Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Rechtsbescherming van 17 november 2020, kenmerk 1752603-210936-PZo, houdende aanpassing van de Regeling Jeugdwet en de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 in verband met combinatie-instellingen en een technische aanpassing van de Regeling verslaggeving WTZi

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en de Minister voor Rechtsbescherming,

Gelet op hoofdstuk VII van het Uitvoeringsbesluit WTZi, artikel 8.3.1 van de Jeugdwet en artikel 4.2.13 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

Besluit:

ARTIKEL I

Bijlage 2 van de Regeling verslaggeving WTZi wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift vervalt ‘2020’.

2. Onder het kopje ‘Cliëntenraad’ wordt ‘Datum laatste bijeenkomst cliëntenraad’ vervangen door ‘Datum laatste bijeenkomst cliëntenraad in het verslagjaar’ en wordt ‘(dag/maand/2019)’ vervangen door ‘(dag/maand/jaar)’.

ARTIKEL II

De Regeling Jeugdwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 4.1 van de Regeling Jeugdwet wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. Er wordt een tweede lid toegevoegd, luidende:

  • 2. In afwijking van artikel 4.2 tot en met 4.4 is op de jaarverslaggeving van een jeugdhulpaanbieder als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel 1°, van de wet of van een gecertificeerde instelling het bepaalde in de Regeling verslaggeving WTZi van overeenkomstige toepassing, indien die jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling tevens een zorginstelling is als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van die regeling.

B

Na artikel 9.1.a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 9.1.b

Artikel 4.1, tweede lid, is voor het eerst van toepassing op de jaarverslaggeving over het verslagjaar 2020.

ARTIKEL III

De Uitvoeringsregeling Wmo 2015 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan hoofdstuk 4, paragraaf 1, wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 6a

In afwijking van de artikelen 4 tot en met 6 is op de jaarverslaggeving van een Veilig Thuis-organisatie die tevens een zorginstelling is als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Regeling verslaggeving WTZi het bepaalde in die regeling van overeenkomstige toepassing, indien die Veilig Thuis-organisatie tevens een zorginstelling is als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van die regeling.

B

Na artikel 19a wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 19b

Artikel 6a is voor het eerst van toepassing op de jaarverslaggeving over het verslagjaar 2020.

ARTIKEL IV

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

TOELICHTING

Algemeen

Deze wijzigingsregeling heeft tot doel te bewerkstelligen dat een zorginstelling die tevens een jeugdhulpaanbieder of gecertificeerde instelling als bedoeld in de Jeugdwet of een Veilig Thuis-organisatie als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning is (hierna: een combinatie-instelling), geen twee verschillende financiële verantwoordingen hoeft in te dienen, maar kan volstaan met één geïntegreerde financiële verantwoording en wel overeenkomstig het regime van de Regeling verslaggeving WTZi. Om dit te bewerkstelligen worden in de onderhavige regeling de Regeling Jeugdwet en de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 gewijzigd.

Naast de wijzigingen in de Regeling Jeugdwet en de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 worden twee technische wijzigingen aangebracht in bijlage 2 van de Regeling verslaggeving WTZi. Dit betreft het schrappen van twee jaartallen.

Gevolgen voor de regeldruk

In deze regeling wordt de verplichting voor combinatie-instellingen tot het opstellen van een jaarverslaggeving volgens meerdere regimes, namelijk het regime van de Regeling verslaggeving WTZi enerzijds en de regimes van de Regeling Jeugdwet dan wel de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 anderzijds, opgeheven; combinatie-instellingen kunnen volstaan met één geïntegreerde jaarverslaggeving die bestaat uit een financiële verantwoording over de gehele bedrijfsmatige activiteiten. Dit is een lastenverlichting voor circa 750 instellingen.

Uitgaande dat circa 60% van deze combinatie-instellingen zich nu vereenvoudigd moet verantwoorden, betreft het 450 kleine- en 300 grote aanbieders.

Omdat de circa 750 combinatie-instellingen moeten kennisnemen van onderhavige regeling, ervaren zij een incidentele regeldruk van € 2.437,50 (€ 39,- x circa 5 min. x 750).

Omdat de circa 750 combinatie-instellingen niet meer twee jaarverslaggingen hoeven op te stellen en aan te leveren, ervaren de kleine en de grote aanbieders een structurele regeldrukvermindering van € 22.500,– (€ 50,– x 450) respectievelijk € 1.980.000,– (€ 6.600,– x 300). Dit betreft een totale structurele regeldrukvermindering van € 2.002.500,–.1

De technische wijziging van bijlage 2 leidt niet tot regeldruk effecten.

Consultatie

Een groot aantal organisaties van cliënten, zorginstellingen, zorgverzekeraars en externe toezichthouders, zoals de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: NZa) en de Inspectie gezondheidszorg en jeugd (hierna: IGJ), en accountants is aangeschreven om hen te consulteren over een concept van deze regeling. Die consultatieversie bevatte aanzienlijke inhoudelijke aanpassingen van bijlage 2 bij de Regeling verslaggeving WTZi. De consultatie liep van 10 juni tot en met 7 juli 2020. De consultatie heeft 11 reacties opgeleverd van (branche)organisaties van zorginstellingen, accountants, NZa, IGJ, Jeugdautoriteit, Informatieknooppunt Zorgfraude, Zorginstituut Nederland en het Centraal Bureau voor de Statistiek. Naar aanleiding van de opbrengst van de consultatie is besloten in deze regeling geen inhoudelijke aanpassingen van bijlage 2 bij de Regeling verslaggeving WTZi op te nemen.

De sectorcommissie Coziek van de Koninklijke Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants heeft met betrekking tot de bepaling voor jeugdhulpaanbieders die tevens een zorgaanbieder zijn, gevraagd waarom gekozen is voor het regime van de Regeling verslaggeving WTZi, terwijl in artikel 2 van de Regeling verslaggeving WTZi het bestuursverslag niet overeenkomstig van toepassing is verklaard op de jaarverslaggeving van zorginstellingen.

Reactie: Een gevolg van de keuze om de jaarverslaggevingsregimes voor combinatie-instellingen te harmoniseren en daarbij aan te sluiten bij het regime voor zorginstellingen brengt met zich mee dat voor de jaarverslaggeving inderdaad geen bestuursverslag wordt geregeld voor jeugdhulpaanbieders die tevens een zorgaanbieder zijn. Bij de totstandbrenging van de nieuwe jaarverantwoordingsregeling op grond van het – in artikel II van de Aanpassingswet Wet toetreding zorginstellingen opgenomen – artikel 40b van de Wet marktordening gezondheidszorg, zal overwogen worden om in die regeling het bestuursverslag voor (bepaalde categorieën van) aanbieders verplicht te stellen.

Toetsen

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft de regeling getoetst en kan zich ten aanzien van de regeling vinden in de beschrijving van de gevolgen voor de regeldruk, zoals opgenomen in onderhavige regeling.

Artikelsgewijs

ARTIKEL I

De wijziging in artikel I betreft het schrappen van twee jaartallen in bijlage 2 van de Regeling verslaggeving WTZi. Door het schrappen van het jaartal in de kop van de bijlage wordt voorkomen dat deze voor ieder verslagjaar moet worden aangepast. Het is ook zonder het noemen van een jaartal duidelijk dat het in bijlage 2 gaat om specifieke informatie over het jaar waarover verslag wordt gedaan. Voorts kan het jaartal bij de vraag over de datum van de laatste vergadering van de cliëntenraad, worden geschrapt nu wordt geregeld dat het gaat om de laatste vergadering in het verslagjaar.

ARTIKEL II

Artikel 4.1 van de Regeling Jeugdwet wordt gewijzigd naar aanleiding van het beleid van de Minister van VWS om de regeldruk van de combinatie-instellingen te verlichten. Dit betreffen instellingen die zowel jeugdhulp (of, mocht dit voorkomen, kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering) als zorg verlenen en tot nog toe op grond van zowel de Jeugdwet als de Wet toelating zorginstellingen (hierna: WTZi) dienden te voldoen aan verschillende regels omtrent de jaarverslaggeving. In het modeljaardocument 'Jaarverantwoording Zorg en Jeugd 2020' was al aangekondigd dat dergelijke instellingen alleen een jaarverslaggeving conform de WTZi hoeven op te stellen. De onderhavige wijzigingsbepaling legt dit vast. Vanaf het verslagjaar 2020 hoeven combinatie-instellingen dus niet meer twee verschillende jaarverslaggevingen op te stellen; de jaarverslaggeving conform de WTZi volstaat voortaan.

Deze harmonisatie voor combi-instellingen heeft geen betrekking op de maatschappelijke verantwoording van artikel 4.3.1 van de Jeugdwet en evenmin op de verplichting tot verstrekking van gegevens inzake de exploitatie, bedoeld in artikel 8.3.2 van die wet. Hetgeen in de artikelen 4.3 en 4.4 van de Regeling Jeugdwet is bepaald over het jaardocument, blijft op combinatie-instellingen onverkort van toepassing.

De IGJ houdt toezicht op de nakoming van de verslaggevingsplicht door jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen. Mocht zij voor combinatie-instellingen in dit verband willen optreden, dan is het uitgangspunt van de IGJ dat zij de combinatie-instelling in haar rol van zorginstelling aanspreekt. Leidt dit – na bezwaar – tot een beroep op de rechter, dan geldt de rechtsbescherming zoals deze voor zorginstellingen is geregeld. Dat wil zeggen dat beroep in één instantie kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

ARTIKEL III

Op grond van artikel 15 WTZi geldt voor een zorginstelling een verplichting om jaarlijks een begroting, een balans en een daarbij behorende toelichting vast te stellen en ter inzage te leggen. Op grond van artikel 4.2.13 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015) geldt een vergelijkbare verplichting voor een Veilig Thuis-organisatie als bedoeld in artikel 4.1.1. van die wet. Deze verplichting is voor Veilig Thuis-organisaties uitgewerkt in de bepalingen over de jaarverslaggeving die zijn opgenomen in de artikelen 4 tot en met 6 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015. De regels die voor de jaarverslaggeving voor zorginstellingen gelden, zijn niet gelijk aan die voor de Veilig-Thuisorganisaties. Zorginstellingen die ook Veilig Thuis-organisatie zijn (combinatie-instellingen) moesten dientengevolge op grond van de genoemde twee ministeriële regelingen aan twee sets regels inzake de jaarverslaggeving voldoen. Om de administratieve lasten die dit met zich brengt voor een combinatie-instelling te minimaliseren, wordt met het voorgestelde artikel 6a bewerkstelligd dat een zorginstelling die tevens een Veilig Thuis-organisatie is, de jaarverslaggeving indient overeenkomstig hetgeen bepaald is in de Regeling verslaggeving WTZi. Hierdoor wordt voorkomen dat een combinatie-instelling zich volgens twee verschillende systematieken zou moeten verantwoorden in het kader van de Wmo 2015 en de WTZi. Hierdoor worden onnodige administratieve lasten voorkomen; als een combinatie-instelling de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving WTZi heeft ingediend, heeft die instelling daarmee tevens voldaan aan de verslaggevingsverplichting in het kader van de Wmo 2015.

Deze harmonisatie voor combinatie-instellingen heeft geen betrekking op de maatschappelijke verantwoording van artikel 4.2.10 Wmo 2015 en evenmin op de verplichting tot verstrekking van gegevens inzake de exploitatie van een Veilig Thuis-organisatie als bedoeld in artikel 4.2.14 Wmo 2015. Hetgeen in de artikelen 5 en 6 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 is bepaald over het jaardocument, blijft op combinatie-instellingen onverkort van toepassing.

De IGJ houdt toezicht op de nakoming van de verslaggevingsplicht door Veilig Thuis-organisaties en door zorginstellingen. Mocht zij voor combinatie-instellingen in dit verband willen optreden, dan is het uitgangspunt van de IGJ dat zij de combinatie-instelling in haar rol van zorginstelling aanspreekt. Leidt dit – na bezwaar – tot een beroep op de rechter, dan geldt de rechtsbescherming zoals deze voor zorginstellingen is geregeld. Dat wil zeggen dat beroep in één instantie kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

ARTIKEL IV

Deze wijzigingsregeling treedt in werking op de dag na de publicatie van deze regeling in de Staatscourant. Het is de bedoeling dat de in de artikelen II, onderdeel A, en III, onderdeel A, opgenomen bepalingen gelden vanaf verslagjaar 2020; dit is geregeld in de artikelen II, onderdeel B, en III, onderdeel B. Het bepaalde in de artikelen II, onderdeel A, en III, onderdeel A, is reeds aangekondigd in het jaardocument 2020, dat is gepubliceerd op de website www.jaarverantwoordingzorg.nl eind 2019. Er is geen bezwaar tegen onmiddellijke werking van de betrokken bepalingen, nu deze regeling niet met zich meebrengt dat de betrokken combinatie-instellingen voor verslagjaar 2020 meer gegevens hadden moeten verzamelen dan zij voorheen wisten; vanuit hun rol als zorginstelling dienden zij de betrokken gegevens over verslagjaar 2020 immers reeds te verzamelen.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker


X Noot
1

Bron: Nulmeting Administratieve Lasten Ministerie van Justitie, Boek 2 BW.

Naar boven