Regeling van de Minister van Justitie en Veiligheid van 26 november 2020, nr. 3094119, houdende wijziging van de Regeling aanhoudings- en ondersteuningseenheid en samenwerking speciale eenheden in verband met het schrappen van de maximale bindingstermijn

De Minister van Justitie en Veiligheid;

Gelet op artikel 5 van de Politiewet 2012;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 4 van de Regeling aanhoudings- en ondersteuningseenheid en samenwerking speciale eenheden vervalt.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

TOELICHTING

In artikel 4 van de Regeling aanhoudings- en ondersteuningseenheid en samenwerking speciale eenheden is beschreven dat de korpschef een zogeheten “bindingstermijn” vaststelt waarin een medewerker deel uit kan maken van een aanhoudings- en ondersteuningsteam. Het voorschrijven van (maximale) bindingstermijnen kan nuttig zijn voor enerzijds het voldoende binden van de medewerker en anderzijds het voorkomen van professionele verharding en verkokering. De korpschef kan dergelijke termijnen echter op grond van zijn algemene bevoegdheid tot het voeren van goed personeelsbeleid hanteren; het is dus niet nodig dit in de regeling te laten staan. Voor medewerkers van een aanhoudings- en ondersteuningsteam, maar overigens ook voor andere medewerkers werkzaam bij de Dienst speciale interventies, wordt door de korpschef vanaf 1 januari 2021 een bindingstermijn van 7 jaar voorzien. Hierbij is een balans gezocht tussen enerzijds de bescherming van de medewerkers en anderzijds de grote operationele noodzaak en de schaarste aan medewerkers.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

Naar boven