ARTIKEL I
De Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 2.3, eerste lid, wordt ‘of 016’ vervangen door ‘,016 of 1051, voor zover
minimaal 50% van de melk die wordt verwerkt op het eigen melkveebedrijf geproduceerd
wordt’.
B
Artikel 2.11, tweede lid, komt te luiden:
-
2. Het is de landbouwer toegestaan de aangifte, bedoeld in artikel 33, eerste lid, van
Verordening (EU) nr. 1307/2013 uiterlijk 31 mei van het jaar waarin de betaling wordt
aangevraagd te wijzigen met inachtneming van de eisen, bedoeld in artikel 33, tweede
lid, van Verordening (EU) nr. 1307/2013.
C
In bijlage 2, onder ‘Voorwaarden voor het telen van vanggewassen algemeen’, onder
1, wordt ‘of’ vervangen door ‘en’.
D
Bijlage 3 wordt als volgt gewijzigd:
1. Na onderdeel 1.2 wordt een onderdeel ingevoegd dat komt te luiden:
2. In onderdeel 1.8, 2e kolom, wordt na ‘artikel 5 Besluit gebruik meststoffen’ toegevoegd ‘en in samenhang
met de artikelen 4b, 4c, eerste lid en tweede lid, onderdeel b, 4d en 4e van de Uitvoeringsregeling
gebruik meststoffen’.
3. Onderdeel 2.1 komt te luiden:
|
2.1
|
artikelen 2.4, eerste, derde en vierde lid, 2.5 en 2.6, derde lid, van de Wet natuurbescherming
|
Kwaliteit natuurlijke habitats
De verplichting te voldoen aan maatregelen om de instandhoudingsdoelstellingen voor
Natura2000-gebieden te borgen. Concreet zijn dit de volgende aan landbouwers op te
leggen verplichtingen: de aanschrijvingsbevoegdheid, het toegangsbeperkingsbesluit
of de gedoogplicht.
|
4. Onderdeel 3.1 komt te luiden:
|
3.1
|
artikelen 2.4, eerste, derde en vierde lid, 2.5 en 2.6, derde lid, van de Wet natuurbescherming
|
Kwaliteit natuurlijke habitats
De verplichting te voldoen aan maatregelen om de instandhoudingsdoelstellingen voor
Natura2000-gebieden te borgen. Concreet zijn dit de volgende aan landbouwers op te
leggen verplichtingen: de aanschrijvingsbevoegdheid, het toegangsbeperkingsbesluit
of de gedoogplicht.
|
5. In onderdeel 4.18, 2e kolom, na ‘in samenhang met artikel’ vervalt ‘3 lid 1 ‘.
6. Na onderdeel 9.2 wordt een onderdeel ingevoegd dat komt te luiden:
7. Onderdeel 13.7 komt te luiden:
|
13.7
|
artikel 1.7, onderdeel e, en artikel 2.4, zevende lid, van het Besluit houders van dieren
|
Geschikt voer en juiste toediening voer en water
De verplichting een dier voldoende, gezond en voor de soort en de leeftijd geschikt
voer te geven zodat het in goede gezondheid blijft en aan zijn voedingsbehoeften voldaan
wordt. De verplichting erop toe te zien dat de wijze van toediening van voer en water
zodanig is dat het dier niet onnodig lijdt of letsel wordt toegebracht.
|
8. Na onderdeel 13.10 wordt een onderdeel ingevoegd dat komt te luiden:
|
13.11
|
samengevoegd met 13.6
|
9. In onderdeel 13.12, 2e kolom, na ‘derde en vierde lid’ vervalt ‘4’.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.
TOELICHTING
1. Inleiding
Per 1 januari 2015 is de Uitvoeringsregeling rechtstreekse betalingen GLB van kracht
(hierna: de uitvoeringsregeling). De uitvoeringsregeling geeft uitvoering aan de Europese
verordeningen inzake de rechtstreekse betalingen van het Europese landbouwbeleid.
De uitvoeringsregeling wordt op enkele onderdelen om de volgende redenen gewijzigd.
2. SBI-code zuivel
Artikel 2.3, eerste lid, wordt gewijzigd naar aanleiding van uitspraken van het College
van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) waarin het CBb oordeelt dat een inschrijving
in het Handelsregister met de SBI-code 1051 (vervaardigen van zuivelproducten) met
zich meebrengt dat de ondernemer is ingeschreven met een landbouwactiviteit en deze
SBI-code ten onrechte ontbreekt in de omschrijving van de landbouwer aan wie rechtstreekse
betalingen kunnen worden toegekend. Met deze wijziging wordt SBI-code 1051 toegevoegd.
Om te voorkomen dat de zuivelverwerkende industrie in aanmerking kan komen voor rechtstreekse
betalingen, wat nooit de bedoeling is geweest bij de totstandkoming van het huidige
GLB, wordt als beperkende voorwaarde opgenomen dat het om zelfzuivelaars dient te
gaan. Hiervan is sprake als de verwerkte melk voor minimaal 50% van het eigen melkveebedrijf
afkomstig is.
3. Uiterste wijzigingsdatum
Op grond van een voorgenomen wijziging in de Europese regelgeving (Verordening (EU)
809/2014) kunnen de Lidstaten zelf de datum waarop een aanvrager uiterlijk nog wijzigingen
kan doorvoeren in de ingediende aanvraag, vaststellen en opnemen in de nationale regelgeving.
Omdat er geen aanleiding is de huidige aanvraagdatum van 31 mei te wijzigen, wordt
deze datum hier nu al als uiterste wijzigingsdatum opgenomen.
4. Inzaaien vanggewas
Met deze wijziging wordt geregeld dat pas aan de voorwaarde van het inzaaien van een
vanggewas is voldaan, als zowel 75% van de aanbevolen hoeveelheid zaad is ingezaaid
én het gewas zichtbaar is. Tot dusverre was het voldoende als aan één van deze beide
voorwaarden was voldaan. Alleen wanneer aan beide vereisten wordt voldaan, draagt
het vanggewas bij aan het reduceren van uitspoeling van meststoffen naar het grondwater.
In het geval een vanggewas onverhoopt niet opkomt door extreme weersomstandigheden
kan de landbouwer een beroep op overmacht doen.
5. Beheerseisen (bijlage 3)
In bijlage 3 zijn de beheerseisen (RBE) van de uitvoeringsregeling opgenomen, waarvan
een overtreding een randvoorwaardenkorting tot gevolg heeft.
Vanuit het oogpunt van vereenvoudiging en mede ter bevordering van de overzichtelijkheid
waren RBE 1.2 en RBE 1.3 al samengevoegd, maar hierbij was de vermelding van RBE 1.3.
in zijn geheel komen te vervallen, hetgeen hier wordt hersteld.
RBE 2 (Vogelrichtlijn) en RBE 3 (Habitatrichtlijn).
Door de inwerkingtreding van de Spoedwet Aanpak Stikstof is de verslechteringsvergunningsplicht
in de Wet natuurbescherming met ingang van 01-01-2020 komen te vervallen. Door deze
wetswijzing is er alleen nog sprake van een overtreding van RBE 2.1/RBE 3.1 als niet
wordt voldaan aan één van de concrete aan landbouwers opgelegde verplichtingen zoals
die voortvloeien uit Hoofdstuk 2, paragraaf 2.2, van de Wet natuurbescherming. Dit
betreffen instrumenten waarmee kan worden voldaan aan de passende en instandhoudingsmaatregelen
waartoe art. 6, eerste en tweede lid, van de Habitatrichtlijn verplichten. Concreet
gaat het hier om de aanschrijvingsbevoegdheid, toegangsbeperkingsbesluit en gedoogplicht,
die met deze wijziging opgenomen worden als randvoorwaarde.
In RBE 1.8 worden artikelen uit de Uitvoeringsregeling gebruik meststoffen toegevoegd,
die invulling geven aan het al in deze RBE opgenomen artikel 5 van het Besluit gebruik
meststoffen.
RBE 4.18 wordt aangepast door een wetstechnische verbetering en een gewijzigde verwijzing
naar nationale regelgeving zodat deze in lijn gebracht wordt met de Europese regelgeving.
Vanuit het oogpunt van vereenvoudiging en mede ter bevordering van de overzichtelijkheid
was RBE 9.3 al samengevoegd met RBE 9.2, maar hierbij was de vermelding van RBE 9.3.
in zijn geheel komen te vervallen, hetgeen hier wordt hersteld.
In RBE 13.7 wordt de omschrijving van de verplichting uit de randvoorwaarde verduidelijkt.
Vanuit het oogpunt van vereenvoudiging en mede ter bevordering van de overzichtelijkheid
was RBE 13.11 al samengevoegd met RBE 13.6, maar hierbij was de vermelding van RBE
13.11 in zijn geheel komen te vervallen, hetgeen hier wordt hersteld.
RBE 13.12 wordt aangepast door middel van een wetstechnische verbetering.
6. Regeldruk
De gevolgen voor de regeldruk van de uitvoering van de rechtstreekse betalingen van
het gemeenschappelijk landbouwbeleid zijn beschreven in de toelichting bij de uitvoeringsregeling.
De onderhavige wijzigingsregeling brengt geen nieuwe of wijzigingen in informatieverplichtingen
met zich.
7. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021. Hiermee wordt aangesloten
bij een vast verandermoment, zoals opgenomen in het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten
(Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309).
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten