TOELICHTING
Algemeen deel
De Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (hierna: de regeling)
wordt op enkele punten gewijzigd.
1. Technische wijzigingen
Ten eerste betreft deze wijzigingsregeling enkele aanpassingen en verduidelijkingen
van technische aard, zoals de aanvulling van enkele definities waarmee omissies in
de eerdere implementatie van richtlijn 2012/19/EU over afgedankte elektrische en elektronische
apparatuur worden hersteld. Ook is de Europese verwerkingsstandaard voor elektrisch
en elektronisch afval, de WEEELABEX Standard, vervangen door een aantal normen en
(technische) specificaties onder de noemer van een Europese CENELEC Standard, met
als doel een kwalitatief hoogwaardige verwerking van afgedankte en elektronische apparatuur.
Een WEEELABEX-certificaat of -conformiteitsverklaring houdt daarmee ook op te bestaan.
Verwerkers van afgedankte elektrische en elektronische apparatuur ontvangen ter vervanging
van een WEEELABEX conformiteitsverklaring een CENELEC-conformiteitsverklaring voor
bepaalde verwerkingsstromen. Op basis van audits wordt beoordeeld of de verwerker
voor een of meer verwerkingsstromen voldoet aan de toepasselijke normen en specificaties
voor de door hem uit te voeren verwerkingshandelingen. De WEEELABEX-organisatie die
de verwerkingsstandaard beheert blijft bestaan en is geaccrediteerd om de CENELEC-audits
uit te voeren en een conformiteitsverklaring af te geven.
2. Gescheiden verwerking
Het belangrijkste onderdeel (Artikel I, onderdeel B) bevat de verduidelijking dat
ongescheiden afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (hierna: AEEA), gemengd
met andere afvalstoffen zoals met name schroot en bouw- en sloopafval, ook altijd
passend moet worden verwerkt.
Artikel 11, eerste lid, van de regeling regelt dat gescheiden ingezamelde AEEA passend moet worden verwerkt. In de praktijk is gebleken dat dit
tot de onwenselijke, letterlijke interpretatie kan leiden dat ongescheiden ingezamelde AEEA dan niet passend hoeft te worden verwerkt. De bedoeling is om te
verduidelijken dat AEEA dat is of wordt gemengd met andere afvalstoffen, met name
als dit zichtbaar is of opzettelijk gebeurt, een verwerker niet ontslaat van naleving
van de eis van passende verwerking. Het niet passend verwerken van ongescheiden AEEA
is onwenselijk en niet in lijn met de oorspronkelijke bedoeling van artikel 11 van
de regeling. Met de huidige wijziging van artikel 11 wordt verduidelijkt dat ook ongescheiden
AEEA passend verwerkt moet worden.
Deze verduidelijking in het eerste lid sluit aan op de eis dat AEEA primair gescheiden
van andere, niet daartoe behorende afvalstoffen moet worden verwerkt zoals bedoeld
in artikel 11, derde lid, onder c.
Het doel hiervan is om zo veel mogelijk te voorkomen dat AEEA-stromen worden geshredderd
of beschadigd raken door vermenging met andere afvalstoffen waardoor risico’s ontstaan
voor het milieu en de menselijke gezondheid. Een voorbeeld is het gescheiden houden
van (A)EEA van overige afvalstromen bij verbouw- en sloopactiviteiten van bouwwerken
en ingezamelde oud-ijzerstromen. Het doorbreken van de keten van het scheiden of gescheiden
houden van afvalstoffen in de fase van verwerking is zeer contraproductief en leidt
tot milieuverlies in het essentiële eindproces van nuttige toepassing of verwerking.
Het betreft niet alleen een onwenselijke maar in beginsel ook onrechtmatige situatie
omdat de verplichting is dat AEEA gescheiden van andere afvalstoffen moet worden ingezameld
en gehouden (zie hierna in het algemeen deel van de toelichting). Dit laat onverlet
dat beperkte hoeveelheden kleinschalige AEEA of onderdelen daarvan in bijvoorbeeld
ingezameld huishoudelijk restafval terecht kunnen komen. Het is de niet de bedoeling
van voornoemde wijziging om in die situaties de verplichting tot passende verwerking
toe te passen.
De verduidelijking die met deze wijziging wordt aangebracht is conform het doel van
richtlijn 2012/19/EU betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur,
waarvan de Regeling AEEA de implementatie is. Het doel is het bevorderen van hergebruik,
recycling en andere vormen van nuttige toepassing van AEEA teneinde de hoeveelheid
te verwijderen afval te verminderen en bij te dragen aan efficiënt hulpbronnengebruik
en de terugwinning van waardevolle secundaire grondstoffen.
Het gescheiden passend verwerken volgt uit de verplichting om AEEA als aparte categorie
afvalstof gescheiden in te zamelen en gescheiden te houden van ander afval. Mengen
van AEEA met andere, niet daartoe behorende afvalstoffen is niet toegestaan. Op basis
van de artikelen 6 en 9 van deze regeling moet AEEA gescheiden worden ingezameld.
De plicht om ervoor zorg te dragen dat AEEA gescheiden wordt gehouden van andere afvalstoffen
is geregeld in artikel 10.54a van de Wet milieubeheer, artikel 2.12 van het Activiteitenbesluit
milieubeheer en artikel 2.9 en bijlage 11 van de Activiteitenregeling milieubeheer.
Voor inzamelaars van AEEA geldt op grond van artikel 1b van het Besluit inzamelen
bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen de plicht om gescheiden afgegeven
AEEA ook gescheiden in te zamelen. Op grond van artikel 1 van het Besluit gescheiden
inzameling huishoudelijke afvalstoffen moeten gemeenteraad en burgemeesters en wethouders
ervoor zorgdragen dat AEEA (onderdeel h) gescheiden wordt ingezameld van andere bestanddelen
van huishoudelijke afvalstoffen zoals metaal, glas en kunststof.
3. Verwerking en Cenelec standaarden
De eis van passend verwerken is bovendien verder verduidelijkt in het nieuwe derde
lid. Met het bezit van een conformiteitsverklaring kan worden aangetoond dat AEEA
wordt verwerkt volgens de toepasselijke normen en specificaties van de CENELEC Standard.
De CENELEC Standard is een norm voor de kwalitatief hoogwaardige verwerking van AEEA.
Het bezit van een conformiteitsverklaring geeft aan dat verwerkers voor een of meer
verwerkingsstromen in staat zijn tot hoogwaardige verwerking van AEEA. De praktijk
laat een beeld zien waarin het overleggen van een conformiteitsverklaring niet automatisch
garandeert dat verwerking ook feitelijk plaatsvindt overeenkomstig de aan de CENELEC
Standard ten grondslag liggende normen en specificaties. Naast het overleggen van
een geldige conformiteitsverklaring zal de verwerker daarom moeten kunnen aantonen
dat er daadwerkelijk en permanent wordt verwerkt overeenkomstig ten minste de aan
de CENELEC Standard ten grondslag liggende normen en specificaties. Dat is een aparte
voorwaarde en om die reden ter verduidelijking als een van de cumulatieve onderdelen
opgenomen in artikel 11, derde lid, onderdeel b.
Artikel 11 is zodanig aangepast dat wordt benadrukt dat bij passende verwerking primair
de eisen gelden van richtlijn 2012/19/EU (zie artikel 11, tweede lid van de regeling)
en vervolgens de eisen die samenhangen met de CENELEC Standard (zie artikel 11, derde
lid) die mede een nadere invulling geven aan artikel 8, vijfde lid, van richtlijn
2012/19/EU. Uitgangspunt voor passende verwerking zoals voorgeschreven in richtlijn
2012/19/EU en de CENELEC Standard is het als identificeerbare stroom separeren en
opvangen van ten minste gevaarlijke stoffen om te voorkomen dat onderdelen, materialen
of fracties met die stoffen wegraken in het verwijderingsproces of naar de (directe)
werkomgeving en het milieu. Dat betekent dat ongeacht de toegelaten methode van afzondering
alle gevaarlijke stoffen worden afgezonderd en overeenkomstig nationale regelgeving
gecontroleerd verder wordt verwerkt volgens de afvalhiërarchie1. Daarbij wordt in ieder geval het verwijderingsproces, het afzonderen van gevaarlijke
stoffen in AEEA of in onderdelen, materialen of fracties daarvan, mede op basis van
een gedefinieerde input van die stoffen, gedurende de gehele keten van verwerken met
bijbehorende verwerkingsprocessen gemeten en gemonitord volgens de toepasselijke norm
of specificatie van de CENELEC Standard om de effectiviteit van die afzondering te
kunnen controleren. Het proces moet erop zijn gericht dat kan worden gecontroleerd
en aangetoond dat alle gevaarlijke stoffen worden gesepareerd en opgevangen en zo
wordt geborgd dat gevaarlijke stoffen niet wegraken in het verdere verwijderingsproces
of verdwijnen naar de fysieke leefomgeving.
4. Registratie en rapportage en export gebruikte apparatuur
In deze regeling wordt in artikel 19 uitvoering gegeven aan uitvoeringsverordening
(EU) 2019/290 van de Commissie van 19 februari 2019 tot vaststelling van het formaat
voor registratie en rapportage van producenten van elektrische en elektronische apparatuur
aan het register.
Tot slot wordt in een nieuw artikel 19a een registratie- en rapportageplicht geïntroduceerd
voor natuurlijke en rechtspersonen die gebruikte of voor hergebruik geschikt gemaakte
(tweedehands) elektrische en elektronische apparatuur voor dat doel (laten) overbrengen
naar het buitenland. De registratie van deze export is van belang voor het kunnen
berekenen van de totale hoeveelheid in de handel gebrachte apparatuur in Nederland.
Deze hoeveelheid is een maatstaf aan de hand waarvan jaarlijks het percentage ingezamelde
afgedankte elektrische en elektronische apparatuur wordt vastgesteld en waarvoor met
ingang van het jaar 2019 een minimumpercentage van 65% van kracht is. Omdat de export
van gebruikte of voor hergebruik geschikt gemaakte elektrische en elektronische apparatuur
die in Nederland in de handel is gebracht van de totale hoeveelheid eerder in de handel
gebrachte (nieuwe) apparatuur wordt afgetrokken, stijgt het aandeel daarin en – daarmee
– het percentage van ingezamelde afgedankte apparatuur. De wijze van berekening van
de hoeveelheid in de handel gebrachte apparatuur volgt mede uit uitvoeringsverordening
(EU) 2017/699 van de Commissie van 18 april 20172. Ingevolge artikel 3, tweede lid, en bijlage 1, eerste lid, van deze uitvoeringsverordening
over de Methode van onderbouwde ramingen van het gewicht van de in een lidstaat in
de handel gebrachte elektrische en elektronische apparatuur (hierna: EEA) wordt de
uitvoer (export) van het totale gewicht van in die lidstaat in de handel gebrachte
apparatuur afgetrokken. Nadat gebruikte of voor hergebruik geschikt gemaakte apparatuur
is geëxporteerd naar andere landen maakt het geen deel meer uit van de in de handel
gebrachte apparatuur in Nederland. Zolang en voor zover de exporthoeveelheid niet
blijkt uit de rapportage van producenten aan het NWR ingevolge artikel 19 van de regeling
en de berekeningsmethode van artikel 3, eerste lid, van voornoemde uitvoeringsverordening,
is een zo goed mogelijk onderbouwde raming nodig van deze hoeveelheid. Het gaat hier
niet om voor hergebruik geschikte gemaakte EEA in het kader van einde-afval.
Er is gekozen voor een registratie- en rapportageplicht omdat andere maatregelen om
de exportstroom van gebruikte of voor hergebruik geschikt gemaakte apparatuur te achterhalen
niet succesvol zijn gebleken of geen betrouwbare gegevens opleverden. Zo kan de hoeveelheid
van deze typische exportstroom niet of niet voldoende nauwkeurig tot afgebakende cijfers
uit de bestaande gegevens bij organisaties die data registreren worden herleid (onder
meer die van de Inspectie Leefomgeving en Transport, het Centraal Bureau voor de Statistiek
en het Nationaal (W)EEE Register, afgekort: NWR).
Ook zijn betrokken bedrijven zoveel mogelijk benaderd en bevraagd over de omvang van
de export van gebruikte of voor hergebruik geschikt gemaakte apparatuur. Een uitvraag
en vervolgens een onafhankelijk onderzoek bij (potentiële) exportbedrijven door producentenorganisaties
naar de hoeveelheid export van deze apparatuur leverden niet voldoende respons op
bij die bedrijven. Ook konden veel bedrijven die zich vermeend met deze export bezighouden,
ook met behulp van vertegenwoordigende producentorganisaties, niet worden getraceerd.
De rapportageplicht van de natuurlijke of rechtspersonen die zich moeten registreren
is zo veel mogelijk beperkt tot benodigde gegevens met betrekking tot de hoeveelheid
geëxporteerd gewicht van gebruikte of voor hergebruik geschikt gemaakte apparatuur.
5. Gevolgen voor het milieu
De gevolgen voor het milieu zijn positief.
De ingevoerde CENELEC Standard waarborgt een kwalitatief hoogwaardige verwerking van
afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.
De verduidelijkingen die zijn aangebracht in artikel 11 van de regeling dienen ertoe
te voorkomen dat afgedankte elektrische en elektronische apparatuur niet passend worden
verwerkt. Door een passende wijze van verwerking van AEEA voor te schrijven, wordt
milieuverlies zo veel mogelijk beperkt in het eindproces van nuttige toepassing of
verwerking.
6. Effecten voor het bedrijfsleven
De wijzigingsregeling bevat voor producenten enkele administratieve lasten en nalevingskosten.
Verwerkingsbedrijven maken nauwelijks extra kosten om aan de nieuwe CENELEC-verwerkingsstandaard
te voldoen.
Administratieve lasten
De verplichting om de export van gebruikte of voor hergebruik geschikt gemaakte EEA
te registreren en te rapporteren levert een nieuwe administratieve last op. In overleg
met de betrokken partijen uit de branche wordt ingeschat dat circa 500 bedrijven te
maken zullen krijgen met de registratie- en rapportageverplichting betreffende export
van EEA. Bij een gemiddelde inzet van 8 tot 16 mensuren per jaar per bedrijf en € 50
arbeidskosten per uur levert dit een jaarlijkse administratieve last op tussen circa
€ 200.000 (8 mensuren) en € 400.000 (16 mensuren).
De inhoudelijke nalevingskosten zullen neerkomen op circa € 50.000 en zijn deels eenmalig,
uitgaande van circa € 100 per bedrijf voor hoofdzakelijk administratiemiddelen. De
kosten voor het ondergaan van toezicht op de uitvoering door bedrijven bedraagt circa
€ 5.000 uitgaande van een controlegraad van jaarlijks 10% van de bedrijven met een
inzet van 2 mensuren per bedrijf.
Nalevingskosten
De kosten voor het Nationaal (W)EEE Register (NWR) zijn gebaseerd op een werklast
van 500 nieuwe rapportages met een jaarlijkse rapportage frequentie. De eenmalige
kosten voor IT-wijzigingen, registraties en opstellen rapportagerichtlijnen door een
derde partij bedragen circa € 50.000. Jaarlijkse extra kosten voor support, facturatie,
beleidsondersteuning, accountantscontrole en rapportage bedragen circa € 187.000.
De totale regeldruk zal variëren tussen circa € 442.000 en circa € 642.000 per jaar,
met een extra initiële last voor NWR in het eerste jaar van circa € 50.000.
Op 22 mei 2020 heeft het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) een advies uitgebracht
over de voorgenomen wijzigingsregeling. ATR constateert dat nut en noodzaak zijn aangetoond
en dat minder belastende alternatieven voldoende zijn onderzocht. Het advies van ATR
om de overgang van een WEEELABEX-certificaat naar CENELEC-certificaat te verduidelijken
is verwerkt in de artikelsgewijze toelichting. Het advies van ATR om alsnog een MKB-toets
uit te voeren op het onderdeel van de registratie- en rapportageverplichting wordt
niet overgenomen. Als overwegend belang heeft daarbij gespeeld dat producenten van
elektrische en elektronische apparaten (EEA) op een correcte wijze afgerekend willen
worden op de realisering van het wettelijke inzameldoel. Op basis van intensief overleg
met de vertegenwoordigers van producenten over realiseerbaarheid en kosten is de voorliggende
regeling tot stand gekomen. Inbreng van producenten heeft plaatsgehad via de Werkgroep
Lekstromen Buitenland en via het Monitoringsberaad WEEE waarin alle vertegenwoordigers
van producenten deelnemen. Met een aanvullende actie zijn vele individuele bedrijven
gericht benaderd, maar bleek de bereidheid tot vrijwillige opgave van informatie en
medewerking beperkt. Bovendien heeft de consultatie geen reacties opgeleverd die alsnog
aanleiding geven tot het uitvoeren van een MKB-toets.
7. Uitvoering en handhaving
De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) heeft advies uitgebracht over de uitvoering
en handhaving van de regeling. In deze paragraaf worden de belangrijkste punten behandeld.
ILT beveelt aan om de lijst van bij verwerking af te zonderen stoffen uit te breiden
of aan te passen. Daarop wordt geantwoord dat de lijst met stoffen in verband met
directe implementatie van richtlijn 2012/19/EU beperkt moet blijven tot de in bijlage
VII bij deze richtlijn genoemde stoffen, waar ook de normen en specificaties van de
CENELEC Standard naar verwijzen. Een uitbreiding van andere gevaarlijke stoffen, waaronder
zeer zorgwekkende stoffen, moet nader worden onderzocht (bijvoorbeeld door het RIVM)
op de vraagstelling welke stoffen daarvoor in aanmerking komen, prioriteit hebben
en of dit nationaalrechtelijk of op Europees niveau moet worden geregeld.
Het voorstel van ILT over de toepassing van specificatie NVN-CLC/TS 50625-4 (over
inzameling en logistiek) op inzameling van AEEA wordt vooralsnog niet overgenomen.
De normen en specificaties blijven beperkt tot degene die verwerkingshandelingen verrichten
als bedoeld in artikel 11 van de regeling. Deze reikwijdte is nader uitgelegd in de
artikelsgewijze toelichting. De eisen voor inzameling zijn eerder, in 2014, direct
geïmplementeerd in artikel 9 van de regeling in overeenstemming met de richtlijn.
Het deel in de toelichting dat over vooraf of achteraf afzonderen van stoffen bij
verwerking gaat, is naar aanleiding van het advies van ILT aangepast in verband met
het ontbreken van een expliciete wettelijke grondslag voor vooraf afzonderen als hoofdregel.
Het achteraf afzonderen is ook mogelijk zolang de stoffen aantoonbaar worden gesepareerd
en opgevangen en dit wordt gemeten en gemonitord.
Artikel 11, eerste lid, regelt dat AEEA passend moet worden verwerkt ook als dat niet
gescheiden is van andere afvalstoffen. De toelichting van het artikellid is in overeenstemming
met het advies van ILT verduidelijkt. Het lid is met name gericht op situaties van
het vermijdbaar of bewust vermengen van AEEA met andere afvalstoffen, of in het stand
laten van deze vermenging. Duidelijk moet zijn dat in ieder geval ook dan de eis van
passende verwerking geldt, ondanks de eerste volzin van artikel 11, eerste lid, dat
de zorgplicht regelt voor het passend verwerken van gescheiden AEEA. Met ‘gescheiden’ wordt daar vooral gedoeld en aangesloten op de regelgeving
over het voorafgaand gescheiden inzamelen en houden van bepaalde categorieën afvalstoffen.
In artikel 19a over de registratie en rapportageplicht is de omschrijving van ‘gebruikte
of voor hergebruik geschikte’ EEA aangepast aan de adequate terminologie ‘gebruikte
of voor hergebruik geschikt gemaakte’ EEA. Dit komt overeen met het internationaal
vaak gebruikte ‘refurbished’ voor betreffende categorie producten. Daarnaast is de
normadressaat van de natuurlijke- of rechtspersoon die gebruikte of voor hergebruik
geschikt gemaakte EEA exporteert met het oog op de handhaving eenduidiger geformuleerd.
Er wordt alleen verwezen naar degene die overbrengt, niet meer naar degene namens
hem. Dit moet voorkomen dat bedrijven die betrokken zijn bij het exporteren van bepaalde
EAA-stromen voor de registratie- en rapportageplicht naar elkaar verwijzen. Meestal
zal de diegene die overbrengt of dat laat doen de eigenaar en verkoper van de te exporteren
EEA zijn en fungeren als opdrachtgever voor overbrenging. Indien deze persoon onbekend
blijft of niet gevestigd is in Nederland kan worden gekeken naar een andere persoon
die de overbrenging van de betreffende EEA organiseert of regelt.
Een voorgestelde mogelijkheid tot intrekking van een conformiteitsverklaring, dat
wordt verwerkt overeenkomstig de CENELEC Standard, wordt alleen overwogen in het kader
van de aanpassing van hogere regelgeving op het niveau van ten minste een algemene
maatregel van bestuur. Met die mogelijkheid kan effectiever op de naleving van de
plicht tot passende verwerking worden gehandhaafd. Dit voorstel treedt buiten het
bestek van directe implementatie van richtlijn 2012/91/EU.
De kosten van het toezicht op de naleving van de rapportageplicht voor de export van
gebruikte of voor hergebruik geschikt gemaakte EEA bedraagt circa € 40.000 uitgaande
van de 10% per jaar te controleren bedrijven en een inzet van 8 mensuren per bedrijf.
Daar komt de eerste twee jaar € 20.000,– aan voorlichting over de nieuwe regelgeving
bij.
Omdat de mate van spontane naleving van de registratie- en rapportageplicht laag wordt
geacht, ligt de nadruk in de eerste jaren op informatievoorziening aan en advisering
van bedrijven, samen met producentenorganisaties en het NWR.
8. Consultatie en inspraak
In de consultatie zijn in totaal acht reacties binnengekomen uit de sector, zowel
van bedrijven als van brancheorganisaties en belangenorganisaties. Hiervan zijn de
reacties van EERA (European Electronics Recycling Association) en Metaal Recycling
Federatie (MRF) openbaar.
De reacties betreffen met name de volgende onderwerpen:
-
– CENELEC standaarden en Conformiteitsverklaring (artikel 1):
-
– Passende verwerking (artikel 11):
-
– Vooraf afzonderen van gevaarlijke, kritische en zeldzame stoffen (artikel 11),
-
– Inwerkingtreding (artikel 19a en Artikel II):
-
– Artikel 10 van richtlijn 2012/19/EU en het begrip equivalent conditions /Study on quality standards (artikel 11 van de regeling).
Over de CENELEC standaarden en Conformiteitsverklaring wordt gevraagd zowel een aantal
CENELEC standaarden te schrappen als nieuwe op te nemen. Er zou vastgelegd moeten
worden wat de definitie van een conformiteitsverklaring is en dat een conformiteitsverklaring
alleen afgegeven wordt door geaccrediteerde instanties die middels audits hebben getoetst
dat betreffende verwerker van AEEA voldoet aan de normen die gesteld zijn in de CENELEC
Standard. Het lijkt niet verstandig om bij de toelichting betreffende de onderbouwing
zo gedetailleerd uit te wijden over technieken (BBT) en invulling van normen als CENELEC,
die voortdurend in ontwikkeling zijn.
Bij het onderwerp van passende verwerking vragen meerdere indieners om de scope van
artikel 11 uit te breiden met ‘Inzameling en logistiek’. De tekst over AEEA dat niet
is gescheiden ingezameld, maar dan toch gescheiden moet worden verwerkt conform de
eisen van CENELEC is onduidelijk. Gevraagd wordt wat onder ‘passend verwerkt’ wordt
verstaan, en of dit ook geldt voor de geringe hoeveelheid kleinschalige AEEA dat door
de consument met het restafval wordt aangeboden. Het is voor verwerkers van afvalstromen
in de praktijk onuitvoerbaar om het in de afvalstroom aanwezige AEEA te verwijderen.
Er wordt om helderheid gevraagd met betrekking tot het passend verwerken in het buitenland.
Wat betreft het vooraf afzonderen wordt gemeld dat het vooraf afzonderen van gevaarlijke
stoffen niet altijd haalbaar is, soms grote praktische bezwaren kent en arbeidsintensief
kan zijn. Vooraf afzonderen zal in de praktijk tot effect hebben dat recyclingmethodes
drastisch zullen moeten veranderen om aan deze eis te voldoen. Gevraagd wordt om heldere
criteria voor de technische en economische haalbaarheid. Tevens wordt verzocht om
de verplichting tot het vooraf afzonderen van kritische en zeldzame stoffen te laten
vervallen en daarmee geen ‘kop’ op bestaande regelgeving te vormen die leidt tot een
verstoring van het level playing field op het gebied van AEEA-verwerking binnen de
EU.
Verzocht wordt om de registratie- en rapportageplicht in te voeren per 1 januari 2021
en dit op te nemen in artikel II van de regeling. Het is namelijk niet wenselijk dat
de registratie- en rapportageplicht lopende een kalenderjaar wordt ingevoerd vanwege
organisatorische problemen.
Bij het begrip ‘equivalent conditions/Study on quality standards’ wordt om helderheid
gevraagd met betrekking tot het passend verwerken in het buitenland. Wat ‘equivalent
conditions’ zijn dient helder geformuleerd te worden in de toelichting. Het verplicht
stellen van de standaarden en het definiëren van ‘equivalent conditions’ zijn van
belang voor de export en een gelijk speelveld.
Voornoemde en andere punten hebben geleid tot aanpassingen van de regeling en de toelichting,
zowel het algemeen als het artikelsgewijze deel. Hierna zijn de belangrijkste aanpassingen
naar aanleiding van de inspraak toegelicht.
De NEN-EN 50574 norm in artikel 1, tweede lid, is vervangen door de NEN-EN 50625 2-3
(verwerkingseisen) en NVN-CLC/TS 50625 3-4 (technische specificatie) voor temperatuurverwisselingsapparatuur.
De recente norm (2020) NEN-EN 50614 over inzameling, logistiek en verwerkingseisen
is toegevoegd aan artikel 1, tweede lid. De toepassing geldt, conform implementatie
van richtlijn 2012/19/EU, in het kader van (passend) verwerken.
In de toelichting is voorts nader ingegaan op de overgang van de WEEELABEX door de
CENELEC Standard en de betekenis van een conformiteitsverklaring in relatie tot specifieke
normen en specificaties van de CENELEC Standard.
AEEA moet gescheiden blijven van overige afvalstoffen, ook bij passend verwerken.
De separate regel dat ongescheiden AEEA passend moet worden verwerkt, is bedoeld als
rechtszekerheid en verduidelijking dat het gemengd zijn of mengen van AEEA met andere
afvalstoffen een verwerker niet ontslaat van de verplichting om AEEA passend te verwerken.
De strekking is dat misbruik en vermijdbare onzorgvuldigheid met betrekking tot het
niet passend verwerken van AEEA ongescheiden van overige afvalstoffen wordt voorkomen.
De toelichting is aangevuld met enkele voorbeelden om de strekking ervan te duiden.
Overigens moet AEEA in het afvalbeheer gescheiden van andere afvalstoffen worden ingezameld
en gehouden.
De toelichting is met betrekking tot het afzonderen van (gevaarlijke) stoffen gewijzigd.
Er is benadrukt dat ongeacht de methode van afzonderen wordt gewaarborgd dat deze
stoffen geheel worden geïdentificeerd, gecontroleerd en afgezonderd binnen het verwerkingsproces
en vervolgens afgevoerd conform de geldende milieuregelgeving in verband met de bescherming
van de (directe) werk- en leefomgeving en het milieu.
De registratie en rapportageplicht voor de export van gebruikte en voor hergebruik
geschikt gemaakte EEA geldt voor het kalenderjaar volgend op de inwerkingtreding van
deze regeling (dus het kalenderjaar 2021).
De eisen van passende verwerking in het buitenland volgen uit de nationale regelgeving
en andere maatregelen waarmee de betreffende lidstaat artikel 8 van richtlijn 2012/19/EU
heeft geïmplementeerd. De verwerking van AEEA die wordt uitgevoerd moet aan die regelgeving
en maatregelen voldoen.
9. Inwerkingtreding
De regeling treedt beoogd in werking met ingang van 1 december 2020, maar inwerkingtreding
is afhankelijk gesteld van bekendmaking in de Staatscourant.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I
Onderdeel A (artikel 1)
Met de wijziging van de definitie van ‘afgedankte elektrische en elektronische apparatuur van particuliere huishoudens’ en de definitie van ‘afzondering’ in artikel 1, eerste lid, worden omissies in de eerdere implementatie hiervan hersteld.
De Europese verwekingsstandaard voor elektrisch en elektronisch afval, de WEEELABEX
Standard, is vervangen door een aantal normen en (technische) specificaties onder
de noemer van een Europese CENELEC Standard, met als doel een kwalitatief hoogwaardige
verwerking van afgedankte en elektronische apparatuur. De WEEELABEX-organisatie blijft
bestaan en is geaccrediteerd om de CENELEC-audits uit te voeren. Een verwerker van
AEEA krijgt bij het goed doorlopen van de audit een conformiteitsverklaring waaruit
blijkt dat voor een of meer verwerkingsstromen wordt verwerkt in overeenstemming met
de daarop toepasselijke normen en specificaties van de CENELEC Standard. Deze conformiteitsverklaring
wordt, op basis van het auditrapport, verstrekt door de WEEELABEX-organisatie of door
een andere organisatie die daarvoor een accreditatie heeft. Een verwerker die reeds
beschikt over het WEEELABEX-conformiteitsverklaring krijgt bij het goed doorstaan
van de eerstvolgende audit een conformiteitsverklaring waaruit blijkt dat de verwerker
in staat is tot verwerking in overeenstemming met de CENELEC Standard. Er wordt door
of namens de geaccrediteerde organisatie periodiek beoordeeld of een verwerker aan
de CENELEC Standard voldoet. Extra stappen zijn bij de overgang naar de nieuwe standaard
niet nodig. Alle gecertificeerde verwerkers in Nederland die voldoen aan de CENELEC
Standard zijn in het bezit van een zogenaamde CENELEC Conformity Verification, verstrekt
door de WEEELABEX-organisatie of een andere geaccrediteerde organisatie. Een WEEELABEX-certificaat
of conformiteitsverklaring houdt op te bestaan.
De CENELEC Standard zoals bedoeld in deze regeling bestaat uit meerdere normen en
(technische) specificaties voor verschillende categorieën of stromen van AEEA (waaronder
beeldbuizen/CRT en platte schermen, temperatuuruitwisseling-apparatuur, zonnepanelen).
De door CENELEC vastgestelde normen over algemene verwerkingseisen en technische specificaties
die van toepassing zijn op verwerking van diverse categorieën AEEA, zijn in de regeling
opgenomen.
Voornoemde normen en specificaties zijn alleen van toepassing op handelingen voor
zover die betrekking hebben op verwerking en de voorbereiding of nazorg daarvan. Voor
zover de handelingen met betrekking tot opslag en overslag worden uitgevoerd in het
kader van het verwerken van AEEA door het bedrijf dat AEEA verwerkt, zijn de CENELEC-normen
met betrekking tot opslag en overslag daarop ook van toepassing. Dat betekent dat
de CENELEC-normen voor handelingen met betrekking tot inzameling en vervoer van AEEA
van toepassing zijn indien deze door verwerkers zelf of voor rekening en risico van
die verwerkers worden uitgevoerd met het oog op van verwerking van die AEEA.
De nieuwe begripsomschrijving van de CENELEC Standard in artikel 1, tweede lid, van
deze regeling maakt expliciet dat de kwaliteitsnormen van verwerking volgens de CENELEC
Standard kunnen worden geactualiseerd op basis van nieuwe inzichten. De geactualiseerde
kwaliteitsnormen uiten zich in een of meer geldende, latere versies van de CENELEC
Standard waaraan moet worden voldaan voor nieuwe aanvragers. Bestaande versies van
de CENELEC Standard en de versies in de toekomst als geldig worden vastgesteld, staan
uniek geregistreerd op www.cenelec.eu.
Onderdeel B (artikel 11)
In het eerste lid van artikel 11 wordt verduidelijkt dat de eis van passende verwerking
altijd geldt voor verwerking van ingezamelde afgedankte elektrische of elektronische
apparatuur. De vraag of het gescheiden of ongescheiden ingezamelde AEEA betreft is
voor de toepasselijkheid van de norm van passende verwerking niet relevant. Ook als
er AEEA gemengd met andere afvalstoffen wordt verwerkt, moet voor AEEA aan de eisen
van passende verwerking worden voldaan. Dit staat naast de eis dat AEEA gescheiden
van andere afvalstoffen wordt ingezameld en gehouden in de afvalbeheerketen. Ten tweede
wordt in het nieuwe derde lid van artikel 11 daarom ook materieel verduidelijkt dat
passend verwerken van AEEA betekent dat ingezamelde AEEA gescheiden van andere, niet
daartoe behorende afvalstoffen moet worden verwerkt. Zie het algemeen deel van de
toelichting voor de achtergrond en strekking van de wijziging.
Artikel 11, derde lid, is aangepast aan de nieuwe Europese verwerkingsstandaard (CENELEC).
Naast het overleggen van een geldige conformiteitsverklaring zal de verwerker ten
minste moeten kunnen aantonen dat er daadwerkelijk en permanent wordt verwerkt overeenkomstig
de aan de CENELEC Standard ten grondslag liggende normen en specificaties die op een
of meer bepaalde AEEA-stromen van toepassing zijn. Dat is een aparte voorwaarde en
daarom ter verduidelijking als een van de cumulatieve onderdelen opgenomen in artikel
11, derde lid, onderdeel b. Verwerkingshandelingen waarop die normen en specificaties
van toepassing zijn en waarvoor geen conformiteitsverklaring aanwezig is, zijn in
strijd met de eis van passende verwerking.
Er kunnen zich situaties voordoen waarin het onderwerp van verwerking zowel in bijlage
VII van richtlijn nr. 2012/19/EU als in de Regeling afgedankte elektrische en elektronische
apparatuur wordt geregeld. Artikel 11, tweede en derde lid (nieuw), brengen tot uitdrukking
dat in gevallen waarin beide regelingen elkaar overlappen, verwerking overeenkomstig
de interpretatie van voornoemde richtlijn voor gaat op de regel dat volgens de CENELEC
Standard moet worden verwerkt.
Het vierde, vijfde en zesde lid betreffen een overwegend technische aanpassing.
Onderdeel C (artikel 19)
Op 19 februari 2019 heeft de Europese Commissie uitvoeringsverordening (EU) 2019/290
inzake het formaat voor registratie en rapportage van producten van elektrische en
elektronische apparatuur aan het register vastgesteld. De uitvoeringsverordening is
vastgesteld teneinde de door de lidstaten toegepaste praktijken voor de registratie
en rapportage te harmoniseren. Met deze wijzigingsregeling wordt een producent van
EEA of zijn gemachtigde verplicht om de essentiële informatie-elementen als bedoeld
in bijlage I, deel A respectievelijk deel B van uitvoeringsverordening (EU) 2019/290
aan het register te verstrekken en de essentiële informatie-elementen als bedoeld
in bijlage II van voornoemde uitvoeringsverordening mee te nemen in de jaarlijkse
rapportage.
Er is afgezien van het opnemen van een verplichting voor producenten of gemachtigden
om ook de zogenaamde aanvullende informatie-elementen die als zodanig zijn geïdentificeerd in bijlage I en II te verstrekken aan het register.
De aanvullende informatie-elementen uit bijlage I en II hebben geen meerwaarde en
zijn dan ook niet noodzakelijk voor het goed functioneren van de registratie en de
handhaving van de producentenverantwoordelijkheid. Op basis van de elementen die producenten
en gemachtigden wel moeten registreren, zijn deze taken uitvoerbaar. Dat laat onverlet
dat het NWR en de producenten gezamenlijk kunnen beslissen om aanvullende informatie
te doen rapporteren en registreren.
Onderdeel D (artikel 19a)
In artikel 19a is geregeld dat natuurlijke of rechtspersonen die gebruikte of voor
hergebruik geschikt gemaakte, uit Nederland afkomstige EEA naar het buitenland overbrengen
ter uitoefening van een beroep of bedrijf, de hoeveelheid in gewicht daarvan aan het
Nationaal (W)EEE Register (NWR) rapporteren. Daarvoor moeten zij zich registeren bij
het NWR. Hiervoor wordt artikel 19 gedeeltelijk van overeenkomstige toepassing verklaard.
Daarin is de registratie- en rapportageplicht geregeld voor producenten of hun gemachtigden.
De in artikel 19a bedoelde personen zijn niet aan te merken als producent in de zin
van de regeling. Het gaat bij de in artikel 19a bedoelde personen primair om de eigenaren
(verkopers, opkopers, handelaren) van een lading gebruikte of voor hergebruik geschikt
gemaakte apparatuur die bedoeld is te worden verkocht en overgebracht naar het buitenland.
Zij worden primair als opdrachtgever voor de overbrenging beschouwd. Indien deze personen
niet vindbaar zijn of een vestiging of activiteiten buiten Nederland hebben, kunnen
personen die de overbrenging van gebruikte of voor hergebruik geschikt gemaakte EEA
organiseren of regelen als normadressaat worden beschouwd. Dit kan blijken uit het
feit dat bedoelde persoon verantwoordelijk is (geworden) voor het vervoer naar het
buitenland zoals een expediteur of een handelsvertegenwoordiger die namens de (buitenlandse)
eigenaar de formaliteiten van de opslag en het vervoer regelt. Bij het afhandelen
van formaliteiten kan bijvoorbeeld worden gedacht aan het daarmee voldoen aan de douanevoorschriften
voor de betreffende overbrenging.
Het doel van de registratie- en rapportageplicht is dat de naar het buitenland uitgevoerde
hoeveelheid gebruikte of voor hergebruik geschikt gemaakte EEA uit Nederland zoveel
mogelijk kenbaar wordt. De export van die apparatuur wordt afgetrokken van de totale
in Nederland in de handel gebrachte elektrische en elektronische apparatuur. Zie voor
nadere uitleg het algemeen deel van de toelichting.
Er geldt ingevolge het derde lid geen volledige rapportageplicht zoals die in artikel
19 is geregeld voor producenten die de elektrische en elektronische apparatuur in
Nederland in de handel brengen.
Met betrekking tot de bijlage X van nr. richtlijn 2012/19/EU worden alleen de in deel
A (registratie) en deel B (rapportage) noodzakelijke gegevens opgevraagd. Bij registratie
zijn gegevens nodig over het bedrijf, de categorie elektrische en elektronische apparatuur
en een waarheidsverklaring over de aangeleverde gegevens. Met betrekking tot de registratie
zijn de rapportageperiode en de categorie en het gewicht van de overgebrachte hoeveelheid
apparatuur aangemerkt als benodigde gegevens. Daarbij is in het tweede lid verduidelijkt
dat het in het laatste geval niet gaat om de hoeveelheid in de handel gebrachte apparatuur
in Nederland zoals deel B, onderdeel 4 benoemt, maar om naar het buitenland overgebrachte
gebruikte of voor hergebruik geschikt gemaakte apparatuur.
Artikel II
Er wordt afgeweken van de minimum invoeringstermijn van 2 maanden en de vaste verandermomenten
van inwerkingtreding (elk begin van het kwartaal) met verwijzing naar aanwijzing 4.17,
vijfde lid, onderdelen c en d van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Die onderdelen
hebben betrekking op reparatieregelgeving en (actualisatie van) geïmplementeerde Europese
regelgeving. De regeling bevat onder meer verduidelijkingen op de Europese verwerkingseisen
van afgedankte elektronica en implementatie van aanvullende eisen.
De verplichte registratie en rapportage van gebruikte of voor hergebruik geschikt
gemaakte EEA die is geëxporteerd (artikel 19a) geldt in de praktijk, in verband met
de gebruikelijke maatstaf van berekeningen over een kalenderjaar, met ingang van het
nieuwe kalenderjaar 2021. Een standaard invoeringstermijn (als onderdeel van het vaste
verandermoment) is daarvoor niet nodig.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer