Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat van 15 december 2020, nr. IENW/BSK-2020/223358, houdende wijziging van het Reglement rijbewijzen tot aanpassing van het bedrag, genoemd in artikel 104b van dat besluit

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 111, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;

BESLUIT:

ARTIKEL I

Het Reglement rijbewijzen wordt als volgt gewijzigd:

In artikel 104b wordt ‘€ 30,95’ vervangen door ‘€ 31,30’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

Inleiding

Het tarief voor rijbewijzen bestaat uit een bedrag aan gemeentelijke leges en een rijkskostencomponent. De rijkskostencomponent is het bedrag dat de gemeenten moeten afdragen aan de Dienst Wegverkeer als vergoeding van de productiekosten van het rijbewijs.

Onderhavige regeling wijzigt het maximale bedrag dat bij plaatselijke verordening kan worden vastgesteld als gemeentelijke leges voor de afgifte van een rijbewijs. Dit tarief geldt voor de aanvraag van een rijbewijs waarvan de behandeling zonder bijzondere dienstverlening geschiedt.

Met ingang van 1 januari 2014 is een maximumtarief ingevoerd dat bij plaatselijke verordening kan worden vastgesteld voor de afgifte van rijbewijzen (Wet van 16 oktober 2013 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband met het opnemen van enkele bepalingen met betrekking tot voertuigonderdelen die niet dienen te zijn goedgekeurd voor de toelating tot het verkeer op de weg en het maximeren van de prijs van het rijbewijs, Stb. 2013, 501).

In deze wet is aan artikel 111 van de Wegenverkeerswet 1994 een nieuw zesde lid toegevoegd dat de basis biedt om bij algemene maatregel van bestuur een maximumtarief vast te stellen voor rijbewijzen die door de gemeente worden afgegeven.

Aanleiding hiervoor was de wens om excessen in de tariefstelling te voorkomen. Tevens geeft dit artikellid de basis om dat tarief bij ministeriële regeling te wijzigen als de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft.

Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) heeft de consumentenprijzen in 2015 opnieuw geïndexeerd. Het basisbedrag is nu aangepast aan de stijging van de consumentenprijsindex sinds 2015 (100).

Per april 2020 bedroeg de consumentenprijsindexstijging ten opzichte van 2015 107,14. Daarmee is het maximumbedrag voor de gemeentelijke leges nu vastgesteld op € 31,30.

Het bedrag van de rijkskostencomponent (momenteel € 9,70) is geregeld in de Regeling tarieven Dienst Wegverkeer 2020 en verandert per 1 januari niet.

Dit bedrag zal wel naar verwachting volgend jaar worden aangepast na invoering van de relevante onderdelen van de Wet digitale overheid in de loop van 2021.

Het totale tarief per 1 januari 2021 voor een rijbewijs dat bij de gemeente wordt aangevraagd komt uit op € 41.

Gevolgen

Deze regeling heeft geen regeldrukeffecten voor de burger of het bedrijfsleven. Wel zal er sprake zijn van een lichte stijging van de financiële lasten voor de burger doordat het maximumbedrag voor gemeentelijke leges stijgt van € 30,95 tot € 31,30. Dit komt, inclusief rijkskostencomponent, neer op een stijging van het tarief van het rijbewijs van € 40,65 tot € 41. Afhankelijk van de geldigheidsduur van het rijbewijs komen deze kosten eens per 5 of per 10 jaar terug. In uitzonderingsgevallen is dit vaker.

Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) deelt de analyse dat er geen gevolgen zijn voor de regeldruk en heeft om die reden het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies.

Internetconsultatie

Over de regeling heeft geen internetconsultatie plaatsgevonden. De regeling heeft tot gevolg dat het maximumtarief voor rijbewijzen wordt verhoogd met € 0,35. Dit zijn geen noemenswaardige gevolgen voor burgers, bedrijven en instellingen en brengt geen ingrijpende verandering teweeg in de rechten en plichten van burgers en bedrijven en heeft evenmin ingrijpende gevolgen voor de uitvoeringspraktijk.

Inwerkingtreding

Met de inwerkingtredingsdatum is rekening gehouden met de vaste verandermomenten. Er wordt wel afgeweken van de minimuminvoeringstermijn van drie maanden tussen publicatie en inwerkingtreding die op grond van de Code Interbestuurlijke Verhoudingen geldt voor een regeling die direct relevant is voor decentrale overheden. Een uitzondering is mogelijk wanneer hierdoor aanmerkelijke ongewenste private of publieke voor- of nadelen wordt voorkomen. Een spoedige inwerkingtreding is in casu van belang, om gemeenten in staat te stellen met ingang van het nieuwe kalenderjaar de gemeentelijke leges voor rijbewijzen met standaardaanvraag te kunnen verhogen. Van deze uitzonderingsmogelijkheid is gebruik gemaakt.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven