De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Gelet op artikel 33, vijfde lid, van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad van
20 november 2009 tot vaststelling van een controleregeling van de Unie die de naleving
van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen, tot wijziging
van Verordeningen (EG) nr. 847/96, (EG) nr. 2371/2002, (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 768/2005,
(EG) nr. 2115/2005, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007, (EG)
nr. 676/2007, (EG) nr. 1098/2007, (EG) nr. 1300/2008, (EG) nr. 1342/2008 en tot intrekking
van Verordeningen (EEG) nr. 2847/93, (EG) nr. 1627/94 en (EG) nr. 1966/2006 (PbEU
2009, L 343), artikel 15, eerste lid, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees
Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid,
tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad
en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de
Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PbEU 2013, L 354) en de artikelen 3 en 4
van het Reglement zee- en kustvisserij 1977;
Besluit:
TOELICHTING
1. Algemeen
Op grond van artikel 33, vijfde lid, van de Controleverordening1 moeten alle hoeveelheden vis die door Nederlandse vissersvaartuigen worden gevangen
in mindering worden gebracht op het Nederlandse quotum voor de betrokken vissoort.
Tot 2019 werd in Nederland deze zogenoemde quotumbenutting abusievelijk gebaseerd
op de hoeveelheden vis zoals deze in de logboeken van de desbetreffende vissersvaartuigen
waren vermeld. Omdat hoeveelheden van 50 kilogram of minder van een soort niet in
het logboek opgegeven behoeven te worden, betekende deze uitvoeringspraktijk dat deze
kleine hoeveelheden niet in mindering werden gebracht op de quota, ongeacht of deze
hoeveelheden in het logboek waren vermeld.
Vanaf 1 januari 2019, het tijdstip waarop de zogenoemde aanlandplicht volledig van
kracht werd, is deze uitvoeringspraktijk gewijzigd. Sindsdien worden alle hoeveelheden
die zijn opgenomen in het elektronisch aanlandbericht (NLLAN) of in de E-lite opgave
– voor vaartuigen die niet onder de Europese verplichting vallen om elektronisch aangifte
van aangelande hoeveelheden te doen – in mindering gebracht op het quotum van de desbetreffende
soort. Omdat in deze berichten alle hoeveelheden aangelande vis vermeld moeten worden,
betekent dit dat ook hoeveelheden van 50 kg of minder meetellen voor de quotumbenutting.
Artikel 15, eerste lid, van de basisverordening GVB2, waarin de aanlandplicht is opgenomen, vereist immers dat alle vangsten van soorten
waarvoor quota gelden niet alleen worden aangeland, maar ook volledig in mindering
worden gebracht op de quota.
Nederland kent voor de belangrijkste commerciële vissoorten (blauwe wijting, grote
zilversmelt, haring, horsmakreel, kabeljauw, makreel, schol, tong en wijting) een
nationaal systeem van individuele vangstrechten, contingenten genoemd. Dit contingentenstelsel
is gereguleerd in de Uitvoeringsregeling zeevisserij.
Omdat geen verplichting bestond om hoeveelheden van 50 kilogram of minder van een
soort in het logboek te vermelden en deze vangsten derhalve niet in mindering werden
gebracht op de quota, zijn bij de uitvoering van het contingentenstelsel vangsten
kleiner dan 50 kg evenmin verrekend met de desbetreffende contingenten, ongeacht of
deze vangsten in het logboek waren vermeld.
De nieuwe uitvoeringspraktijk waarbij alle aangelande hoeveelheden in mindering worden
gebracht op de quota en de contingenten zou ertoe leiden dat contingenten eerder zijn
opgebruikt. Om contingenthouders de gelegenheid te geven op deze verandering in te
spelen door extra contingent te verwerven of te huren, is destijds besloten een overgangsperiode
van 2 jaar te hanteren. Gedurende die periode werd de oude praktijk gecontinueerd
om aangelande hoeveelheden kleiner dan 50 kg niet met de contingenten te verrekenen,
zoals is opgenomen in artikel 46b, derde en vierde lid, van de Uitvoeringsregeling
zeevisserij. Betrokkenen zijn hierover geïnformeerd in het Informatiebulletin Visserij
van december 2018 en december 2019 van RVO. Omdat de voorziene overgangsperiode 31 december
2020 afloopt, voorziet deze wijziging van de uitvoeringsregeling zeevisserij erin
dat de in artikel 46b, derde en vierde lid, opgenomen voorziening per 1 januari 2021
vervalt.
2. Regeldruk
Deze wijziging van de Uitvoeringsregeling heeft betrekking op implementatie van bindende
Europese regelgeving en heeft geen gevolgen voor de regeldruk. Er volgen geen nieuwe
of gewijzigde informatieverplichtingen uit deze regeling. Ook brengt deze wijzigingsregeling
geen relevante nalevingskosten met zich.
3. Inwerkingtreding en kabinetsbeleid vaste verandermomenten
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021. Hiermee wordt afgeweken
van de uitgangspunten van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten. Een van
die uitgangspunten is dat regelgeving minimaal twee maanden voorafgaande aan de inwerkingtreding
daarvan wordt gepubliceerd. Deze afwijking van het kabinetsbeleid is echter gerechtvaardigd
te achten, nu deze wijzigingsregeling strekt ter uitvoering van bindende EU-regelgeving
en betrokken vissers bovendien via het Informatiebulletin Visserij van RVO zijn geïnformeerd
over het expireren van de overgangsperiode.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten