De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 6a, tweede lid, 9, derde lid, en 12a, derde lid,
van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de artikelen 9, 10, tweede lid,
13, derde lid, 16, derde lid, en 18, derde lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste
Kamer, artikel 1, zevende lid, van de Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer
en Nationale ombudsman, de artikelen 4, vierde lid, en 6, vijfde lid, van het Besluit
rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman, artikel
1, tweede lid, van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen, de artikelen
7, derde lid, en 10, vierde lid, van het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen,
de artikelen 2.1.1, derde lid, 2.1.2, derde lid, 2.1.4, derde lid, 2.1.5, vierde lid,
2.1.6, derde lid, 2.1.10, derde lid, 2.2.1, derde lid, 2.2.6, vijfde lid, 2.2.15,
derde lid, 2.4.1, tweede lid, 3.1.1, vierde lid, 3.1.2, derde lid, 3.1.4, derde lid,
3.1.5, vierde lid, 3.1.6, derde lid, 3.1.10, derde lid, 3.2.1, zevende lid, 3.2.5,
derde lid, 3.2.6, vijfde lid, 3.2.15, tweede lid, 3.4.1, derde lid, 4.1.1, derde lid,
4.1.2, derde lid, 4.1.4, derde lid, 4.1.5, vierde lid, 4.1.6, derde lid, 4.1.10, derde
lid, 4.2.1, vierde lid, 4.2.6, vierde lid, 4.2.15, tweede lid, 4.4.1, tweede lid,
van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en artikel 2, derde
en zevende lid, van het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES en artikel
2, vierde lid, van het Rijksbesluit rechtspositie Gouverneurs;
Besluit:
TOELICHTING
1. Algemeen deel
1.1. Indexering
1.1.1 Algemeen
De onderhavige regeling behelst het aanpassen van bedragen ten behoeve van diverse
bij wet en besluit geregelde onkostenvergoedingen, salarissen en vergoedingen voor
de werkzaamheden van en toelagen voor politieke ambtsdragers. Voorts zijn er vergoedingen
aan Kamerleden voor verblijfskosten die, aan de hand van een rekenregel, moeten worden
gewijzigd omdat de vergoedingen voor dienstreizen van het burgerlijk rijkspersoneel
wijzigen.
1.1.2 Indexatiemethodes op grond van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke
ambtsdragers en het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES
Voor de indexering van de bedragen van onkostenvergoedingen voor decentrale politieke
ambtsdragers aan de hand van de consumentenprijsindex wordt op grond van het Rechtspositiebesluit
decentrale politieke ambtsdragers (hierna: Rechtspositiebesluit dpa) gebruik gemaakt
van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vastgestelde bedragen voor
de maand september van het tweede voorafgaande kalenderjaar. Hetzelfde geldt voor
de indexering van de vergoedingen voor de werkzaamheden van decentrale volksvertegenwoordigers,
die plaatsvindt aan de hand van het indexcijfer CAO-lonen overheid, inclusief bijzondere
beloningen. Voor de indexatie van 2021 betekent dit dat wordt gekeken naar de indexcijfers
van september 2019 in vergelijking met de indexcijfers van september 2018.
De betreffende bedragen zijn opgenomen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke
ambtsdragers en het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES.
1.1.3 Indexatiemethodes voor vergoedingen aan bewindspersonen, leden Hoge Colleges
van Staat, en leden Eerste en Tweede Kamer
Ook voor de indexering van sommige vergoedingen aan leden van de Eerste en Tweede
Kamer, ministers, staatssecretarissen, de vice-president van de Raad van State, de
president van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de voorzitter van de
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de overige leden van de Raad van
State, de staatsraden, de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer,
en de substituut-ombudsmannen geldt dat bepaalde bedragen per 1 januari van elk jaar
worden geïndexeerd aan de hand van de consumentenprijsindex, maar dan die, geldend
voor de maand september van het voorgaande jaar. Voor 2021 betekent dit dat de indexatie
van de desbetreffende bedragen geschiedt aan de hand van indexcijfers die door het
CBS zijn vastgesteld voor de maand september van 2020.
Daarnaast moeten sommige bedragen jaarlijks per 1 januari worden gewijzigd overeenkomstig
de procentuele wijziging van het prijsindexcijfer jaargemiddelde operationele autolease
inclusief brandstof. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het prijsindexcijfer over het
tweede voorafgaande kalenderjaar. Voor de indexatie van 2021 betekent dit dat wordt
gekeken naar de indexcijfers van september 2019 in vergelijking met de indexcijfers
van september 2018.
De betreffende bedragen zijn opgenomen in de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer,
de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, de Wet rechtspositie Raad van State, Algemene
Rekenkamer en Nationale ombudsman en het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen.
1.2. Aanpassen salarissen en vergoedingen politieke ambtsdragers aan cao Rijk
Ten aanzien van een aantal bedragen in diverse wetten en besluiten is bepaald dat
deze aangepast moeten worden als voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst
met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
in een collectieve arbeidsovereenkomst een wijziging van het loon is overeengekomen.
In de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 1 juli 2020 tot en met 31 december
2020 is met ingang van 1 juli 2020 een salarisverhoging van 0,7% overeengekomen. In
artikel II zijn de bezoldigingsbedragen van ministers, staatssecretarissen, de vice-president
van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman,
de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de overige
leden van de Raad van State, de staatsraden, de overige leden in gewone dienst van
de Algemene Rekenkamer, de substituut-ombudsmannen, de commissarissen van de Koning,
de gedeputeerden, de burgemeesters, de wethouders, de voorzitters en de dagelijks
bestuursleden van de waterschappen, de Rijksvertegenwoordiger BES en de gouverneurs,
alsmede de schadeloosstelling voor de leden van de Tweede Kamer, en de vergoedingen
voor de werkzaamheden voor de leden van de Eerste Kamer per 1 juli 2020 met eenzelfde
percentage verhoogd. Hetzelfde geldt voor een aantal toelagen en vergoedingen op grond
van het Rechtspositiebesluit dpa.
1.3. Gevolgen voor regeldruk
Deze regeling brengt geen gevolgen voor de regeldruk met zich mee.
1.4. Inwerkingtreding
Artikel I, dat een aantal bedragen indexeert, treedt in werking met ingang van 1 januari
2021. Daarmee is voldaan aan de vaste verandermomenten. Afgeweken is van de gebruikelijk
gehanteerde minimale invoeringstermijn van twee maanden. Dit is een gevolg van het
feit dat de bedragen voor 2021 niet eerder beschikbaar waren. De doelgroepen zijn
bekend met de periodieke wijzigingen: de personen die de regeling uitvoeren zijn goed
in staat om deze op korte termijn door te voeren.
Artikel II, dat bedragen aanpast aan de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk
1 juli 2020 tot en met 31 december 2020, treedt in werking met ingang van de dag na
de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling worden geplaatst en
werkt terug tot en met 1 juli 2020. Ook hier is afgeweken van de minimale invoeringstermijn
van twee maanden. Dit is een gevolg van het feit dat er pas op 14 oktober 2020 een
definitief akkoord was over de arbeidsvoorwaardenovereenkomst.
2. Artikelsgewijs
Artikel I, nummers 1 en 5, 11 en 12, 14 tot en met 19, 27 tot en met 30, 38 tot en
met 41, 44 tot en met 47 en 48
Onkostenvergoeding leden Tweede en Eerste Kamer, leden Hoge Colleges van Staat en
bewindspersonen
De hierna genoemde toelagen en onkostenvergoedingen worden jaarlijks met ingang van
1 januari aangepast aan de consumentenprijsindex, geldend voor de maand september
van het voorafgaande kalenderjaar. De consumentenprijsindex voor september 2020 is
bepaald op 107,88. Voor 2019 was dit indexcijfer 106,7. Procentueel is dat een verhoging
van 1,1. Dit betekent dat het bedrag van de ambtstoelage per 1 januari 2021 wordt
verhoogd met 1,1 %.
Het betreft de volgende vergoedingen:
-
• de vergoeding voor leden van de Tweede en Eerste Kamer voor kosten verbonden aan de
uitoefening van het ambt (artikel 9, eerste lid, van de Wet schadeloosstelling leden
Tweede Kamer en artikel 16, eerste lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer:
artikel I, nummers 1 en 5);
-
• de vergoeding voor de vice-president van de Raad van State, de president van de Algemene
Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak
van de Raad van State en de leden van de Raad van State en de staatsraden, de overige
leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer en de substituut-ombudsmannen voor
de kosten van voorzieningen die voor eigen rekening komen en door hen mede worden
aangewend ten behoeve van de vervulling van hun ambt (artikel 6, tweede lid, van het
Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman:
artikel I, nummers 11 en 12);
-
• de vergoeding voor ministers en staatssecretarissen voor de kosten van voorzieningen
die voor hun eigen rekening komen en door hen mede worden aangewend ten behoeve van
de vervulling van hun ambt (artikel 10, tweede lid, van het Voorzieningenbesluit ministers
en staatssecretarissen: artikel I, nummers 44 tot en met 47).
Onkostenvergoeding decentrale politieke ambtsdragers en Rijksvertegenwoordiger BES
De hierna genoemde toelagen en onkostenvergoedingen worden jaarlijks met ingang van
1 januari aangepast aan de consumentenprijsindex, geldend voor de maand september
in het tweede voorafgaande kalenderjaar. De consumentenprijsindex voor september 2019
is vastgesteld op 106,70. Voor september 2018 is het indexcijfer vastgesteld op 103,95.
Procentueel is dat een verhoging van 2,6. Dit betekent dat deze bedragen met ingang
van 1 januari 2021 worden verhoogd met 2,6 %.
Het betreft de volgende vergoedingen:
-
• De ambtstoelage en overige ambtskosten voor de commissaris van de Koning en de gedeputeerde
die de commissaris waarneemt (artikel 2.2.6, eerste en tweede lid, van het Rechtspositiebesluit
dpa: artikel I, nummers 15, 16, 18 en 19);
-
• De onkostenvergoeding voor gedeputeerden (artikel 2.2.6, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit
dpa: artikel I, nummer 17);
-
• De onkostenvergoeding voor statenleden (artikel 2.1.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit
dpa: artikel I, nummer 14);
-
• De ambtstoelage voor burgemeesters (artikel 3.2.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit
dpa: artikel I, nummer 28) en wethouders die een burgemeester waarnemen (artikel 3.2.6,
tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 30);
-
• De onkostenvergoeding voor wethouders (artikel 3.2.6, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit
dpa: artikel I, nummer 29);
-
• De onkostenvergoeding voor raadsleden (artikel 3.1.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit
dpa: artikel I, nummer 27);
-
• De ambtstoelage voor een voorzitter van een waterschap (artikel 4.2.6, eerste lid,
van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 39) en een lid van het dagelijks
bestuur dat de voorzitter waarneemt (artikel 4.2.6, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit
dpa: artikel I, nummer 41);
-
• De onkostenvergoeding van een lid van het dagelijks bestuur van een waterschap (artikel
4.2.6, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 40);
-
• De onkostenvergoeding voor de leden van het algemeen bestuur van een waterschap (artikel
4.1.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 38);
-
• De vergoeding voor de Rijksvertegenwoordiger BES voor de aan zijn ambt verbonden kosten
(artikel 2, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES: artikel
I, nummer 48).
Artikel I, nummers 2, 4, 10 en 43
Dienstauto
Deze wijzigingen strekken tot aanpassing van de bedragen die zijn opgenomen in artikel
12a, tweede lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, artikel 13, tweede
lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, artikel 4, derde lid, van het Besluit
rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman en artikel
7, tweede lid, van het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen.
Het in deze bepalingen vermelde bedrag heeft betrekking op de maximaal toegestane
kilometerprijs van een aan te schaffen dienstauto. Het bedrag wordt per 1 januari
van elk jaar gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van het prijsindexcijfer
jaargemiddelde operationele autolease inclusief brandstof (zakelijke personenauto’s),
zoals door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerd, over het tweede kalenderjaar
voorafgaand aan genoemde datum ten opzichte van hetzelfde indexcijfer over het jaar
daaraan voorafgaand. De stijging van de normbedragen is als volgt berekend. Het prijsindexcijfer
autolease zakelijke personenauto’s inclusief brandstof 2019 was 108,7. Het prijsindexcijfer
autolease zakelijke personenauto’s 2018 inclusief brandstof was 104,7. Het verschil
is dus 108,7 - 104,7 = 4,0. In een percentage uitgedrukt is de stijging 3,82%. Het
normbedrag voor 2020 was (niet afgerond) € 0,62340821; vermeerderd met 3,82% wordt
€ 0,6472224 (afgerond € 0,65). Het normbedrag wordt met ingang van 1 januari 2021
dus € 0,65.
Artikel I, nummers 3, 6 tot en met 9
Leden Eerste Kamer
Vergoeding voorziening arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden
Artikel 10, eerste lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer ziet op een vergoeding
waarmee de leden van de Eerste Kamer voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid,
ouderdom en overlijden. Deze vergoeding wordt jaarlijks herzien onder meer aan de
hand van voor het overheidspersoneel geldende inhoudingen ter zake van het ouderdoms-
en nabestaandenpensioen. Met ingang van 1 januari 2021 bedraagt deze vergoeding € 3.858,66
(was € 3.500,45) (artikel I, nummer 3).
Vergoeding van verblijfskosten
Op grond van artikel 18, eerste lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer ontvangen
Kamerleden ter vergoeding van verblijfskosten een bedrag waarvan de hoogte op grond
van het tweede lid afhankelijk is van de afstand van de woonplaats van het Kamerlid
of het door het Kamerlid bewoonde deel van de woonplaats tot het gebouw van de Eerste
Kamer der Staten-Generaal. Op grond van artikel 18, derde lid, van de Wet vergoedingen
leden Eerste Kamer worden de bedragen jaarlijks bij ministeriële regeling gewijzigd
overeenkomstig de procentuele wijziging van de voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst
met de Staat werkzaam zijn in een collectieve arbeidsovereenkomst overeengekomen vergoeding
van reis- en verblijfskosten van dienstreizen.
De toepassing van genoemde rekenregel leidt tot de volgende bedragen met ingang van
1 januari 2021 (artikel I, nummers 6 tot en met 9):
0 km: € 411,34 (was € 391,74) per jaar
10 km: € 4.095,65 (was € 3.900,46) per jaar
75 km: € 8.192,92 (was € 7.802,47) per jaar
150 km en meer: € 13.313,70 (was € 12.679,20) per jaar
Leden Tweede Kamer
Vergoeding verblijfskosten
Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer
ontvangen Kamerleden ter vergoeding van verblijfskosten een bedrag waarvan de hoogte
afhankelijk is van de afstand van de woonplaats van het Kamerlid of het door het Kamerlid
bewoonde deel van de woonplaats tot het gebouw van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
In artikel 8, tweede lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer is beschreven
hoe de betreffende bedragen tot stand komen. De toepassing van de in dit lid genoemde
rekenregel, in samenhang met artikel 9, eerste lid, leidt tot de volgende bedragen
met ingang van 1 januari 2021:
0 km: € 8.283,20 (was € 7.975,40) per jaar
10 km: € 13.944,80 (was € 13.286,60) per jaar
75 km: € 19.559,00 (was € 18.461,15) per jaar
150 km: € 26.420,80 (was € 24.785,60) per jaar
Artikel I, nummers 13, 20, 21 tot en met 26, 31 tot en met 36, 37 en 42
Statenleden, raadsleden, leden algemeen bestuur waterschap en commissieleden
Vergoeding voor de werkzaamheden en vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen
Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden toegekend aan raadsleden en statenleden
wordt jaarlijks aangepast aan de hand van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek
(CBS) vastgestelde indexcijfer CAO-lonen overheid inclusief bijzondere beloningen.
Voor de indexatie van 2021 betekent dit dat wordt gekeken naar de indexcijfers van
september 2019 in vergelijking met de indexcijfers van september 2018. Voor de indexering
voor het jaar 2021 betekent dit het volgende. Het indexcijfer CAO-lonen overheid inclusief
bijzondere beloningen voor september 2019 is vastgesteld op 115,1. Voor september
2018 is dit indexcijfer vastgesteld op 111,9. Procentueel is dat een verhoging van
2,9. Dit betekent dat deze bedragen met ingang van 1 januari 2021 worden verhoogd
met 2,9 %. Dit betekent dat de vergoeding voor de werkzaamheden voor raadsleden en
statenleden voor het jaar 2020 worden verhoogd met 2,9%. Dit geldt ook voor de vergoeding
voor de leden van het algemeen bestuur van een waterschap die geen lid zijn van het
dagelijks bestuur en voor commissieleden van provincies, gemeenten en waterschappen
voor de vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen.
Concreet betekent dit dat het bedrag, genoemd in artikel 2.1.1, eerste lid, van het
Rechtspositiebesluit dpa, wordt gewijzigd in € 1.270,38 (was € 1.234,57) (artikel
I, nummer 13).
Voor de leden van het algemeen bestuur van een waterschap wordt het bedrag, genoemd
in artikel 4.1.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa, gewijzigd in € 521,17
(was € 506,48) (artikel I, nummer 37).
De vergoeding voor de werkzaamheden voor raadsleden is bepaald in artikel 3.1.1, eerste
lid, van het Rechtspositiebesluit dpa. Ook deze bedragen worden verhoogd met 2,9 %.
Concreet betekent dit dat de bedragen voor de vergoeding van de werkzaamheden per
maand per 1 januari 2021 als volgt bedragen (artikel I, nummers 21 tot en met 26):
|
Klasse
|
Inwonertal
|
Vergoeding werkzaamheden per maand per 1 januari 2020
|
Vergoeding werkzaamheden per maand per 1 januari 2021
|
|
1
|
Tot en met 8.000
|
€ 1.018,29
|
€ 1.047,82
|
|
2
|
8.001-14.000
|
€ 1.018,29
|
€ 1.047,82
|
|
3
|
14.001-24.000
|
€ 1.018,29
|
€ 1.047,82
|
|
4
|
24.001-40.000
|
€ 1.018,29
|
€ 1.047,82
|
|
5
|
40.001-60.000
|
€ 1.324,40
|
€ 1.362,81
|
|
6
|
60.001-100.000
|
€ 1.549,75
|
€ 1.594,69
|
|
7
|
100.001-150.000
|
€ 1.759,46
|
€ 1.810,49
|
|
8
|
150.001-375.000
|
€ 2.049,73
|
€ 2.109,17
|
|
9
|
375.001-
|
€ 2.495,45
|
€ 2.567,82
|
De vergoeding per vergadering voor provinciale commissieleden wordt, rekening houdend
met de procentuele verhoging van 2,9 % per 1 januari 2021 vastgesteld op € 122,53
(was € 119,08) per vergadering (artikel 2.4.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit
dpa: artikel I, nummer 20).
De vergoeding per vergadering voor gemeentelijke commissieleden bedraagt per 1 januari
2021 (artikel 3.4.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummers
31 tot en met 36):
|
Klasse
|
Inwonertal
|
Vergoeding werkzaamheden per vergadering per 1 januari 2020
|
Vergoeding werkzaamheden per vergadering per 1 januari 2021
|
|
1
|
Tot en met 10.000
|
€ 63,92
|
€ 65,77
|
|
2
|
10.001-20.000
|
€ 70,66
|
€ 72,71
|
|
3
|
20.001-50.000
|
€ 84,77
|
€ 87,23
|
|
4
|
50.001-100.000
|
€ 104,31
|
€ 107,33
|
|
5
|
100.001-250.000
|
€ 133,21
|
€ 137,08
|
|
6
|
250.001-
|
€ 168,88
|
€ 173,78
|
In artikel 4.4.1, van het Rechtspositiebesluit dpa is bepaald dat een commissielid
van een waterschap een vergoeding ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen
van de commissie. Deze vergoeding wordt per 1 januari 2021 vastgesteld op € 122,53
(was € 119,08) per vergadering (artikel I, nummer 42). Dit bedrag komt dus overeen
met de vergoeding aan provinciale commissieleden.
Artikel III
De inwerkingtreding van de regeling en terugwerkende kracht is toegelicht in paragraaf
1.4 van deze toelichting.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren