Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 27 november 2020, nr. WJZ/ 20290361, tot wijziging van de Uitvoeringsregeling zeevisserij

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 33, vijfde lid, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PbEU 2009, L 343), artikel 15, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PbEU 2013, L 354) en de artikelen 3 en 4 van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 46b, derde en vierde lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij vervallen.

ARTIKEL

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 27 november 2020

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Algemeen

Op grond van artikel 33, vijfde lid, van de Controleverordening1 moeten alle hoeveelheden vis die door Nederlandse vissersvaartuigen worden gevangen in mindering worden gebracht op het Nederlandse quotum voor de betrokken vissoort. Tot 2019 werd in Nederland deze zogenoemde quotumbenutting abusievelijk gebaseerd op de hoeveelheden vis zoals deze in de logboeken van de desbetreffende vissersvaartuigen waren vermeld. Omdat hoeveelheden van 50 kilogram of minder van een soort niet in het logboek opgegeven behoeven te worden, betekende deze uitvoeringspraktijk dat deze kleine hoeveelheden niet in mindering werden gebracht op de quota, ongeacht of deze hoeveelheden in het logboek waren vermeld.

Vanaf 1 januari 2019, het tijdstip waarop de zogenoemde aanlandplicht volledig van kracht werd, is deze uitvoeringspraktijk gewijzigd. Sindsdien worden alle hoeveelheden die zijn opgenomen in het elektronisch aanlandbericht (NLLAN) of in de E-lite opgave – voor vaartuigen die niet onder de Europese verplichting vallen om elektronisch aangifte van aangelande hoeveelheden te doen – in mindering gebracht op het quotum van de desbetreffende soort. Omdat in deze berichten alle hoeveelheden aangelande vis vermeld moeten worden, betekent dit dat ook hoeveelheden van 50 kg of minder meetellen voor de quotumbenutting.

Artikel 15, eerste lid, van de basisverordening GVB2, waarin de aanlandplicht is opgenomen, vereist immers dat alle vangsten van soorten waarvoor quota gelden niet alleen worden aangeland, maar ook volledig in mindering worden gebracht op de quota.

Nederland kent voor de belangrijkste commerciële vissoorten (blauwe wijting, grote zilversmelt, haring, horsmakreel, kabeljauw, makreel, schol, tong en wijting) een nationaal systeem van individuele vangstrechten, contingenten genoemd. Dit contingentenstelsel is gereguleerd in de Uitvoeringsregeling zeevisserij.

Omdat geen verplichting bestond om hoeveelheden van 50 kilogram of minder van een soort in het logboek te vermelden en deze vangsten derhalve niet in mindering werden gebracht op de quota, zijn bij de uitvoering van het contingentenstelsel vangsten kleiner dan 50 kg evenmin verrekend met de desbetreffende contingenten, ongeacht of deze vangsten in het logboek waren vermeld.

De nieuwe uitvoeringspraktijk waarbij alle aangelande hoeveelheden in mindering worden gebracht op de quota en de contingenten zou ertoe leiden dat contingenten eerder zijn opgebruikt. Om contingenthouders de gelegenheid te geven op deze verandering in te spelen door extra contingent te verwerven of te huren, is destijds besloten een overgangsperiode van 2 jaar te hanteren. Gedurende die periode werd de oude praktijk gecontinueerd om aangelande hoeveelheden kleiner dan 50 kg niet met de contingenten te verrekenen, zoals is opgenomen in artikel 46b, derde en vierde lid, van de Uitvoeringsregeling zeevisserij. Betrokkenen zijn hierover geïnformeerd in het Informatiebulletin Visserij van december 2018 en december 2019 van RVO. Omdat de voorziene overgangsperiode 31 december 2020 afloopt, voorziet deze wijziging van de uitvoeringsregeling zeevisserij erin dat de in artikel 46b, derde en vierde lid, opgenomen voorziening per 1 januari 2021 vervalt.

2. Regeldruk

Deze wijziging van de Uitvoeringsregeling heeft betrekking op implementatie van bindende Europese regelgeving en heeft geen gevolgen voor de regeldruk. Er volgen geen nieuwe of gewijzigde informatieverplichtingen uit deze regeling. Ook brengt deze wijzigingsregeling geen relevante nalevingskosten met zich.

3. Inwerkingtreding en kabinetsbeleid vaste verandermomenten

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021. Hiermee wordt afgeweken van de uitgangspunten van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten. Een van die uitgangspunten is dat regelgeving minimaal twee maanden voorafgaande aan de inwerkingtreding daarvan wordt gepubliceerd. Deze afwijking van het kabinetsbeleid is echter gerechtvaardigd te achten, nu deze wijzigingsregeling strekt ter uitvoering van bindende EU-regelgeving en betrokken vissers bovendien via het Informatiebulletin Visserij van RVO zijn geïnformeerd over het expireren van de overgangsperiode.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten


X Noot
1

verordening (EG) nr. Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van 20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005, (EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG) nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PbEU 2009, L 343)

X Noot
2

Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PbEU 2013, L 354)

Naar boven