Besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 9 december 2020, nr. IENW/BSK-2020/239093, houdende aanwijzing personen belast met toezicht als bedoeld in artikel 158, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 ten behoeve van markttoezicht als bedoeld in die wet (Besluit aanwijzing toezichthouders markttoezicht Wegenverkeerswet 1994).

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 158, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

BESLUIT:

Artikel 1

Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:

ILT:

Inspectie Leefomgeving en Transport;

RDW:

Dienst Wegverkeer als bedoeld in artikel 4a van de wet;

wet:

Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 2

  • 1. Met het toezicht onderscheidenlijk het markttoezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 20f, 20g, 27, 29, 30 en 33 van de wet zijn belast de ambtenaren van de ILT belast met toezicht.

  • 2. Voor het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 29 wordt daaronder in elk geval verstaan:

    • a. het markttoezicht op de volgende EU-kaderverordeningen in verband met de goedkeuring van motorvoertuigen:

      • 1°. Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 5 februari 2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen (PbEU 2013, L 60);

      • 2°. Verordening (EU) nr. 168/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 15 januari 2013 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op twee- of driewielige voertuigen en vierwielers (PbEU 2013, L 60);

      • 3°. Verordening (EU) nr. 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 715/2007 en (EG) nr. 595/2009 en tot intrekking van Richtlijn 2007/46/EG (PbEU 2018, L 151); en

    • b. de hieronder genoemde verordeningen die deel uitmaken van de in onderdeel a, onder 3° genoemde verordening, indien en voor zover die verordeningen in verband met de goede uitvoering daarvan tot afzonderlijk markttoezicht nopen:

      • 1°. Verordening (EG) nr. 715/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2007 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot emissies van lichte personen- en bedrijfsvoertuigen (Euro 5 en Euro 6) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie (PbEU 2007, L 171);

      • 2°. Verordening (EG) nr. 78/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen met betrekking tot de bescherming van voetgangers en andere kwetsbare weggebruikers, tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van Richtlijn 2003/102/EG en Richtlijn 2005/66/EG (PbEU 2009, L 35);

      • 3°. Verordening (EG) nr. 79/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen op waterstof en tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG (PbEU 2009, L 35);

      • 4°. Verordening (EG) nr. 595/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juni 2009 betreffende de typegoedkeuring van motorvoertuigen en motoren met betrekking tot emissies van zware bedrijfsvoertuigen (Euro VI) en de toegang tot reparatie- en onderhoudsinformatie, tot wijziging van Verordening (EG) nr. 715/2007 en Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van de Richtlijnen 80/1269/EEG, 2005/55/EG en 2005/78/EG (PbEU 2009, L 188);

      • 5°. Verordening (EG) nr. 661/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende typegoedkeuringsvoorschriften voor de algemene veiligheid van motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en daarvoor bestemde systemen, onderdelen en technische eenheden (PbEU 2009, L 200);

      • 6°. Verordening (EU) nr. 540/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende het geluidsniveau van motorvoertuigen en vervangende geluidsdempingssystemen, en tot wijziging van Richtlijn 2007/46/EG en tot intrekking van Richtlijn 70/157/EEG (PbEU 2014, L 158).

Artikel 3

  • 1. In afwijking van artikel 2, zijn tot 1 september 2021 met het toezicht onderscheidenlijk het markttoezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 20f en 20g van de wet belast de door de directie van de Dienst Wegverkeer aangewezen ambtenaren, niet zijnde ambtenaren van de divisie Voertuig, Regelgeving & Toelating van de Dienst Wegverkeer, indien en voor zover het betreft het op grond van artikel 2b, tweede lid, van het Warenwetbesluit algemene productveiligheid in de gebruiksfase terugroepen van aangewezen motorrijtuigen als bedoeld in artikel 20b van de wet.

  • 2. In afwijking van artikel 2 zijn tot 1 september 2021 met het toezicht onderscheidenlijk het markttoezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 27, 29 en 30 van de wet belast de in het eerste lid bedoelde ambtenaren van de Dienst Wegverkeer, indien en voor zover het betreft de taken als bedoeld in artikel 2b, tweede lid, van het Warenwetbesluit algemene productveiligheid.

Artikel 4

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 20b van de wet zijn ten aanzien van de conformiteit van de productie van motorrijtuigen die op basis van dit artikel is vastgesteld, belast de ambtenaren van de divisie Voertuig, Regelgeving & Toelating van de Dienst Wegverkeer.

Artikel 5

De volgende besluiten worden ingetrokken:

  • a. Besluit aanwijzing toezichthouders artikelen 34 en 35 Wegenverkeerswet 1994;

  • b. Besluit aanwijzing toezichthoudende ambtenaren bijzondere bromfietsen;

  • c. Besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 23 mei 2008, nr. CEND/HDJZ-2008/617 houdende aanwijzing toezichthoudende ambtenaren artikel 2b, tweede lid, van het Warenwetbesluit algemene productveiligheid (Stcrt 2008, 103).

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit aanwijzing toezichthouders markttoezicht Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na plaatsing ervan in de Staatscourant en werkt terug tot en met 1 september 2020.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kunnen belanghebbenden een bezwaarschrift indienen tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekendgemaakt. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, ter attentie van Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, afdeling Algemeen Bestuurlijk-Juridische Zaken, postbus 20901, 2500 EX Den Haag.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste te bevatten:

  • a. naam en adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt (datum en nummer of kenmerk);

  • d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen;

  • e. zo mogelijk een afschrift van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt.

Het niet voldoen aan deze eisen kan leiden tot niet-ontvankelijkheid van het bezwaarschrift.

Een bezwaarschrift kan uitsluitend per gewone post en niet per e-mail worden ingediend.

Machtigt u iemand om namens u bezwaar te maken? Stuur dan ook een kopie van de machtiging mee. Bij indiening van een bezwaarschrift namens een rechtspersoon, dient u documenten mee te sturen (origineel uittreksel uit het handelsregister en/of een kopie van de statuten van de rechtspersoon) waaruit blijkt dat u bevoegd bent namens de rechtspersoon op te treden.

TOELICHTING

1. Inleiding

Op grond van artikel 158, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw 1994) kunnen bij besluit van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) personen worden aangewezen die met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wvw 1994 worden belast, voor zover dat in dat besluit is bepaald. In artikel 158a van die wet is geregeld dat onder toezicht tevens markttoezicht wordt verstaan. Bijgaand besluit voorziet daarin waar het betreft het (markt)toezicht op de artikelen 20f, 20g, 27, 29, 30 en 33 van de Wvw 1994 en daarmee tevens de bij of krachtens artikel 29 van die wet strafbaar gestelde overtredingen van artikelen van diverse EU-verordeningen op het gebied van de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd en van voorzieningen die ter bescherming van inzittenden van voertuigen en kwetsbare weggebruikers zijn ontworpen en gebouwd (hierna: goedkeuring van motorvoertuigen en bijbehorende producten).

2. Achtergronden

Tot op heden waren de ambtenaren van de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) belast met (markt)toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de inmiddels ingetrokken artikelen 34 en 35 van de Wvw 1994 (zie Besluit aanwijzing toezichthouders artikelen 34 en 35 Wegenverkeerswet 1994). Het betrof optreden bij overtreding van het handelsverbod voor niet goedgekeurde voertuigen en bij misleiden of de indruk wekken dat een voertuig is goedgekeurd.

Daarnaast waren de ambtenaren van de ILT aangewezen als toezichthouder

ten aanzien van het aanwezig, volledig en correct zijn van de juiste documentatie in het kader van een onderzoekstaak in de handelsfase van de bijzondere bromfiets als bedoeld in artikel 20b van de Wvw 1994 (artikel 1, onderdeel b, van het Besluit aanwijzing toezichthoudende ambtenaren bijzondere bromfietsen)

Op grond van het inmiddels vervallen artikel 25e, derde lid, van de Wvw 1994, was de Dienst Wegverkeer (RDW) belast met het toezicht op het terugroepen van voertuigen, onderdelen en uitrustingsstukken die op grond van de Wvw 1994 dan wel het recht van één van de andere EU-lidstaten waren voorzien van een Europese typegoedkeuring, indien terugroeping van deze producten op grond van artikel 21, tweede lid, van de Warenwet noodzakelijk was omdat deze producten een gevaar opleverden voor de veiligheid of gezondheid. Daarnaast is tot op heden in artikel 2b, tweede lid, van het Warenwetbesluit algemene productveiligheid en het daarop gebaseerde aanwijzingsbesluit1 geregeld dat de RDW voor de toepassing van de artikelen 21, 21a en 21b van de Warenwet als toezichthouder is aangewezen voor motorrijtuigen die bestemd waren voor gebruik op voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden, aanhangwagens, onderdelen en uitrustingstukken van deze motorrijtuigen en aanhangwagens, alsmede voorzieningen ter bescherming van weggebruikers en passagiers, die een gevaar opleverden en voor zover hieraan bij of krachtens de Wvw 1994 eisen worden gesteld.

Om verdergaand markttoezicht en bijbehorende sanctionering te regelen in verband met de goede uitvoering van verordening (EU) 2018/8582 en andere EU-verordeningen was het nodig de Wvw 1994 met ingang van 1 september 2020 te wijzigen. Als gevolg van deze wetswijziging via de Uitvoeringswet verordening (EU) 2018/8583 is het markttoezicht op motorvoertuigen en bijbehorende producten nu geregeld in de Wvw 1994. Door deze wetswijziging, waarbij de eerder genoemde artikelen 25e, 34 en 35 van de Wvw 1994 zijn vervallen en vervangen door de artikelen 27, 29, 30 en 33 van de Wvw 1994, is het noodzakelijk personen aan te wijzen die met toezicht onderscheidenlijk markttoezicht worden belast.

Door de met ingang van 1 september 2020 van kracht geworden artikelen 20f en 20g, van de Wvw 1994, is er nu volledig markttoezicht mogelijk in verband met de aanwijzing van de bijzondere bromfiets. Hierdoor volstaat het Besluit aanwijzing toezichthoudende ambtenaren bijzondere bromfietsen niet meer. Hieraan moet ook nog worden toegevoegd dat de Minister van IenW op 26 oktober 2020 aan de Tweede Kamer heeft medegedeeld dat de RDW voorlopig zal worden belast met het terugroepen (recall) van in gebruik genomen bijzondere bromfietsen4.

3. Inhoud van dit besluit

In de memorie van toelichting bij de Uitvoeringswet (EU) verordening 2018/858, was aangegeven dat de ILT met ingang van 1 september 2020 volledig als markttoezichthouder voor de Wvw 1994 en daarmee ook voor alle relevante verordeningen waarop markttoezicht zou moeten worden gehouden, zou worden aangewezen. Bij de uitvoerings- en handhavingstoets in het kader van die Uitvoeringswet heeft ILT laten weten meer tijd en capaciteit nodig te hebben om de taak van markttoezichtautoriteit goed te kunnen uitvoeren. Hierbij werd ook geconstateerd dat het markttoezicht op diverse verordeningen nog niet (volledig) werd uitgevoerd omdat de daarvoor noodzakelijke uitvoeringswetgeving ontbrak. Om de ILT en de RDW meer tijd te bieden in overleg met elkaar zich nader te beraden op de wijze waarop de verschillende (markt)toezichttaken het beste zouden kunnen worden uitgevoerd of wellicht overgedragen, is er in dit aanwijzingsbesluit voor gekozen twee (markt)toezichthouders aan te wijzen: de ILT als overkoepelend toezichthouder op grond van diverse met name genoemde artikelen van de Wvw 1994 en daarnaast de tot op heden bestaande (markt) toezichtstaken van de RDW tot 1 september 2021 ongewijzigd te handhaven. Het EU-recht biedt de mogelijkheid dat er in een lidstaat meerdere markttoezichthouders worden aangewezen (zie bijvoorbeeld artikel 6, derde lid, van verordening (EU) 2018/858).

Dit betekent dat in dit besluit de ambtenaren van de ILT belast met toezicht worden aangewezen, als toezichthouder voor het (markt)toezicht op de artikelen 20f (uit de handel nemen of terugroepen van bijzondere bromfietsen), 20g (verbodsbepalingen bijzondere bromfiets), 27 (uit de handel nemen of terugroepen van voertuigen en aanverwante producten met een nationale goedkeuring of VN/ECE-goedkeuring), 29 (verbodsbepalingen met betrekking tot de goedkeuring van voertuigen op grond van diverse EU-verordeningen), 30 (verbodsbepalingen bij nationale- VN/ECE-goedkeuringen) en 33 (verbodsbepaling aangewezen voorzieningen) van de Wvw 1994 (artikel 2). Ter voorkoming van verwarring wordt in het tweede lid van artikel 2 duidelijk gemaakt op welke EU-verordeningen, bedoeld in artikel 29 van de Wvw 1994, het markttoezicht betrekking heeft. Voor de volledigheid wordt hier opgemerkt dat dit aanwijzingsbesluit geen betrekking heeft op de aanwijzing van een markttoezichthouder voor verordening (EU) 2016/16285. Omdat deze verordening slechts voor een deel relevant is bij de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen, is de uitvoering van deze verordening geregeld in het op de Wet milieubeheer gebaseerde Uitvoeringsbesluit EU-verordening emissiegrenswaarden voor motoren in niet voor de weg bestemde mobiele machines. Op grond van die wet is Minister van IenW (in de praktijk de ILT) aangewezen als toezichthouder.

De hierboven al aangekondigde ongewijzigde taakverdeling betekent dat de ambtenaren van de RDW tot 1 september 2021, zoals aangekondigd in de hierboven al aangehaalde brief aan de Tweede Kamer, worden aangewezen als (markt)toezichthouders voor het terugroepen (recall) van de bijzondere bromfiets in de gebruiksfase op basis van het Warenwetbesluit algemene productveiligheid (artikel 3, eerste lid).

Daarnaast worden de ambtenaren van de RDW, eveneens tot 1 september 2021, aangewezen als (markt)toezichthouders voor de artikelen 27, 29 en 30 van de Wvw 1994 indien en voor zover het betreft het toezicht onderscheidenlijk markttoezicht dat door de RDW tot op heden wordt uitgevoerd op grond van artikel 2b, tweede lid, van het Warenwetbesluit algemene productveiligheid (artikel 3, tweede lid).

Als gevolg van de aanwijzing van de ambtenaren van de RDW in artikel 3 is het op het Warenwetbesluit algemene productveiligheid gebaseerde aanwijzingsbesluit overbodig geworden. Dit besluit wordt daarom in artikel 5 ingetrokken.

Met de passage ‘de door de directie van de Dienst Wegverkeer aangewezen ambtenaren, niet zijnde ambtenaren van de divisie Voertuig, Regelgeving & Toelating’ in artikel 3 wordt beoogd aan te geven dat de RDW daarmee zal moeten voldoen aan artikel 6, eerste lid, van verordening (EU) 2018/858 waarin staat dat de lidstaten ervoor zorgen dat hun eigen goedkeuringsinstanties en markttoezichtautoriteiten zich houden aan een strikte scheiding van functies en verantwoordelijkheden, en dat ze onafhankelijk van elkaar functioneren. Die autoriteiten mogen tot dezelfde organisatie behoren mits hun activiteiten autonoom in het kader van gescheiden structuren worden uitgeoefend. Omdat de ambtenaren van de divisie Voertuig, Regelgeving & Toelating met de goedkeuring van voertuigen zijn belast, kunnen deze ambtenaren niet tevens met het markttoezicht worden belast.

Voor de volledigheid wordt hier nog wel opgemerkt dat alle (overige) taken voor een markttoezichtautoriteit die voortvloeien uit de verschillende EU-verordeningen en die niet op grond van dit besluit aan de RDW zijn toegewezen, voor rekening van de ILT komen, zoals bijvoorbeeld de verantwoordelijkheid voor het uitwisselen van informatie met markttoezichtautoriteiten van andere lidstaten voor de toepassing van artikel 11 van verordening (EU) 2018/858 (zie artikel 6, derde lid, verordening (EU) 2018/858).

Als gevolg van de inwerkingtreding van dit nieuwe aanwijzingsbesluit worden het Besluit aanwijzing toezichthouders artikelen 34 en 35 Wegenverkeerswet 1994, het Besluit aanwijzing toezichthoudende ambtenaren bijzondere bromfietsen en het eerder genoemde op artikel 2b, tweede lid, van het Warenwetbesluit algemene productveiligheid gebaseerde aanwijzingsbesluit ingetrokken (artikel 5). Artikel 2b, tweede lid, van het Warenwetbesluit productveiligheid zal in de loop van 2021 worden aangepast.

Artikel 4 van dit besluit heeft betrekking op het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 20b van de Wvw 1994 ten aanzien van de conformiteit van de productie van de aangewezen bijzondere bromfiets. De eisen met betrekking tot de conformiteit zijn vastgelegd in de op dat wetsartikel gebaseerde Beleidsregel aanwijzing bijzondere bromfietsen. Toezien op de conformiteit van de productie is een taak van de RDW als goedkeuringsinstantie en maakt geen deel uit van het (markt)toezicht dat door de ILT wordt verricht. Om te voorkomen dat door het intrekken van het Besluit aanwijzing toezichthoudende ambtenaren bijzondere bromfietsen onduidelijkheid over deze taak ontstaat, is dit artikel in dit besluit overgenomen.

4. Consultaties

Dit aanwijzingsbesluit is in nauw overleg met de ILT en de RDW tot stand gekomen. Omdat de inwerkingtreding van dit besluit al met ingang van 1 september 2020 was voorzien, is een formele consultatie spoedheidshalve achterwege gebleven.

5. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na plaatsing ervan in de Staatscourant. Omdat dit besluit noodzakelijk is voor de goede werking van de al eerdere wijziging van de Wvw 1994 en verordening (EU) 2018/858, die beiden met ingang van 1 september 2020 in werking zijn getreden, wordt aan dit besluit terugwerkende kracht verleend tot en met die dag. Omdat het implementatie van EU-wetgeving betreft, kan worden afgeweken van de voor wetgeving vastgestelde zogenaamde vaste verandermomenten zowel wat betreft de publicatie als wat betreft de inwerkingtreding ervan.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Het besluit van de Minister van Verkeer en Waterstaat van 23 mei 2008, nr. CEND/HDJZ-2008/617 houdende aanwijzing toezichthoudende ambtenaren artikel 2b, tweede lid, van het Warenwetbesluit algemene productveiligheid (Stcrt 2008, 103).

X Noot
2

Verordening (EU) nr. 2018/858 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 betreffende de goedkeuring van en het markttoezicht op motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 715/2007 en (EG) nr. 595/2009 en tot intrekking van Richtlijn 2007/46/EG (PbEU 2018, L 151).

X Noot
3

Wet van 8 juli 2020 houdende wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en enkele andere wetten in verband met de uitvoering van verordening (EU) 2018/858 en andere besluiten van de Europese Unie betreffende de goedkeuring van en het marktoezicht op motorvoertuigen, aanhangwagens daarvan en systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (kamerstukken II, 35.427).

X Noot
4

Kamerstukken II, 2020/21, 29 398 nr 876.

X Noot
5

Verordening (EU) 2016/1628 van het Europees Parlement en de Raad van 14 september 2016 inzake voorschriften met betrekking tot emissiegrenswaarden voor verontreinigende gassen en deeltjes en typegoedkeuring voor in niet voor de weg bestemde mobiele machines gemonteerde interne verbrandingsmotoren, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1024/2012 en (EU) nr. 167/2013, en tot wijziging en intrekking van Richtlijn 97/68/EG (PbEU 2016, L 252).

Naar boven