Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2020, 62657 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2020, 62657 | Besluiten van algemene strekking |
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Gelet op de artikelen 2, tweede lid, 6a, tweede lid, 9, derde lid, en 12a, derde lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de artikelen 9, 10, tweede lid, 13, derde lid, 16, derde lid, en 18, derde lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, artikel 1, zevende lid, van de Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman, de artikelen 4, vierde lid, en 6, vijfde lid, van het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman, artikel 1, tweede lid, van de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen, de artikelen 7, derde lid, en 10, vierde lid, van het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen, de artikelen 2.1.1, derde lid, 2.1.2, derde lid, 2.1.4, derde lid, 2.1.5, vierde lid, 2.1.6, derde lid, 2.1.10, derde lid, 2.2.1, derde lid, 2.2.6, vijfde lid, 2.2.15, derde lid, 2.4.1, tweede lid, 3.1.1, vierde lid, 3.1.2, derde lid, 3.1.4, derde lid, 3.1.5, vierde lid, 3.1.6, derde lid, 3.1.10, derde lid, 3.2.1, zevende lid, 3.2.5, derde lid, 3.2.6, vijfde lid, 3.2.15, tweede lid, 3.4.1, derde lid, 4.1.1, derde lid, 4.1.2, derde lid, 4.1.4, derde lid, 4.1.5, vierde lid, 4.1.6, derde lid, 4.1.10, derde lid, 4.2.1, vierde lid, 4.2.6, vierde lid, 4.2.15, tweede lid, 4.4.1, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en artikel 2, derde en zevende lid, van het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES en artikel 2, vierde lid, van het Rijksbesluit rechtspositie Gouverneurs;
Besluit:
In de bepalingen die worden aangeduid in de kolommen C tot en met E van tabel 1 van de in kolom B genoemde wetten en besluiten worden de in kolom F opgenomen bedragen vervangen door de in kolom G opgenomen bedragen met ingang van 1 januari 2021.
A |
B |
C |
D |
E |
F |
G |
---|---|---|---|---|---|---|
nr. |
Wet/besluit |
artikel |
lid |
onderdeel |
Bedragen per 1-1-2020 |
Bedragen per 1-1-2021 |
1 |
Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer |
9 |
1 |
€ 2.834,22 |
€ 2.865,40 |
|
2 |
Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer |
12a |
2 |
€ 0,62 |
€ 0,65 |
|
3 |
Wet vergoedingen leden Eerste Kamer |
10 |
1 |
€ 3.500,45 |
€ 3.858,66 |
|
4 |
Wet vergoedingen leden Eerste Kamer |
13 |
2 |
€ 0,62 |
€ 0,65 |
|
5 |
Wet vergoedingen leden Eerste Kamer |
16 |
1 |
€ 2.699,05 |
€ 2.728,74 |
|
6 |
Wet vergoedingen leden Eerste Kamer |
18 |
2 |
€ 391,74 |
€ 411,34 |
|
7 |
Wet vergoedingen leden Eerste Kamer |
18 |
2 |
€ 3.900,46 |
€ 4.095,65 |
|
8 |
Wet vergoedingen leden Eerste Kamer |
18 |
2 |
€ 7.802,47 |
€ 8.192,92 |
|
9 |
Wet vergoedingen leden Eerste Kamer |
18 |
2 |
€ 12.679,20 |
€ 13.313,70 |
|
10 |
Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman |
4 |
3 |
€ 0,62 |
€ 0,65 |
|
11 |
Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman |
6 |
2 |
a |
€ 371,20 |
€ 375,28 |
12 |
Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman |
6 |
2 |
b |
€ 308,91 |
€ 312,31 |
13 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
2.1.1 |
1 |
€ 1.234,57 |
€ 1.270,38 |
|
14 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
2.1.6 |
1 |
€ 176,69 |
€ 181,28 |
|
15 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
2.2.6 |
1 |
a |
€ 659,66 |
€ 676,81 |
16 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
2.2.6 |
1 |
b |
€ 504,36 |
€ 517,48 |
17 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
2.2.6 |
2 |
€ 369,45 |
€ 379,06 |
|
18 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
2.2.6 |
2 |
a |
€ 659,66 |
€ 676,81 |
19 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
2.2.6 |
2 |
b |
€ 504,36 |
€ 517,48 |
20 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
2.4.1 |
1 |
€ 119,08 |
€ 122,53 |
|
21 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.1.1 |
1 |
€ 1.018,29 |
€ 1.047,82 |
|
22 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.1.1 |
1 |
€ 1.324,40 |
€ 1.362,81 |
|
23 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.1.1 |
1 |
€ 1.549,75 |
€ 1.594,69 |
|
24 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.1.1 |
1 |
€ 1.759,46 |
€ 1.810,49 |
|
25 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.1.1 |
1 |
€ 2.049,73 |
€ 2.109,17 |
|
26 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.1.1 |
1 |
€ 2.495,45 |
€ 2.567,82 |
|
27 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.1.6 |
1 |
€ 176,69 |
€ 181,28 |
|
28 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.6 |
1 |
€ 401,58 |
€ 412,02 |
|
29 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.6 |
2 |
€ 369,45 |
€ 379,06 |
|
30 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.6 |
2 |
€ 401,58 |
€ 412,02 |
|
31 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.4.1 |
1 |
€ 63,92 |
€ 65,77 |
|
32 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.4.1 |
1 |
€ 70,66 |
€ 72,71 |
|
33 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.4.1 |
1 |
€ 84,77 |
€ 87,23 |
|
34 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.4.1 |
1 |
€ 104,31 |
€ 107,33 |
|
35 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.4.1 |
1 |
€ 133,21 |
€ 137,08 |
|
36 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.4.1 |
1 |
€ 168,88 |
€ 173,78 |
|
37 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
4.1.1 |
1 |
€ 506,48 |
€ 521,17 |
|
38 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
4.1.6 |
1 |
€ 176,69 |
€ 181,28 |
|
39 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
4.2.6 |
1 |
€ 401,58 |
€ 412,02 |
|
40 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
4.2.6 |
2 |
€ 369,45 |
€ 379,06 |
|
41 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
4.2.6 |
2 |
€ 401,58 |
€ 412,02 |
|
42 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
4.4.1 |
1 |
€ 119,08 |
€ 122,53 |
|
43 |
Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen |
7 |
2 |
€ 0,62 |
€ 0,65 |
|
44 |
Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen |
10 |
2 |
a |
€ 742,38 |
€ 750,55 |
45 |
Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen |
10 |
2 |
b |
€ 742,38 |
€ 750,55 |
46 |
Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen |
10 |
2 |
c |
€ 371,20 |
€ 375,28 |
47 |
Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen |
10 |
2 |
d |
€ 308,91 |
€ 312,31 |
48 |
Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES |
2 |
2 |
€ 394,09 |
€ 404,34 |
In de bepalingen die worden aangeduid in de kolommen C en D van tabel 2 van de in kolom B genoemde wetten en besluiten worden de in kolom E opgenomen bedragen vervangen door de in kolom F opgenomen bedragen met ingang van 1 juli 2020.
A |
B |
C |
D |
E |
F |
---|---|---|---|---|---|
Nr. |
Wet/besluit |
artikel |
lid |
Bedragen per 1-1-2020 |
Bedragen per 1-7-2020 |
1 |
Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen |
1 |
1 |
€ 12.246,36 |
€ 12.332,08 |
2 |
Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen |
1 |
1 |
€ 11.431,71 |
€ 11.511,73 |
3 |
Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman |
1 |
1 |
€ 12.246,36 |
€ 12.332,08 |
4 |
Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman |
1 |
2 |
€ 11.431,71 |
€ 11.511,73 |
5 |
Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman |
1 |
3 |
€ 10.668,75 |
€ 10.743,43 |
6 |
Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer |
2 |
1 |
€ 8.372,65 |
€ 8.431,26 |
7 |
Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer |
6a |
1 |
€ 726,15 |
€ 731,23 |
8 |
Wet vergoeding leden Eerste Kamer |
4 |
€ 2.288,28 |
€ 2.304,30 |
|
9 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
2.1.2 |
1 |
€ 124,85 |
€ 125,72 |
10 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
2.1.4 |
1 |
€ 124,85 |
€ 125,72 |
11 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
2.1.5 |
1 |
€ 72,83 |
€ 73,34 |
12 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
2.1.5 |
1 |
€ 10,40 |
€ 10,47 |
13 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
2.1.5 |
1 |
€ 156,06 |
€ 157,15 |
14 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
2.1.10 |
1 |
€ 111,42 |
€ 112,20 |
15 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
2.2.1 |
1 |
€ 12.246,36 |
€ 12.332,08 |
16 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
2.2.1 |
2 |
€ 9.128,43 |
€ 9.192,33 |
17 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
2.2.15 |
1 |
€ 613,84 |
€ 618,14 |
18 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.1.2 |
1 |
€ 124,85 |
€ 125,72 |
19 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.1.4 |
1 |
€ 124,85 |
€ 125,72 |
20 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.1.5 |
1 |
€ 72,83 |
€ 73,34 |
21 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.1.5 |
1 |
€ 10,40 |
€ 10,47 |
22 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.1.5 |
1 |
€ 156,06 |
€ 157,15 |
23 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.1.10 |
1 |
€ 111,42 |
€ 112,20 |
24 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.1 |
1 |
€ 6.565,43 |
€ 6.611,39 |
25 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.1 |
1 |
€ 7.222,66 |
€ 7.273,22 |
26 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.1 |
1 |
€ 7.874,98 |
€ 7.930,11 |
27 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.1 |
1 |
€ 8.560,55 |
€ 8.620,48 |
28 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.1 |
1 |
€ 9.280,73 |
€ 9.345,69 |
29 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.1 |
1 |
€ 10.062,61 |
€ 10.133,05 |
30 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.1 |
1 |
€ 10.668,75 |
€ 10.743,43 |
31 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.1 |
1 |
€ 11.431,71 |
€ 11.511,73 |
32 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.1 |
1 |
€ 12.246,36 |
€ 12.332,08 |
33 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.1 |
3 |
€ 5.003,97 |
€ 5.039,00 |
34 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.1 |
3 |
€ 5.671,10 |
€ 5.710,80 |
35 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.1 |
3 |
€ 6.374,52 |
€ 6.419,14 |
36 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.1 |
3 |
€ 6.821,83 |
€ 6.869,58 |
37 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.1 |
3 |
€ 7.458,59 |
€ 7.510,80 |
38 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.1 |
3 |
€ 8.127,45 |
€ 8.184,34 |
39 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.1 |
3 |
€ 8.876,72 |
€ 8.938,86 |
40 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.1 |
3 |
€ 9.403,02 |
€ 9.468,84 |
41 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.1 |
3 |
€ 10.668,75 |
€ 10.743,43 |
42 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.5 |
1 |
€ 10.404 |
€ 10.476,83 |
43 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.15 |
1 |
€ 272,58 |
€ 274,49 |
44 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.15 |
1 |
€ 315,24 |
€ 317,45 |
45 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.15 |
1 |
€ 356,86 |
€ 359,36 |
46 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.15 |
1 |
€ 383,91 |
€ 386,60 |
47 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.15 |
1 |
€ 426,56 |
€ 429,55 |
48 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.15 |
1 |
€ 468,18 |
€ 471,46 |
49 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.15 |
1 |
€ 510,84 |
€ 514,42 |
50 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.15 |
1 |
€ 538,93 |
€ 542,70 |
51 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
3.2.15 |
1 |
€ 613,84 |
€ 618,14 |
52 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
4.1.2 |
1 |
€ 124,85 |
€ 125,72 |
53 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
4.1.4 |
1 |
€ 124,85 |
€ 125,72 |
54 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
4.1.5 |
1 |
€ 72,83 |
€ 73,34 |
55 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
4.1.5 |
1 |
€ 10,40 |
€ 10,47 |
56 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
4.1.5 |
1 |
€ 156,06 |
€ 157,15 |
57 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
4.1.10 |
1 |
€ 111,42 |
€ 112,20 |
58 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
4.2.1 |
2 |
€ 9.952,84 |
€ 10.022,51 |
59 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
4.2.1 |
3 |
€ 8.127,45 |
€ 8.184,34 |
60 |
Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers |
4.2.15 |
1 |
€ 613,84 |
€ 618,14 |
61 |
Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES |
2 |
1 |
€ 10.668,75 |
€ 10.743,43 |
62 |
Rijksbesluit rechtspositie Gouverneurs |
2 |
1 |
Afl. 25.605,01 |
Afl. 25.784,25 |
63 |
Rijksbesluit rechtspositie Gouverneurs |
2 |
2 |
NAF 25.605,01 |
NAF 25.784,25 |
1. Artikel I treedt in werking met ingang van 1 januari 2021. Indien de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst wordt uitgegeven na 31 december 2020, treedt artikel I in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt artikel I terug tot en met 1 januari 2021.
2. Artikel II treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2020.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
De onderhavige regeling behelst het aanpassen van bedragen ten behoeve van diverse bij wet en besluit geregelde onkostenvergoedingen, salarissen en vergoedingen voor de werkzaamheden van en toelagen voor politieke ambtsdragers. Voorts zijn er vergoedingen aan Kamerleden voor verblijfskosten die, aan de hand van een rekenregel, moeten worden gewijzigd omdat de vergoedingen voor dienstreizen van het burgerlijk rijkspersoneel wijzigen.
Voor de indexering van de bedragen van onkostenvergoedingen voor decentrale politieke ambtsdragers aan de hand van de consumentenprijsindex wordt op grond van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers (hierna: Rechtspositiebesluit dpa) gebruik gemaakt van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vastgestelde bedragen voor de maand september van het tweede voorafgaande kalenderjaar. Hetzelfde geldt voor de indexering van de vergoedingen voor de werkzaamheden van decentrale volksvertegenwoordigers, die plaatsvindt aan de hand van het indexcijfer CAO-lonen overheid, inclusief bijzondere beloningen. Voor de indexatie van 2021 betekent dit dat wordt gekeken naar de indexcijfers van september 2019 in vergelijking met de indexcijfers van september 2018.
De betreffende bedragen zijn opgenomen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES.
Ook voor de indexering van sommige vergoedingen aan leden van de Eerste en Tweede Kamer, ministers, staatssecretarissen, de vice-president van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de overige leden van de Raad van State, de staatsraden, de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer, en de substituut-ombudsmannen geldt dat bepaalde bedragen per 1 januari van elk jaar worden geïndexeerd aan de hand van de consumentenprijsindex, maar dan die, geldend voor de maand september van het voorgaande jaar. Voor 2021 betekent dit dat de indexatie van de desbetreffende bedragen geschiedt aan de hand van indexcijfers die door het CBS zijn vastgesteld voor de maand september van 2020.
Daarnaast moeten sommige bedragen jaarlijks per 1 januari worden gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van het prijsindexcijfer jaargemiddelde operationele autolease inclusief brandstof. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het prijsindexcijfer over het tweede voorafgaande kalenderjaar. Voor de indexatie van 2021 betekent dit dat wordt gekeken naar de indexcijfers van september 2019 in vergelijking met de indexcijfers van september 2018.
De betreffende bedragen zijn opgenomen in de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, de Wet rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman en het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen.
Ten aanzien van een aantal bedragen in diverse wetten en besluiten is bepaald dat deze aangepast moeten worden als voor de ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in een collectieve arbeidsovereenkomst een wijziging van het loon is overeengekomen.
In de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 1 juli 2020 tot en met 31 december 2020 is met ingang van 1 juli 2020 een salarisverhoging van 0,7% overeengekomen. In artikel II zijn de bezoldigingsbedragen van ministers, staatssecretarissen, de vice-president van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de overige leden van de Raad van State, de staatsraden, de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer, de substituut-ombudsmannen, de commissarissen van de Koning, de gedeputeerden, de burgemeesters, de wethouders, de voorzitters en de dagelijks bestuursleden van de waterschappen, de Rijksvertegenwoordiger BES en de gouverneurs, alsmede de schadeloosstelling voor de leden van de Tweede Kamer, en de vergoedingen voor de werkzaamheden voor de leden van de Eerste Kamer per 1 juli 2020 met eenzelfde percentage verhoogd. Hetzelfde geldt voor een aantal toelagen en vergoedingen op grond van het Rechtspositiebesluit dpa.
Deze regeling brengt geen gevolgen voor de regeldruk met zich mee.
Artikel I, dat een aantal bedragen indexeert, treedt in werking met ingang van 1 januari 2021. Daarmee is voldaan aan de vaste verandermomenten. Afgeweken is van de gebruikelijk gehanteerde minimale invoeringstermijn van twee maanden. Dit is een gevolg van het feit dat de bedragen voor 2021 niet eerder beschikbaar waren. De doelgroepen zijn bekend met de periodieke wijzigingen: de personen die de regeling uitvoeren zijn goed in staat om deze op korte termijn door te voeren.
Artikel II, dat bedragen aanpast aan de Arbeidsvoorwaardenovereenkomst sector Rijk 1 juli 2020 tot en met 31 december 2020, treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin deze regeling worden geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2020. Ook hier is afgeweken van de minimale invoeringstermijn van twee maanden. Dit is een gevolg van het feit dat er pas op 14 oktober 2020 een definitief akkoord was over de arbeidsvoorwaardenovereenkomst.
De hierna genoemde toelagen en onkostenvergoedingen worden jaarlijks met ingang van 1 januari aangepast aan de consumentenprijsindex, geldend voor de maand september van het voorafgaande kalenderjaar. De consumentenprijsindex voor september 2020 is bepaald op 107,88. Voor 2019 was dit indexcijfer 106,7. Procentueel is dat een verhoging van 1,1. Dit betekent dat het bedrag van de ambtstoelage per 1 januari 2021 wordt verhoogd met 1,1 %.
Het betreft de volgende vergoedingen:
• de vergoeding voor leden van de Tweede en Eerste Kamer voor kosten verbonden aan de uitoefening van het ambt (artikel 9, eerste lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer en artikel 16, eerste lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer: artikel I, nummers 1 en 5);
• de vergoeding voor de vice-president van de Raad van State, de president van de Algemene Rekenkamer, de Nationale ombudsman, de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en de leden van de Raad van State en de staatsraden, de overige leden in gewone dienst van de Algemene Rekenkamer en de substituut-ombudsmannen voor de kosten van voorzieningen die voor eigen rekening komen en door hen mede worden aangewend ten behoeve van de vervulling van hun ambt (artikel 6, tweede lid, van het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman: artikel I, nummers 11 en 12);
• de vergoeding voor ministers en staatssecretarissen voor de kosten van voorzieningen die voor hun eigen rekening komen en door hen mede worden aangewend ten behoeve van de vervulling van hun ambt (artikel 10, tweede lid, van het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen: artikel I, nummers 44 tot en met 47).
De hierna genoemde toelagen en onkostenvergoedingen worden jaarlijks met ingang van 1 januari aangepast aan de consumentenprijsindex, geldend voor de maand september in het tweede voorafgaande kalenderjaar. De consumentenprijsindex voor september 2019 is vastgesteld op 106,70. Voor september 2018 is het indexcijfer vastgesteld op 103,95. Procentueel is dat een verhoging van 2,6. Dit betekent dat deze bedragen met ingang van 1 januari 2021 worden verhoogd met 2,6 %.
Het betreft de volgende vergoedingen:
• De ambtstoelage en overige ambtskosten voor de commissaris van de Koning en de gedeputeerde die de commissaris waarneemt (artikel 2.2.6, eerste en tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummers 15, 16, 18 en 19);
• De onkostenvergoeding voor gedeputeerden (artikel 2.2.6, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 17);
• De onkostenvergoeding voor statenleden (artikel 2.1.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 14);
• De ambtstoelage voor burgemeesters (artikel 3.2.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 28) en wethouders die een burgemeester waarnemen (artikel 3.2.6, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 30);
• De onkostenvergoeding voor wethouders (artikel 3.2.6, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 29);
• De onkostenvergoeding voor raadsleden (artikel 3.1.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 27);
• De ambtstoelage voor een voorzitter van een waterschap (artikel 4.2.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 39) en een lid van het dagelijks bestuur dat de voorzitter waarneemt (artikel 4.2.6, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 41);
• De onkostenvergoeding van een lid van het dagelijks bestuur van een waterschap (artikel 4.2.6, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 40);
• De onkostenvergoeding voor de leden van het algemeen bestuur van een waterschap (artikel 4.1.6, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 38);
• De vergoeding voor de Rijksvertegenwoordiger BES voor de aan zijn ambt verbonden kosten (artikel 2, tweede lid, van het Rechtspositiebesluit Rijksvertegenwoordiger BES: artikel I, nummer 48).
Deze wijzigingen strekken tot aanpassing van de bedragen die zijn opgenomen in artikel 12a, tweede lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer, artikel 13, tweede lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer, artikel 4, derde lid, van het Besluit rechtspositie Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale ombudsman en artikel 7, tweede lid, van het Voorzieningenbesluit ministers en staatssecretarissen.
Het in deze bepalingen vermelde bedrag heeft betrekking op de maximaal toegestane kilometerprijs van een aan te schaffen dienstauto. Het bedrag wordt per 1 januari van elk jaar gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van het prijsindexcijfer jaargemiddelde operationele autolease inclusief brandstof (zakelijke personenauto’s), zoals door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerd, over het tweede kalenderjaar voorafgaand aan genoemde datum ten opzichte van hetzelfde indexcijfer over het jaar daaraan voorafgaand. De stijging van de normbedragen is als volgt berekend. Het prijsindexcijfer autolease zakelijke personenauto’s inclusief brandstof 2019 was 108,7. Het prijsindexcijfer autolease zakelijke personenauto’s 2018 inclusief brandstof was 104,7. Het verschil is dus 108,7 - 104,7 = 4,0. In een percentage uitgedrukt is de stijging 3,82%. Het normbedrag voor 2020 was (niet afgerond) € 0,62340821; vermeerderd met 3,82% wordt € 0,6472224 (afgerond € 0,65). Het normbedrag wordt met ingang van 1 januari 2021 dus € 0,65.
Artikel 10, eerste lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer ziet op een vergoeding waarmee de leden van de Eerste Kamer voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden. Deze vergoeding wordt jaarlijks herzien onder meer aan de hand van voor het overheidspersoneel geldende inhoudingen ter zake van het ouderdoms- en nabestaandenpensioen. Met ingang van 1 januari 2021 bedraagt deze vergoeding € 3.858,66 (was € 3.500,45) (artikel I, nummer 3).
Op grond van artikel 18, eerste lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer ontvangen Kamerleden ter vergoeding van verblijfskosten een bedrag waarvan de hoogte op grond van het tweede lid afhankelijk is van de afstand van de woonplaats van het Kamerlid of het door het Kamerlid bewoonde deel van de woonplaats tot het gebouw van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Op grond van artikel 18, derde lid, van de Wet vergoedingen leden Eerste Kamer worden de bedragen jaarlijks bij ministeriële regeling gewijzigd overeenkomstig de procentuele wijziging van de voor ambtenaren die krachtens een arbeidsovereenkomst met de Staat werkzaam zijn in een collectieve arbeidsovereenkomst overeengekomen vergoeding van reis- en verblijfskosten van dienstreizen.
De toepassing van genoemde rekenregel leidt tot de volgende bedragen met ingang van 1 januari 2021 (artikel I, nummers 6 tot en met 9):
0 km: € 411,34 (was € 391,74) per jaar
10 km: € 4.095,65 (was € 3.900,46) per jaar
75 km: € 8.192,92 (was € 7.802,47) per jaar
150 km en meer: € 13.313,70 (was € 12.679,20) per jaar
Op grond van artikel 8, eerste lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer ontvangen Kamerleden ter vergoeding van verblijfskosten een bedrag waarvan de hoogte afhankelijk is van de afstand van de woonplaats van het Kamerlid of het door het Kamerlid bewoonde deel van de woonplaats tot het gebouw van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
In artikel 8, tweede lid, van de Wet schadeloosstelling leden Tweede Kamer is beschreven hoe de betreffende bedragen tot stand komen. De toepassing van de in dit lid genoemde rekenregel, in samenhang met artikel 9, eerste lid, leidt tot de volgende bedragen met ingang van 1 januari 2021:
0 km: € 8.283,20 (was € 7.975,40) per jaar
10 km: € 13.944,80 (was € 13.286,60) per jaar
75 km: € 19.559,00 (was € 18.461,15) per jaar
150 km: € 26.420,80 (was € 24.785,60) per jaar
Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden toegekend aan raadsleden en statenleden wordt jaarlijks aangepast aan de hand van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vastgestelde indexcijfer CAO-lonen overheid inclusief bijzondere beloningen. Voor de indexatie van 2021 betekent dit dat wordt gekeken naar de indexcijfers van september 2019 in vergelijking met de indexcijfers van september 2018. Voor de indexering voor het jaar 2021 betekent dit het volgende. Het indexcijfer CAO-lonen overheid inclusief bijzondere beloningen voor september 2019 is vastgesteld op 115,1. Voor september 2018 is dit indexcijfer vastgesteld op 111,9. Procentueel is dat een verhoging van 2,9. Dit betekent dat deze bedragen met ingang van 1 januari 2021 worden verhoogd met 2,9 %. Dit betekent dat de vergoeding voor de werkzaamheden voor raadsleden en statenleden voor het jaar 2020 worden verhoogd met 2,9%. Dit geldt ook voor de vergoeding voor de leden van het algemeen bestuur van een waterschap die geen lid zijn van het dagelijks bestuur en voor commissieleden van provincies, gemeenten en waterschappen voor de vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen.
Concreet betekent dit dat het bedrag, genoemd in artikel 2.1.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa, wordt gewijzigd in € 1.270,38 (was € 1.234,57) (artikel I, nummer 13).
Voor de leden van het algemeen bestuur van een waterschap wordt het bedrag, genoemd in artikel 4.1.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa, gewijzigd in € 521,17 (was € 506,48) (artikel I, nummer 37).
De vergoeding voor de werkzaamheden voor raadsleden is bepaald in artikel 3.1.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa. Ook deze bedragen worden verhoogd met 2,9 %. Concreet betekent dit dat de bedragen voor de vergoeding van de werkzaamheden per maand per 1 januari 2021 als volgt bedragen (artikel I, nummers 21 tot en met 26):
Klasse |
Inwonertal |
Vergoeding werkzaamheden per maand per 1 januari 2020 |
Vergoeding werkzaamheden per maand per 1 januari 2021 |
---|---|---|---|
1 |
Tot en met 8.000 |
€ 1.018,29 |
€ 1.047,82 |
2 |
8.001-14.000 |
€ 1.018,29 |
€ 1.047,82 |
3 |
14.001-24.000 |
€ 1.018,29 |
€ 1.047,82 |
4 |
24.001-40.000 |
€ 1.018,29 |
€ 1.047,82 |
5 |
40.001-60.000 |
€ 1.324,40 |
€ 1.362,81 |
6 |
60.001-100.000 |
€ 1.549,75 |
€ 1.594,69 |
7 |
100.001-150.000 |
€ 1.759,46 |
€ 1.810,49 |
8 |
150.001-375.000 |
€ 2.049,73 |
€ 2.109,17 |
9 |
375.001- |
€ 2.495,45 |
€ 2.567,82 |
De vergoeding per vergadering voor provinciale commissieleden wordt, rekening houdend met de procentuele verhoging van 2,9 % per 1 januari 2021 vastgesteld op € 122,53 (was € 119,08) per vergadering (artikel 2.4.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummer 20).
De vergoeding per vergadering voor gemeentelijke commissieleden bedraagt per 1 januari 2021 (artikel 3.4.1, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit dpa: artikel I, nummers 31 tot en met 36):
Klasse |
Inwonertal |
Vergoeding werkzaamheden per vergadering per 1 januari 2020 |
Vergoeding werkzaamheden per vergadering per 1 januari 2021 |
---|---|---|---|
1 |
Tot en met 10.000 |
€ 63,92 |
€ 65,77 |
2 |
10.001-20.000 |
€ 70,66 |
€ 72,71 |
3 |
20.001-50.000 |
€ 84,77 |
€ 87,23 |
4 |
50.001-100.000 |
€ 104,31 |
€ 107,33 |
5 |
100.001-250.000 |
€ 133,21 |
€ 137,08 |
6 |
250.001- |
€ 168,88 |
€ 173,78 |
In artikel 4.4.1, van het Rechtspositiebesluit dpa is bepaald dat een commissielid van een waterschap een vergoeding ontvangt voor het bijwonen van de vergaderingen van de commissie. Deze vergoeding wordt per 1 januari 2021 vastgesteld op € 122,53 (was € 119,08) per vergadering (artikel I, nummer 42). Dit bedrag komt dus overeen met de vergoeding aan provinciale commissieleden.
De inwerkingtreding van de regeling en terugwerkende kracht is toegelicht in paragraaf 1.4 van deze toelichting.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2020-62657.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.