Besluit van de Autoriteit Consument en Markt van 3 december 2020, kenmerk ACM/19/036454 tot wijziging van de voorwaarden als bedoeld in artikel 31 van de Elektriciteitswet 1998 over het toevoegen van spanningseisen voor elektriciteitsproductie-eenheden en het herstellen van een inconsistentie over de frequentiebanden in de Netcode elektriciteit

Zaaknummer: ACM/19/036454

De Autoriteit Consument en Markt,

Gelet op artikel 36 van de Elektriciteitswet 1998;

Besluit:

ARTIKEL I

De Netcode elektriciteit wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 3.8, tweede lid, onderdeel c, wordt ‘48 en 51 Hz’ vervangen door ‘47,5 en 51,5 Hz’.

B

In artikel 3.15 worden na het achtste lid drie nieuwe leden ingevoegd, luidende:

  • 9. De elektriciteitsproductie-eenheid, aangesloten op een middenspanningsnet of op een hoogspanningsnet met een spanningsniveau kleiner dan 110 kV is, in aanvulling op artikel 3.13, eerste lid, en artikel 3.13, zevende lid, in staat om op het net aangesloten en in bedrijf te blijven:

    • a. gedurende 20 minuten bij een spanning op het overdrachtspunt tussen 0,85 pu en 0,90 pu, waarbij, onverminderd het zesde lid, onderdeel b, geldt dat het werkzame vermogen mag worden gereduceerd tot 80% van de maximum capaciteit;

    • b. overeenkomstig de in artikel 3.13, eerste lid, genoemde perioden

      • 1°. bij een spanning op het overdrachtspunt binnen de spanningsband tussen 0,9 pu en 1,1 pu voor een frequentiebereik van 50 tot 51,5 Hz

      • 2°. bij een spanning op het overdrachtspunt binnen de spanningsband die lineair verloopt van 0,9 pu en 1,01 pu bij 47,5 Hz tot 0,9 en 1,1 pu bij 50 Hz

  • 10. De elektriciteitsproductie-eenheid, aangesloten op een middenspanningsnet of op een hoogspanningsnet met een spanningsniveau kleiner dan 110 kV is op grond van het negende lid en op grond van artikel 3.13, eerste lid in staat aangesloten en in bedrijf te blijven binnen de in onderstaand diagram weergegeven tijdsperioden, frequentiebereiken en spanningsbanden.

  • 11. Indien artikel 3.13, eerste lid, een kortere tijdsperiode toestaat dan het negende en tiende lid, prevaleert artikel 3.13, eerste lid.

  • 12. Indien het negende en tiende lid een kortere tijdsperiode toestaat dan artikel 3.13, eerste lid, prevaleert het negende lid.

C

In artikel 14.1 wordt een vijfde lid ingevoegd, luidende:

  • 5. Bij een elektriciteitsproductie-eenheid kleiner dan 800 W die voor 1 januari 2021 op het elektriciteitsnet is aangesloten spreekt de in artikel 3.8, tweede lid, onderdeel c bedoelde frequentiebeveiliging aan bij 48 en 51 Hz.

D

In artikel 14.2, eerste lid, wordt ‘aan het tweede lid’ vervangen door ‘aan het tweede en derde lid’

E

In artikel 14.2 wordt na het tweede lid een nieuw derde lid ingevoegd, luidende:

  • 3 De beveiliging van de elektriciteitsproductie-eenheid is voorzien van een frequentiebeveiliging met een aanspreeksnelheid van 2 seconden bij 48 en 51 Hz.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 3 december 2020

Autoriteit Consument en Markt, namens deze: M.R. Leijten bestuurslid

Als u rechtstreeks belanghebbende bent, kunt u tegen dit besluit beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven. Het postadres is: College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA Den Haag. Het beroepschrift moet binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt zijn ontvangen. Het beroepschrift moet zijn ondertekend en moet ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening en een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht bevatten. Voorts moet het beroepschrift de gronden van het beroep bevatten en dient een afschrift van het bestreden besluit te worden meegezonden.

TOELICHTING

1 Samenvatting

1. Met dit codewijzigingsbesluit stelt de ACM twee spanningsbandbreedtes vast voor nieuwe elektriciteitsproductie-eenheden (productie-eenheden), aangesloten op een middenspanningsnet (MS-net) of op een hoogspanningsnet (HS-net) met een spanningsniveau kleiner dan 110 kV. Daarnaast wijzigt de ACM de frequentie-eisen van de frequentiebeveiliging van nieuwe productie-eenheden met een aansluitcapaciteit kleiner dan 800 W en van type A productie-eenheden die zijn aangesloten op een MS-net met een aansluitcapaciteit van maximaal 11 kW.

2 Aanleiding en gevolgde procedure

  • 2. De ACM heeft op 20 december 2018 een besluit1 genomen over de implementatie van onder andere de Europese netcode over de eisen voor de aansluiting van elektriciteitsproducenten op het net2 (RfG verordening). Met dit besluit is de Netcode elektriciteit opnieuw vastgesteld. In aanvulling op dit besluit heeft Netbeheer Nederland op 17 september 2019 een codewijzigingsvoorstel3 (voorstel) ingediend waarin spanningsbandbreedtes voor productie-eenheden in de Netcode elektriciteit worden opgenomen en de frequentie-eisen van de frequentiebeveiliging van productie-eenheden worden gewijzigd.

  • 3. Als onderdeel van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure heeft de ACM het ontwerpbesluit en de bijbehorende stukken ter inzage gelegd en gepubliceerd op haar internetpagina. De terinzagelegging is gemeld in de Staatscourant van 11 februari 2020. De ACM heeft belanghebbenden in de gelegenheid gesteld binnen zes weken hun zienswijzen op het ontwerp kenbaar te maken.

  • 4. De Vereniging Energie-Nederland (hierna: Energie-Nederland) heeft een zienswijze over het ontwerpbesluit ingediend.4

  • 5. De voorwaarden in dit besluit zijn niet in ontwerp ter notificatie aangeboden omdat het gaat om de implementatie van Europeesrechtelijke voorschriften.5

3 Beoordeling

3.1 Procedureel

  • 6. De ACM constateert dat het voorstel op 20 juni 2019 in een overleg met representatieve organisaties is besproken. In het voorstel is een verslag opgenomen van dit overleg en de indieners hebben in het voorstel aangegeven welke gevolgtrekkingen zij hebben verbonden aan de zienswijzen die organisaties naar voren hebben gebracht.

  • 7. Naar het oordeel van de ACM voldoet het voorstel daarmee aan de vereisten bedoeld in artikel 33, eerste en tweede lid, van de Elektriciteitswet.

3.2 Inhoudelijk

3.2.1 Spanningseisen
  • 8. In het voorstel wordt aangegeven dat in de huidige Netcode elektriciteit de spannings-eisen ontbreken voor nieuwe productie-eenheden die zijn aangesloten op een MS-net of op een HS-net met een spanningsniveau kleiner dan 110 kV. Dit is aanleiding om in de Netcode elektriciteit voor deze categorie productie-eenheden de spanningsbandbreedtes vast te leggen waarbinnen een productie-eenheid gedurende een bepaalde tijdsperiode met het elektriciteitsnet verbonden moet blijven. De volgende twee spanningsbandbreedtes worden door de gezamenlijke netbeheerders voorgesteld:

    • a. Tussen een spanning van 0,9 pu en 1,1 pu moet een productie-eenheid onbeperkt met het elektriciteitsnet verbonden blijven.

    • b. Tussen een spanning van 0,85 pu en 0,9 pu moet een productie-eenheid tenminste 20 minuten met het elektriciteitsnet verbonden blijven. Het is binnen deze spanningsbandbreedte wel toegestaan om het werkzame vermogen te reduceren tot 80% van de maximum capaciteit.

  • 9. De ACM stelt vast dat de voorgestelde eisen over het spanningsbereik een invulling zijn van artikel 13, eerste lid, onderdeel a, sub ii, van de RfG verordening. Hierin is bepaald dat de transmissie-systeembeheerder specifieke eisen mag stellen aan gecombineerde frequentie- en spanningsafwijkingen waarbij productie-eenheden nog met het netwerk verbonden moeten zijn.

  • 10. Voor bestaande productie-eenheden blijven, op grond van hoofdstuk 14 van de Netcode elektriciteit, de oude spanningseisen gelden. De voorgestelde spanningseisen voor nieuwe productie-eenheden wijken inhoudelijk af van deze oude spanningseisen. Zo is de bovengrens van de bovenste spanningsbandbreedte verhoogd van 1,05 pu naar 1,1 pu. De reden hiervoor is dat al op grond van een ander artikel geldt om bij 1,1 pu aan het net gekoppeld te blijven, namelijk artikel 13, zevende lid, onderdeel a, van de RfG Verordening. Daarnaast is de ondergrens van de onderste spanningsbandbreedte verhoogd van 0,8 pu naar 0,85 pu. Dit is gedaan om oververhitting en beschadiging van de generatoren van windturbines bij lage spanningen te voorkomen. Naar aanleiding van opmerkingen van PAWEX is tenslotte overeengekomen dat tussen de 0,85 pu en de 0,9 pu het mogelijk is om 20 minuten met het elektriciteitsnet verbonden te zijn, mits het toegestaan is om het werkzame vermogen te reduceren tot 80% van de maximum capaciteit. Voor het opnemen van de twee spanningsbandbreedtes worden in artikel 3.15 van de Netcode elektriciteit drie nieuwe leden ingevoegd.

  • 11. Door dit besluit gelden de volgende eisen:

    Nieuwe productie-eenheden

    Bestaande productie-eenheden

    Tijd

    U

    U

    0,9 pu – 1,1 pu

    0,95 pu – 1,05 pu

    Onbeperkt

    0,85 pu – 0,9 pu

    0,85 pu – 0,95 pu

    20 minuten

    -

    0,80 pu – 0,85 pu

    5 minuten.

3.2.2 Frequentie-eisen
  • 12. In het voorstel wordt aangegeven dat de frequentie-eisen voor productie-eenheden niet eenduidig in de Netcode elektriciteit zijn vastgelegd. Zo is in artikel 3.8, tweede lid, onderdeel c, van de Netcode elektriciteit bepaald dat de frequentiebeveiliging een productie-eenheid afschakelt bij een frequentie van 48 Hz en 51 Hz. Hoewel deze eis alleen geldt voor productie-eenheden kleiner dan 800 W, wordt door artikel 3.12, van de Netcode elektriciteit, deze eis ook van toepassing op type A productie-eenheden die aangesloten zijn op een MS-net met een aansluitcapaciteit van maximaal 11 kW.

  • 13. Voor deze groep type A productie-eenheden zijn de frequentiewaarden in artikel 3.8, tweede lid, onderdeel c, niet consistent met het frequentiebereik zoals vastgelegd in artikel 3.13, eerste lid, van de Netcode elektriciteit. Hierin is namelijk bepaald dat een type A productie-eenheid minimaal een half uur met het net verbonden moet blijven wanneer de frequentie zich bevindt tussen de 47,5 Hz en de 51,5 Hz.

  • 14. Om deze inconsistentie voor type A productie-eenheden weg te nemen, stellen de gezamenlijke netbeheerders voor om de frequentieband in artikel 3.8, tweede lid, onderdeel c, van de Netcode elektriciteit, te wijzigen door de benedengrens te verlagen van 48 Hz naar 47,5 Hz en de bovengrens te verhogen van 51 Hz naar 51,5 Hz.

  • 15. Een gevolg van deze wijziging is dat productie-eenheden met een maximumcapaciteit kleiner dan 800 W ook aan deze strengere eis moeten voldoen. Productie-eenheden met een maximumcapaciteit kleiner dan 800 W vallen niet onder de RfG Verordening. In het voorstel geven de gezamenlijke netbeheerders aan dat de componenten van dit soort productie-eenheden over het algemeen gelijk zijn aan die van het type A. Een afwijkende frequentiebeveiliging voor productie-eenheden kleiner dan 800 W te eisen, werkt nodeloos kosten-opdrijvend.

  • 16. In het voorstel wordt aangegeven dat deze wijziging alleen geldt voor nieuwe productie-eenheden. Voor bestaande productie-eenheden blijven de bestaande eisen gelden. Daarom zijn aan artikel 14.1 en 14.2 nieuwe leden toegevoegd waarin wordt bepaald dat bestaande productie-eenheden zijn voorzien van een frequentiebeveiliging met een aanspreeksnelheid van 2 seconden bij 48 en 51 Hz.

  • 17. De ACM komt tot het oordeel dat de wijzigingen die Netbeheer Nederland voorstelt niet in strijd zijn met de belangen, regels en eisen bedoeld in artikel 36, eerste en tweede lid, van de Elektriciteitswet 1998.

4 Reactie op ontvangen zienswijze

  • 18. De ACM heeft een zienswijze ontvangen van Energie-Nederland. Deze wordt hieronder besproken.

4.1 Bereik codewijziging

  • 19. Volgens Energie-Nederland is het bereik van deze codewijziging onduidelijk. Uit het codevoorstel maakt zij op dat deze gaat over de nieuwe spanningseisen die gelden voor productie-eenheden die zijn aangesloten op een midden- of een hoogspanningsnet met een spanningsniveau kleiner dan 110 kV. Volgens haar betekent dit dat productie-eenheden aangesloten op laagspanning daardoor buiten het bereik van deze codewijziging vallen. In het codevoorstel komen meerdere keren wijzigingen ter sprake die ook gelden voor aansluitingen op laagspanningsniveau. Dit is volgens Energie-Nederland niet in lijn met het eerder genoemde bereik van het codevoorstel.

Reactie ACM

  • 20. Volgens de ACM gaat deze codewijziging in de eerste plaats over de spanningseisen voor op het midden- of hoogspanningsnet aangesloten productie-eenheden en waarbij het spanningsniveau lager is dan 110 kV. Dit wordt duidelijk door het nieuwe negende lid van artikel 3.15 van de Netcode elektriciteit. In de tweede plaats wordt een inconsistentie voor op laagspanningsnet aangesloten productie-eenheden van het type A weggenomen. Aangezien het frequentiebereik voor deze groep in artikel 3.8, derde lid, van de Netcode elektriciteit, afwijkt ten opzichte van artikel 3.13, eerste lid, van de Netcode elektriciteit, wordt dit in deze codewijziging gewijzigd. Dit is de reden dat er in het codevoorstel gesproken wordt over laagspanning. Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het ontwerpbesluit.

4.2 Eisen frequentie-spanningsvenster

  • 21. In het codevoorstel is een grafiek opgenomen waarin frequentie-spanningsvensters6 zijn weergegeven voor bestaande productie-eenheden die zijn aangesloten op een middenspanningsnet, of met een spanningsniveau kleiner dan 110 kV.

    Grafiek 1

    Grafiek 1

  • 22. Volgens Energie-Nederland worden de frequentie-spanningsvensters in deze grafiek afgevlakt wanneer er sprake is van een verlaagde frequentie bij een verhoogde spanning, en wanneer er sprake is van een verhoogde frequentie bij een verlaagde spanning. Energie-Nederland stelt voor om deze afvlakking ook toe te staan voor productie-eenheden die zijn aangesloten op hogere spanningsniveaus. Als reden wordt opgegeven dat daardoor de eisen voor nieuwe productie-eenheden zo veel mogelijk overeenkomen met die voor bestaande productie-eenheden.

Reactie ACM

  • 23. De ACM merkt op dat de grafiek uit het voorstel gaat over de eisen die gelden voor bestaande productie-eenheden. Daarnaast heeft deze grafiek een rol gespeeld bij het opstellen van de frequentie-spanningseisen voor nieuwe productie-eenheden van het type A die zijn aangesloten op een middenspanningsnet of op een hoogspanningsnet met een spanningsniveau kleiner dan 110 kV. De ACM stelt vast dat het voorstel van Energie-Nederland zou betekenen dat de afvlakking van de frequentie-spanningsvensters ook gaat gelden voor type D productie-eenheden, zoals bedoeld in artikel 3.28, zevende lid, van de Netcode elektriciteit. Omdat een wijziging van de eisen voor type D productie-eenheden buiten het bereik van deze codewijziging valt, heeft deze zienswijze niet geleid tot een aanpassing van het ontwerpbesluit.

4.3 Vermogensreductie

  • 24. Energie-Nederland geeft aan dat uit het codevoorstel volgt dat een nieuwe productie-eenheid 20 minuten met het elektriciteitsnet verbonden moet blijven, waarbij gedurende deze periode een vermogensreductie van 80% is toegestaan. Energie-Nederland pleit ervoor om de eisen over de vermogensreductie voor bestaande productie-eenheden ook toe te passen voor nieuwe productie-eenheden. Energie-Nederland stelt voor om aan de voorwaarden toe te voegen dat nieuwe productie-eenheden gedurende 15 minuten het nominale vermogen moeten kunnen leveren, en daarna gedurende 5 minuten naar behoefte het vermogen mogen reduceren.

Reactie ACM

  • 25. De eisen over de vermogensreductie voor nieuwe productie-eenheden zijn vastgelegd in artikel 3.15, negende lid, onderdeel a, van de Netcode elektriciteit. De ACM stelt vast dat hierin geen bepaling is opgenomen waarin het werkzame vermogen van een productie-eenheid onbeperkt gereduceerd mag worden gedurende de laatste 5 minuten dat de productie-eenheid met het elektriciteitsnet verbonden moet zijn. De ACM stelt daarnaast vast dat ook de RfG Verordening geen verdere eisen stelt aan de vermogensreductie. Hoewel er vanuit de RfG Verordening geen verplichting bestaat om dit onderdeel nationaal nog nader in te vullen, is de ACM van oordeel dat de RfG Verordening dit niet verbiedt. De ACM sluit niet uit dat voor producenten een nadere invulling van de eisen over de vermogensreductie wenselijk is. Netbeheer Nederland kan hieraan invulling geven door middel van het indienen van een nieuw codevoorstel. Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het ontwerpbesluit.

4.4 Spanningsbereik voor netkoppeling

  • 26. Energie-Nederland maakt een opmerking over het spanningsbereik waarbinnen een productie-eenheid aan het net gekoppeld moet blijven. Aangegeven wordt dat de verwijzing in artikel 3.15, negende lid, naar artikel 3.13, zevende lid, van de Netcode elektriciteit, wellicht onjuist is. Dit artikel beschrijft dat de productie-eenheid in staat is om automatisch aan het net te koppelen wanneer de spanning groter dan of gelijk is aan 0,9 pu, en kleiner dan, of gelijk is aan 1,10 pu van de nominale spanning. Deze band wijkt af van de bandbreedte van 0,95 pu tot 1,05 pu van de gemiddelde spanning uit grafiek 1.

Reactie ACM

  • 27. De ACM is van oordeel dat in dit artikel 3.13, zevende lid, van de Netcode elektriciteit, het bereik wordt vastgelegd waarbinnen een nieuwe productie-eenheid in staat moet zijn om automatisch aan het elektriciteitsnet te koppelen. Dit bereik wijkt af van het bereik voor bestaande productie-eenheden, zoals vastgelegd in artikel 14.4 van de Netcode elektriciteit. Daarom regelt artikel 3.15, negende lid, van de Netcode elektriciteit, dat de netkoppeling-eisen voor bestaande en nieuwe productie-eenheden op elkaar zijn afgestemd. Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het ontwerpbesluit.

4.5 Tegenstrijdige bepalingen

  • 28. Energie-Nederland geeft in haar zienswijze aan dat in de toelichting op het codevoorstel de eis is opgenomen dat een productie-eenheid in staat is om gedurende een periode van 5 minuten met het net verbonden en in bedrijf te blijven binnen een bandbreedte van de netspanning op het overdrachtspunt van de aansluiting van 0,8 pu – 0,85 pu. Volgens Energie-Nederland is deze eis in strijd met artikel 3.17, tweede lid, van de Netcode elektriciteit. Hierin is namelijk bepaald dat indien de netspanning langer dan 1,5 seconde onder de 85% van de nominale spanning zit, de eenheid niet in staat hoeft te zijn aan het net te blijven.

Reactie ACM

  • 29. Hoewel deze eis in de toelichting van het codevoorstel beschreven staat, stelt de ACM vast dat uit het GEN verslag blijkt dat, naar aanleiding van opmerkingen en afstemming met PAWEX, de eis over de netkoppeling voor het spanningsbereik tussen 0,8 pu en 0,85 pu is komen te vervallen. Deze eis komt daardoor in de codebepalingen ook niet voor, hetgeen Energie-Nederland ook voorstond. Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het ontwerpbesluit.

4.6 Frequentie-spanningsvensters type A eenheden

  • 30. In het codevoorstel is een grafiek opgenomen waarin frequentie-spanningsvensters zijn weergegeven voor nieuwe productie-eenheden van het type A, aangesloten op een middenspanningsnet of hoogspanningsnet met een spanningsniveau kleiner dan 110 kV. De eisen die volgen uit deze vensters zijn vastgelegd in artikel 3.15, negende tot en met elfde lid, van de Netcode elektriciteit.Grafiek 2

    Grafiek 2

  • 31. Over deze grafiek geeft Energie-Nederland in de eerste plaats aan dat de linker bovenhoek van het venster voor productie-eenheden niet haalbaar is omdat net-transformatoren dit gebied van het venster niet kunnen afdekken. In de tweede plaats vindt Energie-Nederland de eis dat het maximale vermogen tenminste 30 minuten geleverd moet kunnen worden, onjuist. Volgens haar dient de eis te zijn dat onder de 49,5 Hertz 90% van het nominale vermogen gedurende 10 seconden moet kunnen worden geleverd en daarna gedurende 5 minuten verder gereduceerd mag worden. Boven de 49,5 Hz moet gedurende 15 minuten het maximale vermogen geleverd kunnen worden en mag daarna gedurende 5 minuten verder gereduceerd worden. In de derde plaats geeft zij aan dat de eis dat 80% van het maximale vermogen gedurende 20 min moet worden geleverd in tegenspraak is met de opmerking uit de toelichting van het codevoorstel. Hierin wordt aangegeven dat de levering van blindvermogen prevaleert boven de levering van werkzaam vermogen.

Reactie ACM

  • 32. Over het eerste punt heeft de ACM contact gehad met Netbeheer Nederland. In een reactie laten zij weten geen bezwaar te hebben tegen een afvlakking van de linkerbovenhoek van het venster. Netbeheer Nederland stelt een lineair verloop voor van 1,1 pu bij 50 Hz naar 1,01 pu bij 47,5 Hz. Dit wordt weergegeven in de volgende grafiek.Grafiek 3

    Grafiek 3

    Dit punt heeft geleid tot een aanpassing van het ontwerpbesluit en stelt de ACM artikel 3.15, negende lid, van de Netcode elektriciteit, gewijzigd vast en voegt een nieuw tiende lid toe waarin bovenstaande grafiek wordt opgenomen. Het oorspronkelijke tiende en elfde lid worden vernummerd naar het elfde en twaalfde lid.

  • 33. Over het door Energie-Nederland genoemde tweede punt stelt de ACM vast dat de eis dat een productie-eenheid tenminste 30 minuten met het elektriciteitsnet verbonden moet zijn, volgt uit artikel 13, eerste lid, onderdeel a, subonderdeel i, van de RfG Verordening. Over de door Energie-Nederland voorgestelde vermogensreductie, verwijst de ACM naar de reactie in paragraaf 4.3 van dit codebesluit. Dit punt heeft niet geleid tot een aanpassing van het ontwerpbesluit.

  • 34. Over het door Energie-Nederland genoemde derde punt stelt de ACM vast dat in artikel 3.15, negende lid, onderdeel a, van de Netcode elektriciteit, een verwijzing wordt opgenomen naar het zesde lid van dat artikel waarin de blindvermogen-eisen voor type A productie-eenheden zijn vastgelegd. Dit punt heeft niet geleid tot een aanpassing van het ontwerpbesluit.

4.7 Onduidelijke bepaling

  • 35. Energie-Nederland vindt dat artikel 3.15, tiende lid, van de Netcode elektriciteit, onduidelijk geformuleerd is. Hierin is bepaald dat indien het “negende lid” een kortere tijdsperiode toestaat dan artikel 3.13, eerste lid, prevaleert boven het negende lid. Volgens Energie-Nederland is het onduidelijk op welk negende lid van welk artikel gedoeld wordt.

Reactie ACM

  • 36. De ACM is van oordeel dat hier verwezen wordt naar het negende lid van artikel 3.15 van de Netcode elektriciteit,. Deze formulering is in overeenstemming met de Aanwijzingen voor de regelgeving, waarin is bepaald dat wanneer binnen één artikel naar leden van datzelfde artikel wordt verwezen, er geen artikelnummer wordt vermeld. Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het ontwerpbesluit.

4.8 Aanspreeksnelheid frequentiebeveiliging

  • 37. Energie-Nederland geeft in haar zienswijze aan dat in het codevoorstel wordt aangegeven dat de beveiliging van de productie-eenheid is voorzien van een frequentiebeveiliging met een aanspreeksnelheid van 2 seconden bij 48 en 51 Hz. Volgens Energie-Nederland geldt deze eis alleen voor productie-eenheden van het type A die zijn aangesloten op laagspanningsnetten. Energie-Nederland vraagt zich af of dit zo bedoeld is.

Reactie ACM

  • 38. Het is volgens de ACM juist dat deze eis alleen bedoeld is voor productie-eenheden van het type A die zijn aangesloten op een laagspanningsnet. Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het ontwerpbesluit.

4.9 Bereik artikel 3.8

  • 39. Energie-Nederland geeft in haar zienswijze aan dat in de huidige Netcode elektriciteit artikel 3.8 onderdeel is van paragraaf 3.3. Deze paragraaf heeft betrekking op productie eenheden die kleiner zijn dan 800 W. Energie-Nederland geeft aan dat in het codevoorstel dit artikel 3.8 onderdeel is geworden van paragraaf 3.4. Energie-Nederland vraagt zich af of dit wel klopt.

Reactie ACM

  • 40. De ACM stelt dat in de Netcode elektriciteit artikel 3.8 onderdeel is van paragraaf 3.3. In het codevoorstel is dit artikel 3.8 onderdeel van paragraaf 3.4. In het ontwerpbesluit heeft de ACM deze wijziging echter niet overgenomen waardoor artikel 3.8 onderdeel blijft van paragraaf 3.3, wat Energie-Nederland in haar zienswijze voorstond. Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het ontwerpbesluit.

4.10 Zwaardere eisen nieuwe productie-eenheden

  • 41. Energie-Nederland geeft in haar zienswijze aan dat eisen in artikel 3.15, van de Netcode elektriciteit, voor productie-eenheden aangesloten op een middenspanningsnet of op een hoogspanningsnet met een spanningsniveau kleiner dan 110 kV, zwaarder zijn dan de eisen uit de oude Netcode elektriciteit. Energie-Nederland kan dit niet rijmen met de intentie van het codevoorstel om bij de implementatie van de RfG Verordening de bestaande eisen zo veel mogelijk ongemoeid te laten.

Reactie ACM

  • 42. De ACM is van oordeel dat in het codevoorstel rekening is gehouden met de belangen van producenten door, daar waar de RfG Verordening geen regels stelt, de bestaande eisen voor nieuwe productie-eenheden zoveel mogelijk ongemoeid te laten. In bepaalde gevallen zijn de nieuwe spanningseisen zwaarder dan de bestaande spanningseisen. De ACM stelt echter vast dat in die gevallen dit een gevolg is van de zwaardere eisen uit de RfG Verordening. Deze zienswijze heeft niet geleid tot een aanpassing van het ontwerpbesluit.

’s-Gravenhage, 3 december 2020

Autoriteit Consument en Markt, namens deze: M.R. Leijten bestuurslid


X Noot
1

Kenmerk: ACM/18/032994.

X Noot
2

Verordening (EU) 2016/631 van de Commissie van 14 april 2016.

X Noot
3

BR-2019-1612.

X Noot
4

Kenmerk: 200223-001.

X Noot
5

Zoals bedoeld in Richtlijn (EU) 2015/1535 van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij.

X Noot
6

Overeenkomstig de grafiek met als naam ‘Productiemiddelen aangesloten op netten lager dan 110 kV’, uit Bijlage 1 van de Netcode elektriciteit.

Naar boven