TOELICHTING
Algemeen
Deze wijzigingsregeling heeft tot doel te bewerkstelligen dat een zorginstelling die
tevens een jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling als bedoeld in de Jeugdwet
of een Veilig Thuis-organisatie als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning
is (hierna: een combinatie-instelling), geen twee verschillende financiële verantwoordingen
hoeft in te dienen, maar kan volstaan met één geïntegreerde financiële verantwoording
en wel overeenkomstig het regime van de Regeling verslaggeving WTZi. Om dit te bewerkstelligen
worden in de onderhavige regeling de Regeling Jeugdwet en de Uitvoeringsregeling Wmo
2015 gewijzigd.
Naast de wijzigingen in de Regeling Jeugdwet en de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 worden
twee technische wijzigingen aangebracht in bijlage 2 van de Regeling verslaggeving
WTZi. Dit betreft het schrappen van twee jaartallen.
Gevolgen voor de regeldruk
In deze regeling wordt de verplichting voor combinatie-instellingen tot het opstellen
van een jaarverslaggeving volgens meerdere regimes, namelijk het regime van de Regeling
verslaggeving WTZi enerzijds en de regimes van de Regeling Jeugdwet dan wel de Uitvoeringsregeling
Wmo 2015 anderzijds, opgeheven; combinatie-instellingen kunnen volstaan met één geïntegreerde
jaarverslaggeving die bestaat uit een financiële verantwoording over de gehele bedrijfsmatige
activiteiten. Dit is een lastenverlichting voor circa 750 instellingen.
Uitgaande dat circa 60% van deze combinatie-instellingen zich nu vereenvoudigd moet
verantwoorden, betreft het 450 kleine- en 300 grote aanbieders.
Omdat de circa 750 combinatie-instellingen moeten kennisnemen van onderhavige regeling,
ervaren zij een incidentele regeldruk van € 2.437,50 (€ 39,- x circa 5 min. x 750).
Omdat de circa 750 combinatie-instellingen niet meer twee jaarverslaggingen hoeven
op te stellen en aan te leveren, ervaren de kleine en de grote aanbieders een structurele
regeldrukvermindering van € 22.500,– (€ 50,– x 450) respectievelijk € 1.980.000,–
(€ 6.600,– x 300). Dit betreft een totale structurele regeldrukvermindering van € 2.002.500,–.1
De technische wijziging van bijlage 2 leidt niet tot regeldruk effecten.
Consultatie
Een groot aantal organisaties van cliënten, zorginstellingen, zorgverzekeraars en
externe toezichthouders, zoals de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: NZa) en de Inspectie
gezondheidszorg en jeugd (hierna: IGJ), en accountants is aangeschreven om hen te
consulteren over een concept van deze regeling. Die consultatieversie bevatte aanzienlijke
inhoudelijke aanpassingen van bijlage 2 bij de Regeling verslaggeving WTZi. De consultatie
liep van 10 juni tot en met 7 juli 2020. De consultatie heeft 11 reacties opgeleverd
van (branche)organisaties van zorginstellingen, accountants, NZa, IGJ, Jeugdautoriteit,
Informatieknooppunt Zorgfraude, Zorginstituut Nederland en het Centraal Bureau voor
de Statistiek. Naar aanleiding van de opbrengst van de consultatie is besloten in
deze regeling geen inhoudelijke aanpassingen van bijlage 2 bij de Regeling verslaggeving
WTZi op te nemen.
De sectorcommissie Coziek van de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants
heeft met betrekking tot de bepaling voor jeugdhulpaanbieders die tevens een zorgaanbieder
zijn, gevraagd waarom gekozen is voor het regime van de Regeling verslaggeving WTZi,
terwijl in artikel 2 van de Regeling verslaggeving WTZi het bestuursverslag niet overeenkomstig
van toepassing is verklaard op de jaarverslaggeving van zorginstellingen.
Reactie: Een gevolg van de keuze om de jaarverslaggevingsregimes voor combinatie-instellingen
te harmoniseren en daarbij aan te sluiten bij het regime voor zorginstellingen brengt
met zich mee dat voor de jaarverslaggeving inderdaad geen bestuursverslag wordt geregeld
voor jeugdhulpaanbieders die tevens een zorgaanbieder zijn. Bij de totstandbrenging
van de nieuwe jaarverantwoordingsregeling op grond van het – in artikel II van de
Aanpassingswet Wet toetreding zorginstellingen opgenomen – artikel 40b van de Wet
marktordening gezondheidszorg, zal overwogen worden om in die regeling het bestuursverslag
voor (bepaalde categorieën van) aanbieders verplicht te stellen.
Toetsen
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft de regeling getoetst en kan zich
ten aanzien van de regeling vinden in de beschrijving van de gevolgen voor de regeldruk,
zoals opgenomen in onderhavige regeling.
Artikelsgewijs
ARTIKEL I
De wijziging in artikel I betreft het schrappen van twee jaartallen in bijlage 2 van
de Regeling verslaggeving WTZi. Door het schrappen van het jaartal in de kop van de
bijlage wordt voorkomen dat deze voor ieder verslagjaar moet worden aangepast. Het
is ook zonder het noemen van een jaartal duidelijk dat het in bijlage 2 gaat om specifieke
informatie over het jaar waarover verslag wordt gedaan. Voorts kan het jaartal bij
de vraag over de datum van de laatste vergadering van de cliëntenraad, worden geschrapt
nu wordt geregeld dat het gaat om de laatste vergadering in het verslagjaar.
ARTIKEL II
Artikel 4.1 van de Regeling Jeugdwet wordt gewijzigd naar aanleiding van het beleid
van de Minister van VWS om de regeldruk van de combinatie-instellingen te verlichten.
Dit betreffen instellingen die zowel jeugdhulp (of, mocht dit voorkomen, kinderbeschermingsmaatregelen
en jeugdreclassering) als zorg verlenen en tot nog toe op grond van zowel de Jeugdwet
als de Wet toelating zorginstellingen (hierna: WTZi) dienden te voldoen aan verschillende
regels omtrent de jaarverslaggeving. In het modeljaardocument 'Jaarverantwoording
Zorg en Jeugd 2020' was al aangekondigd dat dergelijke instellingen alleen een jaarverslaggeving
conform de WTZi hoeven op te stellen. De onderhavige wijzigingsbepaling legt dit vast.
Vanaf het verslagjaar 2020 hoeven combinatie-instellingen dus niet meer twee verschillende
jaarverslaggevingen op te stellen; de jaarverslaggeving conform de WTZi volstaat voortaan.
Deze harmonisatie voor combi-instellingen heeft geen betrekking op de maatschappelijke
verantwoording van artikel 4.3.1 van de Jeugdwet en evenmin op de verplichting tot
verstrekking van gegevens inzake de exploitatie, bedoeld in artikel 8.3.2 van die
wet. Hetgeen in de artikelen 4.3 en 4.4 van de Regeling Jeugdwet is bepaald over het
jaardocument, blijft op combinatie-instellingen onverkort van toepassing.
De IGJ houdt toezicht op de nakoming van de verslaggevingsplicht door jeugdhulpaanbieders
en gecertificeerde instellingen. Mocht zij voor combinatie-instellingen in dit verband
willen optreden, dan is het uitgangspunt van de IGJ dat zij de combinatie-instelling
in haar rol van zorginstelling aanspreekt. Leidt dit – na bezwaar – tot een beroep
op de rechter, dan geldt de rechtsbescherming zoals deze voor zorginstellingen is
geregeld. Dat wil zeggen dat beroep in één instantie kan worden ingesteld bij de Afdeling
bestuursrechtspraak van de Raad van State.
ARTIKEL III
Op grond van artikel 15 WTZi geldt voor een zorginstelling een verplichting om jaarlijks
een begroting, een balans en een daarbij behorende toelichting vast te stellen en
ter inzage te leggen. Op grond van artikel 4.2.13 van de Wet maatschappelijke ondersteuning
2015 (hierna: Wmo 2015) geldt een vergelijkbare verplichting voor een Veilig Thuis-organisatie
als bedoeld in artikel 4.1.1. van die wet. Deze verplichting is voor Veilig Thuis-organisaties
uitgewerkt in de bepalingen over de jaarverslaggeving die zijn opgenomen in de artikelen
4 tot en met 6 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015. De regels die voor de jaarverslaggeving
voor zorginstellingen gelden, zijn niet gelijk aan die voor de Veilig-Thuisorganisaties.
Zorginstellingen die ook Veilig Thuis-organisatie zijn (combinatie-instellingen) moesten
dientengevolge op grond van de genoemde twee ministeriële regelingen aan twee sets
regels inzake de jaarverslaggeving voldoen. Om de administratieve lasten die dit met
zich brengt voor een combinatie-instelling te minimaliseren, wordt met het voorgestelde
artikel 6a bewerkstelligd dat een zorginstelling die tevens een Veilig Thuis-organisatie
is, de jaarverslaggeving indient overeenkomstig hetgeen bepaald is in de Regeling
verslaggeving WTZi. Hierdoor wordt voorkomen dat een combinatie-instelling zich volgens
twee verschillende systematieken zou moeten verantwoorden in het kader van de Wmo
2015 en de WTZi. Hierdoor worden onnodige administratieve lasten voorkomen; als een
combinatie-instelling de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving
WTZi heeft ingediend, heeft die instelling daarmee tevens voldaan aan de verslaggevingsverplichting
in het kader van de Wmo 2015.
Deze harmonisatie voor combinatie-instellingen heeft geen betrekking op de maatschappelijke
verantwoording van artikel 4.2.10 Wmo 2015 en evenmin op de verplichting tot verstrekking
van gegevens inzake de exploitatie van een Veilig Thuis-organisatie als bedoeld in
artikel 4.2.14 Wmo 2015. Hetgeen in de artikelen 5 en 6 van de Uitvoeringsregeling
Wmo 2015 is bepaald over het jaardocument, blijft op combinatie-instellingen onverkort
van toepassing.
De IGJ houdt toezicht op de nakoming van de verslaggevingsplicht door Veilig Thuis-organisaties
en door zorginstellingen. Mocht zij voor combinatie-instellingen in dit verband willen
optreden, dan is het uitgangspunt van de IGJ dat zij de combinatie-instelling in haar
rol van zorginstelling aanspreekt. Leidt dit – na bezwaar – tot een beroep op de rechter,
dan geldt de rechtsbescherming zoals deze voor zorginstellingen is geregeld. Dat wil
zeggen dat beroep in één instantie kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State.
ARTIKEL IV
Deze wijzigingsregeling treedt in werking op de dag na de publicatie van deze regeling
in de Staatscourant. Het is de bedoeling dat de in de artikelen II, onderdeel A, en
III, onderdeel A, opgenomen bepalingen gelden vanaf verslagjaar 2020; dit is geregeld
in de artikelen II, onderdeel B, en III, onderdeel B. Het bepaalde in de artikelen
II, onderdeel A, en III, onderdeel A, is reeds aangekondigd in het jaardocument 2020,
dat is gepubliceerd op de website www.jaarverantwoordingzorg.nl eind 2019. Er is geen bezwaar tegen onmiddellijke werking van de betrokken bepalingen,
nu deze regeling niet met zich meebrengt dat de betrokken combinatie-instellingen
voor verslagjaar 2020 meer gegevens hadden moeten verzamelen dan zij voorheen wisten;
vanuit hun rol als zorginstelling dienden zij de betrokken gegevens over verslagjaar
2020 immers reeds te verzamelen.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
P. Blokhuis
De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker