De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
Gelet op artikel 70 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 75a van de Wet op
het voortgezet onderwijs, artikel 71 van de Wet op de expertisecentra, artikel 2.2.3
van de Wet educatie en beroepsonderwijs, artikel 67 van de Wet primair onderwijs BES
en artikel 127e van de Wet voortgezet onderwijs BES;
Besluit:
ARTIKEL I. WIJZIGING SUBSIDIEREGELING INTERNATIONALISERING FUNDEREND ONDERWIJS
De Subsidieregeling internationalisering funderend onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 4 komt te luiden:
Artikel 4. Subsidieplafonds
Het subsidieplafond bedraagt voor het kalenderjaar 2020 € 800.000 en voor de kalenderjaren
2021, 2022, 2023 en 2024 telkens € 1.000.000.
B
Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Onder vernummering van het derde lid tot vierde lid wordt een lid ingevoegd, dat
luidt:
C
In artikel 6 vervallen de onderdelen c tot en met f, onder vervanging van de puntkomma
aan het slot van onderdeel b door een punt.
D
Na artikel 6 wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
Artikel 6a. Weigeringsgronden
De subsidie wordt geweigerd, indien:
-
a. voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd tevens op grond van het subsidieprogramma
Erasmus+ subsidie is ontvangen of aangevraagd;
-
b. door de aanvrager reeds in de drie aaneengesloten voorafgaande jaren subsidie is ontvangen
op grond van deze regeling of de Subsidieregeling Internationalisering po en vo;
-
c. de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd betrekking hebben op tpo;
-
d. de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd onder de reguliere bekostiging
vallen;
-
e. de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd samenhangen met mobiliteit van
leerlingen, studenten of leraren; of
-
f. de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd samenhangen met nascholing van
leraren in het buitenland.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
Algemeen
Kinderen groeien vandaag op in een internationale omgeving. Ze komen online in contact
met leeftijdsgenoten uit andere landen en culturen, leren spelenderwijs Engels door
games en televisie en hebben onbeperkt toegang tot informatie uit internationale bronnen.
Het onderwijs staat voor de vraag hoe we onze leerlingen goed voorbereiden op een
leven in deze geïnternationaliseerde samenleving.
De Onderwijsraad constateerde eerder dat het van belang is dat kinderen internationaal
competent van school gaan en dat dat nu niet vanzelfsprekend gebeurt. Dat betekent
dat alle leerlingen in alle sectoren van het onderwijs, een internationale oriëntatie
hebben, internationale kennis hebben, kunnen communiceren en samenwerken in internationale
contexten en kunnen reflecteren op internationale vraagstukken. Dat vraagt van scholen
dat zij een visie hebben op internationale aspecten van het onderwijs en dat zij die
visie operationaliseren in doelstellingen en beleid. De meerderheid van de scholen
moet echter nog beginnen met het inbedden van internationalisering in beleid en curriculum.
De Subsidieregeling internationalisering heeft het doel scholen te prikkelen om daarmee
aan de slag te gaan.
Wijzigingen
Al in 2020 werd het subsidieplafond van schooljaar 2020-2021 van de Subsidieregeling
internationalisering funderend onderwijs bereikt. Met de wijziging worden de subsidiebudgetten
per kalenderjaar beschikbaar gesteld in plaats van per schooljaar. Daardoor lopen
de subsidieplafond gelijk aan de begroting van OCW en kunnen scholen ook in het restant
van schooljaar 2020-2021 subsidie aanvragen. Daarnaast is door DUS-I en OCW geconcludeerd
dat onder de regeling mobiliteit van leerlingen en leraren tegen de wens van OCW subsidiabel
is. In de visie van OCW zijn die activiteiten niet de meest effectieve prikkel voor
verankering van internationalisering in het beleid van scholen en daarom worden dergelijke
subsidies met deze wijziging voortaan uitgesloten. Ten slotte zijn er naar aanleiding
van de ervaringen van uitvoerder DUS-I een aantal niet materiele wijzigingen doorgevoerd
om de regeling beter leesbaar te maken.
Regeldruk en uitvoering
Er is geen toename van administratieve lastendruk. De subsidie wordt onverminderd
binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag direct vastgesteld. De verantwoording
van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving
onderwijs en de Regeling jaarverslaggeving onderwijs BES met model G, onderdeel 1,
zoals bedoeld in richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving. Er hoeft geen
financieel verslag te worden ingediend.
De aanvraagprocedure en formulieren zijn beknopt en zijn te vinden op de website van
DUS-I. De wijziging van de regeling is door DUS-I als uitvoerbaar aangemerkt.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A (artikel 4)
In artikel 4 zijn de subsidieplafonds per schooljaar gewijzigd in subsidieplafonds
per kalenderjaar. Dit betreft een technische wijziging. Door de subsidieplafonds per
jaar te stellen in plaats van per schooljaar, wordt er een koppeling gemaakt tussen
de plafonds en de begroting van OCW. Dit voorkomt dat er door OCW moet worden geschoven
met budgetten tussen boekjaren als een plafond niet in het eerste jaar van een schooljaar
wordt bereikt. Bovendien kunnen scholen door deze wijziging in het restant van schooljaar
2020-2021 weer subsidie aanvragen.
Artikel I, onderdeel B (artikel 5)
In artikel 5 zijn de aanvraagtermijnen gewijzigd. Deze wijziging hangt samen met de
wijziging van de subsidieplafonds in artikel 4 (zie hierboven).
Artikel I, onderdeel C (artikel 6)
In artikel 6 zijn de onderdelen c tot en met f vervallen. Deze voorwaarden voor subsidieverstrekking
zijn verplaatst naar het nieuwe artikel 6a, dat de weigeringsgronden bevat. Door deze
onderdelen als weigeringsgronden te formuleren kan een dubbele ontkenning worden voorkomen.
Dit komt de leesbaarheid van de regeling ten goede.
Artikel I, onderdeel D (artikel 6a)
Artikel 6a is nieuw, en bevat de gronden voor weigering van subsidieverstrekking.
De onderdelen a tot en met d zijn afkomstig uit artikel 6 (zie hierboven). Daarbij
is enkel onderdeel a (ten opzichte van het oude onderdeel c van artikel 6) tekstueel
aangepast, om helder te maken dat er geen subsidie wordt verstrekt indien er voor
dezelfde activiteiten ook subsidie is aangevraagd of ontvangen onder Erasmus+.
De onderdelen e en f zijn nieuw. Het is niet wenselijk dat op grond van de subsidieregeling
subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die samenhangen met de mobiliteit van leerlingen,
studenten of leraren. Dat geldt ook voor nascholing van leraren in het buitenland.
Door de toevoeging van de onderdelen e en f kunnen subsidieaanvragen die met de genoemde
activiteiten samenhangen worden afgewezen.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob