Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 15 december 2020, nr. IENW/BSK-2020/225863, tot wijziging van de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012 in verband met enige technische wijzigingen en tot wijziging van de Regeling eisen praktijkexamens rijbewijscategorieën C1, E bij C1, C en E bij C en de Regeling eisen praktijkexamens rijbewijscategorieën D1, E bij D1, D en E bij D in verband met actualisering van de toetsmatrijzen

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikel 111, vierde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 156ka, tweede lid, 156l, tweede lid, en 156x, eerste lid, tweede lid, aanhef en onderdeel a, en vijfde lid, van het Reglement rijbewijzen;

BESLUIT:

ARTIKEL I

De Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid, onderdeel a, wordt voor de puntkomma ingevoegd ‘en voldoen aan de in het eerste lid van dat artikel opgenomen eisen’.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 4. Een erkenning van een opleidingscentrum kan door de aangewezen exameninstantie worden geschorst of ingetrokken, indien niet langer aan de eisen, bedoeld in het tweede lid, wordt voldaan.

B

Bijlage 4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de eerste tabel met het opschrift ‘Eind- en toetstermen voor de praktische toets vakbekwaamheid voor de categorieën C1, C, E bij C1 en E bij C’ wordt in de derde rij, beginnend met ‘Bijzonderheden’, in de tweede kolom ‘de scenario’s. De scenario’s’ vervangen door ‘het raamwerk praktijktoetsen. Dit’.

2. De tweede tabel met het opschrift ‘Eindtermen’ komt te luiden:

Nr

Eindtermen

1.

Lading (1.4, 1.6 Bijlage I richtlijn 2003/59/EG)

2.

Criminaliteit en illegaliteit (3.2 Bijlage I richtlijn 2003/59/EG)

3.

Fysieke risico’s (3.3 Bijlage I richtlijn 2003/59/EG)

4.

Noodsituaties (3.5 Bijlage I richtlijn 2003/59/EG)

3. De derde tabel met het opschrift ‘Eind- en toetstermen’ wordt als volgt gewijzigd:

a. In toetsterm ‘1.1 Laden en lossen en vastzetten van lading.’ wordt de derde kolom ‘Afbakening’ als volgt gewijzigd:

1°. In het tweede onderdeel, eerste gedachtestreepje, vervalt ‘binnen de voornaamste categorieën (ijzer, hout, rolcontainers, pallets en)’.

2°. Het derde onderdeel komt te luiden:

  • De kandidaat is in staat om in relatie tot de te vervoeren lading:

    • een juiste keuze te maken voor klem- en vastzetmaterialen en -technieken (sjorringen, klemstangen, rekken, antislipmatten, sjorbanden);

    • een juiste keuze te maken voor laad- en losmachines (laadklep, steekwagen en elektrische pompwagen) en deze op een veilige en correcte manier te gebruiken.

b. In toetsterm ‘3.1 Voorkomen van fysieke risico’s.’ komt de tekst in de derde kolom ‘Afbakening’ te luiden:

De kandidaat is in staat om maatregelen te nemen waarmee fysieke risico’s tijdens de werkzaamheden worden beperkt door een juiste manier van in- en uitstappen en betreden van de laadruimte.

c. In toetsterm ‘4.1 Invullen Europees schadeformulier.’ komt in de derde kolom ‘Afbakening’ het eerste onderdeel te luiden:

  • De kandidaat weet het Europese schadeformulier (digitaal of op papier) correct in te vullen.

d. In toetsterm ‘4.2 Maatregelen bij noodsituaties.’ komt de tekst in de derde kolom ‘Afbakening’ te luiden:

De kandidaat kan uitleggen hoe gehandeld moet worden bij een noodsituatie:

  • inschatting van de situatie;

  • erger voorkomen;

  • hulpdiensten waarschuwen;

  • hulp verlenen aan gewonden en eerstehulpverlening;

  • optreden bij brand;

  • inzittenden van de vrachtwagen redden;

  • omgaan met gladheid;

  • omgaan met het instructieboekje voor het verhelpen van storingen.

C

In het opschrift van bijlage 6 wordt ‘artikel 14’ vervangen door ‘artikel 17’.

ARTIKEL II

De bijlage bij de Regeling eisen praktijkexamens rijbewijscategorieën C1, E bij C1, C en E bij C wordt vervangen door bijlage 1 bij deze regeling.

ARTIKEL III

De bijlage bij de Regeling eisen praktijkexamens rijbewijscategorieën D1, E bij D1, D en E bij D wordt vervangen door bijlage 2 bij deze regeling.

ARTIKEL IV

  • 1. Artikel I, onderdelen A en C, van deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. De artikelen II en III van deze regeling treden in werking met ingang van 1 januari 2021.

  • 3. Artikel I, onderdeel B, van deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

BIJLAGE 1, BEHOREND BIJ ARTIKEL II VAN DEZE REGELING

BIJLAGE BIJ DE ARTIKELEN 1 EN 2 VAN DE REGELING EISEN PRAKTIJKEXAMENS RIJBEWIJSCATEGORIEËN C1, E BIJ C1, C EN E BIJ C

Eind- en toetstermen voor het praktijkexamen rijbewijs voor categorie C1, E bij C1, C en E bij C

Categoriecode:

C1, C1E (Vrachtauto C1 praktijk, Vrachtauto C1 met aanhangwagen praktijk)

C, CE (Vrachtauto C praktijk, Vrachtauto C met aanhangwagen praktijk)

Toetsvorm:

Praktijk

Dekkingsgraad toetstermen:

100%

Cesuur:

De kandidaat moet een voldoende hebben behaald voor het examen om een bewijs van slagen te krijgen.

Geldigheid examenresultaat:

3 jaar

Bijzonderheden:

Geen

Nr

Eindtermen

1.

Rijklaar controle (8.1, 8.1.1, 8.1.2, 8.1.3, 8.1.4, 8.1.5, 8.1.6, 8.1.7 Bijlage II, richtlijn 2006/126/EG)

2.

Professioneel rijgedrag (1.3 Bijlage I, richtlijn 2003/59/EG, 8.4.1, 9.3.2 Bijlage II, richtlijn 2006/126/EG)

3.

Verkeersgedrag tijdens een rit (1.4 Bijlage I, richtlijn 2003/59/EG, 8.1.9, 8.3, 8.3.1, 8.3.2, 8.3.3, 8.3.4, 8.3.5, 8.3.6, 8.3.7, 8.3.8, 8.4.1 Bijlage II, richtlijn 2006/126/EG)

4.

Bijzondere verrichtingen (8.2, 8.2.1, 8.2.2, 8.2.3 Bijlage II, richtlijn 2006/126/EG)

5.

Voertuigbeheersing (1.4, 1.6 Bijlage I, richtlijn 2003/59/EG, 9.3.1 Bijlage II, richtlijn 2006/126/EG)

6.

Ergonomie en veiligheid (8.1.2 en 8.3.9 Bijlage II, richtlijn 2006/126/EG)

TOELICHTING

Eindtermen: Dit zijn de hoofdonderwerpen die in het examen voorkomen. Hierin staat 'ruim' omschreven wat er in het examen terug kan komen.

Toetstermen: Dit zijn onderdelen van een eindterm. Hierin staat meer uitgebreid omschreven wat er in het examen terug kan komen.

Afbakening: Dit zijn onderdelen van een toetsterm. Hier staat over welke onderwerpen vragen gesteld mogen worden in het examen. Als er geen afbakening is opgenomen, mag over die toetsterm in principe alles gevraagd worden.

Tax: Dit is de taxonomiecode van Romiszowski. Deze code geeft aan op welk niveau de vragen over een toetsterm gesteld worden.

F = Feitelijke kennis. De kandidaat kan feiten reproduceren (herkennen of herinneren).

B = Begripsmatige kennis. De kandidaat kan begrippen of principes omschrijven.

R = Reproductieve vaardigheden. De kandidaat kan acties uitvoeren die volgens een vastgelegde procedure verlopen.

P = Productieve vaardigheden. De kandidaat kan acties uitvoeren waarbij hij zijn eigen creativiteit en inzicht nodig heeft.

Eind- en toetstermen

Afbakening (indien van toepassing)

Tax

1.

Rijklaar controle (8.1, 8.1.1, 8.1.2, 8.1.3, 8.1.4, 8.1.5, 8.1.6, 8.1.7 Bijlage II, richtlijn 2006/126/EG)

   

1.1

Voertuigdocumenten controleren

De kandidaat is in staat om voor uitvoering van een rit de kentekengegevens te controleren en te vertalen naar praktisch gebruik.

R

1.2

Buitenzijde voertuig controleren

De kandidaat is in staat om steekproefsgewijs visueel verschillende controles aan de buitenzijde van het voertuig uit te voeren gericht op een veilig weggebruik.

• Algemene staat van het voertuig:

– stand van het voertuig;

– lekkages;

– controle onder het voertuig;

– schade;

– goede bevestiging van voertuigonderdelen;

– juiste stand van de stootbalk;

– carrosserie/plaatwerk;

– laaddeuren/laadkleppen (indien aanwezig);

– deursluiting;

– cabinevergrendeling.

• Bij de wielen/banden:

– staat van de banden;

– vastzitten van de wielmoeren;

– aanwezigheid van spatschermen/spatborden;

– de wielophanging en vering;

– stuurinrichting.

• Bij verlichting: goede staat en werking van de wettelijke verlichtingen/reflectie/markering.

• Bij de ruiten:

– voorruit en zijruiten (schoon, geen barst in zichtveld bestuurder);

– goede staat en werking van de ruitenwissers.

• Lading:

– laadmechanisme (indien aanwezig);

– ladingverdeling;

– controle op het vastgezet en/of afgedekt zijn van de lading.

• Koppelmechanisme (alleen bij C(1)E):

– het koppelmechanisme controleren;

– de lucht-, elektro- en ABS-verbinding controleren.

R

1.3

Vloeistoffen controleren en aanvullen

De kandidaat is in staat alle noodzakelijke brandstof- en vloeistofniveaus te controleren en kan uitleggen hoe deze eventueel aan te vullen.

R

1.4

Controle in het voertuig

De kandidaat is in staat om de noodzakelijke controles aan de binnenzijde van het voertuig uit te voeren en weet hoe om te gaan met afwijkingen:

– meetinstrumenten;

– controleapparaten;

– waarschuwingsinrichtingen.

R

1.5

Het voertuig rijklaar maken

De kandidaat is in staat om voor de uitvoering van een rit het voertuig rijklaar te maken door juist afstellen van:

– de stoel;

– de spiegels en/of aanwezige zichtsystemen;

– de veiligheidsgordel;

– de hoofdsteun;

– het stuur.

R

2.

Professioneel rijgedrag (1.3, 1.4 Bijlage I, richtlijn 2003/59/EG, 8.4.1, 9.3.2 Bijlage II, Richtlijn 2006/126/EG)

   

2.1

Professioneel rijgedrag toepassen volgens de principes van het milieu- en energiebewust rijgedrag

De kandidaat is in staat om tijdens de rit de principes van het professioneel rijgedrag toe te passen:

– starten zonder gas geven;

– wijze van accelereren en schakelen (zo vroeg mogelijk naar een hogere versnelling, rekening houdend met een zo optimaal mogelijk toerental);

– rijden met een gelijkmatige snelheid;

– voldoende afstand bewaren ten opzichte van medeweggebruikers;

– anticiperen op verkeersontwikkelingen;

– wijze van vertragen (uitrollen in de versnelling, gebruik maken van het rolvermogen van het voertuig);

– gebruik van de aanwezige hulpremsystemen.

R

3.

Verkeersgedrag tijdens een rit (1.4 Bijlage I, richtlijn 2003/59/EG, 8.1.9, 8.3, 8.3.1, 8.3.2, 8.3.3, 8.3.4, 8.3.5, 8.3.6, 8.3.7, 8.3.8, 8.4.1 Bijlage II, richtlijn 2006/126/EG)

   

3.1

Veilig verkeersgedrag

De kandidaat is in staat om tijdens een rit veilig verkeersgedrag te tonen.

• Verkeersgedrag tijdens het wegrijden

De kandidaat is in staat veilig weg te rijden na een stop in en buiten het verkeer.

• Verkeersgedrag tijdens het rijden op de weg

De kandidaat is in staat om op de weg veilig verkeersgedrag te tonen tijdens:

– het rijden op rechte weggedeelten;

– het rijden van bochten in het wegverloop;

– het naderen en passeren van kruispunten;

– het afslaan;

– het in- en uitvoegen;

– het inhalen en voorbijgaan;

– tegemoetkomen en ingehaald worden;

– het wisselen van rijstrook en andere zijdelingse verplaatsingen.

• Verkeersgedrag bij bijzondere weggedeelten (indien aanwezig)

De kandidaat is in staat om bij bijzondere weggedeelten veilig verkeersgedrag te vertonen tijdens:

– het wegrijden vanuit/inrijden van een in- en uitrit;

– het rijden op een erf;

– het naderen en oversteken van spoorwegovergangen;

– het naderen en passeren van (voetgangers)oversteekplaatsen;

– het naderen en passeren van tram- en bushaltes;

– het naderen en passeren van rotondes;

– het rijden van stijgende en/of dalende wegen over een langere afstand;

– het rijden door tunnels.

R

3.2

Algemeen verkeersgedrag

De kandidaat laat tijdens de rit zien te beschikken over een defensieve en sociale rijstijl:

– rekening houden met de belangen van medeweggebruikers;

– anticiperen op verkeersontwikkelingen;

– positieve communicatie met medeweggebruikers.

R

3.3

Kijkgedrag

De kandidaat laat tijdens de rit zien te beschikken over juist en functioneel kijkgedrag gericht op het bewust waarnemen van de verkeerssituatie:

– rondom het voertuig kijken;

– gebruik maken van aanwezige zichtsystemen (spiegels, camera’s en dergelijke);

– dichtbij kijken;

– ver weg kijken;

– aandacht voor de dode hoek.

R

3.4

Route uitzetten en rijden

De kandidaat is in staat om:

– op basis van een ritopdracht een route uit te zetten met gebruik van hulpmiddelen (navigatieapparatuur, plattegrond en/of stratenboek);

– een route te rijden met gebruik van hulpmiddelen (navigatieapparatuur, plattegrond en/of stratenboek) zodanig dat dit geen gevaar of onnodige hinder voor het overige verkeer oplevert.

R

4.

Bijzondere verrichtingen (8.2, 8.2.1, 8.2.2, 8.2.3 Bijlage II, richtlijn 2006/126/EG)

   

4.1

Bijzondere verrichtingen uitvoeren (C(1) en C(1)E)

• De kandidaat is in staat de volgende bijzondere verrichting uit te voeren:

– recht achteruitrijden;

– achteruitrijden van een (aangegeven) bocht;

– keren door middel van steken;

– het maken van een halve draai (alleen voor C(1));

– hellingproef;

– veilig parkeren bij een laadvloer/laadhelling (of iets soortgelijks) voor laden en lossen.

• De kandidaat is tijdens de bijzondere verrichting in staat rekening te houden met de verkeersveiligheid.

P/R

4.2

Bijzondere verrichtingen uitvoeren (alleen voor C(1)E)

De kandidaat is in staat om een voertuig en aanhangwagen of oplegger:

– te koppelen (hierbij dienen de voertuigen niet in het verlengde van elkaar staan);

– los te koppelen.

R

5.

Voertuigbeheersing richtlijn (1.2, 1.6 Bijlage I, richtlijn 2003/59/EG, 9.3.1 Bijlage II richtlijn 2006/126/EG)

   

5.1

Voertuigbeheersing en -bediening

• De kandidaat is in staat om tijdens de rit het voertuig correct te bedienen door juist gebruik van:

– de koppeling (niet bij automaat);

– gaspedaal;

– de rem (inclusief alternatieve remsystemen indien aanwezig);

– de versnelling (juiste versnelling bij het profiel van het wegdek/belasting van het voertuig).

• De kandidaat is in staat om tijdens de rit het voertuig correct te besturen.

• De kandidaat is in staat om tijdens de rit alle onderdelen van het dashboard en cabine te gebruiken, zonder hierbij gevaar of onnodige hinder te veroorzaken:

– verlichting;

– richtingaanwijzers;

– ruitenwissers;

– airco/verwarming;

– bestuurderondersteunende systemen;

– andere rijtechnische voorzieningen.

R

6.

Ergonomie en veiligheid (8.1.2 en 8.3.9 Bijlage II, richtlijn 2006/126/EG)

   

6.1

Ergonomie

• De kandidaat heeft tijdens de rit een juiste zit- en stuurhouding.

• De kandidaat is in staat om persoonlijke blessures te voorkomen door juist in- en uitstap gedrag.

R

6.2

Veiligheid

• De kandidaat maakt tijdens de rit gebruik van de veiligheidsgordels.

• De kandidaat is in staat de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen bij het verlaten van het voertuig ter voorkoming van ongevallen en criminaliteit.

R

BIJLAGE 2, BEHOREND BIJ ARTIKEL III VAN DEZE REGELING

BIJLAGE BIJ DE ARTIKELEN 1 EN 2 VAN DE REGELING EISEN PRAKTIJKEXAMENS RIJBEWIJSCATEGORIEËN D1, E BIJ D1, D EN E BIJ D

Eind- en toetstermen voor het praktijkexamen rijbewijs voor categorie D1, E bij D1, D en E bij D

Categoriecode:

D1, D1E (Bus D1 praktijk, Bus D1 met aanhangwagen praktijk)

D, DE (Bus D praktijk, Bus D met aanhangwagen praktijk)

Toetsvorm:

Praktijk

Dekkingsgraad toetstermen:

100%

Cesuur:

De kandidaat moet een voldoende hebben behaald voor het examen om een bewijs van slagen te krijgen.

Geldigheid examenresultaat:

3 jaar

Bijzonderheden:

Geen

Nr

Eindtermen

1.

Rijklaar controle (8.1, 8.1.1, 8.1.2, 8.1.3, 8.1.4, 8.1.5, 8.1.7, 8.1.8 Bijlage II, richtlijn 2006/126/EG)

2.

Professioneel rijgedrag (1.3 Bijlage I, richtlijn 2003/59/EG, 8.4.1, 9.3.2 Bijlage II, richtlijn 2006/126/EG)

3.

Verkeersgedrag tijdens een rit (1.5 Bijlage I, richtlijn 2003/59/EG, 8.1.9, 8.3, 8.3.1, 8.3.2, 8.3.3, 8.3.4, 8.3.5, 8.3.6, 8.3.7, 8.3.8, 8.4.1 Bijlage II, richtlijn 2006/126/EG)

4.

Bijzondere verrichtingen (8.2, 8,2.1, 8.2.2, 8.2.4 Bijlage II, richtlijn 2006/126/EG)

5.

Voertuigbeheersing richtlijn (1.5, 1.6 Bijlage I, richtlijn 2003/59/EG, 9.3.1 Bijlage II, richtlijn 2006/126/EG)

6.

Ergonomie en veiligheid (8.1.2 en 8.3.9 Bijlage II, richtlijn 2006/126/EG)

TOELICHTING

Eindtermen: Dit zijn de hoofdonderwerpen die in het examen voorkomen. Hierin staat 'ruim' omschreven wat er in het examen terug kan komen.

Toetstermen: Dit zijn onderdelen van een eindterm. Hierin staat meer uitgebreid omschreven wat er in het examen terug kan komen.

Afbakening: Dit zijn onderdelen van een toetsterm. Hier staat over welke onderwerpen vragen gesteld mogen worden in het examen. Als er geen afbakening is opgenomen, mag over die toetsterm in principe alles gevraagd worden.

Tax: Dit is de taxonomiecode van Romiszowski. Deze code geeft aan op welk niveau de vragen over een toetsterm gesteld worden.

F = Feitelijke kennis. De kandidaat kan feiten reproduceren (herkennen of herinneren).

B = Begripsmatige kennis. De kandidaat kan begrippen of principes omschrijven.

R = Reproductieve vaardigheden. De kandidaat kan acties uitvoeren die volgens een vastgelegde procedure verlopen.

P = Productieve vaardigheden. De kandidaat kan acties uitvoeren waarbij hij zijn eigen creativiteit en inzicht nodig heeft.

Eind- en toetstermen

Afbakening

(indien van toepassing)

Tax

1.

Rijklaar controle (8.1, 8.1.1, 8.1.2, 8.1.3, 8.1.4, 8.1.5, 8.1.7, 8.1.8 Bijlage II, richtlijn 2006/126/EG)

   

1.1

Voertuigdocumenten controleren

De kandidaat is in staat om voor uitvoering van een rit de voertuigdocumenten te controleren en te vertalen naar praktisch gebruik:

– kentekengegevens;

– logboek airco.

R

1.2

Buitenzijde voertuig controleren

De kandidaat is in staat om steekproefsgewijs visueel verschillende controles aan de buitenzijde van het voertuig uit te voeren gericht op een veilig weggebruik.

• Algemene staat van het voertuig:

– stand van het voertuig;

– lekkages;

– controle onder het voertuig;

– schade;

– goede bevestiging van voertuigonderdelen;

– carrosserie;

– goede sluiting deuren/luiken.

• Bij de wielen/banden:

– staat/profiel van de banden;

– bandenspanning;

– vastzitten van de wielmoeren;

– aanwezigheid van spatschermen/spatborden;

– de wielophanging en vering;

– stuurinrichting.

• Bij verlichting: goede staat en werking van de wettelijke verlichtingen/reflectie/markering.

• Bij de ruiten:

– voorruit en zijruiten (schoon, geen barst in zichtveld bestuurder);

– goede staat en werking van de ruitenwissers.

• Koppelmechanisme (alleen bij D(1)E):

– het koppelmechanisme controleren;

– de lucht-, elektro- en ABS-verbindingen controleren.

R

1.3

Vloeistoffen controleren en aanvullen

De kandidaat is in staat alle noodzakelijke brand- en vloeistofniveaus te controleren en kan uitleggen hoe deze eventueel aan te vullen.

R

1.4

Controle en gebruik in het voertuig

De kandidaat is in staat om de noodzakelijke controles aan de binnenzijde van het voertuig uit te voeren en weet hoe om te gaan met afwijkingen van:

– meetinstrumenten;

– controleapparaten;

– waarschuwingsinrichtingen;

– veiligheidsvoorzieningen (bijvoorbeeld brandblussers, EHBO-benodigdheden);

– de staat van het interieur;

– bedrijfsdeuren en nooduitgangen;

– de gordels op passagierszitplaatsen.

R

1.5

Het voertuig rijklaar maken

De kandidaat is in staat om voor de uitvoering van een rit het voertuig rijklaar te maken door juist afstellen van:

– de stoel;

– de spiegels en/of zichtsystemen;

– de veiligheidsgordel;

– de hoofdsteun;

– het stuur.

R

2.

Professioneel rijgedrag (1.3 Bijlage I, richtlijn 2003/59/EG, 8.4.1, 9.3.2, Bijlage II, richtlijn 2006/126/EG)

   

2.1

Professioneel rijgedrag toepassen volgens de principes van het milieu- en energiebewust rijgedrag

De kandidaat is in staat om tijdens de rit de principes van het professioneel rijgedrag toe te passen:

– starten zonder gas geven;

– wijze van accelereren en schakelen (zo vroeg mogelijk naar een hogere versnelling, rekening houdend met een zo optimaal mogelijk toerental);

– rijden met een gelijkmatige snelheid;

– voldoende afstand bewaren ten opzichte van medeweggebruikers;

– anticiperen op verkeersontwikkelingen;

– wijze van vertragen (uitrollen in de versnelling, gebruik maken van het rolvermogen van het voertuig);

– het gebruik van hulpremsystemen;

– comfortabel rijden met passagiers.

R

3.

Verkeersgedrag tijdens een rit (1.5 Bijlage I, richtlijn 2003/59/EG, 8.1.9, 8.3, 8.3.1, 8.3.2, 8.3.3, 8.3.4, 8.3.5, 8.3.6, 8.3.7, 8.3.8, 8.4.1 Bijlage II, richtlijn 2006/126/EG)

   

3.1

Veilig verkeersgedrag

• De kandidaat is in staat om tijdens een rit veilig verkeersgedrag te tonen.

• De kandidaat is in staat veilig weg te rijden na een stop in en buiten het verkeer.

• De kandidaat is in staat om op de weg veilig verkeersgedrag te tonen tijdens:

– het rijden op rechte weggedeelten;

– het rijden van bochten in het wegverloop;

– het naderen en passeren van kruispunten;

– het afslaan;

– het in- en uitvoegen;

– het inhalen en voorbijgaan;

– tegemoetkomen en ingehaald worden;

– het wisselen van rijstrook en andere zijdelingse verplaatsingen.

• De kandidaat is in staat om bij bijzondere weggedeelten veilig verkeersgedrag te vertonen tijdens:

– het wegrijden vanuit/inrijden van een in- en uitrit;

– het rijden op een erf;

– het naderen en oversteken van spoorwegovergangen;

– het naderen en passeren van (voetgangers)oversteekplaatsen;

– het naderen en passeren van tram- en bushaltes;

– het naderen en passeren van rotondes;

– het rijden van stijgende en/of dalende wegen over een langere afstand;

– het rijden door tunnels.

R

3.2

Algemeen verkeersgedrag

De kandidaat laat tijdens de rit zien te beschikken over een defensieve en sociale rijstijl:

– rekening houden met de belangen van medeweggebruikers en het comfort van passagiers;

– anticiperen op verkeersontwikkelingen;

– positieve communicatie met medeweggebruikers.

R

3.3

Kijkgedrag

De kandidaat laat tijdens de rit zien te beschikken over juist en functioneel kijkgedrag gericht op bewust waarnemen van de verkeerssituatie:

– rondom het voertuig kijken;

– gebruik maken van aanwezige zichtsystemen (spiegels, camera’s en dergelijke) zowel binnen als buiten het voertuig;

– dichtbij kijken;

– ver weg kijken.

R

3.4

Route uitzetten en rijden

De kandidaat is in staat om:

– op basis van een ritopdracht een route uit te zetten met gebruik van hulpmiddelen (navigatieapparatuur, plattegrond en/of stratenboek);

– een route te rijden met gebruik van hulpmiddelen (navigatieapparatuur, plattegrond en/of stratenboek) zodanig dat dit geen gevaar of onnodige hinder voor het overige verkeer oplevert.

R

4.

Bijzondere verrichtingen (8.2, 8,2.1, 8.2.2, 8.2.4 Bijlage II, richtlijn 2006/126/EG)

   

4.1

Bijzondere verrichtingen uitvoeren (D(1) en D(1)E)

• De kandidaat is in staat de volgende bijzondere verrichtingen uit te voeren:

– recht achteruitrijden;

– achteruitrijden van een aangegeven bocht;

– keren door middel van steken;

– het maken van een halve draai (alleen voor D(1));

– hellingproef;

– parkeren om passagiers veilig te laten in- en/of uitstappen;

– halteren;

– achterwaarts parkeren op een aangegeven plaats.

• Tijdens de bijzondere verrichting is de kandidaat in staat rekening te houden met de verkeersveiligheid.

 

4.2

Bijzondere verrichtingen uitvoeren (alleen voor D(1)E)

De kandidaat is in staat om een voertuig en aanhangwagen die niet in het verlengde van elkaar staan:

– te koppelen (hierbij dienen de voertuigen niet in het verlengde van elkaar te staan);

– los te koppelen.

R

5.

Voertuigbeheersing richtlijn (1.5, 1.6 Bijlage I, richtlijn 2003/59/EG, 9.3.1 Bijlage II, richtlijn 2006/126/EG)

   

5.1

Voertuigbeheersing en -bediening

• De kandidaat is in staat om tijdens de rit het voertuig correct te bedienen door juist gebruik van:

– de koppeling (niet bij automaat);

– gaspedaal;

– de rem (inclusief alternatieve remmen indien aanwezig);

– de versnelling (juiste versnelling bij het profiel van het wegdek/belasting van het voertuig).

• De kandidaat is in staat om tijdens de rit het voertuig correct te besturen.

• De kandidaat is in staat om tijdens de rit alle onderdelen van het dashboard en cabine te gebruiken, zonder hierbij gevaar of onnodige hinder te veroorzaken:

– verlichting;

– richtingaanwijzers;

– ruitenwissers;

– airco/verwarming;

– bestuurderondersteunende systemen;

– andere rijtechnische voorzieningen.

• De kandidaat is in staat om de deuren veilig te openen en te sluiten.

 

6.

Ergonomie en veiligheid (8.1.2 en 8.3.9 Bijlage II, richtlijn 2006/126/EG)

   

6.1

Ergonomie

• De kandidaat heeft tijdens de rit een juiste zit- en stuurhouding.

• De kandidaat is in staat om persoonlijke blessures te voorkomen door juist in- en uitstap gedrag.

R

6.2

Veiligheid

• De kandidaat maakt tijdens de rit gebruik van de veiligheidsgordels.

• De kandidaat is in staat de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen bij het verlaten van het voertuig ter voorkoming van ongevallen en criminaliteit.

R

TOELICHTING

1. Inleiding

Deze regeling wijzigt de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012 en de bijlagen bij de Regeling eisen praktijkexamens rijbewijscategorieën C1, E bij C1, C en E bij C en bij de Regeling eisen praktijkexamens rijbewijscategorieën D1, E bij D1, D en E bij D.

In de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012 is een verduidelijking aangebracht ten aanzien van de bevoegdheid van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) om een erkenning van een opleidingscentrum voor het geven van nascholingscursussen voor het behalen van een getuigschrift van nascholing (code 95) te schorsen en in te trekken.

Tevens is in de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012 de toetsmatrijs voor de praktische toets vakbekwaamheid voor de categorieën C1, C, E bij C1 en E bij C (bijlage 4 bij de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012) gewijzigd.

De bijlagen bij de Regeling eisen praktijkexamens rijbewijscategorieën C1, E bij C1, C en E bij C en bij de Regeling eisen praktijkexamens rijbewijscategorieën D1, E bij D1, D en E bij D zijn geactualiseerd en opnieuw vastgesteld.

2. Inhoud van de regeling

2.1 Bevoegdheid tot schorsing en intrekking van erkenningen

Uit het samenstel van de toepasselijke bepalingen was niet voldoende duidelijk dat het CBR een erkenning ook zou mogen schorsen als de eisen aan de certificering van een nascholingscursus zoals die zijn opgenomen in het raamwerk van nascholingscursussen van het CBR niet zijn nageleefd. Weliswaar is deze bevoegdheid expliciet opgenomen in artikel 156x, vierde lid, van het Reglement rijbewijzen, maar daaraan was geen nadere invulling gegeven in de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012. Daardoor bestond er onduidelijkheid over de gronden waarop een schorsing of intrekking van een erkenning kon worden gebaseerd. Met deze regeling is dit verduidelijkt.

Bovendien is aan de eis voor de erkenning dat de aangeboden nascholingscursussen moeten zijn gecertificeerd, toegevoegd dat de nascholingscursussen moeten voldoen aan de daarvoor gestelde eisen. Op die manier is tot uitdrukking gebracht dat ook als de certificering van een nascholingscursus niet is ingetrokken niet-naleving van de eisen voor certificering van nascholingscursussen aanleiding kan zijn voor intrekking van de erkenning. Dit sluit aan bij het raamwerk van nascholingscursussen dat het CBR heeft vastgesteld op grond van artikel 156s, tweede lid, van het Reglement rijbewijzen. In dat raamwerk wordt een puntenstelsel gehanteerd waarbij naar het samenstel van cursussen van een opleidingscentrum wordt gekeken in relatie met de daarvoor gestelde eisen om te bepalen of een erkenning in stand kan blijven.

2.2 Technische wijzigingen bijlagen

In bijlage 4 bij de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012 zijn enkele kleine wijzigingen aangebracht ten aanzien van de toetsmatrijs voor de praktische toets voor de categorieën C1, C, E bij C1 en E bij C. Het gaat in dit geval om aanpassingen die leiden tot een betere aansluiting bij de praktijk. Tevens is in het opschrift van bijlage 6 bij de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012 een foutieve verwijzing gecorrigeerd.

Periodiek worden ook de toetsmatrijzen voor de exameneisen voor de praktijkexamens voor de rijbewijscategorieën C1, E bij C1, C en E bij C en voor de rijbewijscategorieën D1, E bij D1, D en E bij D gecontroleerd op juistheid en volledigheid. Dit heeft geleid tot enkele aanpassingen in de toetsmatrijzen. Beide toetsmatrijzen zijn opnieuw vastgesteld.

3. Uitvoering en handhaving

De koppeling tussen de eisen voor certificering van nascholingscursussen en de erkenning van een opleidingscentrum en de bevoegdheid om de erkenning te schorsing of in te trekken, komt de uitvoeringspraktijk van het CBR ten goede. Hierdoor kan het puntenstelsel uit het raamwerk van nascholingscursussen van het CBR effectief worden toegepast. Dit verbetert de handhaving ten aanzien van de certificering van nascholingscursussen en de erkenning van opleidingscentra.

De gewijzigde afbakening van de toetstermen van de praktische toets voor de categorieën C1, C, E bij C1 en E bij C wordt gehanteerd bij het afnemen van die praktische toets door opleiders onder toezicht van het CBR. Hetzelfde geldt voor de gewijzigde toetsmatrijzen in de bijlagen 1 en 2 bij deze regeling voor respectievelijk de praktijkexamens voor de rijbewijscategorieën C1, E bij C1, C en E bij C en de praktijkexamens voor de rijbewijscategorieën D1, E bij D1, D en E bij D.

4. Gevolgen

De verduidelijking ten aanzien van de bevoegdheid tot het schorsen of intrekken van een erkenning van een opleidingscentrum heeft geen gevolgen voor burgers of bedrijven. Deze bevoegdheid bestond al en is enkel verduidelijkt door deze scherper te verankeren in de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012.

De wijzigingen met betrekking tot de praktische toets in bijlage 4 bij de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012 zorgt voor een intensievere en uitgebreidere toets en heeft daarmee enige impact op opleiders, die ook de praktische toets onder toezicht van het CBR afnemen, en op kandidaten die de toets afleggen. De grootste verschillen ten opzichte van de praktische toets zoals die was ingericht voor de inwerkingtreding van de onderhavige regeling zijn de volgende:

  • De tijdsduur van de praktische toets van 30 naar 60 minuten.

  • De praktische toets wordt afgenomen als een geheel, in plaats van in aparte scenario’s.

  • De toets is meer praktijkgericht; ook bij vragen wordt er zo veel mogelijk verwezen naar of gebruik gemaakt van het voertuig.

  • Bevraging over persoonlijke beschermingsmiddelen (veiligheidsschoenen, reflecterend hesje, werkhandschoenen, veiligheidshelm, veiligheidsbril, gehoorbescherming) is toegevoegd.

  • De kandidaat moet niet alleen laden en lossen, maar ook stuwen en vastzetten.

Doordat de praktische toets intensiever wordt, zal een kandidaat naar verwachting twee tot drie uur extra opleiding nodig hebben. Vanwege voorgaande zijn er gevolgen voor de opleiders en het CBR die minder kandidaten in één dag kunnen opleiden en minder toetsen op één dag kunnen afnemen. Wat dit kwantitatief aan kosten met zich meebrengt, is moeilijk in te schatten vanwege de persoonlijke en situationele verschillen tussen opleiders en kandidaten.

Daarnaast heeft de opleider voor de nieuwe praktische toets aanvullende benodigdheden nodig om de toets te kunnen voorbereiden en te kunnen laten afnemen. Die benodigdheden brengen kosten met zich mee, als die nog moeten worden aangeschaft. Het betreft:

Benodigdheden

Indicatie kosten

Een elektropallettruck of elektrische pallettruck (EPT), ook wel genoemd motorpallettruck of elektrische pompwagen.

€ 4.000 tot € 4.500

Persoonlijke beschermingsmiddelen (veiligheidsschoenen, reflecterend hesje, werkhandschoenen, veiligheidshelm, veiligheidsbril, gehoorbescherming).

€ 250 tot € 1.500

Vastzetmiddelen: klembalken, vulmateriaal.

€ 550 tot € 650

Lading: boxpallet, opzetpallet, vaten voor europallet, drie kisten of dozen met afwijkende maten (hoge kist of iets van gelijke omvang en massa (190 cm x 50 cm x 30 cm), doos voor flatscreen (ten minste 180 cm x 100 cm x 30 cm) en een doos van 120 cm x 70 cm x 50 cm), wasdroger (of iets van gelijke omvang en massa) en koelkast.

€ 250 tot € 500

Aangepaste laadruimte voor het vastzetten van goederen met balken, stangen en spanbanden.

€ 2.000 tot € 2.785 

Totaal

€ 6.500 tot € 9.935

Een aantal opleiders heeft al de beschikking over bovengenoemde benodigdheden en hoeft deze dus niet aan te schaffen.

De wijzigingen in de toetsmatrijzen in de Regeling eisen praktijkexamens rijbewijscategorieën C1, E bij C1, C en E bij C en in de Regeling eisen praktijkexamens rijbewijscategorieën D1, E bij D1, D en E bij D hebben gevolgen voor de praktijkexamens afgenomen door het CBR. De toename van de administratieve lasten of nalevingskosten zal beperkt zijn. Op basis hiervan hoeft lesmateriaal niet ingrijpend te worden aangepast.

Er is mogelijk ook sprake van een besparing door de aanpassingen van de praktische toets en de toesmatrijzen, omdat met de wijzigingen de praktische toets en de praktijkexamens beter aansluiten op de (beroeps)praktijk. Daardoor worden geen zaken getoetst die in de praktijk anders werken en dus na het examen op een andere manier in de praktijk worden geleerd.

5. Advies en consultatie

De verduidelijking van de bevoegdheid om een erkenning te schorsen of in te trekken heeft op verzoek van het CBR plaatsgevonden en is met het CBR afgestemd. Omdat dit slechts een verduidelijking is van de bestaande praktijk, heeft hierover geen verdere consultatie plaatsgevonden.

De wijzigingen in bijlage 4 met betrekking tot de praktische toets voor de categorieën C1, C, E bij C1 en E bij C en de nieuwe bijlagen bij de Regeling eisen praktijkexamens rijbewijscategorieën C1, E bij C1, C en E bij C en bij de Regeling eisen praktijkexamens rijbewijscategorieën D1, E bij D1, D en E bij D zijn mede op verzoek van en in samenspraak met opleiders tot stand gekomen. Er is samen met een werkgroep van opleiders en vertegenwoordigers uit de sector gekeken naar de inhoud van de eind- en toetstermen voor de praktische toets en praktijkexamens en nagedacht over hoe de toets en de praktijkexamens beter kunnen aansluiten op de praktijk. Deze wijzigingen zijn afgestemd met de sector en de opleiders. Zij ondersteunen deze aanpassingen.

Het ontwerp van dit besluit is ook voorgelegd aan het ATR. Het ATR heeft het ontwerp van dit besluit niet geselecteerd voor het uitbrengen van een formeel advies.

Er is afgezien van internetconsultatie over het ontwerp van deze regeling.

De wijziging met betrekking tot de explicitering van de bevoegdheid om een erkenning te schorsen of in te trekken en de technische wijziging in de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012 (artikel I, onderdelen A en C, van deze regeling) zijn te beschouwen als reparatieregelgeving en behoeven daarom geen internetconsultatie.

De wijzigingen van bijlage 4 bij de Regeling vakbekwaamheid bestuurder 2012 en de bijlagen bij de Regeling eisen praktijkexamens rijbewijscategorieën C1, E bij C1, C en E bij C en bij de Regeling eisen praktijkexamens rijbewijscategorieën D1, E bij D1, D en E bij D (de artikelen I, onderdeel B, II en III) zijn afgestemd met de sector. Mede doordat de sector de voornaamste betrokkene is, die van de wijzigingen kennis heeft genomen en is geconsulteerd, zou internetconsultatie niet in betekenende mate tot veranderingen kunnen leiden. Bovendien brengen de wijzigingen, mede door de betrokkenheid van de sector, geen ingrijpende veranderingen teweeg in de rechten en plichten van burgers en bedrijven en hebben ze ook geen ingrijpende gevolgen voor de uitvoeringspraktijk.

6. Inwerkingtreding en overgangsrecht

De onderdelen van deze regeling treden op een verschillend moment in werking.

De wijziging die betrekking heeft op de bevoegdheid om een erkenning te schorsen of in te trekken treedt direct in werking, omdat het een verduidelijking van de bestaande praktijk betreft. Daarmee kan het worden gezien als reparatieregelgeving, waarvoor kan worden afgeweken van de systematiek van vaste verandermomenten, bedoeld in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Hetzelfde geldt voor de technische wijziging.

De nieuwe bijlagen bij de Regeling eisen praktijkexamens rijbewijscategorieën C1, E bij C1, C en E bij C en bij de Regeling eisen praktijkexamens rijbewijscategorieën D1, E bij D1, D en E bij D treden in werking met ingang van 1 januari 2021. Weliswaar wordt daarmee afgeweken van de minimuminvoeringstermijn uit de systematiek van vaste verandermomenten, maar deze wordt gerechtvaardigd door het feit dat de wijzigingen zijn afgestemd met de sector. De sector was daarmee dus tijdig op de hoogte.

De wijzigingen in bijlage 4 bij de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012 treden in werking met ingang van het vaste verandermoment van 1 juli 2021. Dit is met de betrokken partijen (opleiders en vertegenwoordigers uit de sector) afgesproken.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven