

2C4on

78-93-3

2-butanon (MEK)

ug/l

NVT

145

2ClAn

95-51-2

2-chlooraniline

ug/l

NVT

146

2ClFol

95-57-8

2-chloorfenol

ug/l

NVT

147

2ClNaf

91-58-7

2-chloornaftaleen

ug/l

NVT

1852

2C2ox2C1yC3a

637-92-3

2-ethoxy-2-methylpropaan (ETBW)

ug/l

NVT

154

2C2yTol

611-14-3

2-ethyltolueen

ug/l

NVT

2999

2HOxatzne

2163-68-0

2-hydroxyatrazine

ug/l

NVT

5071

2HOxibpfn

51146-55-5

2-hydroxyibuprofen

ug/l

NVT

225

MCPA

94-74-6

2-methyl-4-chloorfenoxyazijnzuur

ug/l

NVT

226

MCPB

94-81-5

2-methyl-4-chloorfenoxyboterzuur

ug/l

NVT

170

2NO2Fol

88-75-5

2-nitrofenol

ug/l

NVT

174

2C3ol

67-63-0

2-propanol

ug/l

NVT

1968

PCB169

32774-16-6

3,3',4,4',5,5'-hexachloorbifenyl

ug/l

NVT

1967

PCB126

57465-28-8

3,3',4,4',5-pentachloorbifenyl

ug/l

NVT

1969

PCB77

32598-13-3

3,3',4,4'-tetrachloorbifenyl

ug/l

NVT

2713

PCB81

70362-50-4

3,4,4',5-tetrachlorobifenyl

ug/l

NVT

176

345TClAn

634-91-3

3,4,5-trichlooraniline

ug/l

NVT

177

345TClFol

609-19-8

3,4,5-trichloorfenol

ug/l

NVT

178

34DClAn

95-76-1

3,4-dichlooraniline

ug/l

NVT

179

34DClFol

95-77-2

3,4-dichloorfenol

ug/l

NVT

185

35DClAn

626-43-7

3,5-dichlooraniline

ug/l

NVT

186

35DClFol

591-35-5

3,5-dichloorfenol

ug/l

NVT

197

3ClAn

108-42-9

3-chlooraniline

ug/l

NVT

198

3ClFol

108-43-0

3-chloorfenol

ug/l

NVT

202

3C2yTol

620-14-4

3-ethyltolueen

ug/l

NVT

215

44DDD

72-54-8

4,4'-dichloordifenyldichloorethaan

ug/l

NVT

216

44DDE

72-55-9

4,4'-dichloordifenyldichlooretheen

ug/l

NVT

217

44DDT

50-29-3

4,4'-dichloordifenyltrichloorethaan

ug/l

NVT

224

4Cl2C1yFol

1570-64-5

4-chloor-2-methylfenol

ug/l

NVT

227

4Cl3C1yFol

59-50-7

4-chloor-3-methylfenol

ug/l

NVT

228

4ClAn

106-47-8

4-chlooraniline

ug/l

NVT

229

4ClFol

106-48-9

4-chloorfenol

ug/l

NVT

2412

4CPA

122-88-3

4-chloorfenoxyazijnzuur

ug/l

NVT

3650

DMST

66840-71-9

4-dimethylaminosulfotoluidide

ug/l

NVT

232

4C2yTol

622-96-8

4-ethyltolueen

ug/l

NVT

1175

4C1y2C5on

108-10-1

4-methyl-2-pentanon (MIBK)

ug/l

NVT

247

AcNe

83-32-9

acenafteen

ug/l

NVT

248

AcNy

208-96-8

acenaftyleen

ug/l

NVT

3135

actmpd

135410-20-7

acetamiprid

ug/l

NVT

251

actntl

75-05-8

acetonitril

mg/l

NVT

3136

actsfmtozl

21312-10-7

acetylsulfamethoxazol

ug/l

NVT

3127

acnfn

74070-46-5

aclonifen

ug/l

NVT

254

aclntl

107-13-1

acrylonitril

ug/l

NVT

264

alCl

15972-60-8

alachloor

ug/l

NVT

265

alDcb

116-06-3

aldicarb

ug/l

NVT

266

alDcsfn

1646-88-4

aldicarbsulfon

ug/l

NVT

267

alDcSO

1646-87-3

aldicarbsulfoxide

ug/l

NVT

268

aldn

309-00-2

aldrin

ug/l

NVT

269

aedsfn

959-98-8

alfa-endosulfan

ug/l

NVT

271

aHCH

319-84-6

alfa-hexachloorcyclohexaan

ug/l

NVT

273

aC1ysrn

98-83-9

alfa-methylstyreen

ug/l

NVT

374

HCO3

71-52-3

alkaliteit uitgedrukt in waterstofcarbonaat

mg/l

NVT

284

Al

7429-90-5

aluminium

ug/l

nf

5242

amttdn

865318-97-4

ametoctradin

ug/l

NVT

285

amtn

834-12-8

ametryn

ug/l

NVT

3164

amdsfrn

120923-37-7

amidosulfuron

ug/l

NVT

3165

amdTzinzr

117-96-4

amidotrizoïnezuur

ug/l

NVT

3175

Aocb

2032-59-9

aminocarb

ug/l

NVT

2499

Aofnzn

58-15-1

aminofenazon

ug/l

NVT

292

AMPA

1066-51-9

aminomethylfosfonzuur

ug/l

NVT

287

amtl

61-82-5

amitrol

ug/l

NVT

289

NH4

14798-03-9

ammonium

mg/l

Nnf

5740

FRD-902

62037-80-3

ammonium 2,3,3,3-tetrafluor-2-(heptafluorpropoxy)-propanoaat

ug/l

NVT

301

Sb

7440-36-0

antimoon

ug/l

nf

299

Ant

120-12-7

antraceen

ug/l

NVT

300

antcnn

84-65-1

antrachinon

ug/l

NVT

5253

armt

140-57-8

aramit

ug/l

NVT

310

As

7440-38-2

arseen

ug/l

nf

323

aslm

3337-71-1

asulam

ug/l

NVT

3186

atnll

29122-68-7

atenolol

ug/l

NVT

3189

atvttne

134523-00-5

atorvastatine

ug/l

NVT

324

attn

1610-17-9

atraton

ug/l

NVT

325

atzne

1912-24-9

atrazine

ug/l

NVT

3192

azacnzl

60207-31-0

azaconazool

ug/l

NVT

3195

azmtfs

35575-96-3

azamethifos

ug/l

NVT

3198

aztmcne

83905-01-5

azitromycine

ug/l

NVT

3196

azoxsbn

131860-33-8

azoxystrobin

ug/l

NVT

333

Ba

7440-39-3

barium

ug/l

nf

3209

befbtAd

113614-08-7

beflubutamide

ug/l

NVT

336

benlxl

71626-11-4

benalaxyl

ug/l

NVT

340

bentzn

25057-89-0

bentazon

ug/l

NVT

342

Ben

71-43-2

benzeen

ug/l

NVT

345

BaA

56-55-3

benzo(a)antraceen

ug/l

NVT

346

BaP

50-32-8

benzo(a)pyreen

ug/l

NVT

348

BbF

205-99-2

benzo(b)fluorantheen

ug/l

NVT

351

BghiPe

191-24-2

benzo(ghi)peryleen

ug/l

NVT

353

BkF

207-08-9

benzo(k)fluorantheen

ug/l

NVT

5255

benzcine

94-09-7

benzocaine

ug/l

NVT

361

benzC4yFt

85-68-7

benzylbutylftalaat

ug/l

NVT

362

Be

7440-41-7

beryllium

ug/l

nf

365

bedsfn

33213-65-9

beta-endosulfan

ug/l

NVT

366

bHCH

319-85-7

beta-hexachloorcyclohexaan

ug/l

NVT

2463

bezafbt

41859-67-0

bezafibraat

ug/l

NVT

375

bfnx

42576-02-3

bifenox

ug/l

NVT

376

biftn

82657-04-3

bifenthrin

ug/l

NVT

382

DEHP

117-81-7

bis(2-ethylhexyl)ftalaat (DEHP)

ug/l

NVT

76

bisFolA

80-05-7

bisfenol-A

ug/l

NVT

3266

bispll

66722-44-9

bisoprolol

ug/l

NVT

386

B

7440-42-8

boor

ug/l

nf

3272

boscld

188425-85-6

boscalid

ug/l

NVT

390

bromcl

314-40-9

bromacil

ug/l

NVT

391

Br

24959-67-9

bromide

mg/l

nf

394

BrOxnl

1689-84-5

broomoxynil

ug/l

NVT

400

Brpplt

18181-80-1

broompropylaat

ug/l

NVT

406

C4ol

71-36-3

butanol

ug/l

NVT

409

butcbOxmSO

34681-24-8

butocarboximsulfoxide

ug/l

NVT

412

C4yactt

123-86-4

butylacetaat

ug/l

NVT

441

Cd

7440-43-9

cadmium

ug/l

nf

442

caffine

58-08-2

caffeine

ug/l

NVT

447

Ca

7440-70-2

calcium

mg/l

nf

456

captn

133-06-2

captan

ug/l

NVT

5256

carbdx

6804-07-5

carbadox

ug/l

NVT

3380

carbmzpne

298-46-4

carbamazepine

ug/l

NVT

458

carbrl

63-25-2

carbaryl

ug/l

NVT

460

carbdzm

10605-21-7

carbendazim

ug/l

NVT

3384

carbtAd

16118-49-3

carbetamide

ug/l

NVT

462

carbfrn

1563-66-2

carbofuran

ug/l

NVT

464

CO3

3812-32-6

carbonaat

mg/l

NVT

3386

carftznC2y

128639-02-1

carfentrazon-ethyl

ug/l

NVT

3398

cefrxm

55268-75-2

cefuroxim

ug/l

NVT

2497

Clafncl

56-75-7

chlooramfenicol

ug/l

NVT

1246

ClBen

108-90-7

chloorbenzeen

ug/l

NVT

478

Clbmrn

13360-45-7

chloorbromuron

ug/l

NVT

1247

ClC2a

75-00-3

chloorethaan

ug/l

NVT

1654

ClC2e

75-01-4

chlooretheen (vinylchloride)

ug/l

NVT

487

Clfvfs

470-90-6

chloorfenvinfos

ug/l

NVT

492

Clpfm

101-21-3

chloorprofam

ug/l

NVT

503

Cltlrn

15545-48-9

chloortoluron

ug/l

NVT

4994

ClO3

14866-68-3

chloraat

ug/l

NVT

5175

chloratnlpl

500008-45-7

chlorantraniliprole

ug/l

NVT

507

Clidzn

1698-60-8

chloridazon

ug/l

NVT

508

Cl

16887-00-6

chloride

mg/l

NVT

517

Cr

7440-47-3

chroom

ug/l

nf

518

Chr

218-01-9

chryseen

ug/l

NVT

3436

cipfxcne

85721-33-1

ciprofloxacine

ug/l

NVT

520

c12DClC2e

156-59-2

cis-1,2-dichlooretheen

ug/l

NVT

522

cCldn

5103-71-9

cis-chloordaan

ug/l

NVT

272

cHpClepO

1024-57-3

cis-heptachloorepoxide

ug/l

NVT

3448

clartmcne

81103-11-9

claritromycine

ug/l

NVT

3463

clindmcne

18323-44-9

clindamycine

ug/l

NVT

2477

clofbt

637-07-0

clofibraat

ug/l

NVT

2464

clofbnzr

882-09-7

clofibrinezuur

ug/l

NVT

526

cloprld

1702-17-6

clopyralid

ug/l

NVT

3472

clotandne

210880-92-5

clothianidine

ug/l

NVT

2465

cloxclne

61-72-3

cloxacilline

ug/l

NVT

3474

clozpne

5786-21-0

clozapine

ug/l

NVT

3504

cortsn

53-06-5

cortison

ug/l

NVT

903

cumn

98-82-8

cumeen

ug/l

NVT

534

CNazne

21725-46-2

cyanazine

ug/l

NVT

2478

cycffAd

50-18-0

cyclofosfamide

ug/l

NVT

540

cycC6a

110-82-7

cyclohexaan

ug/l

NVT

542

cycC6on

108-94-1

cyclohexanon

ug/l

NVT

5259

cycC6e

110-83-8

cyclohexeen

ug/l

NVT

3538

cypdnl

121552-61-2

cyprodinil

ug/l

NVT

3551

damnzde

1596-84-5

daminozide

ug/l

NVT

2479

dapsn

80-08-0

dapson

ug/l

NVT

558

C10a

124-18-5

decaan

ug/l

NVT

562

dHCH

319-86-8

delta-hexachloorcyclohexaan

ug/l

NVT

571

desC2yatzne

6190-65-4

desethylatrazine

ug/l

NVT

3614

desC2ytC4yaz

30125-63-4

desethylterbutylazine

ug/l

NVT

573

desiC3yatzne

1007-28-9

desisopropylatrazine

ug/l

NVT

574

desmtn

1014-69-3

desmetryn

ug/l

NVT

6024

D2O

7789-20-0

deuterium oxide (zwaar water)

10^-3

V-SMOW

3622

dexmtsn

50-02-2

dexamethason

ug/l

NVT

593

DBahAnt

53-70-3

dibenzo(a,h)antraceen

ug/l

NVT

600

DC4yFt

84-74-2

dibutylftalaat

ug/l

NVT

602

Dcba

1918-00-9

dicamba

ug/l

NVT

603

Dcbnl

1194-65-6

dichlobenil

ug/l

NVT

605

Dcfande

1085-98-9

dichlofluanide

ug/l

NVT

619

DClC1a

75-09-2

dichloormethaan

ug/l

NVT

2466

Dclofnc

15307-86-5

diclofenac

ug/l

NVT

2467

Dcloxclne

3116-76-5

dicloxacilline

ug/l

NVT

629

Dcfl

115-32-2

dicofol

ug/l

NVT

3586

DccC6yFt

84-61-7

dicyclohexylftalaat

ug/l

NVT

632

DccPeDen

77-73-6

dicyclopentadieen

ug/l

NVT

633

dieldn

60-57-1

dieldrin

ug/l

NVT

641

DC2yEtr

60-29-7

diethylether

mg/l

NVT

642

DC2yFt

84-66-2

diethylftalaat

ug/l

NVT

2308

DEET

134-62-3

diethyltoluamide

ug/l

NVT

3627

Dfncnzl

119446-68-3

difenoconazool

ug/l

NVT

648

Dfbzrn

35367-38-5

diflubenzuron

ug/l

NVT

3624

Dffncn

83164-33-4

diflufenican

ug/l

NVT

649

DC7yFt

3648-21-3

diheptylftalaat

ug/l

NVT

650

DC6yFt

84-75-3

dihexylftalaat

ug/l

NVT

577

DiC4yFt

84-69-5

diisobutylftalaat

ug/l

NVT

583

DiC3yEtr

108-20-3

diisopropylether

ug/l

NVT

3644

Dikglc

18467-77-1

dikegulac

ug/l

NVT

651

Dmfrn

34205-21-5

dimefuron

ug/l

NVT

3652

DmtCl

50563-36-5

dimethachloor

ug/l

NVT

3651

DmtAd

87674-68-8

dimethenamide

ug/l

NVT

653

Dmtat

60-51-5

dimethoaat

ug/l

NVT

658

DC1yDS

624-92-0

dimethyldisulfide

ug/l

NVT

660

DC1yfAd

68-12-2

dimethylformamide

ug/l

NVT

661

DC1yFt

131-11-3

dimethylftalaat

ug/l

NVT

663

DC1yS

75-18-3

dimethylsulfide

ug/l

NVT

3653

DmTdzl

551-92-8

dimetridazol

ug/l

NVT

671

Dnsb

88-85-7

dinoseb

ug/l

NVT

672

Dntb

1420-07-1

dinoterb

ug/l

NVT

674

DC8yFt

117-84-0

dioctylftalaat

ug/l

NVT

677

DC5yFt

131-18-0

dipentylftalaat

ug/l

NVT

679

DC3yFt

131-16-8

dipropylftalaat

ug/l

NVT

3675

Dpyrdml

58-32-2

dipyridamol

ug/l

NVT

683

Durn

330-54-1

diuron

ug/l

NVT

2159

dodcBen

123-01-3

dodecylbenzeen

ug/l

NVT

3712

enlpl

75847-73-3

enalapril

ug/l

NVT

2161

endsfn

115-29-7

endosulfan (som alfa- en beta-isomeer)

ug/l

NVT

703

endsfSO4

1031-07-8

endosulfansulfaat

ug/l

NVT

704

endn

72-20-8

endrin

ug/l

NVT

3718

epxcnzl

133855-98-8

epoxiconazool

ug/l

NVT

2480

ertmcne

114-07-8

erytromycine

ug/l

NVT

3727

etdmrn

30043-49-3

ethidimuron

ug/l

NVT

2294

etnetDol

57-63-6

ethinylestradiol

ug/l

NVT

719

eton

563-12-2

ethion

ug/l

NVT

721

etfmst

26225-79-6

ethofumesaat

ug/l

NVT

722

etpfs

13194-48-4

ethoprofos

ug/l

NVT

725

C2yactt

131-11-3

ethylacetaat

ug/l

NVT

728

C2yBen

100-41-4

ethylbenzeen

ug/l

NVT

494

C2yClprfs

2921-88-2

ethylchloorpyrifos

ug/l

NVT

730

EDTA

60-00-4

ethyleendiaminetetraethaanzuur (EDTA)

ug/l

NVT

1407

C2yprmfs

23505-41-1

ethylpirimifos

ug/l

NVT

745

fenamfs

22224-92-6

fenamifos

ug/l

NVT

746

Fen

85-01-8

fenantreen

ug/l

NVT

2481

fenzn

60-80-0

fenazon (antipyrine)

ug/l

NVT

750

feNO2ton

122-14-5

fenitrothion

ug/l

NVT

2482

fenfbt

49562-28-9

fenofibraat

ug/l

NVT

3762

fenfbnzr

42017-89-0

fenofibrinezuur

ug/l

NVT

751

Fol

108-95-2

fenol

ug/l

NVT

2468

fenpfn

31879-05-7

fenoprofen

ug/l

NVT

2483

fentrl

13392-18-2

fenoterol

ug/l

NVT

3768

fenOxcb

72490-01-8

fenoxycarb

ug/l

NVT

760

fenton

55-38-9

fenthion

ug/l

NVT

2451

fenrn

101-42-8

fenuron

ug/l

NVT

3786

fipnl

120068-37-3

fipronil

ug/l

NVT

3829

flurslm

145701-23-1

florasulam

ug/l

NVT

3794

florfncl

76639-94-6

florfenicol

ug/l

NVT

3798

fluazfPC4y

79241-46-6

fluazifop-P-butyl

ug/l

NVT

3808

fludoxnl

131341-86-1

fludioxonil

ug/l

NVT

5245

fluoprm

658066-35-4

fluopyram

ug/l

NVT

775

Flu

206-44-0

fluorantheen

ug/l

NVT

777

Fle

86-73-7

fluoreen

ug/l

NVT

1853

F

16984-48-8

fluoride

mg/l

nf

3819

fluoxtne

54910-89-3

fluoxetine

ug/l

NVT

2363

flurOxpr

69377-81-7

fluroxypyr

ug/l

NVT

2305

flutlnl

66332-96-5

flutolanil

ug/l

NVT

3836

forasfrn

173159-57-4

foramsulfuron

ug/l

NVT

4188

Ptot

NVT

fosfor totaal

mg/l

Pnf

3855

furzldn

67-45-8

furazolidon

ug/l

NVT

3854

fursmde

54-31-9

furosemide

ug/l

NVT

3857

gabptne

60142-96-3

gabapentine

ug/l

NVT

816

cHCH

58-89-9

gamma-hexachloorcyclohexaan (lindaan)

ug/l

NVT

3548

GELDHD

NVT

Geleidendheid

mS/m

25oC

2469

gemfbzl

25812-30-0

gemfibrozil

ug/l

NVT

3877

glufsnt

51276-47-2

glufosinaat

ug/l

NVT

732

glycl

107-21-1

glycol (monoethyleenglycol)

ug/l

NVT

840

glyfst

1071-83-6

glyfosaat

ug/l

NVT

5279

guanurum

141-83-3

guanylureum

ug/l

NVT

6027

He3

12596-21-3

helium 3

1

TU

853

HpCl

76-44-8

heptachloor

ug/l

NVT

861

HCB

118-74-1

hexachloorbenzeen

ug/l

NVT

865

HxClC2a

67-72-1

hexachloorethaan

ug/l

NVT

871

Hxznn

51235-04-2

hexazinon

ug/l

NVT

3928

HCltazde

58-93-5

hydrochloorthiazide

ug/l

NVT

2470

ibpfn

15687-27-1

ibuprofen

ug/l

NVT

3984

iffAd

3778-73-2

ifosfamide

ug/l

NVT

879

Fe

7439-89-6

ijzer

ug/l

nf

2306

imdcpd

138261-41-3

imidacloprid

ug/l

NVT

880

inda

496-11-7

indaan

ug/l

NVT

882

InP

193-39-5

indeno(1,2,3-cd)pyreen

ug/l

NVT

2471

indmtcne

53-86-1

indometacine

ug/l

NVT

4023

irbstan

138402-11-6

irbesartan

ug/l

NVT

907

idn

465-73-6

isodrin

ug/l

NVT

3976

iC3yantnlAd

30391-89-0

isopropylanthranilamide

ug/l

NVT

913

iptrn

34123-59-6

isoproturon

ug/l

NVT

4010

iOaftl

141112-29-0

isoxaflutool

ug/l

NVT

4040

johxl

66108-95-0

johexol

ug/l

NVT

4041

jompl

78649-41-9

jomeprol

ug/l

NVT

4043

jopmdl

62883-00-5

jopamidol

ug/l

NVT

4042

jopmde

73334-07-3

jopromide

ug/l

NVT

4045

jotlmnzr

2276-90-6

jotalaminezuur

ug/l

NVT

4047

joxtlmnzr

28179-44-4

joxitalaminezuur

ug/l

NVT

920

K

7440-09-7

kalium

mg/l

nf

2472

ketpfn

22071-15-4

ketoprofen

ug/l

NVT

527

Co

7440-48-4

kobalt

ug/l

nf

6025

C13

14762-74-4

koolstof 13

10^-3

V-PDB in Canorg

6026

C14

14762-75-5

koolstof 14

%

MC

1318

Corg

NVT

koolstof organisch

mg/l

Cnf

971

Cu

7440-50-8

koper

ug/l

nf

4063

kresOxmC1y

143390-89-0

kresoxim-methyl

ug/l

NVT

1097

Hg

7439-97-6

kwik

ug/l

nf

1898

lencl

2164-08-1

lenacil

ug/l

NVT

4088

levtrctm

102767-28-2

levetiracetam

ug/l

NVT

4093

lidcine

137-58-6

lidocaïne

ug/l

NVT

2484

lincmcne

154-21-2

lincomycine

ug/l

NVT

1114

linrn

330-55-2

linuron

ug/l

NVT

1115

Li

7439-93-2

lithium

ug/l

nf

1116

Pb

7439-92-1

lood

ug/l

nf

4096

lostan

114798-26-4

losartan

ug/l

NVT

1125

Mg

7439-95-4

magnesium

mg/l

nf

4112

malinhdzde

123-33-1

maleinehydrazide

ug/l

NVT

1714

manb

12427-38-2

maneb

ug/l

NVT

1128

Mn

7439-96-5

mangaan

ug/l

nf

1145

mcresl

108-39-4

m-cresol

ug/l

NVT

4133

mebdzl

31431-39-7

mebendazol

ug/l

NVT

73

MCPP

93-65-2

mecoprop

ug/l

NVT

4137

mecppP

16484-77-8

mecoprop-P

ug/l

NVT

1148

metbtazrn

18691-97-9

metabenzthiazuron

ug/l

NVT

5254

mfmzn

139968-49-3

metaflumizon

ug/l

NVT

1149

mlxl

57837-19-1

metalaxyl

ug/l

NVT

4110

mAh

9002-91-9

metaldehyde

ug/l

NVT

1152

mzCl

67129-08-2

metazachloor

ug/l

NVT

4157

metfmne

657-24-9

metformine

ug/l

NVT

785

C1al

50-00-0

methanal (formaldehyde)

ug/l

NVT

1154

C1ol

67-56-1

methanol

ug/l

NVT

1155

metdton

950-37-8

methidathion

ug/l

NVT

2307

metocb

2032-65-7

methiocarb

ug/l

NVT

1159

C1oxCl

72-43-5

methoxychloor

ug/l

NVT

3318

C1oxfnzde

161050-58-4

methoxyfenozide

ug/l

NVT

328

C1yazfs

86-50-0

methylazinfos

ug/l

NVT

1177

C1ymtclt

80-62-6

methylmethacrylaat

ug/l

NVT

2453

C1ymsfrn

74223-64-6

methyl-metsulfuron

ug/l

NVT

1408

C1yprmfs

29232-93-7

methylpirimifos

ug/l

NVT

1163

C1yttC4yEtr

1634-04-4

methyl-tertiair-butylether (MTBE)

ug/l

NVT

4162

metrm

9006-42-2

metiram

ug/l

NVT

1185

metlCl

51218-45-2

metolachloor

ug/l

NVT

2485

metpll

37350-58-6

metoprolol

ug/l

NVT

1187

metxrn

19937-59-8

metoxuron

ug/l

NVT

1188

metbzn

21087-64-9

metribuzin

ug/l

NVT

4160

metndzl

443-48-1

metronidazol

ug/l

NVT

1191

mevfs

7786-34-7

mevinfos

ug/l

NVT

1243

Mo

7439-98-7

molybdeen

ug/l

nf

1253

Mlnrn

1746-81-2

monolinuron

ug/l

NVT

1254

monrn

150-68-5

monuron

ug/l

NVT

2473

nafclne

147-52-4

nafcilline

ug/l

NVT

1259

Naf

91-20-3

naftaleen

ug/l

NVT

2474

napxn

22204-53-1

naproxen

ug/l

NVT

1262

Na

7440-23-5

natrium

mg/l

nf

4254

nicsfrn

111991-09-4

nicosulfuron

ug/l

NVT

1267

Ni

7440-02-0

nikkel

ug/l

nf

1270

NO3

14797-55-8

nitraat

mg/l

Nnf

1273

NO2

14797-65-0

nitriet

mg/l

Nnf

1331

ocresl

95-48-7

o-cresol

ug/l

NVT

5257

oladmcn

3922-90-5

oleandomycin

ug/l

NVT

1334

PO4

14265-44-2

orthofosfaat

mg/l

Pnf

2498

Oaclne

66-79-5

oxacilline

ug/l

NVT

1343

Oaml

23135-22-0

oxamyl

ug/l

NVT

4337

oxzpm

604-75-1

oxazepam

ug/l

NVT

5124

OxT4ccnHCl

2058-46-0

oxytetracycline hydrochloride

ug/l

NVT

4347

parctml

103-90-2

paracetamol

ug/l

NVT

4351

paroonC2y

311-45-5

paraoxon-ethyl

ug/l

NVT

4350

paroonC1y

950-35-6

paraoxon-methyl

ug/l

NVT

4349

paroetne

61869-08-7

paroxetine

ug/l

NVT

1359

pcresl

106-44-5

p-cresol

ug/l

NVT

2301

penccrn

66063-05-6

pencycuron

ug/l

NVT

1385

PeClAn

527-20-8

pentachlooraniline

ug/l

NVT

1387

PeClBen

608-93-5

pentachloorbenzeen

ug/l

NVT

1390

PeClFol

87-86-5

pentachloorfenol

ug/l

NVT

1455

PeClNO2Ben

82-68-8

pentachloornitrobenzeen (quintozeen)

ug/l

NVT

2488

poxflne

6493-05-6

pentoxifylline

ug/l

NVT

4445

PFOS

1763-23-1

perfluoroctaansulfonaat

ug/l

NVT

4443

PFOA

335-67-1

perfluoroctaanzuur

ug/l

NVT

4461

pipprn

1893-33-0

pipamperon

ug/l

NVT

1406

pirmcb

23103-98-2

pirimicarb

ug/l

NVT

4485

pravstne

81093-37-0

pravastatine

ug/l

NVT

2489

primdn

125-33-7

primidon

ug/l

NVT

1417

procmdn

32809-16-8

procymidon

ug/l

NVT

1418

profm

122-42-9

profam

ug/l

NVT

2490

progtrn

57-83-0

progesteron

ug/l

NVT

1421

promtne

7287-19-6

prometryne

ug/l

NVT

1422

propCl

1918-16-7

propachloor

ug/l

NVT

1432

propxr

114-26-1

propoxur

ug/l

NVT

2491

propnll

525-66-6

propranolol

ug/l

NVT

1438

propAd

23950-58-5

propyzamide

ug/l

NVT

2361

prosfcb

52888-80-9

prosulfocarb

ug/l

NVT

5252

protocnzdto

120983-64-4

prothioconazol-desthio

ug/l

NVT

4524

pyrcsbn

175013-18-0

pyraclostrobin

ug/l

NVT

1444

pyrazfs

13457-18-6

pyrazofos

ug/l

NVT

1445

Pyr

129-00-0

pyreen

ug/l

NVT

1451

pyrdne

110-86-1

pyridine

ug/l

NVT

2303

pyrmtnl

53112-28-0

pyrimethanil

ug/l

NVT

4539

quetpne

111974-69-7

quetiapine

ug/l

NVT

4543

quinmrc

90717-03-6

quinmerac

ug/l

NVT

1456

REDPTTAL

NVT

Redoxpotentiaal

mV

NVT

4570

rimsfrn

122931-48-0

rimsulfuron

ug/l

NVT

4574

rondzl

7681-76-7

ronidazol

ug/l

NVT

2492

roxtmcne

80214-83-1

roxitromycine

ug/l

NVT

1987

Rb

7440-17-7

rubidium

ug/l

nf

4589

salbtml

18559-94-9

salbutamol

ug/l

NVT

4590

salczr

69-72-7

salicylzuur

ug/l

NVT

1473

seC4yazne

7286-69-3

sebutylazine

ug/l

NVT

1476

Se

7782-49-2

seleen

ug/l

nf

4656

SiO2

14808-60-7

siliciumdioxide

mg/l

NVT

1480

simzne

122-34-9

simazine

ug/l

NVT

4667

SmtlCl

87392-12-9

S-metolachloor

ug/l

NVT

615

sDClFol6

NVT

som 6 dichloorfenolen

ug/l

NVT

681

sDtocbmt

NVT

som dithiocarbamaten

ug/l

CS2

1248

sMClFol

NVT

som monochloorfenol-isomeren

ug/l

NVT

1600

sTClFol

NVT

som trichloorfenol-isomeren

ug/l

NVT

4675

sotll

3930-20-9

sotalol

ug/l

NVT

1496

Ntot

NVT

stikstof totaal

mg/l

Nnf

1501

Sr

7440-24-6

strontium

ug/l

nf

1503

styrn

100-42-5

styreen

ug/l

NVT

4735

sulcton

99105-77-8

sulcotrion

ug/l

NVT

1508

SO4

14808-79-8

sulfaat

mg/l

NVT

4736

sulfClprdzne

80-32-0

sulfachloorpyridazine

ug/l

NVT

4737

sulfdazne

68-35-9

sulfadiazine

ug/l

NVT

4738

sulfdmtoxne

122-11-2

sulfadimethoxine

ug/l

NVT

2494

sulfdmdne

57-68-1

sulfadimidine

ug/l

NVT

4740

sulfmrzn

127-79-7

sulfamerazin

ug/l

NVT

2475

sulfmtoazl

723-46-6

sulfamethoxazol

ug/l

NVT

4742

sulfprdne

144-83-2

sulfapyridine

ug/l

NVT

4743

sulfqoxlne

59-40-5

sulfaquinoxaline

ug/l

NVT

4775

tamxfn

10540-29-1

tamoxifen

ug/l

NVT

2298

tebcnzl

107534-96-3

tebuconazol

ug/l

NVT

4825

teftn

79538-32-2

tefluthrin

ug/l

NVT

1520

Te

13494-80-9

telluur

ug/l

nf

4830

temzpm

846-50-4

temazepam

ug/l

NVT

1522

T

NVT

Temperatuur

Cel

NVT

4831

teplxdm

149979-41-9

tepraloxydim

ug/l

NVT

4835

terbtlne

23031-25-6

terbutaline

ug/l

NVT

1525

terC4yazne

5915-41-3

terbutylazine

ug/l

NVT

1536

T4ClC2e

127-18-4

tetrachlooretheen (per)

ug/l

NVT

1538

T4ClC1a

56-23-5

tetrachloormethaan (tetra)

ug/l

NVT

1544

T4Hfrn

109-99-9

tetrahydrofuraan

ug/l

NVT

1546

T4Htofn

110-01-0

tetrahydrothiofeen

ug/l

NVT

1553

Tl

7440-28-0

thallium

ug/l

nf

4861

theoplne

58-55-9

theophylline

ug/l

NVT

4770

tabdzl

148-79-8

thiabendazol

ug/l

NVT

4863

thiacpd

111988-49-9

thiacloprid

ug/l

NVT

4864

thiamtxm

153719-23-4

thiamethoxam

ug/l

NVT

1556

toCN

463-56-9

thiocyanaat (anion)

ug/l

nf

4882

tofnC1y

23564-05-8

thiofanaat-methyl

ug/l

NVT

1561

tomtn

640-15-3

thiometon

ug/l

NVT

2012

thirm

137-26-8

thiram

ug/l

NVT

1563

Th

7440-29-1

thorium

ug/l

nf

2495

tiamlne

55297-95-5

tiamuline

ug/l

NVT

1564

Sn

7440-31-5

tin

ug/l

nf

1565

Ti

7440-32-6

titaan

ug/l

nf

1567

tolcfsC1y

57018-04-9

tolclofos-methyl

ug/l

NVT

2476

tolfAezr

13710-19-5

tolfenaminezuur

ug/l

NVT

1568

Tol

108-88-3

tolueen

ug/l

NVT

2235

tolfande

731-27-1

tolylfluanide

ug/l

NVT

4891

tramdl

27203-92-5

tramadol

ug/l

NVT

1578

t12DClC2e

156-60-5

trans-1,2-dichlooretheen

ug/l

NVT

1580

tCldn

5103-74-2

trans-chloordaan

ug/l

NVT

1581

tHpClepO

28044-83-9

trans-heptachloorepoxide

ug/l

NVT

1599

T2ClC2yPO4

115-96-8

tri(2-chloorethyl)fosfaat

ug/l

NVT

1586

Tadmfn

43121-43-3

triadimefon

ug/l

NVT

2297

Tadmnl

55219-65-3

triadimenol

ug/l

NVT

1590

TBrC1a

75-25-2

tribroommethaan

ug/l

NVT

1591

TC4yPO4

126-73-8

tributylfosfaat

ug/l

NVT

1712

TC4ySn

36643-28-4

tributyltin (kation)

ug/l

Sn

1598

TClC2e

79-01-6

trichlooretheen (tri)

ug/l

NVT

1711

TClC1a

67-66-3

trichloormethaan (chloroform)

ug/l

NVT

1603

TClC3yPO4

13674-84-5

trichloorpropylfosfaat

ug/l

NVT

5189

Tccbn

101-20-2

triclocarban

ug/l

NVT

2450

Tcpr

55335-06-3

triclopyr

ug/l

NVT

1609

TC2yPO4

78-40-0

triethylfosfaat

ug/l

NVT

4848

TFyPO4

115-86-6

trifenylfosfaat

ug/l

NVT

1612

Tfrlne

1582-09-8

trifluraline

ug/l

NVT

4844

TfsfrnC1y

126535-15-7

triflusulfuron-methyl

ug/l

NVT

1585

TiC4yPO4

126-71-6

triisobutylfosfaat

ug/l

NVT

4876

Tmtcb

2686-99-9

trimethacarb

ug/l

NVT

2496

Tmtpm

738-70-5

trimethoprim

ug/l

NVT

4790

TC1yPO4

512-56-1

trimethylfosfaat

ug/l

NVT

4894

tris2C4oxC2y

78-51-3

tris(2-butoxyethyl)fosfaat

ug/l

NVT

4893

tris2C2yC6yP

78-42-2

tris(2-ethylhexyl)fosfaat

ug/l

NVT

3896

H3

10028-17-8

tritium

1

TU

2031

TROEBHD

NVT

Troebelheid

[NTU]

NVT

4902

tylsne

1401-69-0

tylosine

ug/l

NVT

1637

U

7440-61-1

uranium

ug/l

nf

4913

valum

439-14-5

valium (diazepam)

ug/l

NVT

1642

V

7440-62-2

vanadium

ug/l

nf

1652

vinczln

50471-44-8

vinclozolin

ug/l

NVT

4923

warfrn

81-81-2

warfarin

ug/l

NVT

1685

W

7440-33-7

wolfraam

ug/l

nf

1692

Ag

7440-22-4

zilver

ug/l

nf

1693

Zn

7440-66-6

zink

ug/l

nf

1695

Zr

7440-67-7

zirkonium

ug/l

nf

1398

pH

NVT

Zuurgraad

1

NVT

1701

O2

7782-44-7

zuurstof

mg/l

NVT

6023

O18-H2O

14314-42-2

zuurstof18 water

10^-3

V-SMOW

1.2 Bemonsteringsprocedure

Definitie

De lijst met procedures die gehanteerd worden bij de uitvoering van de bemonstering van grondwater.

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

NEN5744v1991

 

Nederlandse norm NEN 5744 Bodem – Monsterneming van grondwater ten behoeve van de bepaling van metalen, anorganische verbindingen, matig-vluchtige organische verbindingen en fysisch-chemische eigenschappen, 1991 Deze norm is ingetrokken en vervangen door NEN 5744, 2011.

NEN5744v2011-A1v2013

Nederlandse norm NEN 5744 Bodem – Monsterneming van grondwater, maart 2011 met aanvulling april 2013.

NEN5745v1997

 

Nederlandse norm NEN 5745 Bodem – Monsterneming van grondwater ten behoeve van de bepaling van vluchtige verbindingen, 1997 Deze norm is ingetrokken en vervangen door NEN 5744, 2011.

NTA8017v2008

 

Nederlandse technische afspraak NTA 8017, Monsterneming van grondwater ten behoeve van de monitoring van grondwaterkwaliteit, februari 2008. Deze norm is ingetrokken en vervangen door NTA 8017, 2016.

NTA8017v2016

Nederlandse technische afspraak NTA 8017, Monsterneming van grondwater ten behoeve van de monitoring van grondwaterkwaliteit, november 2016. Dit is een bijlage uit het Handboek Monitoring Grondwaterkwaliteit KRW provincies en RIVM.

SIKBProtocol2002vanafV4

Protocol 2002, Het nemen van grondwatermonsters. Versie 4 en opvolgende versies die geen relevante wijzigingen voor (de gegevens van) het grondwatersamenstellingsonderzoek bevatten. Dit protocol is onderdeel van SIKB 2000 (certificatieschema of accreditatieschema) dat van toepassing is op het nemen van grondwatermonsters bij milieuhygiënisch bodemonderzoek.

onbekend

 

Het gegeven is onbekend. Dit kan het geval zijn bij historische gegevens (IMBRO/A kwaliteitsregime).

1.3 Beoordelingsprocedure

Definitie

De lijst met protocollen en werkwijzen die worden toegepast bij de beoordeling van de kwaliteit van de meetwaarden die in het veld en/of het laboratorium gemeten zijn.

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

handboekProvinciesRIVMv2017

Het Handboek Platform Meetnetbeheerders Monitoring Bodem- en Grondwaterkwaliteit Deel 1 – Handboek Monitoring Grondwaterkwaliteit KRW provincies en RIVM, Vastgesteld door Platform Meetnetbeheerders 06/04/2017.

oordeelDeskundige

De beoordeling is gedaan door een expert, niet volgens een expliciet protocol of werkvoorschrift.

onbekend

 

Het is onbekend volgens welke procedure de beoordeling is gedaan (IMBRO/A kwaliteitsregime).

1.4 Kleur

Definitie

De lijst met hoofd- en bijkleuren die zijn waargenomen in het grondwatermonster.

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

wit

wit

grijs

grijs

zwart

zwart

rood

rood

oranje

oranje

geel

geel

groen

groen

blauw

blauw

paars

paars

bruin

bruin

roestbruin

roestbruin

beige

beige

creme

creme

kleurloos

kleurloos

1.5 Kleursterkte

Definitie

De lijst met de kleursterktes die zijn waargenomen in het grondwatermonster.

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

zeer licht

zeer licht

licht

licht

neutraal

neutraal

donker

donker

zeer donker

zeer donker

1.6 LimietSymbool

Definitie

De lijst van symbolen die aangeven of de gemeten waarde kleiner dan de laagste rapportagegrens of groter dan de hoogste rapportagegrens is.

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

GT

De gemeten waarde is groter dan de hoogste rapportagegrens welke is ingevuld bij het attribuut waarde.

LT

De gemeten waarde is kleiner dan de laagste rapportagegrens welke is ingevuld bij het attribuut waarde.

1.7 Pomptype

Definitie

De lijst met pompen die gebruikt worden voor het bemonsteren van het grondwater.

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

onderwaterpomp

Een apparaat dat geheel in de te verpompen vloeistof wordt ondergedompeld en waarmee vloeistoffen door een slang worden geperst. Deze pomp wordt ook wel dompelpomp genoemd.

peristaltischePomp

Een apparaat waarmee door het aanleggen van onderdruk vloeistoffen door een slang worden gepompt. Deze pomp wordt ook wel slangenpomp genoemd.

vacuümpomp

Een eenvoudige zuigpomp.

anders

Een ander pomptype zoals dat is beschreven in de bemonsteringsprocedure.

onbekend

 

Het gegeven is onbekend. Dit kan het geval zijn bij historische gegevens (IMBRO/A kwaliteitsregime).

1.8 Registratiestatus

Definitie

De lijst van fasen van registratie waarin het object zich kan bevinden.

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

geregistreerd

Het registeren van de gegevens van het object is gestart. De gegevens uit het eerste brondocument zijn in de registratie ondergrond vastgelegd. Er zijn daarna geen nieuwe gegevens geregistreerd.

aangevuld

Het registeren van de gegevens van het object heeft na de start van de registratie een vervolg gekregen. De gegevens in de registratie ondergrond zijn minimaal een keer aangevuld met nieuwe gegevens.

voltooid

Het registeren van de gegevens van het object is voltooid. Alle gegevens zijn in de registratie ondergrond vastgelegd en er kunnen geen nieuwe gegevens meer worden geregistreerd.

1.9 StatusKwaliteitscontrole

Definitie

De lijst met de mogelijke uitkomsten van het eindoordeel van de bronhouder over de betrouwbaarheid van individuele metingen.

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

afgekeurd

Er is reden om dit gegeven als onjuist te beschouwen. De waarde kon niet geverifieerd worden op basis van de gehanteerde beoordelingsprocedure.

goedgekeurd

Er is geen reden om aan de juistheid van dit gegeven te twijfelen op basis van de gehanteerde beoordelingsprocedure.

onbekend

 

Er is geen beoordeling gedaan van de kwaliteit, of het is onbekend of er een beoordeling is gedaan (IMBRO/A kwaliteitsregime).

onbeslist

Er zijn twijfels over de juistheid van dit gegeven, maar uitsluitsel kon niet gegeven worden op basis van de gehanteerde beoordelingsprocedure.

1.10 Waardebepalingsprocedure

Definitie

De lijst met normen en voorschriften die beschrijven hoe het laboratoriumonderzoek is uitgevoerd. De inhoud van deze lijst is gebaseerd op de Aquo tabel ‘Waardebepalingsmethode’.

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

AQUOKIT

Met Aquo-kit berekend oordeel of toetsresultaat

AUTOMATISCH

Niet genormaliseerde automatische waardebepaling

BLAUWAP:2012

Blauwalgenprotocol 2012

CIW

Bepaling klasse (1-5) volgens CIW-methodiek

D1485.96

DIN EN 1485:1996-11

D38405-26.89

DIN 38405-26:1989-04

D38405-27.92

DIN 38405-27:1992-07

D38406-29.99

DIN 38406-29:1999-05

D38407-30.07

DIN 38407-30:2007-12

D38407-42.11

DIN 38407-42:2011-03

D38409-23.10

DIN 38409-23:2010-12

D4030-2.08

DIN 4030-2:2008-06

D51577-1.82

DIN 51577-1:1982-11

DESK

Bepaling klasse door deskundige

EBEO

Bepaling waarde / EBEO-klasse (1-5) volgens EBEO-systematiek

EPA8270CD

US EPA Method 8270D/8270C

GWPROTEU.13

Oordeel deskundige o.b.v. protocol toetsen grondw. 2013 EU

GWPROTNL.13

Oordeel deskundige o.b.v. protocol toetsen grondw. 2013 NL

HH-W10B:2010

HH-10B Analyse van zoöplankton voor EBeo

HH-W11A:2010

HH-11A Inventarisatie van vegetatie

HH-W12B:2010

HH-12B Analyse van macrofauna

HH-W13A:2010

HH-13A Bestandsopname van vis voor de KRW

HH-W7B:2010

HH-7B Analyse van fytoplankton in oppervlaktewater

HH-W8B:2010

HH-8B Analyse van sieralgen in opp.w. met een omkeermicrosc.

HH-W8C:2010

HH-8C Analyse van sieralgen in opp.w. met staande microsc.

HH-W9B:2010

HH-9B Analyse van kiezelwieren in oppervlaktewater

I10048.91

ISO 10048:1991 en

I10260.92

ISO 10260:1992 en

I10301.97

NEN-EN-ISO 10301:1997 en

I10304-1.09

NEN-EN-ISO 10304-1:2009 en

I10304-1.95

NEN-EN-ISO 10304-1:1995 en

I10304-2.96

NEN-EN-ISO 10304-2:1996 en

I10304-3.97

NEN-EN-ISO 10304-3:1997 en

I10304-4.99

NEN-EN-ISO 10304-4:1999 en

I10359-1.92

ISO 10359-1:1992 en

I10359-2.94

ISO 10359-2:1994 en

I10382.03

NEN-ISO 10382:2003 en

I10523.08

NEN-ISO 10523:2008 en

I10523.12

NEN-EN-ISO 10523:2012 en

I10523.94

ISO 10523:1994 en

I10530.92

ISO 10530:1992 en

I10566.94

ISO 10566:1994 en

I10695.00

NEN-EN-ISO 10695:2000 en

I10704.12

NEN-ISO 10704:2012 en

I11083.06

NEN-ISO 11083:2006 en

I11083.94

ISO 11083:1994 en

I11369.97

NEN-EN-ISO 11369:1997 en

I11423-1.97

ISO 11423-1:1997 en

I11423-2.97

ISO 11423-2:1997 en

I11731-2.08

NEN-EN-ISO 11731-2:2008 en

I11731.98

ISO 11731:1998 en

I11732.05

NEN-EN-ISO 11732:2005 en

I11885.07

ISO 11885:2007 en

I11885.98

NEN-EN-ISO 11885:1998 en

I11905-1.98

NEN-EN-ISO 11905-1:1998 nl

I11923.97

ISO 11923:1997 en

I11969.97

NEN-EN-ISO 11969:1997 nl

I12010.14

NEN-EN-ISO 12010:2014 en

I12020.00

NEN-EN-ISO 12020:2000 en

I12846.12

NEN-EN-ISO 12846:2012 en

I13358.97

ISO 13358:1997 en

I13395.97

NEN-EN-ISO 13395:1997 nl

I14402.99

NEN-EN-ISO 14402:1999 en

I14403-2.09

NEN-EN-ISO 14403-2:2009 Ontw. en

I14403-2.12

NEN-EN-ISO 14403-2:2012 en

I14403.02

NEN-EN-ISO 14403:2002 en

I14911.99

NEN-EN-ISO 14911:1999 en

I15061.01

NEN-EN-ISO 15061:2001 en

I15089.00

ISO 15089:2000 en

I15586.03

NEN-EN-ISO 15586:2003 en

I15587-1.02

NEN-EN-ISO 15587-1:2002 en

I15587-2.02

NEN-EN-ISO 15587-2:2002 en

I15680.03

NEN-EN-ISO 15680:2003 en

I15681-1.05

NEN-EN-ISO 15681-1:2005 en

I15681-2.05

NEN-EN-ISO 15681-2:2005 en

I15682.01

NEN-EN-ISO 15682:2001 en

I15705.03

NEN-ISO 15705:2003 en

I15913.03

NEN-EN-ISO 15913:2003 en

I15923-1.13

NEN-ISO 15923-1:2013 en

I16264.02

ISO 16264:2002 en

I16264.04

NEN-EN-ISO 16264:2004 en

I16588.03

NEN-EN-ISO 16588:2003 en

I16590.00

ISO 16590:2000 en

I17294-1.06

NEN-EN-ISO 17294-1:2006 en

I17294-2.04

NEN-EN-ISO 17294-2:2004 en

I17294-2.16

NEN-EN-ISO 17294-2:2016 en

I17353.05

NEN-EN-ISO 17353:2005 en

I17380.06

NEN-ISO 17380:2006 en

I17495.03

NEN-EN-ISO 17495:2003 en

I17852.06

ISO 17852:2006 en

I17852.08

NEN-EN-ISO 17852:2008 en

I17858.07

ISO 17858:2007 en

I17993.04

NEN-EN-ISO 17993:2004 en

I18073.04

NEN-ISO 18073:2004 en

I18412.06

NEN-EN-ISO 18412:2006 en

I18856.05

NEN-EN-ISO 18856:2005 en

I18857-1.06

NEN-EN-ISO 18857-1:2006 en

I20179.05

NEN-ISO 20179:2005 en

I22032.06

ISO 22032:2006 en

I22155.05

NEN-ISO 22155:2005 en

I22478.06

NEN-EN-ISO 22478:2006 en

I22743.06

NEN-ISO 22743:2006 en

I23631.06

NEN-EN-ISO 23631:2006 en

I23913.06

NEN-ISO 23913:2006 en

I25101.09

ISO 25101:2009 en

I5663.93

NEN-ISO 5663:1993 en

I5664.04

NEN-ISO 5664:2004 en

I5666.99

ISO 5666:1999 en

I5667-1.94

NEN-ISO 5667-1:1994 en

I5667-11.09

ISO 5667-11:2009 en

I5667-11.93

ISO 5667-11:1993 en

I5667-2.93

NEN-ISO 5667-2:1993 en

I5667-3.12

NEN-EN-ISO 5667-3:2012 en

I5813.93

NEN-ISO 5813:1993 en

I5814.93

NEN-ISO 5814:1993 en

I5815-1.03

ISO 5815-1:2003 en

I5815-2.03

ISO 5815-2:2003 en

I5961.95

NEN-EN-ISO 5961:1995 nl

I6058.84

ISO 6058:1984 en

I6059.05

NEN-ISO 6059:2005 en

I6060.89

ISO 6060:1989 en

I6332.04

NEN-ISO 6332:2004 en

I6333.88

NEN-ISO 6333:1988 nl

I6340.93

NEN-ISO 6340:1993 en

I6439.90

ISO 6439:1990 en

I6468.97

NEN-EN-ISO 6468:1997 en

I6595.93

NEN-EN-ISO 6595:1993 en

I6703-1.84

ISO 6703-1:1984 en

I6703-2.84

ISO 6703-2:1984 en

I6703-3.84

ISO 6703-3:1984 en

I6777.93

NEN-ISO 6777:1993 en

I6778.84

ISO 6778:1984 en

I6878.04

NEN-EN-ISO 6878:2004 en

I7027.00

NEN-EN-ISO 7027:2000 en

I7027.16

NEN-EN-ISO 7027-1:2016 en

I7027.94

NEN-ISO 7027:1994 en

I7150-1.02

NEN-ISO 7150-1:2002 en

I7393-1.00

NEN-EN-ISO 7393-1:2000 en

I7393-2.00

NEN-EN-ISO 7393-2:2000 en

I7393-3.00

NEN-EN-ISO 7393-3:2000 en

I7875-1.96

ISO 7875-1:1996 en

I7875-2.84

ISO 7875-2:1984 en

I7887.12

NEN-EN-ISO 7887:2012 en

I7887.94

NEN-EN-ISO 7887:1994 en

I7888.94

NEN-ISO 7888:1994 en

I7890-3.99

NEN-ISO 7890-3:1999 en

I7899-1.98

NEN-EN-ISO 7899-1:1998 en

I7980.00

NEN-EN-ISO 7980:2000 en

I7981-1.05

NEN-ISO 7981-1:2005 en

I7981-2.05

NEN-ISO 7981-2:2005 en

I8165-1.92

ISO 8165-1:1992 en

I8165-2.99

ISO 8165-2:1999 en

I8245.99

ISO 8245:1999 en

I8288.86

ISO 8288:1986 en

I8467.95

NEN-EN-ISO 8467:1995 en

I9174.98

ISO 9174:1998 en

I9297.89

ISO 9297:1989 en

I9308-3.99

NEN-EN-ISO 9308-3:1999 en

I9377-1.00

NEN-EN-ISO 9377-1:2000 Ontw. en

I9377-2.00

NEN-EN-ISO 9377-2:2000 en

I9377-4.99

NEN-EN-ISO 9377-4:1999 Ontw. en

I9390.90

ISO 9390:1990 en

I9562.04

NEN-EN-ISO 9562:2004 en

I9697.92

ISO 9697:1992 en

I9698.89

ISO 9698:1989 en

I9963-1.94

ISO 9963-1:1994 en

I9963-1.96

NEN-EN-ISO 9963-1:1996 en

I9963-2.94

ISO 9963-2:1994 en

I9963-2.96

NEN-EN-ISO 9963-2:1996 en

I9964-1.93

ISO 9964-1:1993 en

I9964-2.93

ISO 9964-2:1993 en

I9964-3.93

ISO 9964-3:1993 en

I9965.93

ISO 9965:1993 en

KNMI5WIND.01

KNMI Handboek Waarnemingen, Hoofdstuk 5. Wind, maart 2001

KRW

Bepaling afgeleide waarde volgens KRW-methodiek

LEIDDPS:2012

Leidraad voor passive sampling 2012

MODEL

Waarde is bepaald/berekend volgens model

N12260.03

NEN-EN 12260:2003 en

N1233.97

NEN-EN 1233:1997 en,nl

N12338.98

NEN-EN 12338:1998 en

N12673.99

NEN-EN 12673:1999 en

N12880.01

NEN-EN 12880:2001 en

N12918.99

NEN-EN 12918:1999 en

N13506.01

NEN-EN 13506:2001 en

N13577.07

NEN-EN 13577:2007 en

N14207.03

NEN-EN 14207:2003 en

N14486.05

NEN-EN 14486:2005 en

N1483.07

NEN-EN 1483:2007 en

N1484.97

NEN-EN 1484:1997 en,nl

N15216.07

NEN-EN 15216:2007 en

N1622.06

NEN-EN 1622:2006 en

N1899-1.98

NEN-EN 1899-1:1998 en,nl

N1899-2.98

NEN-EN 1899-2:1998 en,nl

N3106.86

NEN 3106:1986 nl

N5622.06

NEN 5622: 2006 nl

N5623.02

NEN 5623:2002 nl

N5627.06

NEN 5627: 2006 nl

N5694+C1.11

NEN 5694:2007+C1:2011 nl

N5707+C1.06

NEN 5707:2003+C1:2006 nl

N5731.94

NEN 5731:1994 2e Ontw. nl

N5734.95

NEN 5734:1995 2e Ontw. nl

N5734.99

NEN 5734:1999

N5735.94

NEN 5735:1994 2e Ontw. nl

N5742.00

NEN 5742:2000 Ontw. nl

N5742.91

NEN 5742:1991 nl

N5747.90

NEN 5747:1990 nl

N5748.90

NEN 5748:1990 nl

N5750.89

NEN 5750:1989 nl

N5751.89

NEN 5751:1989 nl

N5753.06

NEN 5753:2006 nl

N5754.05

NEN 5754:2005 nl

N5757.91

NEN 5757:1991 nl

N5758.90

NEN 5758:1990 nl

N5759.90

NEN 5759:1990 nl

N5761.90

NEN 5761:1990 nl

N5762.91

NEN 5762:1991 nl

N5763.91

NEN 5763:1991 nl

N5764.89

NEN 5764:1989 nl

N5765.91

NEN 5765:1991 nl

N5767.91

NEN 5767:1991 nl

N5769.91

NEN 5769:1991 nl

N5777.94

NEN 5777:1994 nl

N5779.94

NEN 5779:1994 nl

N5897.14

NEN 5897:2014 Ontw. Nl

N6265.07

NEN 6265:2007 nl

N6274.95

NEN 6274:1995 nl

N6401.91

NEN 6401:1991 nl

N6402.10

NEN 6402:2010 nl

N6402.91

NEN 6402:1991 nl

N6403.98

NEN 6403:1998 nl

N6407.97

NEN 6407:1997 nl

N6408.99

NEN 6408:1999 nl

N6411.06

NEN 6411:2006 Ontw. nl

N6411.81

NEN 6411:1981 nl

N6412.79

NEN 6412:1979 nl

N6414.07

NEN 6414:2007 Ontw. nl

N6414.08

NEN 6414:2008 nl

N6414.88

NEN 6414:1988 nl

N6415.82

NEN 6415:1982 nl

N6420.86

NEN 6420:1986 nl

N6421.06

NEN 6421:2006 nl

N6424.88

NEN 6424:1988 nl

N6426.95

NEN 6426:1995 nl

N6427.99

NEN 6427:1999 nl

N6429.94

NEN 6429:1994 nl

N6430.94

NEN 6430:1994 nl

N6432.93

NEN 6432:1993 nl

N6433.93

NEN 6433:1993 nl

N6434.93

NEN 6434:1993 nl

N6435.97

NEN 6435:1997 nl

N6436.97

NEN 6436:1997 nl

N6437.82

NEN 6437:1982 nl

N6441.79

NEN 6441:1979 nl

N6442.79

NEN 6442:1979 nl

N6443.77

NEN 6443:1977 nl

N6444.77

NEN 6444:1977 nl

N6445.97

NEN 6445:1997 nl

N6448.81

NEN 6448:1981 nl

N6449.81

NEN 6449:1981 nl

N6451.80

NEN 6451:1980 nl

N6452.80

NEN 6452:1980 nl

N6453.80

NEN 6453:1980 nl

N6454.94

NEN 6454:1994 nl

N6455.81

NEN 6455:1981 nl

N6456.81

NEN 6456:1981 nl

N6457.94

NEN 6457:1994 nl

N6458.83

NEN 6458:1983 nl

N6460.81

NEN 6460:1981 nl

N6461.81

NEN 6443:1981 nl

N6462.82

NEN 6462:1982 nl

N6463.97

NEN 6463:1997 nl

N6465.92

NEN 6465:1992 nl

N6467.82

NEN 6467:1982 nl

N6468.94

NEN 6468:1994 nl

N6470.97

NEN 6470:1997 nl

N6471.81

NEN 6471:1981 nl

N6472.83

NEN 6472:1983 nl

N6476.81

NEN 6476:1981 nl

N6480.82

NEN 6480:1982 nl

N6481.83

NEN 6481:1983 nl

N6482.82

NEN 6482:1982 nl

N6483.82

NEN 6483:1982 nl

N6484.06

NEN 6484:2006 Ontw. nl

N6484.07

NEN 6484:2007 nl

N6484.82

NEN 6484:1982 nl

N6485.83

NEN 6485:1983 nl

N6486.84

NEN 6486:1984 nl

N6487.97

NEN 6487:1997 nl

N6490.82

NEN 6490:1982 nl

N6493.87

NEN 6493:1987 nl

N6494.84

NEN 6494:1984 nl

N6495.84

NEN 6495:1984 nl

N6499.05

NEN 6499:2005 nl

N6499.10

NEN 6499:2010 nl

N6520.06

NEN 6520:2006 nl

N6521.91

NEN 6521:1991 nl

N6523.90

NEN 6523:1990 nl

N6524.84

NEN 6524:1984 nl

N6526.06

NEN 6526:2006 nl

N6527.00

NEN 6527:2000 nl

N6530.86

NEN 6530:1986 nl

N6531.86

NEN 6531:1986 nl

N6532.86

NEN 6532:1986 nl

N6533.90

NEN 6533:1990 nl

N6535.86

NEN 6535:1986 nl

N6536.90

NEN 6536:1990 nl

N6539.91

NEN 6539:1991 nl

N6541.91

NEN 6541:1991 nl

N6542.96

NEN 6542:1996 nl

N6544.90

NEN 6544:1990 nl

N6545.85

NEN 6545:1985 nl

N6547.86

NEN 6547:1986 nl

N6548.88

NEN 6548:1988 nl

N6549.88

NEN 6549:1988 nl

N6563.82

NEN 6563:1982 nl

N6567.85

NEN 6567:1985 nl

N6576.85

NEN 6576:1985 nl

N6577.85

NEN 6577:1985 nl

N6578.85

NEN 6578:1985 nl

N6579.85

NEN 6579:1985 nl

N6580.85

NEN 6580:1985 nl

N6581.85

NEN 6581:1985 nl

N6582.85

NEN 6582:1985 nl

N6587.90

NEN 6587:1990 nl

N6589.05

NEN 6589:2005 nl

N6591.90

NEN 6591:1990 nl

N6594.93

NEN 6594:1993 nl

N6604.07

NEN 6604:2007 nl

N6606.07

NEN 6606:2007 Ontw. nl

N6606.09

NEN 6606:2009 nl

N6606.92

NEN 6606:1992 nl

N6608.96

NEN 6608:1996 nl

N6609.97

NEN 6609:1997 nl

N6611.97

NEN 6611:1997 nl

N6612.97

NEN 6612:1997 nl

N6619.92

NEN 6619:1992 nl

N6620.86

NEN 6620:1986 nl

N6621.88

NEN 6621:1988 nl

N6623.05

NEN 6623:2005 nl

N6633.06

NEN 6633:2006/A1:2007 nl

N6633.98

NEN 6633:1998 nl

N6634.91

NEN 6634:1991 nl

N6641.83

NEN 6641:1983 nl

N6642.92

NEN 6642:1992 nl

N6643.03

NEN 6643:2003 nl

N6644.83

NEN 6644:1983 nl

N6645.05

NEN 6645:2005 nl

N6646+C1.15

NEN 6646+C1:2015 nl

N6646.06

NEN 6646:2006 nl

N6646.15

NEN 6646:2015 nl

N6651.92

NEN 6651:1992 nl

N6652.92

NEN 6652:1992 nl

N6653.92

NEN 6653:1992 nl

N6654.92

NEN 6654:2005 nl

N6655.92

NEN 6655:1992 Ontw. nl

N6655.97

NEN 6655:1997 nl

N6662.85

NEN 6662:1985 nl

N6663.87

NEN 6663:1987 nl

N6669.81

NEN 6669:1981 nl

N6670.03

NEN 6670:2003 nl

N6671.13

NEN 6671:2013 nl

N6671.94

NEN 6671:1994 nl

N6672.94

NEN 6672:1994 nl

N6674.81

NEN 6674:1981 nl

N6675.89

NEN 6675:1989 nl

N6676.94

NEN 6676:1994 nl

N6953.05

NEN 6953:2005 nl

N6953.17

NEN 6953:2017 nl

N6961.05

NEN 6961:2005 nl

N6961.13

NEN 6961:2013 Ontw. Nl

N6963.05

NEN 6963:2005 nl

N6964+C1.06

NEN 6964:2005+C1:2006 nl

N6964.05

NEN 6964:2005 nl

N6965+C1.06

NEN 6965:2005+C1:2006 nl

N6965.05

NEN 6965:2005 nl

N6966+C1.06

NEN 6966:2005+C1:2006 nl

N6966.05

NEN 6966:2005 nl

N6970.08

NEN 6970:2008 nl

N6975.08

NEN 6975:2008 nl

N6978.08

NEN 6978:2008 nl

N6980+C1.10

NEN 6980:2008+C1:2010 nl

N7341.95

NEN 7341:1995 nl

N7343.95

NEN 7343:1995 nl

N7345.95

NEN 7345:1995 nl

N7349.95

NEN 7349:1995 nl

N872.05

NEN-EN 872:2005 en

N903.94

NEN-EN 903:1994 en

Notove

Bepaling toetsoordeel (+ of -) met/volgens Notove-methodiek

OVAM2IB1

OVAM afvalstoffencompendium 2/I/B.1

OVAM2IC2.3

OVAM afvalstoffencompendium 2/I/C.2.3

OVAM2IIA3

OVAM afvalstoffencompendium 2/II/A.3

OVAM2IIA6

OVAM afvalstoffencompendium 2/II/A.6

OVAM3B

OVAM afvalstoffencompendium 3/B

OVAM3I

OVAM afvalstoffencompendium 3/I

OVAM3N

OVAM afvalstoffencompendium 3/N

OVAM3R1

OVAM afvalstoffencompendium 3/R1

P3210-1.16

prestatieblad 3210-1, 23-06-2016 (droge stof)

P3210-2.16

prestatieblad 3210-2, 23-06-2016 (organische stof)

P3210-3.16

prestatieblad 3210-3, 23-06-2016 (korrelgroottefractie)

P3210-4.16

prestatieblad 3210-4, 23-06-2016 (metalen)

P3210-5.16

prestatieblad 3210-5, 23-06-2016 (PAK)

P3210-6.16

prestatieblad 3210-6, 23-06-2016 (minerale olie)

P3210-7.16

prestatieblad 3210-7, 23-06-2016 (PCB)

P3220-1.16

prestatieblad 3220-1, 23-06-2016 (OCB)

P3220-2.16

prestatieblad 3220-2, 23-06-2016 (OCB overig)

P3250-1.16

prestatieblad 3250-1, 23-06-2016 (metalen)

P3260-1.11

prestatieblad 3260-1, 10-2-2011 (pentachloorfenol)

P5637.06

NPR 5637:2006 nl

P5638.06

NPR 5638:2006 nl

P6266.14

NPR 6266:2014 nl

P6266.91

NPR 6266:1991 nl

P6400.88

NPR 6400:1988 nl

P6416.95

NPR 6416:1995 nl

P6417.97

NPR 6417:1997 nl

P6425.95

NPR 6425:1995 nl

P6537.88

NPR 6537:1988 nl

P6538.90

NPR 6538:1990 nl

P6546.88

NPR 6546:1988 nl

P6600.93

NPR 6600:1993 nl

P6616.82

NPR 6616:1982 nl

PZMJK-A

Protocol Zwemmersjeuk 2011 – A diagnose aandoening

PZMJK-C

Protocol Zwemmersjeuk 2011 – C slakken met Trichobilharzia

PZMJK-D

Protocol Zwemmersjeuk 2011 – D DNA Trichobilharzia in water

RWS-RMI.10

RWS Standaard voor inwinning hydrol. en meteo. gegevens 2010

RWSV-A1.002

RWS Analysevoorschrift-A1.002

RWSV-A1.019

RWS Analysevoorschrift-A1.019

RWSV-A1.032

RWS Analysevoorschrift-A1.032

RWSV-A1.033

RWS Analysevoorschrift-A1.033

RWSV-A1.035

RWS Analysevoorschrift-A1.035

RWSV-A1.040

RWS Analysevoorschrift-A1.040

RWSV-A1.072

RWS Analysevoorschrift-A1.072

RWSV-A1.085

RWS Analysevoorschrift-A1.085

RWSV-A1.086

RWS Analysevoorschrift-A1.086

RWSV-A3.010

RWS Analysevoorschrift-A3.010

RWSV-A4.411

RWS Analysevoorschrift-A4.411

RWSV-A5.380

RWS Analysevoorschrift-A5.380

RWSV-A5.390

RWS Analysevoorschrift-A5.390

RWSV-A5.393

RWS Analysevoorschrift-A5.393

RWSV-A5.398

RWS Analysevoorschrift-A5.398

RWSV-A5.427

RWS Analysevoorschrift-A5.427

RWSV-W006

RWSV 913.00.W006

RWSV-W007

RWSV 913.00.W007

RWSV-W008

RWSV 913.00.W008

RWSV-W009

RWSV 913.00.W009

RWSV-W012

RWSV 913.00.W012

T11370.00

ISO/TS 11370:2000 en

T11905-2.97

ISO/TR 11905-2:1997 en

T8200.02

NTA 8200:2002 en

T8204.03

NTA 8204:2003 nl

Towabo

Bepaling waterbodemklasse volgens Towabo-methodiek

V2946.89

NVN 2946:1989 nl

V5694.96

NVN 5694:1996 nl (vervallen)

V5718.94

NVN 5718:1994 nl

V5730.91

NVN 5730:1991 nl

V5732.99

NVN 5732:1999 nl

V5770.93

NVN 5770:1993 nl

V6404.00

NVN 6404:2000 nl

V6409.97

NVN 6409:1997 nl

V6419.06

NVN 6419:2006 Ontw. nl

V6590.90

NVN 6590:1990 nl

V6592.90

NVN 6592:1990 nl

V6678.97

NVN 6678:1997 nl

V6982.06

NVN 6982:2006 Ontw. nl

V6983.06

NVN 6983:2006 Ontw. nl

V6984.06

NVN 6984:2006 Ontw. nl

V7321.97

NVN 7321:1997 nl

V7322.97

NVN 7322:1997 nl

V7324.97

NVN 7324:1997 nl

V7350.95

NVN 7350:1995 Ontw. Nl

VOORLOPIG

Voorlopige bepaling klasse door deskundige

ZINTUIGLIJK

Niet genormaliseerde zintuiglijke waardebepaling

iWSR

Bepaling waarde / waterindex (0-100) volgens iWSR-methodiek

1.11 Waardebepalingstechniek

Definitie

De lijst met laboratoriumtechnieken die gebruikt zijn bij het bepalen van het gehalte van chemische parameters. De inhoud van deze lijst is gebaseerd op de Aquo tabel Waardebepalingstechniek.

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

AA

Autoanalyser

AA-FOTM

Autoanalyser – fotometrie

AAS

Atomaire absorptie spectrometrie

AAS-F

Atomaire absorptie spectrometrie – flame

AAS-GF

Atomaire absorptie spectrometrie – grafietoven

AAS-HG

Atomaire absorptie spectrometrie – hydride generatie

AAS-KD

Atomaire absorptie spectrometrie – koude-damptechniek

AERO

Aerometrie

AES-F

Atomaire emissie spectrometrie – vlam

AES-KD

Atomaire emissie spectrometrie – koude-damptechniek

AF

Atomaire fluorescentie

AF-KD

Atomaire fluorescentie – koude-damptechniek

BACT

Bacteriologie

CALO

Calorimetrie

COND

Conductometrie

COUL

Coulometrie

CUVT

Cuvettentest

DA

Discreetanalyser

DA-S

Discreetanalyser – spectrometrie

ELCH

Electrochemie

ELMSR

Electromagnetische sensor

FL

Fluorescentie

FOTM

Fotometrie

GAMMAS

Gammaspectrometrie

GC

Gaschromatografie

GC-ECD

Gaschromatografie – electron capture detector

GC-ECD/ECD

Gaschromatografie – electron capture detector / el.capt.det.

GC-ECD/MS

Gaschromatografie – electron capture detector / massaspect.

GC-FID

Gaschromatografie – flame ionisation detector

GC-FID/ECD

Gaschromatografie – flame ionisation detector / el.capt.det.

GC-FID/IR

Gaschromatografie – flame ionisation detector / infrarood

GC-FPD

Gaschromatografie – flame photometric detector

GC-HRMS

Gaschromatografie – hoge resolutie massaspectrometrie

GC-LRMS

Gaschromatografie – lage resolutie massaspectrometrie

GC-MS

Gaschromatografie – massaspectrometrie

GC-MS-HS

Gaschromatografie – massaspectrometrie – headspace

GC-MS-LV-PTV

Gaschromatografie – massaspectrometrie – groot volume – PTV

GC-MS-MS

Gaschromatografie – massaspectrometrie – massaspectrometrie

GC-MS-PT

Gaschromatografie – massaspectrometrie – purge-and-trap

GC-MS-PTV

Gaschromatografie – massaspectrometrie – PTV

GC-MS-TD

Gaschromatografie – massaspectrometrie – thermal desorption

GC-NPD

Gaschromatografie – stikstof-fosfor detector

GENEPSLCFRSE

Genexpressie – luciferase

GRAV

Gravimetrie

HPLC

Hoge druk vloeistofchromatografie

HPLC-APCI-MS

Hoge druk vloeistofchromatografie – atm.press.chem.ion. – MS

HPLC-DAD

Hoge druk vloeistofchromatografie – diode array detector

HPLC-FL

Hoge druk vloeistofchromatografie – fluorescentiedetector

HPLC-MS-ESI

Hoge druk vloeistofchromatografie – electrospray – massasp.

HPLC-UV

Hoge druk vloeistofchromatografie – UV-detector

HPLC-UV-FL

Hoge druk vloeistofchromatografie – UV- en fluoresc.detector

IC

Ionchromatografie

ICP-AES

Inductie gekoppeld plasma – atomaire emissie spectrometrie

ICP-HRMS

Inductie gekoppeld plasma – hoge resolutie massaspect.

ICP-MS

Inductie gekoppeld plasma – massaspectrometrie

IR

Infrarooddetectie

IR-FT

Infrarood – fourier transmission

JODM

Jodometrie

LC-FL

Vloeistofchromatografie – fluorescentie

LC-GC-MS

Vloeistofchromatografie – gaschromatografie – massaspect.

LC-MS

Vloeistofchromatografie – massaspectrometrie

LC-MS-MS

Vloeistofchromatografie – massaspectrometrie – massaspect.

LC-TQMS

Vloeistofchromatografie – tandem quadrupool massaspect.

LDO

Luminescentie opgelost zuurstof sensor

LSC

vloeistofscintillatie

MEMBF

Membraanfiltratie

MICCOUL

Microcoulometrie

MICCOUL-PT

Microcoulometrie – purge-and-trap

MICSCOP

Microscopie

MICTTPT

Microtiter-plaat

NEFLMTE

Nefelometrie

ORGNLTSCH

Organoleptisch

POTM

Potentiometrie

POTM_TITM

Potentiometrische titratie

RADOMT-BWHH

Radiometrie, boven water – hand-held

RADOMT-BWHHG

Radiometrie, boven water – hand-held met gyroscoop

RADOMT-BWVO

Radiometrie, boven water – vaste opstelling

RONTGDF

Röntgendiffractie

RONTGTM

Röntgentransmissie

RONTGTM_GRAV

Röntgentransmissie en gravimetrie (met zeef)

SEDI

Sedigraaf

STER/POLMIC

Stereo- en polarisatiemicrosopie

THERMG

Thermografie

THERMM

Thermometrie

TITM

Titrimetrie

UV/VIS

Spectrofotometrie

VISL

Visueel

VOL

Volumetrie

qPCR

Kwantitatieve polymerase-kettingreactie

Toelichting

1 Grondwatersamenstellingsonderzoek

1.1 Grondwatermonitoring

Grondwater is een belangrijke bestaansbron. Het grondwater wordt daarom in Nederland in de gaten gehouden en beheerd. Het beheer van het grondwater richt zich op de hoeveelheid bruikbaar grondwater en de kwaliteit ervan. Om dit beheer goed te kunnen uitvoeren, wordt in Nederland de toestand van het grondwater over langere tijd gevolgd. Dat heet grondwatermonitoring. Er wordt daarbij gekeken naar de grondwaterstand (kwantiteit), en naar de samenstelling van het grondwater (kwaliteit). Hiervoor worden grondwaterstandonderzoeken en grondwatersamenstellingsonderzoeken uitgevoerd.

In het domein grondwatermonitoring van de basisregistratie ondergrond staan de grondwatermonitoringnetten centraal die zijn ingesteld om het grondwater in Nederland te kunnen beheren. Het doel waarvoor een monitoringnet is ingesteld, het monitoringdoel, beperkt zich in veel gevallen tot kwantiteit of kwaliteit, maar het komt ook voor dat onderzoek aan zowel de kwantiteit als de kwaliteit wordt gedaan binnen hetzelfde grondwatermonitoringnet.

Grondwatermonitoring houdt in dat de toestand van het grondwater in een bepaald gebied, of eigenlijk in een bepaald deel van de ondergrond, over langere tijd gevolgd wordt. De grootte van het gebied en de diepte van monitoring verschillen per grondwatermonitoringnet. Ook de duur van monitoring wisselt sterk.

In het Besluit basisregistratie ondergrond is omschreven welke vormen van monitoring onder deze basisregistratie vallen. Het belangrijkste criterium is het type organisatie dat verantwoordelijk is voor het beheer van het grondwater: de grondwatermonitoring moet door of in opdracht van een bestuursorgaan, de bronhouder, worden uitgevoerd. Verder is er een beperking aan de tijdschaal gesteld. Wanneer een monitoringnet is ingesteld om de toestand van het grondwater over een periode van ten minste één jaar te volgen, dan valt het altijd onder de basisregistratie ondergrond. Voor monitoringnetten met een kortere duur maakt het bestuursorgaan zelf de afweging of de gegevens in de basisregistratie moeten worden opgenomen. De periode van een jaar is lang genoeg voor het uitfilteren van de effecten van kleinschalige en kortdurende invloeden, zodat de informatie die in de basisregistratie wordt vastgelegd blijvende gebruikswaarde heeft. Aan de ruimtelijke schaal van monitoring zijn voor de basisregistratie ondergrond geen grenzen gesteld anders dan geldt voor de gehele basisregistratie ondergrond namelijk dat het gegevens bevat over de ondergrond van Nederland en zijn Exclusieve Economische Zone (EEZ). De EEZ is het gebied op de Noordzee waar Nederland economische rechten heeft.

In de Regels omtrent de basisregistratie ondergrond en het Besluit basisregistratie ondergrond staat dat de basisregistratie ondergrond vooralsnog geen milieukwaliteitinformatie bevat. Voor het grondwatermonitoringdomein zijn monitoringnetten rondom milieuhygiënische projecten, waarin het met name gaat om het monitoren van de verontreiniging van de bodem en het grondwater, daarmee voorlopig buiten scope geplaatst. Op 18 december 2018 is in de Tweede Kamer een motie (Kamerstuk 34864-19) aangenomen waarin de regering wordt verzocht ‘om informatie over bodemverontreiniging in de basisregistratie ondergrond op te nemen’. Op het moment van publiceren van deze catalogus is nog niet bekend wat de gevolgen van deze motie zullen zijn voor de scope van het registratieobject Grondwatersamenstellingsonderzoek.

De bestuursorganen die langdurig het grondwater (laten) monitoren op grondwatersamenstelling, omdat zij daarin een wettelijke taak hebben zijn RIVM, Rijkswaterstaat, provincies, waterschappen, gemeentes en bestuurlijke samenwerkingsverbanden. Daarnaast zijn er private organisaties die vanuit vergunningsplicht het grondwater langdurig monitoren op grondwatersamenstelling, in opdracht van bevoegd gezag. Dit zijn bijvoorbeeld drinkwaterbedrijven, grondwateronttrekkende industrie, (ondiepe)bodemenergie-exploitanten (bedrijven, ziekenhuizen, overige instellingen) en natuurterreinbeheerorganisaties. Deze organisaties doen periodiek grondwatersamenstellingsonderzoek en hebben daarvoor grondwatermonitoringnetten. Het bestuursorgaan dat optreedt als bevoegd gezag kan het registreren van deze gegevens als voorwaarde opnemen in de beschikking van de betreffende vergunningsaanvragen.

De volledige scopeafbakening is beschreven in het Scopedocument grondwatersamenstellings-onderzoek GAR.

1.2 Domein grondwatermonitoring in de basisregistratie ondergrond

Het domein grondwatermonitoring in de basisregistratie ondergrond omvat de volgende vier registratieobjecten:

  • Grondwatermonitoringnet;

  • Grondwatermonitoringput;

  • Grondwatersamenstellingsonderzoek (grondwaterkwaliteit);

  • Grondwaterstandonderzoek (grondwaterkwantiteit).

In de voorliggende catalogus gaat het over het registratieobject Grondwatersamenstellingsonderzoek.

In de technische landelijke voorziening van de basisregistratie ondergrond worden Engelstalige benamingen gehanteerd voor de registratieobjecten. Omwille van de aansluiting hiermee worden voor de registratieobjecten Engelstalige afkortingen gebruikt. In deze catalogus worden alleen Engelstalige afkortingen en de Nederlandstalige termen gebruiken.

  • Grondwatermonitoringnet wordt afgekort tot GMN (Groundwater Monitoring Network);

  • Grondwatermonitoringput wordt afgekort tot GMW (Groundwater Monitoring Well);

  • Grondwatersamenstellingsonderzoek wordt afgekort tot GAR (Groundwater Analysis Report);

  • Grondwaterstandonderzoek wordt afgekort tot GLD (Groundwater Level Dossier).

Figuur 1 De samenhang tussen de vier registratieobjecten binnen het domein grondwatermonitoring.

Figuur 1 De samenhang tussen de vier registratieobjecten binnen het domein grondwatermonitoring.

Een grondwatermonitoringput betreft de putconstructie die gebruikt wordt om standen en/of de samenstelling van het grondwater te meten. Gewoonlijk bestaat een put uit een samenstel van buizen dat aan het oppervlak wordt beschermd tegen invloeden van buitenaf. Via de buizen wordt het grondwater dat zich op een bepaalde diepte bevindt ontsloten. Het deel van de buis waardoor het grondwater binnen kan komen is het filter. Elke buis heeft één filter. Een filter fungeert als meetpunt in de basisregistratie ondergrond.

Informatie over grondwatermonitoringput is beschreven in de Catalogus Grondwatermonitoringput. Naast putten kunnen ook bronnen gebruikt worden in grondwatersamenstellingsmonitoring. Een bron is een locatie waar het grondwater uittreedt aan het maaiveld. Op dit moment voorziet de basisregistratie het registreren van bronnen niet. Voorzien wordt dat de gegevensdefinitie van de grondwatermonitoringput aangepast wordt, zodat het mogelijk wordt om bronnen te registreren.

Binnen het grondwaterdomein in de basisregistratie ondergrond kent alleen de grondwatermonitoringput een fysieke locatie. De drie andere registratieobjecten zijn aan het registratieobject grondwatermonitoringput gekoppeld en hebben daarmee indirect een locatie. Bij grondwaterstandonderzoeken en grondwatersamenstellingsonderzoeken ligt de verwijzing vast naar het filter in de grondwatermonitoringput waarin het onderzoek is uitgevoerd. Daarnaast ligt bij grondwaterstandonderzoeken en grondwatersamenstellingsonderzoeken de verwijzing vast naar één of meerdere grondwatermonitoringnetten ten behoeve waarvan het onderzoek is uitgevoerd.

Een grondwatermonitoringnet is een verzameling locaties waar periodiek onderzoek aan het grondwater op een bepaalde diepte wordt gedaan om de toestand van het grondwater vanuit een perspectief te kunnen bepalen en de eventuele veranderingen erin te kunnen volgen. Het grondwatermonitoringnet faciliteert daardoor de groepering van onderzoeksgegevens door bronhouder op basis van het doel van monitoring. Het registratieobject vergroot daarmee de hergebruikswaarde voor afnemers van de gegevens van de basisregistratie ondergrond. Informatie over grondwatermonitoringnet is beschreven in de Catalogus Grondwatermonitoringnet.

Een grondwatermonitoringnet valt onder de verantwoordelijkheid van één bronhouder en heeft een vastgesteld monitoringdoel. In de praktijk komt het voor dat een grondwatersamenstellingsonderzoek ten behoeve van meer dan één doel wordt uitgevoerd. Een bronhouder kan bijvoorbeeld omwille van de efficiëntie besluiten om één grondwatersamenstellingsonderzoek te laten doen, en de resultaten ervan zowel voor de Kaderrichtlijn Waterverplichtingen als voor een eigen provinciaal monitoringdoel te gebruiken. Omdat er voor afzonderlijke monitoringdoelen verschillende grondwatermonitoringnetten zijn, betekent dit voor de basisregistratie ondergrond dat een grondwatersamenstellingsonderzoek kan toebehoren aan één of meerdere grondwatermonitoringnetten.

Een grondwatersamenstellingsonderzoek kan ook worden uitgevoerd ten behoeve van meerdere doelen van verschillende bestuursorganen. In dat geval is één van deze bestuursorganen de bronhouder van het grondwatersamenstellingsonderzoek. Deze bronhouder levert het grondwatersamenstellingsonderzoek aan de basisregistratie ondergrond aan, inclusief de koppeling aan alle grondwatermonitoringnetten waarvoor het onderzoek is uitgevoerd. De bronhouder is daarmee dus ook verantwoordelijk voor de koppeling van het grondwatersamenstellingsonderzoek aan een grondwatermonitoringnet van een ander bestuursorgaan. Hierover dienen beide partijen onderlinge afspraken te maken.

1.3 Het grondwatersamenstellingsonderzoek
1.3.1 Inleiding

Een grondwatersamenstellingsonderzoek is een monitoringactiviteit gericht op het onderzoeken van de samenstelling van een grondwatermonster uit een bepaald meetpunt in de ondergrond. In plaats van samenstelling van het grondwater wordt ook wel gesproken over kwaliteit van het grondwater. In deze catalogus doelen we met beide op hetzelfde. Een meetpunt wordt gevormd door een filter van een monitoringbuis in een grondwatermonitoringput (zie paragraaf 1.2 van deze toelichting). Een grondwatersamenstellingsonderzoek wordt uitgevoerd door of in opdracht van een bronhouder en wordt gedaan in het kader van een of meerdere monitoringdoelen.

Een grondwatersamenstellingsonderzoek wordt uitgevoerd in meerdere delen. Het eerste deel van het onderzoek wordt in het veld verricht. Het tweede deel vindt plaats in het laboratorium. In enkele gevallen vindt er geen laboratoriumonderzoek plaats en bestaat het grondwatersamenstellingsonderzoek uit uitsluitend veldmetingen. Het kan ook voorkomen dat het laboratoriumonderzoek wordt uitgevoerd in meer dan één laboratorium. De resultaten van de verschillende delen van het onderzoek worden, na beoordeling door de bronhouder, samen geregistreerd in de basisregistratie ondergrond.

In tegenstelling tot de relatief snel variërende stand van het grondwater (grondwaterstanden veranderen binnen een dag), verandert de samenstelling van het grondwater relatief langzaam. Dit komt doordat grondwater zich langzaam verplaatst door de ondergrond. Grondwatersamenstellingsonderzoeken worden daarom doorgaans maar één keer of hooguit een paar keer per jaar uitgevoerd op een locatie. In de meetpunten in het landelijke monitoringnet en in de meetpunten in de provinciale monitoringnetten wordt er bijvoorbeeld jaarlijks één grondwatersamenstellingsonderzoek uitgevoerd. Als er lokaal reden is om de grondwatersamenstelling beter in de gaten te houden, omdat daar bijvoorbeeld drinkwater onttrokken wordt of er activiteiten plaatsvinden die invloed kunnen hebben op de grondwatersamenstelling, kan er besloten worden om de onderzoeksfrequentie te verhogen.

1.3.2 Het proces

Een grondwatersamenstellingsonderzoek wordt uitgevoerd aan de hand van verschillende protocollen. Zowel bij het veldonderzoekdeel als bij het laboratoriumdeel als bij de beoordeling wordt gewerkt volgens vastgestelde voorschriften, normen en richtlijnen.

Het verloop van het proces is schematisch weergegeven in de onderstaande figuur en daaronder beschreven. De figuur geeft het volledige proces, van vaststellen van de doelstelling tot en met registratie in de basisregistratie ondergrond. De eerste drie stappen van het proces zijn kort beschreven in paragraaf 1.1 en 1.2 van deze toelichting en uitgebreider in het Scopedocument grondwatersamenstellingsonderzoek GAR. Een handboek voor inname beschrijft het proces dat bij het leveren van gegevens aan de basisregistratie ondergrond wordt doorlopen. In deze catalogus beschrijven we alleen de onderdelen veldonderzoek, labonderzoek en controleren en beoordelen.

Figuur 2 Het proces van de monitoring van grondwatersamenstelling: het grondwatersamenstellingsonderzoek.

Figuur 2 Het proces van de monitoring van grondwatersamenstelling: het grondwatersamenstellingsonderzoek.

  • 1. Veldonderzoek is het proces dat loopt vanaf het oppompen van grondwater tot de aanlevering van de laboratoriummonsters aan het laboratorium. Tijdens het veldonderzoek wordt door gespecialiseerde medewerker, bij een grondwatermonitoringput, in een filter water afgenomen door het op te pompen.

    • o Op het opgepompte water worden ter plekke veldanalyses gedaan. Hierbij wordt een klein aantal parameters, ofwel eigenschappen van het grondwatermonster, meteen gemeten. Dit zijn gegevens die op zichzelf al gebruikswaarde hebben en die tevens ondersteunend zijn voor de verdere laboratoriumanalyse en het beoordelen van de resultaten van het grondwatersamenstellingsonderzoek als geheel.

    • o Vervolgens worden een of meerdere monsters genomen van het grondwater voor het doen van verdere analyses in het laboratorium. In de praktijk worden er vaak meer en verschillende soorten flessen met grondwater gevuld omdat in het laboratorium verschillende analyses zullen worden uitgevoerd die vragen om specifieke behandeling van het monster. Het water moet bijvoorbeeld al dan niet eerst gefiltreerd worden, de fles moet van glas dan wel kunststof zijn, de fles moet wel of niet volledig gevuld zijn en er moet wel of geen bepaalde conserveringsstof in zitten.

  • 2. Het laboratoriumonderzoek is het proces dat start bij de overdracht van de laboratoriummonsters door de uitvoerder van het veldonderzoek of een koerier aan het laboratorium of aan meerdere laboratoria. Met behulp van verschillende analyseprocessen wordt de waarde bepaald van de verschillende parameters. Het proces eindigt bij de rapportage van de onderzoeksresultaten aan de bronhouder.

  • 3. De veld- en laboratoriumanalyseresultaten worden, na ontvangst door de bronhouder, door de bronhouder en/of een adviesbureau gecontroleerd en beoordeeld. De beoordeling leidt tot een kwaliteitsstatus per parameter. Deze kwaliteitsstatus geeft aan wat het eindoordeel van de bronhouder is over de kwaliteit van de gemeten waarde van de parameter. Het protocol dat gebruikt wordt bij het beoordelen bevat richtlijnen voor zowel het uitvoeren van de controles als een onderbouwing van de mogelijke uitkomsten van de kwaliteitsstatus.

1.4 Belangrijkste entiteiten

In deze paragraaf wordt een beschrijvende toelichting geven op de gegevensinhoud. De expliciete definities zijn te vinden in de tabellen van de gegevensdefinitie. Als eerst wordt de hoofdentiteit beschreven, daarna de entiteiten van het veldonderzoek en de entiteiten van het laboratoriumonderzoek. Het resultaat van de beoordeling, de kwaliteitsstatus van de gegevens, is onderdeel van zowel het veldonderzoek als het laboratoriumonderzoek.

1.4.1 Grondwatersamenstellingsonderzoek

Informatie uit de periodieke grondwatersamenstellingsonderzoeken wordt in de basisregistratie ondergrond geregistreerd als het registratieobject Grondwatersamenstellingsonderzoek. Dit registratieobject omvat de, van een beoordelingsresultaat voorziene, definitieve meetwaarden van een op grondwatersamenstelling gericht onderzoek dat aan een grondwatermonster uit een bepaald meetpunt is verricht. Daarbij is een uitgangspunt dat een grondwatersamenstellingsonderzoek één bronhouder heeft, maar wel uitgevoerd kan zijn ten behoeve van meerdere grondwatermonitoringnetten die van één of meerdere bronhouders kunnen zijn. Daarnaast is een uitgangspunt dat alle gegevens van het grondwatersamenstellingsonderzoek tegelijk worden aangeleverd aan de basisregistratie ondergrond. De resultaten van het veldonderzoekdeel en het laboratoriumonderzoekdeel binnen één grondwatersamenstellingsonderzoek worden dus samen aangeleverd.

Een grondwatersamenstellingsonderzoek kan ten behoeve van meer dan één monitoringdoel uitgevoerd worden. Dit betekent dat een onderzoek in het kader van meerdere grondwatermonitoringnetten tegelijk uitgevoerd kan zijn. In het registratieobject Grondwatermonitoringnet worden het doel van de monitoring (monitoringdoel) geregistreerd en het wettelijk kader waar dit doel uit volgt (kader aanlevering). In het registratieobject grondwatersamenstellingsonderzoek wordt het monitoringdoel en het wettelijk kader waar dit doel uit volgt niet geregistreerd. Met de verwijzing van het grondwatersamenstellingsonderzoek naar één of meer grondwatermonitoringnetten (zie paragraaf 1.2 van deze toelichting) is het doel en het wettelijk kader van het grondwatersamenstellingsonderzoek indirect geregistreerd. De verwijzing naar het grondwatermonitoringnet wordt gemaakt op basis van het BRO-ID van het grondwatermonitoringnet.

Bij een grondwatersamenstellingsonderzoek ligt de verwijzing vast naar de monitoringbuis van de grondwatermonitoringput waarin het onderzoek is uitgevoerd (zie paragraaf 1.2 van deze toelichting). De verwijzing wordt gemaakt op basis van het BRO-ID van de grondwatermonitoringput in combinatie met het buisnummer van de buis waarin de bemonstering heeft plaatsgehad. Met deze buisverwijzing is via de filterdiepte ook de diepte geregistreerd waarop de grondwatermonsters zijn genomen.

De veld- en laboratoriumanalyseresultaten van een grondwatersamenstellingsonderzoek worden door de bronhouder en/of een derde partij in opdracht van een bronhouder gecontroleerd en beoordeeld. Bij het beoordelen van gegevens wordt gekeken naar de resultaten van het grondwatersamenstellingsonderzoek als geheel. Bijvoorbeeld wordt de consistentie beoordeeld tussen de chemische veld- en laboratoriumresultaten met behulp van verschillende chemische relaties. Daarnaast worden meetresultaten beoordeeld binnen de tijdreeks, indien aanwezig, van het betreffende filter. De beoordeling vindt plaats aan de hand van een beoordelingsprocedure. Dit is een protocol of werkvoorschrift dat is toegepast bij het beoordelen van de kwaliteit van de meetwaarden die in het veld en/of in het laboratorium gemeten zijn. De procedure beschrijft hoe de beoordeling wordt gedaan en op welke manier de beoordeling leidt tot het eindoordeel over de kwaliteit van een individuele meting.

Elk grondwatersamenstellingsonderzoek wordt uitgevoerd volgens afspraak tussen opdrachtgever (de bronhouder die in de basisregistratie ondergrond voor elk registratieobject wordt geregistreerd) en opdrachtnemer(s). Bij elk grondwatersamenstellingsonderzoek wordt een hoeveelheid parameters, ofwel eigenschappen van het grondwatermonster, gemeten. Het resultaat van deze metingen wordt geregistreerd in de basisregistratie ondergrond.

1.4.2 Identificatie van parameters

Zowel in het veldonderzoek als in het laboratoriumonderzoek worden parameters, eigenschappen, van het grondwater bepaald. Bij de registratie van de meetresultaten van het veldonderzoek en het laboratoriumonderzoek wordt gebruik gemaakt van de Parameterlijst (zie Artikel 1, 1.1 Parameterlijst, voor de inhoud van de lijst). Elke parameter in deze lijst wordt geïdentificeerd door het ID van de parameter. Het ID wordt gebruikt om de parameter aan te duiden, dit is een persistent, identificerend volgnummer binnen de referentielijst zoals dat uitgegeven wordt door het SIKB. Het ID van een parameter zal in de loop der tijd dus niet veranderen. Voor nieuwe stoffen kan een nieuw ID met een nieuwe Aquocode aangevraagd worden.

In de Parameterlijst is voor elke parameter naast het ID ook vastgelegd: de Aquocode, het CASnummer (indien van toepassing), een omschrijving, de eenheid en de hoedanigheid waarin de parameter wordt geregistreerd.

De Aquocode is een codering voor een stof die afgeleid is van de naam van de stof. De Aquocode maakt onderdeel uit van de Aquo-standaard. Dit is een open standaard en uniforme taal voor de uitwisseling van gegevens binnen de watersector.

Het CASnummer is het Chemical Abstracts Service nummer van de laboratoriumparameter. Dit is een internationaal gebruikte, unieke, numerieke code voor chemische elementen, componenten en polymeren. Er zijn alleen CASnummers voor chemische verbindingen, niet voor parameters die de toestand van het grondwater beschrijven zoals zuurgraad, troebelheid, elektrisch geleidingsvermogen of temperatuur. Ook zijn er geen CASnummers voor som-parameters zoals stikstof-totaal of de som van trichloorfenol-isomeren.

De Aquocode, het CASnummer (indien van toepassing) en de omschrijving vormen de toelichting op de parameter, deze gegevens zorgen ervoor dat alle gebruikers er zeker van zijn om welke eigenschap of stof het gaat.

Om verschillende grondwatersamenstellingsonderzoeken met elkaar te kunnen vergelijken is de eenheid door de basisregistratie ondergrond voorgeschreven. Alleen een veelvoud of een deel van de voorgeschreven eenheid kan voorkomen. Wanneer bijvoorbeeld µg/l in de parameterlijst staat is mg/l ook toegestaan als dit beter aansluit bij de hoogte van de gemeten waarde. De prefix, het voorvoegsel van de eenheid mag dus worden aangepast ten opzichte van wat is gedefinieerd in de parameterlijst.

Naast de eenheid is ook de hoedanigheid voorgeschreven. De hoedanigheid is de vorm waarin de eenheid behorend bij een meetwaarde wordt uitgedrukt of de fractie van de parameter waarop de meetwaarde betrekking heeft. De verschillende waarden van de hoedanigheid kenmerken zich door de volgende criteria:

  • De waarde betreft een equivalent: een aanduiding voor het equivalent waarin de meetwaarde wordt uitgedrukt, als ware het een andere vergelijkbare parameter (‘vorm’ uit de definitie). In dat geval begint de waarde met de uitdrukking ‘uitgedrukt in’. De hoedanigheid ‘uitgedrukt in stikstof’ bij de parameter nitraat is hiervan een goed voorbeeld.

  • De waarde betreft een referentie: een referentie(-kader), de waarde is uitgedrukt ten opzichte van een bepaalde referentiehoogte, referentietemperatuur, referentiegewicht, etcetera. Voorbeelden hiervan zijn ‘ten opzichte van Vienna-Standard Mean Ocean Water’ en ‘ten opzichte van 25 graden Celsius’.

  • De waarde betreft een fractie: een aanduiding van een bepaald gestandaardiseerd deel / fractie van de parameter. Analyses (volgens voorschrift) van parameterfracties worden bijvoorbeeld toegepast indien het analyseresultaat over de fractie de kwaliteit van het monster beter weergeeft of als de normering op de fractie gebaseerd is. Voorbeeld van parameterfracties is ‘opgeloste fractie (bijv. na filtratie)’.

De hoedanigheid bevat géén waarden die een nadere aanduiding zijn van methodes, technieken voor behandeling, ontsluiting of analyse van monsters.

De parameterlijst is gebaseerd op de Aquo parameterlijst Grondwaterkwaliteit van het IHW, aangevuld met parameters van de Aquo parameterlijst Bodemkwaliteit – compartiment Grondwater van het SIKB en verder aangevuld met door stakeholders kenbaar gemaakte parameters waar grondwater op bemonsterd wordt.

1.4.3 Veldonderzoek en monstername

Tijdens het veldonderzoek wordt in het veld een aantal waarnemingen gedaan en een aantal metingen uitgevoerd die belangrijk zijn om in het veld uit te voeren en het resultaat ervan te registreren. Tevens worden monsters genomen voor analyse in het laboratorium. De uitvoerder veldonderzoek is de partij die voor de bronhouder verantwoordelijk is voor het uitvoeren van het veldonderzoek.

Het veldonderzoek gebeurt op een bepaald tijdstip, op een bepaalde datum, het tijdstip veldonderzoek. Dit is het tijdstip van monstername. Bij historische gegevens kan het voorkomen dat het tijdstip van monstername niet bekend is, dat alleen de datum van het veldonderzoek bekend is. In deze gevallen kan een fictief tijdstip, 12:00:00, gekozen worden. Bij het veldonderzoek wordt een bepaalde bemonsteringsprocedure gebruikt. Hierin zijn de eisen en de voorgeschreven werkwijze ten aanzien van bemonstering vastgelegd.

Gegevens over het Bemonsteringsapparaat zijn relevant voor de beoordeling van de kwaliteit van het monster. Het pomptype is kenmerkend voor het bemonsteringsapparaat en wordt daarom vastgelegd in de basisregistratie ondergrond.

Een aantal van de metingen die in het veld worden gedaan, wordt in de basisregistratie ondergrond geregistreerd bij Veldmeting. Deze gegevens hebben hergebruikswaarde: ze geven een algemene indruk over het bemonsterde grondwater, de meetwaarden worden gebruikt in bepaalde controles, of de bepaling in het veld levert een betrouwbaarder resultaat op dan een bepaling in het laboratorium. Voor het meten van parameters in het veld zijn meerdere redenen:

  • Na de monstername kan de samenstelling van het monster veranderen:

    Het gehalte waterstofcarbonaat wordt bijvoorbeeld in het veld gemeten omdat het waterstofcarbonaatgehalte zeer gevoelig is voor invloeden van buitenaf. Het gehalte kan veranderen door bijvoorbeeld ontgassing, door temperatuurverandering, pH-verandering, onder invloed van zuurstof en door het optreden van microbiële activiteit.

  • Parameters zijn ondersteunend voor verdere analyse:

    Het elektrisch geleidingsvermogen en de zuurgraad worden gebruikt voor controles: als de in het laboratorium gemeten waarde afwijkt van de in het veld gemeten waarde dan kan dit duiden op onregelmatigheden in het veld, aan apparatuur, of tijdens transport, opslag of analyses.

  • Parameters zeggen wat over de omstandigheden van de meting:

    Bijvoorbeeld omdat deze waarden aangeven of het filter lang genoeg is afgepompt om een laboratoriummonster te gaan nemen. Zuurstofgehalte, elektrisch geleidingsvermogen, zuurgraad en temperatuur worden, terwijl het filter wordt afgepompt, herhaaldelijk gemeten. Nadat het filter voldoende is schoon gepompt en deze waarden constant zijn geworden, worden de laboratoriummonsters genomen. De laatst gemeten, constante waarden van het zuurstofgehalte, elektrisch geleidingsvermogen, zuurgraad en temperatuur worden geregistreerd in de basisregistratie ondergrond.

Het resultaat van de metingen in het veld wordt geregistreerd bij Veldmeting. Zoals in paragraaf 1.4.2 toegelicht, wordt elke parameter geïdentificeerd door het ID van de parameter. De gemeten waarde van een veldmeting wordt geregistreerd in de basisregistratie ondergrond bij veldmeetwaarde. De veldmeetwaarde heeft het formaat Meetwaarde. Bij de meetwaarde hoort een meeteenheid. De meeteenheid is afhankelijk van de parameter. De aan te leveren meeteenheid is vastgelegd in de Parameterlijst waarbij de prefix, het voorvoegsel van de eenheid aangepast mag worden(zie paragraaf 1.4.2).

Gewoonlijk wordt bij Meetwaarde de opbouw van het getal voorgeschreven: het aantal cijfers voor en achter het decimaal scheidingsteken ligt vast. Samen met de meeteenheid geeft de opbouw de nauwkeurigheid van de meetwaarde weer. Bij de veldmeetwaarde en de analysemeetwaarde (de in het laboratorium gemeten waarde) kan er geen vaste opbouw worden gegeven omdat het waarden van verschillende parameters kan betreffen die elk een andere opbouw en eventueel een andere meeteenheid hebben. Dit betekent dat bij de resultaten van het veldonderzoek en het laboratoriumonderzoek de nauwkeurigheid (het aantal significante cijfers) niet gedefinieerd wordt door de basisregistratie ondergrond. Bij aanlevering aan de basisregistratie ondergrond vindt geen controle plaats op de opbouw. De bronhouder heeft de verantwoordelijkheid het getal in de juiste nauwkeurigheid aan te leveren. Dat wil zeggen met het juiste aantal significante cijfers, het aantal cijfers dat betekenis heeft voor de nauwkeurigheid van de meting. De bronhouder kan hierbij gebruik maken van de mogelijkheid de prefix van de eenheid aan te passen aan de hoogte van de gemeten waarde.

Bij elke individuele meting van een parameter in het grondwatersamenstellingsonderzoek geeft de bronhouder (of een derde partij in opdracht van een bronhouder) een eindoordeel over de kwaliteit van de meting. Dit eindoordeel wordt gevormd aan de hand van een, voor het hele grondwatersamenstellingsonderzoek gebruikte beoordelingsprocedure. Het eindoordeel wordt geregistreerd in de status kwaliteitscontrole. Het is een oordeel over de kwaliteit van de meting van de parameter, geen oordeel over het grondwatermonster als geheel.

Het resultaat van de waarnemingen in het veld wordt geregistreerd bij Veldwaarneming. Hier worden verschillende waarnemingen vastgelegd die belangrijk kunnen zijn voor hergebruik. De kleur van het grondwater wordt gedefinieerd in drie attributen te weten de hoofdkleur, de bijkleur en de kleursterkte. De uitbreidbare waardelijsten die gebruikt worden om de kleur van het grondwater vast te leggen, Kleur en Kleursterkte, zijn extern. De inhoud is uit de Aquo-standaard overgenomen, uit de gelijknamige Aquo domeintabellen.

Naast de kleur wordt aan de hand van de onderstaande attributen vastgelegd of er bepaalde bijzonderheden zijn geconstateerd die relevant zijn voor het beoordelen of hergebruiken van de resultaten van het onderzoek. Deze attributen worden met ja of met nee gevuld indien dit bekend is. Het attribuut ontbreekt als niet bekend is of het ja of nee is.

  • De aanduiding die aangeeft of de temperatuur van het monster tijdens het transport is afgeweken van de eisen die in de gebruikte bemonsteringsprocedure worden gesteld: afwijkend gekoeld.

  • De aanduiding die aangeeft of de gebruikte meetapparatuur een te grote, oplopende afwijking had: afwijking in meetapparatuur.

  • De aanduiding die aangeeft of er mogelijk contaminatie door vluchtige verbindingen opgetreden is door een aanwezige verbrandingsmotor: contaminatie door verbrandingsmotor.

  • De aanduiding die aangeeft of tijdens de monstername een type inline-filter gebruikt is dat afwijkt van de eisen die in de gebruikte bemonsteringsnorm worden gesteld: inline filter afwijkend.

  • De aanduiding die aangeeft of het filter tijdens de bemonstering drooggevallen is doordat de pijlbuis slecht liep. Er is geen lucht in het monster terechtgekomen: filter belucht.

  • De aanduiding die aangeeft of de grondwaterstand tijdens en na het voorpompen met meer dan 50 centimeter verlaagd is: grondwaterstand teveel gedaald.

  • De aanduiding die aangeeft of het monster belucht is doordat de peilbuis tijdens de bemonstering slecht liep: monster belucht.

  • De aanduiding die aangeeft of de slang die bij het oppompen is van het grondwater is gebruikt is hergebruikt: slang hergebruikt.

  • De aanduiding die aangeeft of de temperatuur van het grondwater tijdens de bemonstering moeilijk te bepalen was door zeer warm weer in combinatie met een slechtlopende peilbuis: temperatuur moeilijk te bepalen.

1.4.4 Laboratoriumonderzoek

Een laboratoriumonderzoek van een grondwatersamenstellingsonderzoek wordt door een of meerdere laboratoria verricht. Alle laboratoria die onderzoeken uitvoeren die binnen de scope van de basisregistratie ondergrond vallen, zijn geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie. Vereist voor de accreditatie is onder andere het volgen van (inter)nationale standaarden (NEN- en/of ISO-normen). Laboratoria werken volgens strikte interne kwaliteitssystemen vastgelegd in handboeken, conform de richtlijnen van de Raad voor Accreditatie. Geaccrediteerde laboratoria zijn daarnaast verplicht om deel te nemen aan ringonderzoeken: onderzoeken waarbij de testresultaten van verschillende laboratoria worden vergeleken. De accreditatie legt op parameter(groep)niveau vast welke bepalingstechnieken en bijbehorende procedures gehanteerd worden door het geaccrediteerde laboratorium. Laboratoria zijn vaak niet voor alle parameters of parametergroepen geaccrediteerd. Met name parameters die zij niet regelmatig meten kunnen accreditaties missen. Wanneer de bronhouder ervoor kiest om alle parameters volgens een geaccrediteerde procedure te laten meten, kan het in enkele gevallen voorkomen dat het laboratoriumonderzoek door meer dan één laboratorium uitgevoerd wordt. Op de website van de Raad van Accreditatie (www.rva.nl) is per laboratorium informatie te vinden over hun huidige accreditatie.

Het laboratoriumonderzoek omvat de resultaten van het onderzoek van één of meer deelmonsters, waarbij doorgaans veel verschillende parameters worden bepaald. Elk laboratoriumonderzoek wordt onder de verantwoordelijkheid van één laboratorium, de uitvoerder laboratoriumonderzoek, uitgevoerd.

In het laboratorium worden een of meer analyseprocessen uitgevoerd. Een analyseproces bevat de kenmerken van de in het laboratorium uitgevoerde activiteiten ten behoeve van de bepaling van de waarde van parameters in het grondwatermonster. Van het analyseproces worden de analysedatum, de bepalingstechniek en de bepalingsprocedure geregistreerd in de Basisregistratie Ondergrond.

De datum waarop een bepalingstechniek wordt uitgevoerd, wordt geregistreerd met de analysedatum. Wanneer de bepalingstechniek zich uitstrekt over meer dagen, wordt de datum geregistreerd waarop de bepalingstechniek is afgerond.

Een parameter kan vaak met verschillende bepalingstechnieken gemeten worden. De bepalingstechniek is van invloed op de gemeten waarde en de nauwkeurigheid van de gemeten waarde. Met één bepalingstechniek worden meestal meerdere parameters gemeten. Verschillende laboratoria kunnen voor dezelfde bepalingstechniek een verschillende norm of voorschrift hanteren. Daarom wordt de door het laboratorium gebruikte norm of het voorschrift geregistreerd, de bepalingsprocedure. In sommige gevallen wordt een procedure gebruikt die niet is gecertificeerd of geaccrediteerd. Dit doet zich bijvoorbeeld voor bij de analyse van stoffen waarop recentelijk voor het eerst analyses plaatsvinden. In deze gevallen wordt een eigen methode gebruikt. Dit wordt als niet genormaliseerde automatische waardebepaling aangeduid.

De uitbreidbare waardelijsten Waardebepalingstechniek en Waardebepalingsprocedure zijn extern. De inhoud is uit de Aquo-standaard overgenomen, uit de Aquo-domeintabellen Waardebepalingstechniek respectievelijk Waardebepalingsmethode.

Het analyseproces leidt tot meetresultaten van een of meer parameters. Deze worden geregistreerd in Analyse. Middels het ID wordt de parameter geïdentificeerd (zie paragraaf 1.4.2).

Het gemeten gehalte van de parameter wordt geregistreerd in het attribuut analysemeetwaarde. In sommige gevallen wordt in het attribuut analysemeetwaarde niet de gemeten waarde geregistreerd maar de rapportagegrens: De door het uitvoerende laboratorium met de opdrachtgever afgesproken grensconcentratie waarboven het gemeten gehalte of de waargenomen waarde van de parameter in een monster wordt gerapporteerd aan de opdrachtgever. Een gemeten waarde kan ook hoger zijn dan de hoogste grenswaarde die nog wordt gerapporteerd aan de opdrachtgever. In dit geval zal het laboratorium het monster verdunnen. Het kan voorkomen dat dit niet meer mogelijk is. In dat geval wordt in het attribuut analysemeetwaarde niet de gemeten waarde geregistreerd maar de hoogste nog gerapporteerde grenswaarde.

Wanneer het attribuut analysemeetwaarde een grenswaarde bevat is er een limietsymbool aanwezig. Het limietsymbool geeft aan dat het, in het grondwater aanwezige gehalte kleiner of groter is dan de grensconcentratie die geregistreerd is bij analysemeetwaarde.

De rapportagegrens is de, door het uitvoerende laboratorium met de opdrachtgever afgesproken, kleinste waarde van een concentratie van een component die door een laboratorium standaard wordt gerapporteerd aan de opdrachtgever. In sommige gevallen hebben de opdrachtnemer en de opdrachtgever de afspraak gemaakt dat de rapportagegrens gelijk is aan de detectiegrens, ofwel aantoonbaarheidsgrens. Dit is de grens waarboven kan worden vastgesteld of de parameter wel of niet aanwezig is. In andere gevallen is de detectiegrens lager dan de rapportagegrens. De rapportagegrens is voor hergebruik een belangrijk gegeven en wordt geregistreerd indien hij bekend is bij de bronhouder. Deze grens is mede afhankelijk van de bepalingstechniek en de eventuele bewerking van het grondwatermonster.

Wanneer het gemeten gehalte lager is dan de rapportagegrens, mag de bronhouder de rapportagegrens in het attribuut analysemeetwaarde registreren. In dit geval wordt eveneens het limietsymbool geregistreerd. De bronhouder mag bij een, door een laboratorium toch gerapporteerd gemeten gehalte dat lager is dan de rapportagegrens, besluiten of hij deze gemeten waarde registreert bij het attribuut analysemeetwaarde in de basisregistratie ondergrond of niet. Is bijvoorbeeld de rapportagegrens 1,0 mg/l en het laboratorium rapporteert 0,95 mg/l, dan mag de bronhouder kiezen. Hij kan 0,95 mg/l opnemen of hij kan 1,0 mg/l opnemen in het veld analysemeetwaarde. Neemt de bronhouder 1,0 mg/l op, dan wordt ook het attribuut limietsymbool gevuld met: <.

Andere soorten grenzen, zoals de detectiegrens: de grens waarboven kan worden vastgesteld of de parameter wel of niet aanwezig is, of de bepaalbaarheidsgrens, die iets zegt over wanneer het gehalte van een parameter betrouwbaar kan worden vastgesteld, worden niet geregistreerd in de basisregistratie ondergrond.

De analysemeetwaarde en de rapportagegrens hebben het formaat Meetwaarde. Gewoonlijk wordt bij Meetwaarde de opbouw van het getal voorgeschreven: het aantal cijfers voor en achter het decimaal scheidingsteken ligt vast. Net als bij de veldmeetwaarde kan er bij de analysemeetwaarde en de rapportagegrens van de in het laboratorium gemeten parameters geen vaste opbouw worden gegeven. Net als bij de resultaten van de veldmetingen heeft de bronhouder de verantwoordelijkheid het getal in de juiste nauwkeurigheid (het aantal significante cijfers) aan te leveren. In de door laboratoria gebruikte bepalingsprocedure is vaak vastgelegd hoe er afgerond moet worden. De bronhouder kan hierbij gebruik maken van de mogelijkheid de prefix van de eenheid aan te passen aan de hoogte van de gemeten waarde.

Net als bij Veldmeting, wordt bij Analyse bij elke individuele meting door de bronhouder (of een derde partij in opdracht van een bronhouder) een eindoordeel over de kwaliteit van de meting aangegeven. Dit eindoordeel wordt gevormd aan de hand van een, voor het hele grondwatersamenstellingsonderzoek gebruikte beoordelingsprocedure. Het eindoordeel wordt geregistreerd in de status kwaliteitscontrole.

1.5 Samenhang en consistentie tussen verschillende registratieobjecten in het Grondwaterdomein

De verschillende registratieobjecten in het grondwaterdomein en hun gegevens hebben samenhang. Zie de beschrijving hiervan in paragraaf 1.2, Domein grondwatermonitoring in de basisregistratie ondergrond. Op basis van de samenhang wordt er consistentie verwacht tussen de gegevens in verschillende registratieobjecten in het grondwaterdomein. Het is de verantwoordelijkheid van de bronhouder om deze consistentie te waarborgen. De basisregistratie ondergrond dwingt dit grotendeels niet af.

De basisregistratie ondergrond dwingt alleen af dat gegevens in andere registratieobjecten waarnaar verwezen wordt, ook daadwerkelijk geregistreerd zijn. Dit geldt voor de volgende verwijzingen (zie ook het plaatje in paragraaf 1.2, Domein grondwatermonitoring in de basisregistratie ondergrond):

  • Vanuit Grondwatermonitoringnet, Grondwatersamenstellingsonderzoek en Grondwaterstandonderzoek naar een buis in een grondwatermonitoringput.

  • Vanuit Grondwatersamenstellingsonderzoek en Grondwaterstandonderzoek naar Grondwatermonitoringnet.

Daarnaast wordt op de volgende punten consistentie verwacht:

  • De periode waarin een buis in een grondwatermonitoringput als meetpunt onderdeel is van een grondwatermonitoringnet, valt binnen de periode waarin de betreffende grondwatermonitoringput en de betreffende buis in de put bestaan in de werkelijkheid.

  • De verzameling meetpunten binnen een grondwatermonitoringnet is consistent met de grondwatersamenstellingsonderzoeken en grondwaterstandonderzoeken die in het kader van het monitoringnet zijn uitgevoerd. Dat wil zeggen: ten tijde van het uitvoeren van het onderzoek is het filter in de put waarin het onderzoek plaats vindt, een meetpunt in elk grondwatermonitoringnet waaraan het betreffende onderzoek gekoppeld is.

Ook met betrekking tot kwaliteitsregime geldt een specifieke samenhang tussen gegevens van verschillende registratieobjecten.

  • Aan een grondwatermonitoringnet dat onder kwaliteitsregime IMBRO/A in de basisregistratie is geregistreerd kunnen alleen onderzoeksgegevens (grondwatersamenstellingsonderzoeken en/of grondwaterstandonderzoeken) gekoppeld worden die ook onder kwaliteitsregime IMBRO/A vallen. Van grondwatersamenstellingsonderzoeken en grondwaterstandonderzoeken onder kwaliteitsregime IMBRO moet bekend zijn in welk (wettelijk) kader ze zijn uitgevoerd. Daarom kunnen ze alleen gekoppeld worden aan grondwatermonitoringnetten die onder kwaliteitsregime IMBRO zijn geregistreerd. Grondwatersamenstellingsonderzoeken en grondwaterstandonderzoeken onder kwaliteitsregime IMBRO/A kunnen zowel gekoppeld worden aan grondwatermonitoringnetten onder kwaliteitsregime IMBRO als onder IMBRO/A.

  • Voor de verwijzingen naar grondwatermonitoringput vanuit andere registratieobjecten gelden geen restricties. Het maakt niet uit of de grondwatermonitoringput waarnaar verwezen wordt kwaliteitsregime IMBRO of IMBRO/A heeft.

1.6 INSPIRE

Het doel van de Europese kaderrichtlijn INSPIRE is het harmoniseren en openbaar maken van ruimtelijke gegevens van overheidsorganisaties ten behoeve van het milieubeleid. Het registratieobject Grondwatersamenstellingsonderzoek valt onder het INSPIRE-thema Environmental Monitoring Facilities, en om die reden moeten de gegevens in het registratieobject geschikt gemaakt worden voor uitwisseling volgens de INSPIRE-standaard. Dit wordt voor dit registratieobject geïmplementeerd middels een mapping van het gegevensmodel van het registratieobject Grondwatersamenstellingsonderzoek op het gegevensmodel van het INSPIRE-thema. De inhoud van deze mapping is geen onderdeel van deze catalogus.

BASISREGISTRATIE ONDERGROND (BRO) CATALOGUS GRONDWATERSTANDONDERZOEK

Datum 27 maart 2020

Inhoudsopgave

Artikel 1 Definitie van registratieobject, entiteiten en attributen

1

Registratieobject

2

Het domeinmodel

3

Entiteiten en attributen

 

3.1

Grondwaterstandonderzoek

Registratiegeschiedenis

 

3.2

 

3.3

Grondwatermonitoringnet

 

3.4

GMW-monitoringbuis

 

3.5

Observatie

 

3.6

Metadata observatie

 

3.7

Organisatiegegevens

 

3.8

Observatieproces

 

3.9

Tijdmeetwaardereeks

 

3.10

Tijdmeetwaardepaar

 

3.11

Metadata tijdmeetwaardepaar

Artikel 2 Beschrijving van uitbreidbare waardelijsten

 

1.1

Registratiestatus

 

1.2

Meetprocedure

 

1.3

TypeMeetinstrument

 

1.4

TypeLuchtdrukcompensatie

 

1.5

Procestype

 

1.6

Beoordelingsprocedure

 

1.7

MateBeoordeling

 

1.8

Observatietype

 

1.9

StatusKwaliteitscontrole

 

1.10

Censuurreden

 

1.11

Interpolatietype

Toelichting

1

Grondwaterstandonderzoek

 

1.1

Grondwatermonitoring

 

1.2

Domein grondwatermonitoring in de BRO

 

1.3

Het grondwaterstandonderzoek

   

1.3.1

Inleiding

   

1.3.2

Het proces

 

1.4

WaterML

 

1.5

Belangrijkste entiteiten

   

1.5.1

Grondwaterstandonderzoek

   

1.5.2

Observatie

   

1.5.3

Observatieproces

   

1.5.4

Tijdmeetwaardereeks

   

1.5.5

Tijdmeetwaardepaar

 

1.6

Impact kwaliteitsregime IMBRO/A

 

1.7

Hiërarchie in gebruiksplicht

 

1.8

Samenhang en consistentie tussen verschillende registratieobjecten in het Grondwaterdomein

 

1.9

INSPIRE

Artikel 1 Definitie van registratieobject, entiteiten en attributen

1 Registratieobject

Naam

Grondwaterstandonderzoek

Code

GLD

Definitie

Het geheel van gegevens dat betrekking heeft op een grondwaterstandonderzoek dat vanuit een bepaalde opdracht is uitgevoerd door herhaaldelijk op een bepaalde locatie in Nederland de waterstand in een monitoringbuis van een grondwatermonitoringput te meten.

Populatie

Zie Scopedocument Grondwaterstandonderzoek (GLD)

2 Het domeinmodel

Figuur 1: Domeinmodel grondwaterstandonderzoek

Figuur 1: Domeinmodel grondwaterstandonderzoek

3 Entiteiten en attributen

3.1 Grondwaterstandonderzoek

Type gegeven

Entiteit

Definitie

De gegevens die het grondwaterstandonderzoek identificeren en inzicht gegeven in de geschiedenis van het object voorafgaand aan opname in de registratie ondergrond.

3.1.1 BRO-ID

Type gegeven

Attribuut van Grondwaterstandonderzoek

Definitie

De identificatie van een grondwaterstandonderzoek in de registratie ondergrond.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Registratieobjectcode

– Type

Code

– Opbouw

GLDNNNNNNNNNNNN

Toelichting

De basisregistratie ondergrond kent bij registratie automatisch de juiste waarde aan het object toe.

3.1.2 bronhouder

Type gegeven

Attribuut van Grondwaterstandonderzoek

Definitie

Het KvK-nummer van de maatschappelijke activiteit van de publiekrechtelijke rechtspersoon die bronhouder is van de gegevens in de basisregistratie ondergrond.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Organisatie

– Type

Keuze

Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als bronhouder van grondwatersamenstellingsonderzoek.

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven in het geval de dataleverancier niet de bronhouder is.

3.1.3 object-ID bronhouder

Type gegeven

Attribuut van Grondwaterstandonderzoek

Definitie

De identificatie die door of voor de bronhouder is gebruikt om het object in de eigen administratie te kunnen vinden.

Juridische status

Niet-authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Tekst 200

Toelichting

Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder. Het is in de registratie opgenomen om de communicatie tussen de registerbeheerder en de bronhouder of dataleverancier te vergemakkelijken.

3.1.4 dataleverancier

Type gegeven

Attribuut van Grondwaterstandonderzoek

Definitie

Het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon die het object aan de basisregistratie ondergrond heeft aangeleverd, of het equivalent daarvan in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status

Niet-authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Organisatie

– Type

Keuze

Regels

De organisatie moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als dataleverancier van het registratieobject bekend zijn.

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven. Het wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

3.1.5 kwaliteitsregime

Type gegeven

Attribuut van Grondwaterstandonderzoek

Definitie

De aanduiding van de kwaliteitseis waaraan de gegevens van het object voldoen.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Kwaliteitsregime

– Type

Waardelijst niet uitbreidbaar

Toelichting

Het gegeven is door de dataleverancier bij de overdracht meegegeven.

3.1.6 datum eerste meting

Type gegeven

Attribuut van Grondwaterstandonderzoek

Definitie

De datum waarop de eerste meting van het grondwaterstandonderzoek is uitgevoerd.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

0..1

Domein

 

– Naam

Datum

Toelichting

Het gegeven staat niet in een brondocument, maar wordt automatisch door de basisregistratie ondergrond afgeleid van de begindatum van de observatieperiode van de entiteit Observatie behorende bij de observatie met de oudste begindatum.

3.1.7 datum recentste meting

Type gegeven

Attribuut van Grondwaterstandonderzoek

Definitie

De datum van de recentste meting die beschikbaar is van het grondwaterstandonderzoek.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

0..1

Domein

 

– Naam

Datum

Toelichting

Het gegeven staat niet in een brondocument, maar wordt automatisch door de basisregistratie ondergrond afgeleid van de einddatum van de observatieperiode van de entiteit Observatie behorende bij de observatie met de meest recente einddatum.

3.2 Registratiegeschiedenis

Type gegeven

Entiteit

Definitie

De gegevens die de geschiedenis van het object in de registratie ondergrond markeren.

Toelichting

De gegevens staan niet in een brondocument maar worden automatisch door de basisregistratie ondergrond gegenereerd.

3.2.1 tijdstip registratie object

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De datum en het tijdstip waarop voor het eerst gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

DatumTijd

3.2.2 registratiestatus

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De actuele fase van registratie waarin het object zich bevindt.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Registratiestatus

– Type

Waardelijst uitbreidbaar

3.2.3 tijdstip laatste aanvulling

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De datum en het tijdstip waarop de laatste aanvulling op de gegevens in de registratie ondergrond is doorgevoerd.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

0..1

Domein

 

– Naam

DatumTijd

Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig wanneer na de initiële registratie van het object in de registratie ondergrond er aanvullende gegevens zijn vastgelegd.

3.2.4 tijdstip voltooiing registratie

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De datum en het tijdstip waarop alle gegevens van het object in de registratie ondergrond zijn opgenomen.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

0..1

Domein

 

– Naam

DatumTijd

Regels

het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de registratiestatus de waarde voltooid heeft. Het attribuut ontbreekt in alle andere gevallen.

Toelichting

Het gegeven is alleen aanwezig als alle aan te leveren gegevens zijn geregistreerd. Na dit tijdstip kunnen geen nieuwe gegevens meer ter registratie worden aangeboden. Wel kunnen fouten in de registratie worden verbeterd.

3.2.5 gecorrigeerd

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De aanduiding die aangeeft of er een verbetering in de gegevens van het object in de registratie ondergrond heeft plaatsgevonden.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

IndicatieJaNee

– Type

Waardelijst niet uitbreidbaar

3.2.6 tijdstip laatste correctie

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De datum en het tijdstip waarop de laatste verbetering in de gegevens van het object is doorgevoerd.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

0..1

Domein

 

– Naam

DatumTijd

Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut gecorrigeerd gelijk is aan ja. Het attribuut ontbreekt in alle andere gevallen.

3.2.7 in onderzoek

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De aanduiding die aangeeft of het object door de registerbeheerder in onderzoek is genomen.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

IndicatieJaNee

– Type

Waardelijst niet uitbreidbaar

Toelichting

Wanneer een object in onderzoek is genomen betekent dit dat er bij de registerbeheerder gerede twijfel bestaat over de juistheid van de geregistreerde gegevens en dat er een onderzoek is gestart om vast te stellen wat de juiste gegevens zijn. Normaliter gaat hieraan een melding van derden vooraf.

3.2.8 in onderzoek sinds

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De datum en het tijdstip waarop de registerbeheerder het object in onderzoek heeft genomen.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

0..1

Domein

 

– Naam

DatumTijd

Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut in onderzoek gelijk is aan ja. Het attribuut ontbreekt in alle andere gevallen

3.2.9 uit registratie genomen

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De aanduiding die aangeeft of de gegevens van het object door de registerbeheerder uit registratie zijn genomen.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

IndicatieJaNee

– Type

Waardelijst niet uitbreidbaar

Toelichting

Wanneer de registerbeheerder een object uit registratie heeft genomen, zijn de gegevens niet langer beschikbaar voor andere afnemers dan bronhouder en dataleverancier. De registerbeheerder zal een object alleen bij hoge uitzondering uit registratie nemen en alleen na akkoord van de bronhouder. Aan de beslissing gaat een proces van zorgvuldige afweging vooraf en dat komt tot uitdrukking in de regel dat een object slechts een keer uit registratie kan worden genomen.

3.2.10 tijdstip uit registratie genomen

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De datum en het tijdstip waarop het object uit registratie is genomen.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

0..1

Domein

 

– Naam

DatumTijd

Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut uit registratie genomen gelijk is aan ja. Het attribuut ontbreekt in alle andere gevallen.

3.2.11 weer in registratie genomen

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De aanduiding die aangeeft of het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het eerder uit registratie was genomen.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

IndicatieJaNee

– Type

Waardelijst niet uitbreidbaar

Toelichting

De registerbeheerder kan een object eenmalig uit registratie nemen, en die actie kan hij eenmalig ongedaan maken. Ook hiervoor geldt dat akkoord van de bronhouder vereist is.

3.2.12 tijdstip weer in registratie genomen

Type gegeven

Attribuut van Registratiegeschiedenis

Definitie

De datum en het tijdstip waarop het object in de registratie ondergrond is opgenomen, nadat het uit registratie was genomen.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

0..1

Domein

 

– Naam

DatumTijd

Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut weer in registratie genomen gelijk is aan ja. Het attribuut ontbreekt in alle andere gevallen.

3.3 Grondwatermonitoringnet

Type gegeven

Entiteit

Definitie

Het grondwatermonitoringnet waarin het grondwaterstandonderzoek wordt uitgevoerd.

Toelichting

Het registratieobject Grondwatermonitoringnet wordt in een aparte BRO gegevenscatalogus gedefinieerd.

3.3.1 BRO-ID

Type gegeven

Attribuut van Grondwatermonitoringnet

Definitie

De identificatie van het grondwatermonitoringnet in de basisregistratie ondergrond.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Registratieobjectcode

– Type

Code

– Opbouw

GMNNNNNNNNNNNNN

3.4 GMW-monitoringbuis

Type gegeven

Entiteit

Definitie

De gegevens die nodig zijn voor de unieke identificatie van een specifieke monitoringbuis in een grondwatermonitoringput.

Toelichting

Het BRO-ID van de grondwatermonitoringput wordt opgenomen plus het volgnummer van de specifieke monitoringbuis in de put.

3.4.1 BRO-ID

Type gegeven

Attribuut van GMW-monitoringbuis

Definitie

De identificatie van de grondwatermonitoringput in de basisregistratie ondergrond.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Registratieobjectcode

– Type

Code

– Opbouw

GMWNNNNNNNNNNNN

3.4.2 buisnummer

Type gegeven

Attribuut van GMW-monitoringbuis

Definitie

Het identificerende nummer van de monitoringbuis in de grondwatermonitoringput in de basisregistratie ondergrond.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Nummer 3

3.5 Observatie

Type gegeven

Entiteit

Definitie

De kenmerken van de activiteiten die geleid hebben tot het bepalen van de waterstand in een monitoringbuis van een grondwatermonitoringput, in een bepaalde periode.

3.5.1 observatie ID

Type gegeven

Attribuut van Observatie

Definitie

Het door de bronhouder aangeleverde identificerend gegeven van de observatie.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Tekst 40

Regels

De waarde van het attribuut moet uniek zijn binnen het grondwaterstandonderzoek.

3.5.2 observatieperiode

Type gegeven

Attribuut van Observatie

Definitie

De periode waarover de tijd-meetwaardereeks, die het resultaat is van de observatie, van toepassing is. Deze periode wordt gevormd door de datum van de eerste meting en de datum van de laatste meting van de reeks.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Datuminterval

Regels

De observatieperioden mogen elkaar niet overlappen wanneer de waarde van het attribuut type observatie van de entiteit Metadata observatie gelijk is aan reguliereMeting EN de waarde van het attribuut mate beoordeling van de entiteit Metadata observatie gelijk is aan volledigBeoordeeld.

Toelichting

Het attribuut heeft als datatype Datuminterval dat bestaat uit een begin- en een einddatum. De bronhouder of dataleverancier kan de begindatum afleiden van de eerste meting uit de reeks en de einddatum van de laatste meting uit de reeks.

Het gegeven dient in een brondocument te staan. Het is in WaterML een verplicht attribuut en daarom ook hier opgenomen.

Observatieperioden van volledige beoordeelde tijd-meetwaardereeksen mogen niet overlappen, de einddatum van de ene periode mag wel gelijk zijn aan de begindatum van de volgende periode.

3.5.3 tijdstip resultaat

Type gegeven

Attribuut van Observatie

Definitie

De datum en het tijdstip waarop het eindresultaat van de tijd-meetwaardereeks tot stand is gekomen.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

DatumTijd

– Naam IMBRO/A

OnvolledigeDatum

Regels IMBRO/A

Onder kwaliteitsregime IMBRO/A mag een waarde van het type DatumTijd, of mag een waarde van het type OnvolledigeDatum gebruikt worden.

Toelichting

Bij een controlemeting, is dit het tijdstip waarop de meting is uitgevoerd. Bij een reguliere tijd-meetwaardereeks met een mate beoordeling: voorlopig, is dit het tijdstip van de laatste meting van de reeks. Bij een volledig beoordeelde meetreeks is dit het tijdstip waarop de beoordeling is afgerond. Niet bedoeld wordt het tijdstip waarop de resultaten worden aangeboden bij het bronhouderportaal of de LV-BRO. Dit is in WaterML een verplicht attribuut.

3.6 Metadata observatie

Type gegeven

Entiteit

Definitie

De metadata die behoort bij de observatie van de waterstand in een monitoringbuis van een grondwatermonitoringput, in een bepaalde periode.

3.6.1 datum metadata

Type gegeven

Attribuut van Metadata observatie

Definitie

De creatiedatum van de metadata over de observatie.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Datum

– Naam IMBRO/A

OnvolledigeDatum

Regels

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan het datumdeel van het attribuut tijdstip resultaat van de entiteit Observatie.

Toelichting

Dit is in WaterML een verplicht attribuut.

3.6.2 observatietype

Type gegeven

Attribuut van Metadata observatie

Definitie

Het type observatie dat is gedaan.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Observatietype

– Type

Waardelijst uitbreidbaar

3.6.3 mate beoordeling

Type gegeven

Attribuut van Metadata observatie

Definitie

De mate waarin een beoordeling van de reeks van tijd-meetwaardeparen, die het resultaat zijn van de observatie, heeft plaatsgehad.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

0..1

Domein

 

– Naam

MateBeoordeling

– Type

Waardelijst uitbreidbaar

Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut observatietype gelijk is aan reguliereMeting.

Het attribuut mag niet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut observatietype gelijk is aan controlemeting.

Toelichting

Actuele reguliere metingen die in de basisregistratie ondergrond worden opgenomen zijn vaak nog niet, of nog niet volledig beoordeeld. Afhankelijk van de gevolgde procedure vindt bijvoorbeeld na een jaar een volledige beoordeling plaats. Controlemetingen dienen ter controle van de reguliere metingen. Het onderscheid in de mate van beoordeling is voor controlemetingen daarom niet, of minder van belang.

3.7 Organisatiegegevens

Type gegeven

Entiteit

Definitie

De onderneming of de maatschappelijke activiteit van de rechtspersoon, die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de waterstandmeting.

Toelichting

Dit is een in WaterML verplicht gegeven dat bestaat uit een aantal verplichte attributen. Het gegeven wordt alleen uitgeleverd aan de dataleverancier en de bronhouder.

3.7.1 identificatie

Type gegeven

Attribuut van Organisatiegegevens

Definitie

Het KvK-nummer of het equivalent van het KvK-nummer in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

Juridische status

Niet-authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Organisatie

– Type

Keuze

Regels

De onderneming moet bekend zijn binnen de basisregistratie ondergrond als uitvoerder van grondwaterstandonderzoek.

Mogelijk geen waarde

Ja

Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

3.7.2 organisatienaam

Type gegeven

Attribuut van Organisatiegegevens

Definitie

De handelsnaam van de organisatie zoals vermeld in het handelsregister.

Juridische status

Niet-authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Tekst 200

Mogelijk geen waarde

Ja

Reden geen waarde

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken.

3.8 Observatieproces

Type gegeven

Entiteit

Definitie

De kenmerken van het proces waarmee de waterstand in de monitoringbuis in de grondwatermonitoringput wordt bepaald en beoordeeld.

3.8.1 observatieproces ID

Type gegeven

Attribuut van Observatieproces

Definitie

Het door de bronhouder aangeleverde identificerend gegeven van het observatieproces.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Tekst 40

Regels

De waarde van het attribuut moet uniek zijn binnen het grondwaterstandonderzoek.

3.8.2 meetprocedure

Type gegeven

Attribuut van Observatieproces

Definitie

De procedure of het werkvoorschrift dat aangeeft onder welke afspraken de observatie is uitgevoerd.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Meetprocedure

– Type

Waardelijst uitbreidbaar

3.8.3 type meetinstrument

Type gegeven

Attribuut van Observatieproces

Definitie

Het type meetinstrument dat gebruikt is bij het bepalen van de waterstand.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

TypeMeetinstrument

– Type

Waardelijst uitbreidbaar

3.8.4 type luchtdrukcompensatie

Type gegeven

Attribuut van Observatieproces

Definitie

Methode waarmee druksensormetingen voor luchtdruk gecompenseerd zijn, inclusief oorsprong van de daarbij gebruikte luchtdruk in geval van rekenkundige compensatie.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

0..1

Domein

 

– Naam

TypeLuchtdrukcompensatie

– Type

Waardelijst uitbreidbaar

Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer de waarde van het attribuut type meetinstrument gelijk is aan druksensor of stereoDruksensor.

In alle andere gevallen mag het attribuut niet aanwezig zijn.

Toelichting

Deze compensatie wordt alleen toegepast bij druksensoren.

3.8.5 procestype

Type gegeven

Attribuut van Observatieproces

Definitie

Het type proces dat werd gebruikt bij de observatie. Dit is het laatste proces dat bij de bepaling van de waterstand is uitgevoerd.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Procestype

– Type

Waardelijst uitbreidbaar

Toelichting

In alle gevallen is er bij de bepaling van de waterstand ten opzichte van NAP sprake van een berekening. Daarom wordt in dit, in WaterML verplichte attribuut de vaste waarde algoritme ingevuld.

3.8.6 beoordelingsprocedure

Type gegeven

Attribuut van Observatieproces

Definitie

Het protocol of werkvoorschrift dat is toegepast bij de beoordeling van de kwaliteit van de tijd-meetwaardeparen.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Beoordelingsprocedure

– Type

Waardelijst uitbreidbaar

Regels IMBRO/A

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut mate beoordeling van de entiteit Metadata observatie gelijk is aan onbekend.

3.9 Tijdmeetwaardereeks

Type gegeven

Entiteit

Definitie

De kenmerken van de reeks van waterstanden, gemeten in een monitoringbuis van een grondwatermonitoringput.

Toelichting

De tijd-meetwaardeparen in de tijd-meetwaardereeks moeten in chronologische volgorde, oplopend in de tijd worden geplaatst.

3.9.1 tijdmeetwaardereeks ID

Type gegeven

Attribuut van Tijdmeetwaardereeks

Definitie

Het door de bronhouder aangeleverde identificerend gegeven van de reeks van tijd-meetwaardeparen.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Tekst 40

Regels

De waarde van het attribuut moet uniek zijn binnen het grondwaterstandonderzoek.

3.10 Tijdmeetwaardepaar

Type gegeven

Entiteit

Definitie

De kenmerken van een tijd-meetwaardepaar.

Toelichting

De combinatie van tijdstip meting en waterstand, zoals berekend uit een gemeten waarde in een monitoringbuis van een grondwatermonitoringput.

3.10.1 tijdstip meting

Type gegeven

Attribuut van Tijdmeetwaardepaar

Definitie

De datum en het tijdstip waarop de waterstand is gemeten.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

DatumTijd

Regels

Het datumdeel van de waarde van het attribuut van het eerste Tijdmeetwaardepaar van de entiteit Tijdmeetwaardereeks moet gelijk zijn aan begindatum van het attribuut observatieperiode van de entiteit Observatie.

Het datumdeel van de waarde van het attribuut van het laatste Tijdmeetwaardepaar van de entiteit Tijdmeetwaardereeks moet gelijk zijn aan einddatum van het attribuut observatieperiode van de entiteit Observatie.

De waarde van het attribuut van het laatste Tijdmeetwaardepaar van de entiteit Tijdmeetwaardereeks moet gelijk zijn aan de waarde van het attribuut tijdstip resultaat van de entiteit Observatie wanneer:

het attribuut observatietype van de entiteit Metadata observatie gelijk is aan controlemeting OF

het attribuut observatietype van de entiteit Metadata observatie gelijk is aan reguliereMeting EN het attribuut mate beoordeling gelijk is aan voorlopig.

De waarde van het attribuut van het laatste Tijdmeetwaardepaar van de entiteit Tijdmeetwaardereeks moet liggen voor de waarde van het attribuut tijdstip resultaat wanneer het attribuut observatietype van de entiteit Metadata observatie gelijk is aan reguliereMeting EN het attribuut mate beoordeling gelijk is aan volledigBeoordeeld.

3.10.2 waterstand

Type gegeven

Attribuut van Tijdmeetwaardepaar

Definitie

De omgerekende waterstand in de monitoringbuis in meter, ten opzichte van NAP.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Meetwaarde 3.3

– Type

Getal

– Eenheid

m (meter)

Mogelijk geen waarde

Ja

Reden geen waarde

Het kan voorkomen dat de waarde gecensureerd is, alleen in dat geval ontbreekt de waarde.

Toelichting

Het apparaat meet een druk, een lengte of een reistijd van een signaal. Dit wordt omgerekend naar een waterstand in de monitoringbuis ten opzichte van NAP. Een waarde -5.125 is 5 meter en 125 millimeter onder NAP.

De waarde mag ontbreken wanneer een limietwaarde wordt onder- of overschreden. Bijvoorbeeld wanneer de peilbuis is overgelopen of de sensor is drooggevallen.

3.11 Metadata tijdmeetwaardepaar

Type gegeven

Entiteit

Definitie

De metadata die behoort bij het tijd-meetwaardepaar

3.11.1 status kwaliteitscontrole

Type gegeven

Attribuut van Metadata tijdmeetwaardepaar

Definitie

Het eindoordeel van de bronhouder over de kwaliteit van een individueel tijd-meetwaardepaar van het grondwaterstandonderzoek op basis van een, voor de observatie gebruikte, beoordelingsprocedure.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

StatusKwaliteitscontrole

– Type

Waardelijst uitbreidbaar

Regels

De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan nogNietBeoordeeld wanneer de waarde van het attribuut mate beoordeling van de entiteit Metadata observatie gelijk is aan volledigBeoordeeld.

De waarde van het attribuut mag niet gelijk zijn aan nogNietBeoordeeld wanneer de waarde van het attribuut observatietype van de entiteit Metadata observatie gelijk is aan controlemeting.

Regels IMBRO/A

De waarde van het attribuut moet gelijk zijn aan onbekend wanneer de waarde van het attribuut mate beoordeling van de entiteit Metadata observatie gelijk is aan onbekend.

3.11.2 censuurreden

Type gegeven

Attribuut van Metadata tijdmeetwaardepaar

Definitie

De reden van het censureren van de meetwaarde van de waterstand.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

0..1

Domein

 

– Naam

Censuurreden

– Type

Waardelijst uitbreidbaar

Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut waterstand van de entiteit Tijdmeetwaardepaar geen waarde heeft.

In alle andere gevallen ontbreekt het attribuut.

Toelichting

De term gecensureerde waarde heeft in de statistiek een specifieke betekenis. Het geeft aan dat de waarde van een variabele niet exact bekend is of niet exact bepaald kon worden, maar dat wel duidelijk is dat deze zich boven of juist beneden een bepaalde limiet bevindt. Dit is bijvoorbeeld het geval als de waarde buiten bereik van het meetinstrument of de meetopstelling ligt.

3.11.3 censuurlimietwaarde

Type gegeven

Attribuut van Metadata tijdmeetwaardepaar

Definitie

De waarde in meter ten opzichte van NAP die de limiet weergeeft waaronder of waarboven de waterstand zich in werkelijkheid zal bevinden.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

0..1

Domein

 

– Naam

Meetwaarde 3.3

– Type

Getal

– Eenheid

m (meter)

Regels

Het attribuut moet aanwezig zijn wanneer het attribuut censuurreden aanwezig is.

In alle andere gevallen ontbreekt het attribuut.

Mogelijk geen waarde

Ja

Reden geen waarde

Voor IMBRO/A gegevens moet de waarde ontbreken wanneer het attribuut censuurreden de waarde onbekend heeft.

Voor IMBRO/A-gegevens mag de waarde ontbreken wanneer het attribuut censuurreden de waarde groterDanLimietwaarde of kleinerDanLimietwaarde heeft.

Toelichting

Wanneer de waterstand bijvoorbeeld lager is dan de inhangdiepte van de sensor (drooggevallen sensor), wordt hier de inhangdiepte van de sensor in meter ten opzichte van NAP geregistreerd. Het gegeven censuurreden heeft in dit geval de waarde kleinerDanLimietwaarde en het gegeven waterstand van de entiteit Tijdmeetwaardepaar heeft geen waarde.

3.11.4 interpolatietype

Type gegeven

Attribuut van Metadata tijdmeetwaardepaar

Definitie

De aard van de relatie tussen het tijdstip en de meetwaarde van het tijd-meetwaardepaar. De relatie wordt bepaald door de procedure die is gebruikt bij het bepalen van de meetwaarde.

Juridische status

Authentiek

Kardinaliteit

1

Domein

 

– Naam

Interpolatietype

– Type

Waardelijst uitbreidbaar

Toelichting

Dit is in WaterML een verplicht attribuut. De feitelijke waarnemingen worden in de basisregistratie ondergrond vastgelegd. Daarom wordt hier de vaste waarde, discontinu ingevuld. Het is aan de gebruiker te beoordelen of er mogelijk sprake is van een continue reeks.

Artikel 2 Beschrijving van uitbreidbare waardelijsten

1.1 Registratiestatus

De lijst met mogelijke actuele fases van registratie waarin het object zich bevindt.

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

geregistreerd

Het registeren van de gegevens van het object is gestart. De gegevens uit het eerste brondocument zijn in de registratie ondergrond vastgelegd. Er zijn daarna geen nieuwe gegevens geregistreerd.

aangevuld

Het registeren van de gegevens van het object heeft na de start van de registratie een vervolg gekregen. De gegevens in de registratie ondergrond zijn minimaal een keer aangevuld met nieuwe gegevens.

voltooid

Het registeren van de gegevens van het object is voltooid. Alle gegevens zijn in de registratie ondergrond vastgelegd en er kunnen geen nieuwe gegevens meer worden geregistreerd.

1.2 Meetprocedure

De lijst van mogelijke normen en voorschriften die beschrijven hoe de observatie is uitgevoerd.

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

NEN5120v1991

 

Nederlandse norm 5120 Geotechniek – Bepaling van stijghoogten van grondwater door middel van peilbuizen. Deze norm is ingetrokken en vervangen door NEN-EN-ISO22 475, 2006

NEN_EN_ISO22475v2006_C11v2010

Nederlandse norm 22475 Geotechnisch onderzoek en beproeving – Methoden voor monsterneming en grondwatermeting – Deel 1: Technische grondslagen voor de uitvoering, 2006 met correctieblad 2010.

NEN_ISO21413v2005

Nederlandse norm 21413 Metingen aan grondwater – Handmatig meten van het grondwaterpeil in putten.

NPR_ISO.TR23211v2009

Nederlandse praktijkrichtlijn 23211 Hydrometrie – Meten van het waterpeil in een put met behulp van geautomatiseerde druktransductor methoden, 2009.

RWSgwmon

RWS informatie – Normen en eisen voor grondwatermonitoring: plaatsen peilbuizen, meten waterstanden, nemen van watermonsters, 2018.

STOWAgwst

Het STOWA Handboek meten van grondwaterstanden in peilbuizen (Bouma e.a., 2012).

onbekend

 

Het is onbekend volgens welke procedure de meting is gedaan (IMBRO/A kwaliteitsregime).

1.3 TypeMeetinstrument

De lijst van mogelijke meetinstrumenten waarmee de waterstand in de monitoringbuis is bepaald.

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

akoestischeSensor

Sensor die de waterstand bepaalt aan de hand van de reflectietijd van een akoestisch signaal.

akoestischHandapparaat

Handapparaat met geïntegreerde akoestische sensor, die de waterstand bepaalt aan de hand van de reflectietijd van het akoestisch signaal.

analoogPeilklokje

Meetlint met een analoog dompelklokje, dat geluid maakt bij het raken van het water.

druksensor

Sensor die in het water in de monitoringbuis hangt en de plaatselijke druk meet. Bij dit type meetinstrument moet het type luchtdrukcompensatie worden vermeld.

elektronischPeilklokje

Meetlint met elektronisch dompelklokje, dat een licht- en/of geluidssignaal afgeeft bij het raken van water.

opzetStuk

Opzetstuk inclusief afleesbare schaalverdeling dat in geval van artesisch grondwater op de bovenkant van de monitoringbuis wordt geplaatst.

radarsensor

Sensor die de waterstand bepaalt aan de hand van de reflectietijd van een radarsignaal.

stereoDruksensor

Apparaat of opstelling met twee druksensoren die de druk in tweevoud bepalen, en combineren tot een enkele meetreeks met verhoogde betrouwbaarheid. Bij dit type meetinstrument moet het type luchtdrukcompensatie worden vermeld.

onbekend

 

Het is onbekend met welk meetinstrument de meting gedaan is (IMBRO/A kwaliteitsregime).

onbekendPeilklokje

 

Meetlint met dompelklokje maar het is onbekend of een analoog of een electronisch dompelklokje is gebruikt (IMBRO/A kwaliteitsregime).

1.4 TypeLuchtdrukcompensatie

De lijst van mogelijke methoden waarmee druksensormetingen voor luchtdruk gecompenseerd zijn, inclusief de oorsprong van de daarbij gebruikte luchtdrukreeks in geval van rekenkundige compensatie.

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

capillair

Fysieke compensatie voor luchtdruk via een capillair waardoor de sensor uitsluitend de waterdruk meet.

gecorrigeerdLokaleMeting

Rekenkundige compensatie, waarbij lokale luchtdrukmetingen gecorrigeerd worden aan de hand van luchtdrukmetingen van het KNMI.

KNMImeting

Rekenkundige compensatie, met behulp van luchtdrukmetingen van het KNMI.

monitoringnetmeting

Rekenkundige compensatie, met behulp van een in het monitoringnet aanwezige druksensor die de luchtdruk meet.

putlocatiemeting

Rekenkundige compensatie, met behulp van een op de putlocatie aanwezige druksensor die de luchtdruk meet. Deze luchtdruksensor kan geïntegreerd zijn in één apparaat met de druksensor, maar dit hoeft niet.

onbekend

 

Het is onbekend volgens welke methode de luchtdrukcompensatie heeft plaatsgevonden (IMBRO/A kwaliteitsregime).

1.5 Procestype

De lijst van mogelijke processen die gebruikt zijn om de observatie te doen, de waterstand te bepalen. Dit is het laatste proces dat bij deze observatie heeft plaatsgevonden.

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

algoritme

Het resultaat van de observatie is door toepassen van een algoritme tot stand gekomen. Bij grondwaterstandonderzoek komt een waterstand t.o.v. NAP (vrijwel altijd) tot stand via een omrekening.

1.6 Beoordelingsprocedure

De lijst van protocollen en werkwijzen die worden toegepast bij de beoordeling van de kwaliteit van de meetwaarden.

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

brabantWater2013

De validatie- en beoordelingsprocedure van Brabant Water (2013).

eijkelkampDataValidatiev0.0.9

De validatie- en beoordelingsprocedure die door Wageningen Environmental Research in samenwerking met Eijkelkamp Soil & Water is ontwikkeld voor het valideren van hoogfrequente grondwaterstandsmetingen gebaseerd of de Fuzzy-set-theorie (versie 0.0.9).

oordeelDeskundige

De beoordeling is gedaan door een expert, niet volgens een expliciet protocol of werkvoorschrift.

PMBProtocolDatakwaliteitscontroleQC2018v2.0

Het protocol voor datakwaliteitscontrole (QC) van het Platform Meetnetbeheerders (versie 2.0, 2018).

RWSAATGrondwaterv1.0

De procedure, eisen en regels van Rijkswaterstaat (versie 1.0, 2020), met behulp van de Automatische Audit Tool (AAT).

warecoWaterDataValidatieProtocolv20200219

Het validatieprotocol voor grondwaterstanden en stijghoogten van Wareco Ingenieurs (versie 20200219, 2020), met behulp van Wareco Water Data.

onbekend

 

Het is onbekend volgens welke procedure de beoordeling is gedaan (IMBRO/A kwaliteitsregime).

1.7 MateBeoordeling

De lijst van de mogelijke mate waarin een tijd-meetwaardereeks de desbetreffende beoordelingsprocedure heeft ondergaan.

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

volledigBeoordeeld

De tijd-meetwaardereeks van deze observatie heeft de volledige beoordeling ondergaan zoals beschreven in de gebruikte beoordelingsprocedure.

voorlopig

De tijd-meetwaardereeks van deze observatie heeft geen of een voorlopige beoordeling ondergaan zoals beschreven in de gebruikte beoordelingsprocedure.

onbekend

 

Het is onbekend of de tijd-meetwaardereeks van deze observatie een beoordeling heeft ondergaan (IMBRO/A kwaliteitsregime).

1.8 Observatietype

De lijst van mogelijke typen observaties.

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

controlemeting

De observatie heeft geleid tot een onafhankelijke, veelal handmatige meting, eventueel een reeks metingen, die gebruikt wordt om de reguliere (sensor) metingen te controleren.

reguliereMeting

De observatie heeft geleid tot een (reeks) sensorische of handmatige meting(en) die zijn gedaan conform het doel van de monitoring.

1.9 StatusKwaliteitscontrole

De lijst van de mogelijke uitkomsten van het eindoordeel van de bronhouder over de kwaliteit van individuele metingen.

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

afgekeurd

Er is reden om dit gegeven als onjuist te beschouwen op basis van de gehanteerde beoordelingsprocedure. De werkelijke waarde kan niet achterhaald worden

goedgekeurd

Er is geen reden om aan de juistheid van dit gegeven te twijfelen op basis is van de gehanteerde beoordelingsprocedure.

nogNietBeoordeeld

Er is nog geen beoordeling gedaan van de kwaliteit. De beoordeling zal later plaats vinden.

onbeslist

Er zijn twijfels over de juistheid van dit gegeven, maar uitsluitsel kon niet gegeven worden op basis van de gehanteerde beoordelingsprocedure.

onbekend

 

Er is geen beoordeling gedaan van de kwaliteit, of het is onbekend of er een beoordeling is gedaan (IMBRO/A kwaliteitsregime).

1.10 Censuurreden

De lijst van mogelijke redenen voor het censureren van de meetwaarde.

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

groterDanLimietwaarde

De meetwaarde is gecensureerd omdat de limietwaarde is overschreden. De waterstand is > limietwaarde.

kleinerDanLimietwaarde

De meetwaarde is gecensureerd omdat de limietwaarde is onderschreden. De waterstand is < limietwaarde.

onbekend

 

Het is onbekend wat de reden is van het censureren van de waarde van het attribuut waterstand. Het is daarmee ook onbekend of de waterstand groter dan of kleiner dan een limietwaarde is (IMBRO/A kwaliteitsregime).

1.11 Interpolatietype

De lijst van mogelijke typen van interpolatie die de waarde op het betreffende tijdstip weergeeft.

Waarde

IMBRO

IMBRO/A

Omschrijving

discontinu

De meting van de waterstand gebeurt zodanig dat het niet mogelijk is om de reeks als continu te beschouwen. Het is aan de gebruiker om interpretaties te maken en conclusies te trekken uit de reeks van metingen.

Toelichting

1 Grondwaterstandonderzoek

1.1 Grondwatermonitoring

Grondwater is een belangrijke bestaansbron. Het grondwater wordt daarom in Nederland in de gaten gehouden en beheerd. Het beheer van het grondwater richt zich op de hoeveelheid grondwater en de kwaliteit ervan. Om dit beheer goed te kunnen uitvoeren, wordt in Nederland de toestand van het grondwater over langere tijd gevolgd. Dat heet grondwatermonitoring. Er wordt daarbij gekeken naar de grondwaterstand (kwantiteit), en naar de samenstelling van het grondwater (kwaliteit). Hiervoor worden periodiek grondwaterstandonderzoeken en grondwatersamenstellingsonderzoeken uitgevoerd. Door het verzamelen van deze meetgegevens over ons grondwatersysteem kunnen trends worden gesignaleerd en kan getoetst en gerapporteerd worden of we voldoen aan (inter)nationale normen en streefbeelden.

In het domein grondwatermonitoring staan de grondwatermonitoringnetten centraal die zijn ingesteld om het grondwater in Nederland te kunnen beheren. Het doel waarvoor een monitoringnet is ingesteld, het monitoringdoel, beperkt zich in veel gevallen tot kwantiteit of kwaliteit, maar het komt ook voor dat onderzoek aan zowel de kwantiteit als de kwaliteit wordt gedaan binnen hetzelfde grondwatermonitoringnet.

Grondwatermonitoring houdt in dat de toestand van het grondwater in een bepaald gebied, of eigenlijk in een bepaald deel van de ondergrond, over langere tijd gevolgd wordt. De grootte van het gebied en de diepte van monitoring verschillen per grondwatermonitoringnet. Ook de duur van monitoring wisselt sterk.

In het Besluit basisregistratie ondergrond is omschreven welke vormen van monitoring onder deze basisregistratie vallen. Het belangrijkste criterium is het type organisatie dat verantwoordelijk is voor het beheer van het grondwater: de grondwatermonitoring moet door of in opdracht van een bestuursorgaan, de bronhouder, worden uitgevoerd. Verder is er een beperking aan de tijdschaal gesteld. Wanneer een monitoringnet is ingesteld om de toestand van het grondwater over een periode van ten minste één jaar te volgen, dan valt het altijd onder de basisregistratie ondergrond. Voor monitoringnetten met een kortere duur maakt het bestuursorgaan zelf de afweging of de gegevens in de basisregistratie moeten worden opgenomen. De periode van een jaar is lang genoeg voor het uitfilteren van de effecten van kleinschalige en kortdurende invloeden, zodat de informatie die in de basisregistratie wordt vastgelegd blijvende gebruikswaarde heeft. Aan de ruimtelijke schaal van monitoring zijn voor de basisregistratie ondergrond geen grenzen gesteld, afgezien van het feit dat voor de gehele basisregistratie ondergrond geldt dat het gegevens bevat over de ondergrond van Nederland en zijn Exclusieve Economische Zone (EEZ). De EEZ is het gebied op de Noordzee waar Nederland economische rechten heeft.

In de Regels omtrent de basisregistratie ondergrond en het Besluit basisregistratie ondergrond staat dat de BRO ‘voorlopig’ respectievelijk ‘vooralsnog’ geen milieukwaliteitsinformatie bevat. Voor het grondwatermonitoringdomein zijn grondwatersamenstellingsonderzoeksgegevens uit monitoringnetten rondom milieu-hygiënische projecten, waarin het met name gaat om het monitoren van de verontreiniging van de bodem en het grondwater, daarmee voorlopig buiten scope geplaatst. Op 18 december 2018 is in de Tweede Kamer een motie aangenomen waarin de regering wordt verzocht ‘om informatie over bodemverontreiniging in de basisregistratie ondergrond op te nemen’ (Kamerstuk Motie 34864-19). Momenteel is nog niet bekend wat de gevolgen van deze motie zullen zijn voor de scope van grondwaterstandonderzoek.

De bestuursorganen die langdurig het grondwater (laten) monitoren op grondwaterkwantiteit, omdat zij daarin een wettelijke taak hebben, zijn Rijksoverheidsorganisaties (Rijkswaterstaat, Ministerie van Defensie), Provincies, Waterschappen, Gemeentes en bestuurlijke samenwerkingsverbanden. Daarnaast zijn er (semi)private organisaties die vanuit vergunningsplicht het grondwater langdurig monitoren op grondwaterkwantiteit, in opdracht van bevoegd gezag. Dit zijn bijvoorbeeld Gasunie, Prorail, drinkwaterbedrijven, grondwateronttrekkende industrie, (ondiepe) bodemenergie-exploitanten (bedrijven, ziekenhuizen, overige instellingen), natuurterreinbeheerorganisaties en exploitanten van ondiepe minerale delfstoffen. Deze organisaties doen periodiek grondwaterstandonderzoek en hebben daarvoor grondwatermonitoringnetten en meetplannen.

De volledige scopeafbakening is beschreven in het Scopedocument Grondwaterstandonderzoek (GLD).

1.2 Domein grondwatermonitoring in de BRO

Het domein grondwatermonitoring in de basisregistratie ondergrond (BRO) omvat de volgende vier registratieobjecten:

  • Grondwatermonitoringnet;

  • Grondwatermonitoringput;

  • Grondwatersamenstellingsonderzoek (grondwaterkwaliteit);

  • Grondwaterstandonderzoek (grondwaterkwantiteit).

In de voorliggende catalogus gaat het over het registratieobject grondwaterstandonderzoek.

In de technische landelijke voorziening van de basisregistratie ondergrond worden Engelstalige benamingen gehanteerd voor de registratieobjecten. Omwille van de aansluiting hiermee worden voor de registratieobjecten Engelstalige afkortingen gebruikt. In deze catalogus worden alleen de Engelstalige afkortingen en verder de Nederlandstalige termen gebruiken.

  • Grondwatermonitoringnet wordt afgekort tot GMN (Groundwater Monitoring Network);

  • Grondwatermonitoringput wordt afgekort tot GMW (Groundwater Monitoring Well);

  • Grondwatersamenstellingsonderzoek wordt afgekort tot GAR (Groundwater Analysis Report);

  • Grondwaterstandonderzoek wordt afgekort tot GLD (Groundwater Level Dossier).

Figuur 2: De samenhang tussen de vier registratieobjecten binnen het grondwatermonitoring domein.

Figuur 2: De samenhang tussen de vier registratieobjecten binnen het grondwatermonitoring domein.

Een grondwatermonitoringput betreft de constructie die gebruikt wordt om standen en/of de samenstelling van het grondwater te meten. Gewoonlijk bestaat een put uit een samenstel van buizen dat aan het oppervlak wordt beschermd tegen invloeden van buitenaf. Via de buizen wordt het grondwater dat zich op een bepaalde diepte bevindt ontsloten. Het deel van de buis waardoor het grondwater de buis binnen kan komen is het filter. Elke buis heeft één filter. Een filter fungeert als meetpunt in de basisregistratie ondergrond. Informatie over grondwatermonitoringput is beschreven in de Catalogus Grondwatermonitoringput.

Binnen het grondwaterdomein in de basisregistratie ondergrond kent alleen de grondwatermonitoringput een fysieke locatie. De drie andere registratieobjecten zijn aan het registratieobject grondwatermonitoringput gekoppeld en hebben daarmee indirect een locatie. Bij grondwaterstandonderzoeken en grondwatersamenstellingsonderzoeken ligt de verwijzing vast naar het filter in de grondwatermonitoringput waarin het onderzoek is uitgevoerd. Daarnaast ligt bij grondwaterstandonderzoeken en grondwatersamenstellingsonderzoeken de verwijzing vast naar één of meerdere grondwatermonitoringnetten ten behoeve waarvan het onderzoek is uitgevoerd.

Een grondwatermonitoringnet is een verzameling locaties waar, voor een bepaald monitoringdoel met een bepaald wettelijk kader, periodiek onderzoek aan het grondwater op een bepaalde diepte wordt gedaan om de toestand van het grondwater te kunnen bepalen en de eventuele veranderingen erin te kunnen volgen. Het grondwatermonitoringnet weerspiegelt de groepering van onderzoeksgegevens door de bronhouder op basis van het doel van de monitoring. Het registratieobject vergroot daarmee de hergebruikswaarde voor afnemers van de gegevens van de basisregistratie ondergrond. Informatie over grondwatermonitoringnet is beschreven in de Catalogus Grondwatermonitoringnet.

Een grondwatermonitoringnet valt onder de verantwoordelijkheid van één bronhouder en heeft een vastgesteld monitoringdoel. In de praktijk komt het voor dat een grondwaterstandonderzoek ten behoeve van meer dan één doel wordt uitgevoerd. Een bronhouder kan bijvoorbeeld omwille van de efficiëntie besluiten om een grondwaterstandonderzoek te laten doen, en de resultaten ervan zowel voor de Kaderrichtlijn Waterverplichtingen als voor een eigen monitoringdoel te gebruiken. Omdat er voor afzonderlijke monitoringdoelen verschillende grondwatermonitoringnetten zijn, betekent dit voor de basisregistratie ondergrond dat grondwaterstand- en grondwatersamenstellingsonderzoek kunnen toebehoren aan één of meerdere grondwatermonitoringnetten.

Een grondwaterstandonderzoek kan ook worden uitgevoerd ten behoeve van meerdere doelen van verschillende bestuursorganen. In dat geval is één van deze bestuursorganen de bronhouder van het grondwaterstandonderzoek. Deze bronhouder levert het grondwaterstandonderzoek aan de basisregistratie ondergrond aan, inclusief de koppeling aan alle grondwatermonitoringnetten waarvoor het onderzoek is uitgevoerd. De bronhouder is daarmee dus ook verantwoordelijk voor de koppeling van het grondwaterstandonderzoek aan een grondwatermonitoringnet van een ander bestuursorgaan. Hierover dienen beide partijen onderlinge afspraken te maken.

1.3 Het grondwaterstandonderzoek
1.3.1 Inleiding

Een Grondwaterstandonderzoek (GLD) is een monitoringactiviteit, waarbij herhaaldelijk de waterstand in een monitoringbuis van een grondwatermonitoringput wordt gemeten. Een filter van een monitoringbuis in een grondwatermonitoringput vormt een meetpunt in registratieobject grondwatermonitoringnet (zie paragraaf 1.2, Domein grondwatermonitoring in de BRO). Het grondwaterstandonderzoek wordt verricht door een bronhouder of door derden, op basis van een opdracht van of afspraak met die bronhouder, en komt voort uit een of meerdere monitoringdoelen. Het resultaat van het grondwaterstandonderzoek omvat de beoordeelde metingen in de tijd-meetwaardereeks die hieruit volgt. De resultaten van het onderzoek worden geregistreerd in de basisregistratie ondergrond.

In tegenstelling tot de relatief langzame verandering van de samenstelling van het grondwater, kunnen de fluctuaties van de grondwaterstand en/of stijghoogte snel optreden. Dit wordt bijvoorbeeld veroorzaakt door neerslag, invloed van getij, seizoenen en/of menselijk handelen. Van oudsher worden handpeilingen veelal met een frequentie van eens per 14 dagen uitgevoerd. Sinds de intrede van (druk)sensoren kan de waterstand in de monitoringbuis met een aanzienlijk hogere frequentie worden gemeten.

De snelheid waarmee gegevens van grondwaterstanden beschikbaar komen hangt af van de toegepaste systemen. Voor een handpeiling is het duidelijk dat een veldbezoek noodzakelijk is, maar ook voor veel meetsystemen met een (druk)sensor is een veldbezoek noodzakelijk om de aan de (druk)sensor gekoppelde datalogger uit te lezen. Pas na het uitgevoerde veldbezoek komen dan de gegevens beschikbaar voor verdere verwerking.

Steeds vaker worden systemen toegepast waarbij de datalogger gekoppeld is aan een modem, waarbij de gegevens direct aan de dataleverancier of bronhouder worden verstuurd. Dit gebeurt via een draadloos netwerk zoals het GSM- of het LoRa-netwerk. LoRa is een Long Range, Low Power verbinding speciaal ontwikkeld om kleine hoeveelheden informatie uit te wisselen tussen objecten en systemen. Deze wijze van beschikbaar komen van data wordt hieronder als telemetrie beschreven.

1.3.2 Het proces

Het proces waarin grondwaterstandonderzoeksgegevens in de praktijk ontstaan is schematisch weergegeven in de onderstaande figuur en wordt daaronder beschreven. Daarbij wordt benadrukt dat de precieze invulling van de processtappen in de praktijk vaak afhankelijk is van het gebruiksdoel en het toepassingsgebied van de monitoring. Het komt ook voor dat niet alle beschreven stappen worden doorlopen. De figuur geeft het volledige proces, van vaststellen van de doelstelling tot en met registratie in de basisregistratie ondergrond. In deze catalogus beschrijven we alleen de onderdelen meten, omrekenen, controleren, corrigeren en keuren. Het samenhangend geheel van de processtappen controleren, corrigeren en keuren wordt in dit document ook ‘beoordelen’ genoemd.

Figuur 3: De stappen in het bewerkingsproces, vanaf de originele meting tot aan de definitieve gegevens.

Figuur 3: De stappen in het bewerkingsproces, vanaf de originele meting tot aan de definitieve gegevens.

  • 1. Meten

    Het meten van de waterstand in de monitoringbuis betreft de wijze waarop de fysieke meting in de grondwatermonitoringput wordt uitgevoerd. De meting kan worden uitgevoerd met bijvoorbeeld een meetlint of een sensor. Er zijn drie mogelijke stromen van grondwaterstandgegevens naar de bronhouder (zie figuur 4). Het onderscheid daartussen wordt gevormd door de meetfrequentie en/of periodiciteit van het beschikbaar komen van de meting. Binnen een grondwaterstandonderzoek kunnen de verschillende gegevensstromen naast elkaar voorkomen.

    De drie gegevensstromen die worden onderscheiden zijn afkomstig van (zie onderstaande figuur):

    • o relatief laagfrequent uitgevoerde handpeilingen;

    • o relatief hoogfrequente sensormetingen, waarbij de meetgegevens opgeslagen worden in een datalogger die in of rond de monitoringbuis aanwezig is;

    • o relatief hoogfrequente sensormetingen, waarbij de meetgegevens via telemetrie naar de bronhouder/leverancier worden gestuurd.

    Figuur 4: Stroomschema van grondwaterstandgegevens, vanaf de monitoringbuis en meetinstrumenten in het veld, via de database of software van de dataleverancier of bronhouder naar de BRO (naar KWR, 2018).

    Figuur 4: Stroomschema van grondwaterstandgegevens, vanaf de monitoringbuis en meetinstrumenten in het veld, via de database of software van de dataleverancier of bronhouder naar de BRO (naar KWR, 2018).

    De handpeiling betreft een meting van de grondwaterstand die tijdens het veldbezoek wordt uitgevoerd. De meting wordt bijvoorbeeld uitgevoerd met een meetlint met analoog of elektronisch peilklokje of met een akoestische sensor. In het laatste geval wordt de reistijd tot de waterspiegel in de monitoringbuis gemeten, die omgerekend dient te worden naar de waterstand in de monitoringbuis (zie stap 2). Per veldbezoek komt hierbij slechts een enkele meetwaarde per monitoringbuis beschikbaar. De handpeiling kan fungeren als controlemeting van sensormetingen, zoals hieronder beschreven.

    De grootheid die met sensoren wordt gemeten, is afhankelijk van het type: bij druksensoren wordt de druk van de water- en/of luchtkolom boven de sensor gemeten; bij reflectiesensoren de reistijd tot de waterspiegel. Het meetresultaat wordt door de, in de monitoringbuis aanwezige datalogger opgeslagen. Gedurende een veldbezoek wordt de datalogger uitgelezen met bijvoorbeeld een laptop. Soms wordt daarbij het omrekenen van de meetgegevens naar een waterstand in de monitoringbuis ten opzichte van het referentieniveau (zie stap 2 van het proces) ook uitgevoerd. De (al dan niet omgerekende) meetgegevens komen hierbij beschikbaar vanaf het moment van de voorgaande uitlezing tot aan het moment van uitlezen.

    Bij de metingen die via telemetrie vanuit het veld worden verzonden, worden de meetgegevens door middel van een modem draadloos (via bijvoorbeeld het GSM- of LoRa-netwerk) aan de dataleverancier of bronhouder verstuurd. Het omrekenen van de meetgegevens naar een waterstand in de monitoringbuis ten opzichte van het referentieniveau (zie stap 2 van het proces) gebeurt hierbij bijvoorbeeld op het dataportaal waarop de gegevens binnenkomen.

  • 2. Omrekenen

    De methodiek van omrekenen van de meetwaarde naar een waterstand in de monitoringbuis ten opzichte van het referentieniveau, NAP, hangt samen met de wijze waarop is gemeten. Bij een meting met een peillint wordt de afstand van een vast punt, waarvan de hoogte ten opzichte van NAP bekend is, tot de grondwaterstand gemeten. Bij een meting met een reflectiesensor wordt de reistijd van een akoestisch of radarsignaal vanaf het nulpunt van de sensor tot aan de waterspiegel gemeten, en vervolgens omgerekend naar een hoogte ten opzichte van NAP. Bij druksensoren wordt de waterdruk boven de sensor gemeten, en omgerekend naar een waterkolom. Hieruit wordt, samen met het niveau van de druksensor ten opzichte van het referentieniveau, de waterstand in de monitoringbuis bepaald. De omrekening gebeurt in sommige gevallen in de software die bij de sensor hoort. In andere gevallen vindt omrekening in een latere fase plaats, bijvoorbeeld in de database bij de dataleverancier of bronhouder.

  • 3. Controleren

    De tijdreeks van handmatig dan wel via sensormetingen verkregen waterstanden in de peilbuis wordt, door de bronhouder en/of een derde partij, gecontroleerd op fouten en afwijkingen. Daarbij kunnen controles op integriteit, representativiteit, consistentie en/of plausibiliteit doorlopen worden. Bij metingen uitgevoerd met een sensor wordt in het bijzonder het functioneren van de sensor gecontroleerd, onder andere op nulpunt en drift. Hiervoor wordt doorgaans gebruik gemaakt van specifiek daarvoor uitgevoerde handmatige controlemetingen. Daarnaast kan de samenhang (in tijd en ruimte) met andere reeksen beoordeeld worden, en/of gebruik gemaakt worden van (statistische) modellen of technieken zoals tijdreeksanalyse.

    Voor metingen die uit telemetriesystemen beschikbaar komen, kan een belangrijk deel van de controles pas uitgevoerd worden nadat een (periodieke) controlemeting beschikbaar is. Over de periode waarin er nog geen nieuwe of onvoldoende aantal controlemetingen beschikbaar zijn, kunnen de metingen slechts gedeeltelijk worden gecontroleerd.

  • 4. Corrigeren

    De bronhouder of derde partij corrigeert indien noodzakelijk de omgerekende meetwaarden op basis van de in stap 3 uitgevoerde controles. Er wordt gecorrigeerd op systematische afwijkingen van bijvoorbeeld de druksensor en/of de klok, of naar aanleiding van fouten zoals filterverwisselingen of een verkeerde inhangdiepte van de sensor. Nadat eventuele correcties zijn doorgevoerd wordt de vorige stap, controleren, veelal opnieuw doorlopen. De controles en correcties zijn beschreven in een procedure of werkvoorschrift, de beoordelingsprocedure. Deze correcties vinden plaats voorafgaand aan de registratie in de basisregistratie ondergrond. De gegevens worden als ‘voorlopig’ of direct als ‘volledig beoordeeld’ geregistreerd (zie stap 5 van het proces). Deze correcties kunnen ook plaatsvinden naar aanleiding van het uitvoeren van de volledige beoordeling. De gegevens worden dan als ‘volledig beoordeeld’ geregistreerd. De voorlopige gegevens blijven ongewijzigd in de basisregistratie ondergrond aanwezig.

    Binnen de basisregistratie ondergrond vindt ook een andere vorm van correctie plaats. Dit zijn correcties waarbij middels een correctiebericht, een gegeven dat al in de registratie ondergrond geregistreerd is, wordt overschreven. De oude waarde van het gegeven is in dat geval niet meer direct beschikbaar voor de afnemers. Deze correcties worden in de formele geschiedenis van de basisregistratie ondergrond vastgelegd.

  • 5. Keuren

    De controles en correcties leiden tot een keuring of oordeel over de kwaliteit en bruikbaarheid van de gegevens. De uitkomsten van het proces worden vastgelegd en leiden tot een status kwaliteitscontrole die een eindoordeel geeft over de bruikbaarheid van de meting.

    De drie verschillende gegevensstromen (handpeilingen, sensormetingen die in het veld uitgelezen worden en telemetrische sensormetingen) zorgen voor een verschillende dynamiek in aanvoer van gegevens. Voor zowel handpeilingen als sensormetingen die in het veld uitgelezen worden, geldt dat ook de metingen daarna nog aanvullende informatie kunnen geven over de interpretatie en kwaliteit ervan. Afhankelijk van de gevolgde procedure wordt het proces van beoordelen pas volledig doorlopen op het moment dat er ook latere metingen beschikbaar zijn, wat kan leiden tot een verschil in de mate van beoordeling.

    Bij het snel en automatisch beschikbaar komen van sensormetingen via telemetrie ontbreekt vaak de tijd voor een handmatige beoordeling. Daarnaast ontbreekt (een voldoende aantal) controlemetingen voor het volledig kunnen beoordelen van het functioneren van de sensor. Ook hierdoor kan het proces van beoordelen in eerste instantie slechts gedeeltelijk doorlopen worden, wat kan leiden tot een voorlopige tijd-meetwaarde en voorlopige status kwaliteitscontrole. Pas na enige tijd, bijvoorbeeld nadat (voldoende) handmatige controlemetingen zijn uitgevoerd, wordt het gehele beoordelingsproces doorlopen hetgeen resulteert in de definitieve tijd-meetwaarde en definitieve status kwaliteitscontrole.

1.4 WaterML

De gegevensdefinitie van het grondwaterstandonderzoek, GLD, is gebaseerd op WaterML 2.0, een door het Open Geospatial Consortium (OGC) gepubliceerde internationale, open standaard over waterobservatiegegevens, met als doel de uitwisseling van dergelijke gegevens tussen informatiesystemen mogelijk te maken. De overheid hecht veel waarde aan en stimuleert het gebruik van open standaarden. WaterML maakt weer gebruik van andere, reeds bestaande OGC-standaarden waardoor het een interoperabel uitwisselingsformaat is. Er is voor WaterML 2.0 gekozen boven andere standaarden omdat in WaterML 2.0 reeksen van tijd-meetwaarde paren zijn gemodelleerd. In andere standaarden zijn dergelijke tijdreeksen niet gemodelleerd.

In deze catalogus zijn de Engelse namen van entiteiten en attributen van WaterML vertaald naar het Nederlands waarbij in sommige gevallen de namen en de inhoud meer in detail zijn geformuleerd, gedefinieerd of afgebakend zonder dat dit strijdig is met WaterML. In de uitwisselingsberichten worden (noodzakelijkerwijs) de Engelstalige WaterML namen gebruikt.

De in WaterML verplichte entiteiten en attributen zijn in de gegevensdefinitie van GLD opgenomen. Van de attributen die in WaterML optioneel zijn, zijn alleen diegene opgenomen die een hergebruikswaarde hebben voor de basisregistratie ondergrond. In sommige gevallen is in WaterML geen attribuut gedefinieerd voor een bepaald grondwaterstandgegeven dat in de basisregistratie ondergrond wel opgenomen moet worden. In die gevallen is gebruik gemaakt van een zogenoemde ‘parameter’ uit WaterML die het mogelijk maakt om extra gegevens op te nemen. In de gegevensdefinitie is het verschil tussen verplichte gegevens, optionele gegevens en parameters uit WaterML niet zichtbaar.

De WaterML standaard bevat een aantal verplichte attributen die in de basisregistratie ondergrond een vaste waarde hebben of afleidbaar zijn. Ook deze attributen dienen door de bronhouder of dataleverancier aangeleverd te worden. Deze attributen worden niet afgeleid door de basisregistratie ondergrond. Dit garandeert namelijk dat op WaterML gebaseerde software van dataleveranciers, waarmee grondwaterstandonderzoeken worden aangeleverd, direct gebruikt kan worden, zonder dat deze aangepast moet worden.

1.5 Belangrijkste entiteiten

In deze paragraaf wordt een beschrijvende toelichting geven op de gegevensinhoud van de belangrijkste entiteiten. De expliciete definities zijn te vinden in de tabellen van de gegevensdefinitie in artikel 1. Als eerste wordt de hoofdentiteit beschreven, daarna de overige entiteiten.

1.5.1 Grondwaterstandonderzoek

Het registratieobject Grondwaterstandonderzoek bevat de, van een beoordelingsresultaat voorziene, tijd-meetwaardereeks(en) van de berekende waterstand in meter ten opzichte van NAP, in een bepaald filter van een grondwatermonitoringput. Uitgangspunt is dat een grondwaterstandonderzoek één bronhouder heeft, maar wel uitgevoerd kan zijn ten behoeve van meerdere grondwatermonitoringnetten die van één of meerdere bronhouders kunnen zijn.

De gegevens van een grondwaterstandonderzoek ontstaan gedurende de ‘levensduur’ van het onderzoek, dat wil zeggen: gedurende de monitoringsperiode. Een belangrijk uitgangspunt voor dit registratieobject is dat er op min of meer vastomlijnde momenten (deel)gegevens geregistreerd worden als er daartoe ‘aanleidingen’ zijn. Voorbeelden van aanleidingen zijn: het starten van het grondwaterstandonderzoek, het beschikbaar komen van een uitgelezen tijd-meetwaardereeks die voorlopig of volledig is beoordeeld, het wijzigen van het type meetinstrument of de meetprocedure en het beëindigen van het grondwaterstandonderzoek. Het resultaat van een grondwaterstandonderzoek wordt dus niet in één keer geregistreerd, na beëindiging van het monitoren. De complete set van aanleidingen die zich voordoen gedurende de levensduur van het grondwaterstandonderzoek, en de daaruit af te leiden inhoud van berichten, zullen worden beschreven in de berichtencatalogus. In deze berichtencatalogus worden ook de mogelijke correctieberichten beschreven.

Door het werkveld is de wens uitgesproken om (sets van) meetgegevens zo snel mogelijk voor gebruikers beschikbaar te hebben. Afgesproken is daarnaast dat meetgegevens die via telemetrie beschikbaar komen niet frequenter dan dagelijks worden aangeleverd.

De meetgegevens van een bepaalde periode zijn samen gebundeld in een observatie (zie de volgende paragraaf). Een grondwaterstandonderzoek wordt gedurende de levensduur steeds aangevuld met nieuwe observaties.

Een grondwaterstandonderzoek kan ten behoeve van meer dan één monitoringdoel worden uitgevoerd. Dit betekent dat een onderzoek in het kader van meerdere grondwatermonitoringnetten tegelijk uitgevoerd kan zijn. In het registratieobject grondwatermonitoringnet worden het doel van de monitoring (monitoringdoel) en het wettelijk kader waar dit doel uit volgt (kader aanlevering) geregistreerd. In het registratieobject grondwaterstandonderzoek wordt het monitoringdoel en het wettelijk kader waar dit doel uit volgt niet geregistreerd. Met de verwijzing van het grondwaterstandonderzoek naar één of meer grondwatermonitoringnetten (zie paragraaf 1.2 Domein grondwatermonitoring in de BRO) is het doel en het wettelijk kader van het grondwaterstandonderzoek indirect geregistreerd. De verwijzing naar het grondwatermonitoringnet wordt gemaakt op basis van het BRO-ID van het grondwatermonitoringnet.

Bij een grondwaterstandonderzoek ligt de verwijzing vast naar de monitoringbuis waarin het onderzoek is uitgevoerd (zie paragraaf 1.2 Domein grondwatermonitoring in de BRO). De verwijzing wordt gemaakt op basis van het BRO-ID van de grondwatermonitoringput in combinatie met het buisnummer van de monitoringbuis waarin het grondwaterstandonderzoek is uitgevoerd. De diepte van het filter van de monitoringsbuis is geregistreerd via de verwijzing naar de monitoringbuis.

Van elk grondwaterstandonderzoek wordt vastgelegd wat de datum is van de eerste meting (datum eerste meting) en wat de datum is van de meest recente meting (datum recentste meting) van het gehele onderzoek. Beide data worden door de basisregistratie ondergrond afgeleid uit de aangeleverde gegevens. Bij elke aanvullende levering van grondwaterstanden wordt door de basisregistratie ondergrond gecheckt of de begindatum van de observatieperiode van de aanvullende levering vόόr de geregistreerde datum eerste metingligt.Wanneer dat het geval is, wordt de datum eerste meting vervangen door de begindatum van de observatieperiode van de aanvullende levering. Wanneer dat niet het geval is, blijft de datum eerste meting ongewijzigd. Ook wordt bij elke aanvullende levering van grondwaterstanden door de basisregistratie ondergrond gecheckt of de einddatum van de observatieperiode van de aanvullende levering na de geregistreerde datum recentste meting ligt. Wanneer dat het geval is, wordt de datum recentste meting vervangen door de einddatum van de observatieperiode van de aanvullende levering.

1.5.2 Observatie

De entiteit observatie omvat het geheel van gegevens en kenmerken van de activiteiten die geleid hebben tot het bepalen van waterstanden in een bepaalde periode. De inhoud van de entiteit observatie wordt hieronder toegelicht. De observatie heeft als resultaat een reeks tijd-meetwaardeparen (Tijdmeetwaardereeks) van de waterstand. Het grondwaterstandonderzoek wordt in de loop der tijd aangevuld met observaties die elk een meetperiode, een observatieperiode, omvatten. Van elke observatie wordt een ID vastgelegd, het observatie ID. Dit is een door de bronhouder te bepalen ID dat de observatie uniek identificeert. Dit unieke ID kan bijvoorbeeld gebruikt worden om in een later stadium een correctie in de observatiegegevens te registreren. Met behulp van het observatie ID kan in dat geval geïdentificeerd worden welke observatie gecorrigeerd moet worden.

Een bronhouder laat bijvoorbeeld eens per kwartaal de datalogger uitlezen. Omdat met het werkveld is afgesproken dat gegevens zo snel mogelijk, na een eventuele eerste beoordeling, in de basisregistratie ondergrond geregistreerd worden, zal de bronhouder de uitgelezen gegevens van één kwartaal als één observatie aanleveren aan de basisregistratie ondergrond. De bronhouder kan er ook voor kiezen de uitgelezen gegevens van een kwartaal op te knippen in bijvoorbeeld drie observaties van elk één maand. In het eerste geval overspant de observatie een periode en een reeks van tijd-meetwaardeparen van drie maanden. In het tweede geval overspant de observatie één maand aan gegevens. Een observatie kan later niet aangevuld worden met additionele tijd-meetwaardeparen. Een aanvullende levering van bijvoorbeeld het volgende kwartaal zal een nieuwe observatie zijn die de nieuwe meetgegevens bevat.

Het observatie ID heeft een domein van het type tekst en mag maximaal 40 tekens bevatten. Dit geeft de bronhouder de mogelijkheid zelf een code of naam aan het ID te geven die herkenbaar is en/of past in de werkwijze van de bronhouder.

Conform WaterML wordt het tijdsvenster waarin de meetwaarden zijn gedaan vastgelegd. Dit is de periode tussen de eerste en de laatste meting van de tijd-meetwaardereeks die het resultaat is van de observatie. Deze observatieperiode wordt gevormd door de begindatum en de einddatum van de tijd-meetwaardereeks. De bronhouder of dataleverancier kan deze data afleiden van het tijdstip van de eerste en de laatste meting uit de reeks.

.1.5.2.1 Metadata observatie

Elke observatie heeft een aantal metadata gegevens, de Metadata observatie. Deze metadata bevat, conform WaterML, de datum waarop de metadata tot stand zijn gekomen: datum metadata. Deze datum wordt door de bronhouder of dataleverancier afgeleid van het gegeven tijdstip resultaat van de entiteit Observatie.

Het observatietype beschrijft de reden van het plaatsvinden van de observatie. Hier worden twee typen onderscheiden namelijk de reguliere meting en de controlemeting. De controlemeting wordt uitgevoerd ter controle van een reeks van reguliere metingen met een hoge(re) frequentie. De controlemeting is veelal een handpeiling. Alle andere metingen betreffen reguliere metingen. De reguliere meting kan door zowel een sensor als handmatig worden gedaan. De reden van meten ligt bij reguliere metingen vast in het monitoringdoel, een attribuut van het grondwatermonitoringnet waarnaar wordt verwezen.

Onderdeel van de metadata is verder de mate beoordeling waarbij de mate wordt vastgelegd waarin de reeks van tijd-meetwaarden, die het resultaat zijn van de observatie, zijn beoordeeld. Hier zijn twee beoordelingsniveaus gedefinieerd. Naast volledig beoordeelde tijd-meetwaardereeksen bestaat de mogelijkheid om nog niet volledig, of niet beoordeelde tijd-meetwaardereeksen te registreren in de basisregistratie ondergrond. Zowel bij niet beoordeelde reeksen als bij niet volledig beoordeelde reeksen wordt een mate beoordeling: voorlopig geregistreerd. Of al een voorlopige beoordeling heeft plaatsgevonden hangt af van de gebruikte beoordelingsprocedure. De belangrijkste reden voor het toevoegen van deze voorlopige tijd-meetwaardereeksen is de wens om meetgegevens zo snel mogelijk voor gebruikers beschikbaar te hebben. Onder voorlopige tijd-meetwaardereeksen vallen bijvoorbeeld gegevens die (vrijwel) automatisch, uit telemetriesystemen aan het bronhouderportaal worden doorgezet, bijvoorbeeld binnen één of enkele dagen. Maar ook tijd-meetwaardereeksen waarbij, afhankelijk van de gevolgde beoordelingsprocedure, bijvoorbeeld na een jaar een volledige beoordeling plaats vindt, kunnen als voorlopige tijd-meetwaardereeksen al eerder in de basisregistratie ondergrond worden opgenomen, eventueel na een eerste, voorlopige beoordeling.

Als een tijdreeks van een grondwaterstandonderzoek zowel voorlopig als volledig wordt beoordeeld dan worden zowel de voorlopig beoordeelde tijd-meetwaardereeks als ook volledig beoordeelde tijd-meetwaardereeks ‘naast elkaar’ in de basisregistratie ondergrond geregistreerd. Beide gegevenssets zijn daarmee beschikbaar voor de gebruiker.

Controlemetingen dienen ter controle van de reguliere metingen. Het onderscheid in de mate van beoordeling is voor controlemetingen daarom niet, of minder van belang en wordt niet in de basisregistratie ondergrond opgenomen. Voor beide observatietypen dient het attribuut status kwaliteitscontrole (zie paragraaf Metadata tijdmeetwaardepaar) en het attribuut beoordelingsprocedure (zie paragraaf Observatieproces) wel aanwezig te zijn.

De observatieperiode van een reguliere meting met een mate van beoordeling, volledig beoordeeld, mag niet overlappen met de observatieperiode van een andere observatie met hetzelfde observatietype en dezelfde mate van beoordeling. De observatieperiode van een reguliere, voorlopige tijd-meetwaardereeks mag eventueel wel overlappen met de observatieperiode van een andere reguliere, voorlopige tijd-meetwaardereeks. Bij een voorlopige tijd-meetwaardereeks kan het namelijk voorkomen dat de tijdsverschuiving van een niet, of niet goed functionerende klok nog niet is hersteld waardoor er overlap met de observatieperiode van een andere observatie kan voorkomen. Bij controlemetingen mag de observatieperiode van verschillende observaties eventueel ook overlappen.

Het tijdstip resultaat van de entiteit Observatie is, conform WaterML, het tijdstip waarop het laatste proces is afgerond. Het betreft hier het laatste proces dat gebruikt is bij de totstandkoming van de waterstand in meter ten opzichte van NAP. In de praktijk wordt dit tijdstip veelal niet genoteerd. In de basisregistratie ondergrond wordt daarom bij het in WaterML verplichte attribuut tijdstip resultaat het volgende geregistreerd:

  • Bij een observatie van het type controlemeting: het tijdstip waarop de meting is gedaan. Dit betekent dat bij een losse controlemeting het tijdstip resultaat gelijk is aan het tijdstip waarop de meting is gedaan, het tijdstip meting. Het kan ook voorkomen dat de controlemeting wordt gevormd door een reeks van metingen. De observatie van het type controlemeting krijgt in dit geval het tijdstip resultaat dat overeenkomt met het tijdstip van de meest recente meting in deze observatie ofwel de laatste meting van de reeks.

  • Bij een observatie van het type reguliere meting met een mate van beoordeling, voorlopig: het tijdstip van de laatste meting van de reeks. Bijvoorbeeld: Een observatie met een reeks gegevens die via telemetrie zijn verkregen, zonder te zijn beoordeeld, wordt geregistreerd. Deze observatie heeft mate van beoordeling: voorlopig. De observatie bevat een reeks van tijd-meetwaardeparen. Het tijdstip van de meest recente meting van de reeks wordt gebruikt voor het tijdstip resultaat.

  • Bij een observatie van het type reguliere meting met een mate van beoordeling, volledig beoordeeld: het tijdstip waarop de beoordeling is afgerond. Bijvoorbeeld: Een observatie met reeks gegevens die via telemetrie zijn verkregen is definitief beoordeeld en wordt geregistreerd. Deze observatie heeft mate van beoordeling: definitief beoordeeld. De datum en het tijdstip waarop de definitieve beoordeling is afgerond, wordt geregistreerd als tijdstip resultaat.

De uitvoerder is de partij die voor de bronhouder geldt als verantwoordelijk voor de uitvoering van de waterstandmeting. In WaterML is het verplicht hier gegevens van een organisatie vast te leggen die bestaan uit een aantal verplichte attributen: de organisatienaam en de rol van deze organisatie in het grondwaterstandonderzoek. De rol ligt opgesloten in de naam van dit attribuut: uitvoerder. In GLD voegen we hier, ten opzicht van WaterML, de identificatie van de uitvoerder aan toe. De identificatie wordt, zoals bij andere registratieobjecten in de basisregistratie ondergrond, vastgelegd middels het KvK-nummer van de onderneming of de maatschappelijke activiteit, of het equivalent van het KvK-nummer in een handelsregister van een andere lidstaat van de Europese Unie dan Nederland.

.1.5.2.2 Gerelateerde observaties

Een observatie die resulteert in een volledig beoordeelde tijd-meetwaardereeks is (vaak) gebaseerd op één of meer eerder geregistreerde observaties, namelijk de observatie(s) met een voorlopige tijd-meetwaardereeks waarop de observatie is gebaseerd en/of één of meer observaties met een controlemeting die gebruikt zijn tijdens de beoordeling. Bij een observatie met een volledig beoordeelde tijd-meetwaardereeks moet in dat geval geregistreerd worden dat de observatie gerelateerd is aan één of meer andere observaties indien deze gerelateerde observaties aanwezig zijn.

Het kan echter in de praktijk ook voorkomen dat de voorlopig beoordeelde observatie(s) ontbreken. Ook controlemetingen die normaal gesproken gebruikt worden bij de beoordeling kunnen ontbreken. In deze gevallen kunnen gerelateerde observaties ontbreken.

Ook bij een observatie die resulteert in een voorlopige tijd-meetwaardereeks kan gebruik gemaakt zijn van één of meer observaties met een controlemeting. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij gegevens die zijn uitgelezen uit een datalogger en die een voorlopige beoordeling hebben ondergaan. In dat geval wordt de observaties met een voorlopige tijd-meetwaardereeks gerelateerd aan één of meer observaties met een controlemeting. Indien de controlemetingen ontbreken, worden geen gerelateerde observaties geregistreerd bij een voorlopig beoordeelde observatie.

Observaties die resulteren in een controlemeting zijn zelfstandige waarnemingen en worden niet gerelateerd aan andere observaties.

Bij het registreren van gerelateerde observaties wordt gebruik gemaakt van het observatie ID van deze gerelateerde observaties. Bij de aanlevering zal een check uitgevoerd worden of de aangeleverde observatie ID(s) bij het betreffende grondwaterstandonderzoek in de LV-BRO bekend zijn als observatie ID(s).

1.5.3 Observatieproces

In het observatieproces worden de kenmerken van de processen die resulteren in de uiteindelijke meetwaarden vastgelegd. Onderdeel van het observatieproces is het observatieproces ID. Dit is een door de bronhouder of dataleverancier te bepalen tekst van maximaal 40 karakters die de kenmerken van een observatieproces uniek identificeren. Binnen het registratieobject moet dit ID uniek zijn. Het observatieproces ID kan bijvoorbeeld gebruikt worden bij aanvullende leveringen van een Grondwaterstandonderzoek: Wanneer een observatie wordt aangeleverd die dezelfde observatieproceskenmerken heeft als een observatie die al geregistreerd is, kan de bronhouder/ dataleverancier ervoor kiezen om niet alle observatieproceskenmerken opnieuw aan te leveren maar in plaats daarvan te verwijzen naar het reeds geregistreerde observatieproces door alleen het observatieproces ID van het reeds geregistreerde observatieproces aan te leveren. De overige observatieproceskenmerken hoeven in dit geval niet opnieuw aangeleverd te worden.

De meetprocedure is onderdeel van het observatieproces. Het betreft de procedure of het werkvoorschrift dat gehanteerd is bij de observatie voor de grondwatermonitoring. In deze procedure staan de afspraken waaronder de observatie is uitgevoerd. De procedures zijn opgesomd in een waardelijst.

Het type meetinstrument beschrijft het meetinstrument waarmee de metingen in de monitoringbuis zijn uitgevoerd. In het geval van sensoren betreft het hier het type sensor. Wanneer een apparaat uit meerdere sensoren bestaat, wordt het type sensor bedoeld, niet het apparaat.

Bij het type meetinstrument: druksensor, zijn er globaal twee typen te onderscheiden, de relatieve druksensor en de absolute druksensor. Een relatieve druksensor meet de waterdruk met één enkele sensor. De invloed van de luchtdruk wordt door middel van een capillair in de kabel genivelleerd. Bij dit type druksensor wordt bij type luchtdrukcompensatie geregistreerd: capillair.

Bij een absolute druksensor zijn voor het bepalen van uitsluitend de waterdruk twee sensoren noodzakelijk. De absolute druksensor meet de som van de waterdruk en de luchtdruk. Voor luchtdruk moet rekenkundig gecompenseerd worden. Dit betekent dat naast de absolute druksensor een sensor noodzakelijk is die de luchtdruk meet. Er zijn verschillende manieren waarop de rekenkundige gecompenseerd wordt. Dit wordt vastgelegd bij het attribuut type luchtdrukcompensatie. In sommige gevallen zijn de sensor die de absolute druk meet en de sensor die de luchtdruk meet geïntegreerd in één apparaat. In dit geval wordt de rekenkundige compensatie soms al in het apparaat gedaan. Het type luchtdrukcompensatie betreft dan: putlocatiemeting.

Het procestype is in WaterML een attribuut dat verplicht wordt opgenomen. Om die reden is dit attribuut ook in het grondwaterstandonderzoek opgenomen. Het procestype geeft aan wat het laatste type proces is dat is uitgevoerd voor de bepaling van het eindresultaat. WaterML heeft een vaste waardelijst voor het procestype: simulatie, handmatige methode, sensor, algoritme en onbekend. Op dit moment wordt in het grondwaterstandonderzoek alleen de waterstand in meter ten opzichte van NAP vastgelegd en geen ruwe meetwaarden. De bepaling van de waterstand ten opzichte van NAP is altijd een berekening. Daarom wordt hier een vaste waarde ingevuld: algoritme. Indien in de toekomst ook ruwe metingen worden vastgelegd, kan hier ruimte worden gemaakt voor een waardelijst.

De individuele tijd-meetwaardeparen van de reguliere metingen worden onder andere beoordeeld aan de hand van de controlemetingen. Hoe dit proces van beoordelen van de kwaliteit van de tijd-meetwaardeparen verloopt, is beschreven in een werkvoorschrift of procedure, de beoordelingsprocedure. Bij het moment van vaststellen van versie 1.0 van de catalogus is er een aantal procedures beschreven en beschikbaar. Voor de partijen die deze procedures niet gebruiken maar op een andere, niet beschreven wijze beoordelen, is er de mogelijkheid om aan te geven dat beoordeeld is op basis van het oordeel van een deskundige. Omdat het voor een gebruiker waardevol is om te weten op welke wijze er is beoordeeld, is het is de bedoeling dat de waardelijst van beoordelingsprocedures wordt aangevuld ten behoeve van volgende versies van de catalogus.

1.5.4 Tijdmeetwaardereeks

Tijd-meetwaardeparen worden gegroepeerd in een Tijdmeetwaardereeks. Eén observatie leidt tot één tijd-meetwaardereeks, waarbij alle tijd-meetwaardeparen in de reeks dezelfde observatie-eigenschappen hebben. Het is ook mogelijk dat de tijd-meetwaardereeks uit één tijd-meetwaardepaar bestaat. Het is waarschijnlijk dat dit bijvoorbeeld bij controlemetingen het geval zal zijn.

Van elke tijd-meetwaardereeks wordt een ID vastgelegd, het tijdmeetwaardereeks ID. Dit is een door de bronhouder te bepalen ID dat de tijd-meetwaardereeks uniek identificeert. Binnen het registratieobject moet dit ID uniek zijn.

De tijd-meetwaardeparen in de reeks moeten in oplopende chronologische volgorde in de reeks worden geplaatst.

1.5.5 Tijdmeetwaardepaar

Het Tijdmeetwaardepaar bevat het tijdstip waarop is gemeten: het tijdstip meting, in combinatie met de waterstand in meter ten opzichte van NAP zoals berekend uit een meting in een monitoringbuis van een grondwatermonitoringput: de waterstand.

.1.5.5.1 Metadata tijdmeetwaardepaar

Elk tijd-meetwaardepaar heeft een aantal metadata gegevens, Metadata tijdmeetwaardepaar. Deze metadata bevat onder andere het eindresultaat van de beoordeling zoals uitgevoerd conform de beoordelingsprocedure. Deze statuskwaliteitscontrole geeft het eindoordeel van de bronhouder over de kwaliteit van een individuele meting. Niet alleen bij een volledig beoordeelde observatie maar ook bij observaties van het observatietype controlemeting en observaties met een mate van beoordeling voorlopig, is de statuskwaliteitscontrole aanwezig. In de beoordelingsprocedure is opgenomen welke controles en beoordeling er voor elk observatietype en voor elke mate van beoordeling wordt uitgevoerd. Alleen in het geval de observatie het observatietype reguliere meting heeft en een mate beoordeling: voorlopig, is het mogelijk om bij de status kwaliteitscontrole nogNietBeoordeeld te registreren. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij gegevens die via telemetrie zijn verkregen en die zonder beoordeeld te zijn, worden geregistreerd in de basisregistratie ondergrond.

In WaterML is een attribuut (quality) met een waardelijst (DataQualityCode) gedefinieerd voor de kwaliteit van de resultaten. Voor het grondwaterstandonderzoek is er echter voor gekozen om dit attribuut met waardelijst niet te gebruiken. In plaats daarvan is een eigen parameter met een eigen codelijst opgesteld, de statuskwaliteitscontrole. De reden hiervan is dat er voor het grondwaterstandonderzoek en het grondwaterkwaliteitsonderzoek een uitgebreide analyse is gedaan naar de mogelijke kwaliteit van de resultaten. Dit heeft geresulteerd in een waardelijst voor de status kwaliteitscontrole die geldt voor zowel het grondwaterkwaliteitsonderzoek als het grondwaterstandonderzoek. De waarden en de definities van de waarden op deze waardelijst komen niet geheel overeen en zijn in sommige gevallen niet één-op-één te vertalen in de waarden op de waardelijst van WaterML.

Een waarde (van de waterstand) die buiten het meetbereik van de meetopstelling valt, betreft een gecensureerde waarde. De term gecensureerde waarde heeft in de statistiek een specifieke betekenis. Het geeft aan dat de waarde van een variabele niet exact bekend is of niet exact bepaald kon worden, maar dat wel duidelijk is dat deze zich boven of juist beneden een bepaalde limiet bevindt. Bij een grondwaterstandonderzoek is dit bijvoorbeeld het geval bij een drooggevallen sensor: de waarde van de waterstand kan niet exact worden gegeven maar wel is duidelijk dat de waterstand zich onder het niveau van de inhangdiepte van de sensor bevindt.

Het attribuut waterstand heeft in het geval van een gecensureerde meting geen waarde. Metingen die buiten het meetbereik vallen geven desondanks een waardevol inzicht in de situatie van het grondwater ter plaatse van de monitoringbuis. Daarom zijn in de metadata van het tijd-meetwaardepaar de attributen censuurreden en censuurlimietwaarde opgenomen. Wanneer de waterstand geen waarde heeft, moeten deze attributen gevuld zijn. De censuurreden blijft beperkt tot kleiner dan limietwaarde of groter dan limietwaarde. Het niveau van de limietwaarde die over- of onderschreden wordt, wordt als censuurlimietwaarde opgenomen. Hieronder zijn een aantal voorbeelden gepresenteerd, waarin sprake is van gecensureerde waarden. Daarnaast zijn in figuur 5 een tweetal situaties weergegeven van gecensureerde metingen.

Figuur 5: Gecensureerde waarden in het geval van droogval sensor en overlopen peilbuis.

Figuur 5: Gecensureerde waarden in het geval van droogval sensor en overlopen peilbuis.

In het linkerdeel van bovenstaande figuur is het verloop in de tijd van de grondwaterstand/stijghoogte aangegeven zoals in de ondergrond op kan treden. De grondwaterstand/stijghoogte in de ondergrond zal zich niet laten reguleren door de meetopstelling, waarbij de meetopstelling in dit geval de combinatie van de monitoringbuis en de druksensor betreft. Het rechter deel van de figuur geeft de tijd-meetwaardereeks weer van de waterstand in de monitoringbuis. Waterstanden in de monitoringbuis onder het niveau van de druksensor kunnen niet worden gemeten. In dat geval is de censuurreden: kleiner dan limietwaarde en de censuurlimietwaarde is het niveau van de sensor in meter ten opzichte van NAP.

Bij waterstanden in de monitoringbuis hoger dan de bovenkant van de buis zal de monitoringbuis overlopen. Ervan uitgaande dat geen drukdop of kweldop is toegepast, kunnen hogere waterstanden dan bovenkantbuis niet worden gemeten. In dat geval is de censuurreden groter dan limietwaarde en de censuurlimietwaarde is het niveau van bovenkantbuis van de monitoringbuis in meter ten opzichte van NAP.

In het geval dat de waterstand in de monitoringbuis wordt gemeten door middel van handpeilingen (met een meetlint of ander handapparaat), worden gecensureerde metingen veroorzaakt door monitoringbuis gerelateerde aspecten. Dit betreffen bovenkant monitoringsbuis (zie ook figuur 5) en droogval van het filter van de monitoringsbuis: als het grondwaterniveau lager is dan de onderkant van het geperforeerde deel van de monitoringbuis. In dat geval is de censuurreden: kleiner dan limietwaarde en het niveau van de onderkant van het filter is de censuurlimietwaarde.

Bij druksensormetingen gelden aanvullende censuurredenen die samenhangen met het meetbereik van de druksensor. Het sensormaximum kan bijvoorbeeld worden overschreden. Dit doet zich voor wanneer het sensormaximum kleiner is dan bovenkantbuis óf de monitoringbuis aan de bovenkant afgesloten is door een drukdop of kweldop. De censuurreden is: groter dan limietwaarde en het niveau van het sensormaximum is de censuurlimietwaarde. Zoals hierboven reeds genoemd, kan het ook voorkomen dat een druksensor is drooggevallen.

Er is een aantal complicerende factoren waar de dataleverancier of bronhouder alert op dient te zijn. Hieronder worden er een aantal genoemd.

In de praktijk kan er sprake zijn van een combinatie van oorzaken van gecensureerde metingen, namelijk monitoringbuis gerelateerde en sensor gerelateerde oorzaken. Bijvoorbeeld kan zowel het filter als de sensor zijn drooggevallen.

Bij een drooggevallen filter bestaat het risico dat wel een waterstand in de monitoringbuis wordt gemeten, dit kan stagnerend water in een zandvang zijn. Om dit aspect te onderkennen, moeten de metingen en de filterstelling beide worden beschouwd.

Zoals eerder genoemd, bestaan er twee typen druksensoren, namelijk relatieve druksensoren en absolute druksensoren. Ten aanzien van gecensureerde metingen is er een duidelijk verschil tussen beide type sensoren. Het maximale drukbereik van relatieve druksensoren komt overeen met een vaste maximale waterdruk en daarmee een vaste maximale waterstand. Dit betekent dat de hoogste grondwaterstand die kan worden gemeten een constant niveau is. Dit niveau hangt alleen nog af van het niveau (nulpunt) van de druksensor. De absolute druksensor meet de som van lucht- en waterdruk. Hierdoor is de maximale meting van de waterdruk afhankelijk is van de heersende luchtdruk op dat moment. Dit betekent dat de hoogste grondwaterstand die kan worden gemeten geen constant niveau is.

De uiterste grenzen (de censuurlimietwaarden) zijn afhankelijk van de specificaties van de gebruikte sensor. Benadrukt wordt dat deze grenzen niet alleen van toepassing zijn voor druksensoren, maar voor type sensoren zoals de akoestische- en de radarsensor. Van belang is dat gebruiker van sensoren zich hiervan bewust is.

Het interpolatietype is in WaterML een attribuut dat verplicht wordt opgenomen. Om die reden is dit attribuut ook in het grondwaterstandonderzoek opgenomen. Het interpolatietype geeft aan wat de aard is van de relatie tussen het tijdstip en de meetwaarde. Deze relatie en de wijze van interpoleren kan bijvoorbeeld voor visualisatie en/of aggregatie van belang zijn. WaterML heeft een vaste waardelijst voor het interpolatietype. Het kan bijvoorbeeld het maximum of het minimum of het gemiddelde zijn over het gemeten interval. We leggen in de basisregistratie ondergrond de feitelijke waarnemingen vast en daarom wordt hier de vaste waarde: discontinu ingevuld. Het is aan de gebruiker te beoordelen of en hoe hij de meetwaarden eventueel wil interpoleren of aggregeren. Indien in de toekomst ook andere metingen met andere interpolatietypen worden vastgelegd, kan hier ruimte worden gemaakt voor een waardelijst.

1.6 Impact kwaliteitsregime IMBRO/A

In het verleden waren de werkprocessen en middelen rond het grondwaterwaterstandonderzoek anders dan ze nu zijn. Bij de aanlevering van historische gegevens wordt geaccepteerd dat een aantal formeel verplichte gegevens geen waarde heeft. Voor deze gegevens wordt het IMBRO/A-regime gehanteerd en dat kent minder strikte regels. Het betreft authentieke gegevens waarvan de betrouwbaarheid en herkomst eenduidig moet zijn. Daarom is de samenhang tussen de attributen mate beoordeling, de beoordelingsprocedure en de status kwaliteitscontrole bij IMBRO/A gegevens hetzelfde als bij IMBRO gegevens.

Wanneer bij historische gegevens onduidelijk is of de tijd-meetwaardereeks is beoordeeld, krijgen deze gegevens een mate beoordeling waarde ‘onbekend’. In dit geval is het tevens onbekend welke beoordelingsprocedure er is gebruikt. De status kwaliteitscontrole zal in dit geval ook ‘onbekend’ moeten zijn.

Het is mogelijk dat een bronhouder weet dat zijn historische gegevens destijds beoordeeld zijn en hoewel er niet per tijd-meetwaardepaar een uitkomst van de beoordeling is opgeslagen, weet de bronhouder dat de gegevens destijds zijn goedgekeurd, bijvoorbeeld omdat ze anders niet in het gegevensbeheersysteem waren opgeslagen. De bronhouder geeft in dit geval aan dat de mate beoordeling ’volledig beoordeeld’ is. Afhankelijk van wat de bronhouder nog weet van de beoordelingsprocedure kan hij aangeven dat de beoordelingsprocedure ‘oordeel deskundige’ is, maar ook ‘onbekend’ is mogelijk. Daarnaast geeft de bronhouder in dit geval aan dat de tijd-meetwaardeparen een status kwaliteit controle ‘goedgekeurd’ hebben. Wanneer de bronhouder onzeker is over de uitkomst van de beoordeling van destijds, kan hij ook aangeven dat de status kwaliteitscontrole ‘onbekend’ is. Het tijdstip resultaat wordt bij een volledig beoordeelde meetreeks gedefinieerd als het tijdstip waarop de beoordeling is afgerond. In dit geval gaat het om de beoordeling van destijds en kan, afhankelijk van de beschikbaarheid van dit gegeven, een voor IMBRO/A geldende OnvolledigeDatum worden ingevuld.

Het kan ook voorkomen dat historische gegevens voorafgaand aan registratie in de basisregistratie ondergrond nog in retroperspectief worden beoordeeld met het doel de tijd-meetwaardeparen een status kwaliteitscontrole te geven. In dit geval heeft dat ook consequenties voor de mate beoordeling, die wordt daarmee volledig beoordeeld. Het is mogelijk dat geen ‘huidige’ beoordelingsprocedure gevolgd kan worden maar dat er een alternatieve beoordeling van deze historische gegevens zal plaats vinden. Er dient in dat geval te worden gekozen voor ‘oordeel deskundige’. Het tijdstip resultaat is in dit geval het tijdstip waarop de beoordeling die achteraf wordt gedaan, is afgerond.

1.7 Hiërarchie in gebruiksplicht

Er worden in het grondwaterstandonderzoek verschillende stadia van de gegevens over de waterstand vastgelegd. Op dit moment zijn dat volledig beoordeelde gegevens en voorlopige gegevens. Dit betekent dat er van een meting op een bepaalde datum, op een bepaald tijdstip verschillende meetwaarden geregistreerd kunnen zijn in de basisregistratie ondergrond, een voorlopige meetwaarde en een volledig beoordeelde meetwaarde. De volledig beoordeelde meetwaarde heeft alle in het beoordelingsprocedure vermelde controles ondergaan en is daardoor, in samenhang met het attribuut status kwaliteitscontrole, betrouwbaarder dan de voorlopige meetwaarde die geen of niet alle controles heeft ondergaan. De hiërarchie van de juridische gebruiksplicht is daarom als volgt:

  • 1. Volledig beoordeelde gegevens. Indien deze er (nog) niet zijn:

  • 2. Voorlopige gegevens. Indien deze er (nog) niet zijn:

  • 3. Ruwe meetgegevens (maken nu geen deel uit van de basisregistratie ondergrond).

1.8 Samenhang en consistentie tussen verschillende registratieobjecten in het Grondwaterdomein

De verschillende registratieobjecten in het grondwaterdomein en hun gegevens hebben samenhang. Zie de beschrijving hiervan in paragraaf 1.2,Domein grondwatermonitoring in de BRO. Op basis van de samenhang wordt er consistentie verwacht tussen de gegevens in verschillende registratieobjecten in het grondwaterdomein. Het is de verantwoordelijkheid van de bronhouder om deze consistentie te waarborgen. De basisregistratie ondergrond dwingt dit grotendeels niet af.

De basisregistratie ondergrond dwingt alleen af dat gegevens in andere registratieobjecten waarnaar verwezen wordt, ook daadwerkelijk geregistreerd zijn. Dit geldt voor de volgende verwijzingen (zie ook het plaatje in paragraaf 1.2,Domein grondwatermonitoring in de BRO):

  • Vanuit grondwatermonitoringnet, grondwatersamenstellingsonderzoek en grondwaterstandonderzoek naar een buis in grondwatermonitoringput.

  • Vanuit grondwatersamenstellingsonderzoek en grondwaterstandonderzoek naar grondwatermonitoringnet.

Daarnaast wordt op het volgende punt consistentie verwacht:

  • De verzameling meetpunten binnen een grondwatermonitoringnet is consistent met de grondwatersamenstellingsonderzoeken en grondwaterstandonderzoeken die in het kader van het monitoringnet zijn uitgevoerd. Dat wil zeggen: ten tijde van het uitvoeren van het onderzoek is het filter in de put waarin het onderzoek plaats vindt, een meetpunt in elk grondwatermonitoringnet waaraan het betreffende onderzoek gekoppeld is.

Ook met betrekking tot kwaliteitsregime geldt een specifieke samenhang tussen gegevens van verschillende registratieobjecten.

  • Aan een grondwatermonitoringnet dat onder kwaliteitsregime IMBRO/A in de basisregistratie is geregistreerd kunnen onderzoeksgegevens (grondwatersamenstellingsonderzoeken en/of grondwaterstandonderzoeken) gekoppeld worden die ook onder kwaliteitsregime IMBRO/A vallen.

  • Van grondwatersamenstellingsonderzoeken en grondwaterstandonderzoeken onder kwaliteitsregime IMBRO moet bekend zijn in welk (wettelijk) kader ze zijn uitgevoerd, wat het doel van monitoren is en welk aspect van grondwater wordt gemonitord (kwaliteit of kwantiteit). Daarom kunnen onderzoeksgegevens onder kwaliteitsregime IMBRO alleen gekoppeld worden aan grondwatermonitoringnetten die onder kwaliteitsregime IMBRO/A zijn geregistreerd wanneer de attributen kader aanlevering, monitoringdoel en grondwateraspect van het grondwatermonitoringnet niet de waarde ‘onbekend’ hebben.

  • Grondwatersamenstellingsonderzoeken en grondwaterstandonderzoeken onder kwaliteitsregime IMBRO/A kunnen zowel gekoppeld worden aan grondwatermonitoringnetten onder kwaliteitsregime IMBRO als onder IMBRO/A.

  • Voor de verwijzingen naar grondwatermonitoringput vanuit andere registratieobjecten gelden geen restricties. Het maakt niet uit of de grondwatermonitoringput waarnaar verwezen wordt kwaliteitsregime IMBRO of IMBRO/A heeft.

1.9 INSPIRE

Het doel van de Europese kaderrichtlijn INSPIRE is het harmoniseren en openbaar maken van ruimtelijke gegevens van overheidsorganisaties ten behoeve van het milieubeleid. Het registratieobject grondwaterstandonderzoek valt onder het INSPIRE-thema Environmental Monitoring Facilities, en om die reden moeten de gegevens in het registratieobject geschikt gemaakt worden voor uitwisseling volgens de INSPIRE-standaard. Dit wordt voor dit registratieobject geïmplementeerd middels een mapping van het gegevensmodel van het registratieobject grondwaterstandonderzoek op het gegevensmodel van het INSPIRE-thema. De inhoud van deze mapping is geen onderdeel van deze catalogus.

TOELICHTING

I. Algemeen

1. Inleiding

De Wet basisregistratie ondergrond (hierna: Wet Bro) is op 1 januari 2018 in werking getreden. In de basisregistratie ondergrond (hierna: BRO) worden gegevens opgenomen over de geologische en bodemkundige opbouw van de ondergrond die voortvloeien uit verkenningen, over ondergrondse constructies, over gebruiksrechten en over authentieke modellen in relatie tot de ondergrond. De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: de Minister van BZK) is verantwoordelijk voor de inrichting en het beheer en ziet toe op het gebruik van de BRO. De Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (hierna: TNO) verricht in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de Minister van BZK de feitelijke werkzaamheden met betrekking tot de inrichting en het beheer van de BRO.

De BRO is een onderdeel van het stelsel van basisregistraties. Bestuursorganen die bij de uitvoering van een wettelijke taak of bij het verrichten van werkzaamheden een in het Besluit Basisregistratie ondergrond (hierna: Besluit Bro) aangewezen brondocument ontvangen met betrekking tot de ondergrond van Nederland met inbegrip van het continentaal plat, leveren dat brondocument aan via het bronhouderportaal. Bestuursorganen zijn vervolgens verplicht om de BRO te raadplegen wanneer zij gegevens over de ondergrond nodig hebben. Burgers, bedrijven en overheden kunnen de BRO kosteloos raadplegen.

In de Regeling basisregistratie ondergrond (hierna: Regeling Bro) zijn de technische aspecten van de BRO uitgewerkt. Dit betreft de levering van brondocumenten (via het bronhouderportaal) en de eisen aan de aan te leveren gegevens (catalogus met gegevensstandaarden), maar heeft ook betrekking op eisen rondom de technische en administratieve inrichting van de BRO, en de inzage in en verstrekking van gegevens.

De Basisregistratie Ondergrond Catalogus, definieert per registratieobject waar in de BRO de in hoofdstuk 3, paragraaf 2, van de Wet Bro genoemde gegevens moeten worden opgenomen en stelt de kwaliteitseisen waaraan deze gegevens moeten voldoen. In de catalogi worden per registratieobject de gegevensdefinitie, de mogelijke waarden en de nauwkeurigheid van de te leveren gegevens en de eventuele standaarden waaraan de gegevens moeten voldoen, beschreven.

2. Inhoud van deze regeling

Registratieobjecten worden in het Besluit Bro aangewezen, hetgeen in tranches verloopt.

Door de wijziging van het Besluit Bro in verband met de derde tranche (Staatsblad 2020, 365) zijn zes registratieobjecten aan de BRO toegevoegd. Het gaat om drie verkenningen en drie constructies:

  • I. Booronderzoek bodemkundige boormonsteranalyse;

  • II. Booronderzoek geologische boormonsterbeschrijving;

  • III. Wandonderzoek bodemkundige wandmonsteranalyse;

  • IV. Grondwatermonitoringnet;

  • V. Grondwatersamenstellingsonderzoek;

  • VI. Grondwaterstandsonderzoek.

De catalogi voor drie van deze nieuwe registratieobjecten zijn toegevoegd aan de Regeling Bro, namelijk de registratieobjecten grondwatermonitoringnet, grondwatersamenstellingsonderzoek en grondwaterstandsonderzoek. Deze treden per 1 januari 2021 in werking.

De drie overige registratieobjecten, te weten bodemkundige boormonsteranalyse, geologische boormonsterbeschrijving en bodemkundige wandmonsteranalyse, treden vanwege vertraging rondom de technische implementatie in de Landelijke Voorziening BRO op 1 juli 2021 in werking. De catalogi voor deze registratieobjecten zullen daarom via een afzonderlijke regeling worden toegevoegd aan de Regeling Bro. Deze regeling zal naar verwachting in de eerste helft van 2021 worden gepubliceerd.

De catalogi zijn tot stand gekomen door samenwerking tussen alle partijen die betrokken zijn bij de desbetreffende informatieketen – alle stappen tussen het produceren en hergebruiken van de gegevens. Pas op het moment dat er een – door alle partijen – breed gedragen standaard was ontwikkeld, is dat deel van de catalogus met betrekking tot een bepaald registratieobject vastgesteld.

3. Gevolgen

In verband met de wijziging van het Besluit Bro en deze regeling in het kader van de derde tranche heeft een toetsing van de gevolgen voor de administratieve lasten voor bedrijven plaatsgevonden. In de nota van toelichting bij de wijziging van het Besluit Bro (Staatsblad 2020, 365) zijn de resultaten van dit onderzoek beschreven. De kern ervan is dat de regeldrukeffecten van deze tranche acceptabel worden geacht door de stakeholders. Voor nadere uitwerking hiervan wordt verwezen naar de genoemde nota van toelichting.

4. Advies en consultatie

Het ontwerp van de regeling is bestuurlijk geconsulteerd bij de leden van de Programmastuurgroep BRO en met hen afgestemd. De inhoud van deze regeling, de uitbreiding van de catalogus, is met de betrokken overheden, bedrijven en andere stakeholders afgestemd. Daarbij is een afzonderlijk consultatieproces doorlopen voor de catalogus. De onderdelen daarvan voor de zes registratieobjecten die via de wijziging van het Besluit Bro (Staatsblad 2020, 365) worden toegevoegd, zijn in de periode december 2019 tot en met april 2020 afzonderlijk via internet geconsulteerd. Om die reden is afgezien van (nadere) internetconsultatie voor de regeling als geheel. Dat is in lijn met het kabinetsstandpunt inzake internetconsultatie.1 Voor burgers, bedrijven, provincies en gemeenten vloeien uit deze regeling geen belangrijke gevolgen voort, anders dan de eisen en standaarden voor de registratie van gegevens die de catalogus met zich meebrengt. De regeling brengt evenmin ingrijpende veranderingen teweeg in de rechten en plichten van burgers en bedrijven en heeft ook geen ingrijpende gevolgen voor de uitvoeringspraktijk.

5. Notificatie

De ontwerpregeling is op 26 augustus 2020 voorgelegd aan de Europese Commissie (notificatienummer 2020/524/NL) ingevolge artikel 5, eerste lid, van richtlijn (EU) nr. 2015/1535 van het Europees Parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende diensten van de informatiemaatschappij (PbEU 2015, L 241). Van de Commissie is geen reactie ontvangen.

6. Inwerkingtreding

De inwerkingtreding van deze regeling is gerelateerd aan de inwerkingtreding van de wijziging van het Besluit Bro (Staatsblad 2020, 365). Deze regeling werkt de technische eisen van de registratieobjecten die in dat besluit worden aangewezen en op 1 januari 2020 in werking treden, nader uit. Het betreft de registratieobjecten grondwatermonitoringnet, grondwatersamenstellingsonderzoek en grondwaterstandsonderzoek. Deze regeling voegt de bijbehorende catalogi voor die registratieobjecten toe aan de Regeling Bro. De catalogi voor de overige drie registratieobjecten uit het Besluit Bro (Staatsblad 2020, 365) die op 1 juli 2021 in werking treden, zullen via een aparte wijziging van de Regeling Bro worden toegevoegd aan de Regeling Bro. Dat betreft de registratieobjecten bodemkundige boormonsteranalyse, geologische boormonsterbeschrijving en bodemkundige wandmonsteranalyse.

II Artikelsgewijze toelichting

Artikel I

Onderdelen A en B

Dit onderdeel wijzigt artikel 11 van de Regeling Bro, dat de vaststelling van de catalogus van de Bro regelt. Deze regeling voegt de catalogi van drie registratieobjecten die in de wijziging van het Besluit Bro (Staatsblad 2020, 365) worden toegevoegd aan het Besluit Bro, toe aan de Regeling Bro. Dit betreft de registratieobjecten grondwatermonitoringnet, grondwatersamenstellingsonderzoek en grondwaterstandsonderzoek. Om ervoor te zorgen dat de bijlagen raadpleegbaar en beheersbaar blijven, is ervoor gekozen om de catalogi voor deze registratieobjecten in een aparte bijlage III toe te voegen aan de Regeling Bro. Derhalve heeft ook een technische aanpassing plaatsgevonden in artikel 15.

Onderdeel C

Dit onderdeel ziet op de toevoeging van de catalogi voor de drie nieuwe registratieobjecten aan de Regeling Bro. Om ervoor te zorgen dat de bijlagen raadpleegbaar en beheersbaar blijven, is ervoor gekozen om de catalogi voor deze registratieobjecten in een aparte bijlage III toe te voegen aan de Regeling Bro.

De catalogi zijn ook gepubliceerd op de website www.basisregistratieondergrond.nl.

Artikel II

Dit artikel regelt de inwerkingtreding van deze regeling. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021 en is gerelateerd aan de inwerkingtreding van de wijziging van het Besluit Bro (Staatsblad 2020, 365). Die wijziging zorgt ervoor dat met ingang van 1 januari 2021 de registratieobjecten grondwatermonitoringnet, grondwatersamenstellingsonderzoek en grondwaterstandsonderzoek worden toegevoegd aan het Besluit Bro. Aangezien deze regeling de technische specificaties van die registratieobjecten uitwerkt, treedt deze regeling ook in werking met ingang van 1 januari 2021. Hierbij is rekening gehouden met de vaste verandermomenten voor regelgeving, maar niet met de minimuminvoeringstermijn van drie maanden. De inhoud van deze regeling is echter afgestemd met overheden, bedrijven en stakeholders. Bovendien zijn de onderdelen van de registratieobjecten gedurende vijf maanden geconsulteerd via internet.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Kamerstukken II 2009/10, 29 279, nr. 114 en Kamerstukken II 2012/13, 29 362, nr. 224.

Naar boven