Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 1 december 2020, nr. 2020-0000683057, tot wijziging van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 teneinde bijlage 3 bij artikel 16 van die regeling te vervangen (de Verantwoordingsinformatie 2020)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op artikel 36a, vierde lid, van de Woningwet;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 wordt als volgt gewijzigd:

Bijlage 3 bij artikel 16 wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

BIJLAGE BIJ ARTIKEL I VAN DE REGELING VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKRELATIES VAN 1 DECEMBER 2020, NR. 2020-0000683057 TOT WIJZIGING VAN DE REGELING TOEGELATEN INSTELLINGEN VOLKSHUISVESTING 2015 TENEINDE BIJLAGE 3 BIJ ARTIKEL 16 VAN DIE REGELING TE VERVANGEN (DE VERANTWOORDINGSINFORMATIE 2020)

Bijlage 3. bij artikel 16 van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015

TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Met deze jaarlijkse wijziging van de Regeling toegelaten instellingen volkshuisvesting 2015 (RTIV) wordt de Verantwoordingsinformatie (dVi) in bijlage 3 bij artikel 16 van de RTIV (hierna: bijlage 3) vervangen.

2. Aanleiding

Bijlage 3 bij de RTIV betreft de dVi voor toegelaten instellingen. De toegelaten instellingen dienen verantwoordingsgegevens te verstrekken over het betreffende verslagjaar, ter voldoening aan artikel 36a, vierde lid, van de Woningwet. De dVi is voor 2020 gewijzigd met als doel om de uitvraag van verantwoordingsgegevens verder te versimpelen en doelmatiger te maken. Deze wijziging geeft (mede) invulling aan de afspraak in het Convenant Verbeteren Informatievoorziening Woningcorporaties, dat als doel heeft de informatie-uitvraag te reduceren en de administratieve lasten(druk) te verminderen, en is in samenspraak met de Autoriteit woningcorporaties (Aw), het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) en Aedes tot stand gekomen. Het algemene uitgangspunt voor de totstandkoming van de wijzigingen is dat de inhoud van de gegevens die gevraagd worden, voorafgaand getoetst wordt op nut en noodzaak vanuit het principe van spaarzaamheid en soberheid.

In de gewijzigde bijlage 3 bij de RTIV is daarnaast door afstemming met de toegelaten instellingen gezorgd voor een verdere stroomlijning tussen de informatie die corporaties beschikbaar hebben en de informatie die wordt opgevraagd. Deze stroomlijning gebeurt aan de hand van de VERA-standaard voor de corporatiesector en richt zich op gegevensuitwisseling binnen deze sector en met aanpalende sectoren. VERA (dat staat voor ‘Volkshuisvesting Referentie Architectuur’) is een initiatief vanuit corporaties om gegevensuitwisseling in de keten te digitaliseren en te standaardiseren, op basis van dezelfde taal en dezelfde definities.

In paragraaf 3 is uitgewerkt welke wijzigingen zijn aangebracht in bijlage 3 van de RTIV. Evenals bij dVi 2018 en dVi 2019, wordt dVi 2020 op basis van Standard Business Reporting (SBR) uitgevraagd. Hiermee wordt aangesloten op de standaard van de Nederlandse Taxonomie.

3. Wijzigingen dVi

De voornaamste wijzigingen die zijn doorgevoerd ten opzichte van dVi 2019, hangen samen met verdere ontwikkelingen in het verticaal toezicht-traject. In dit kader is een aantal vragen in de gegevensuitvraag van dVi 2020 vervallen, in lijn gebracht van de geldende wet- en regelgeving of in het kader van vereenvoudiging, uniformering en verduidelijking geherstructureerd. Dit heeft tot gevolg dat de uitvraag nog beter aansluit op de informatiebehoefte van de Aw en het WSW.

DVi is in hoofdstukken en paragrafen opgedeeld. Hierna worden alle individuele wijzigingen toegelicht:

  • Paragraaf 2.1B-D: In het kader van vereenvoudiging en vermindering van de informatie-uitvraag heeft een aanpassing in de tabel plaatsgevonden. Over registergoederen opgenomen onder ‘Voorraad’ op de balans, registergoederen opgenomen onder ‘Onderhanden projecten’ op de balans en registergoederen opgenomen onder ‘Vastgoed in ontwikkeling bestemd voor eigen exploitatie en onroerende zaken t.d.v. exploitatie’ op de balans wordt in het vervolg op complex- c.q. gemeenteniveau gerapporteerd in plaats van eenheidniveau. Als gevolg hiervan vervallen in paragrafen 2.1B, 2.1C en 2.1D de gegevenselementen ‘Huisnummer NL’, Huisletter NL’ en ‘Huisnummertoevoeging’.

  • Paragraaf 3.4.1: In het kader van vermindering van de informatie-uitvraag is de uitvraag met betrekking tot gegevenselement ‘Betaalde interest toegerekend aan investeringen door de corporatie’ vervallen in de basisuitvraag. De informatie is niet langer nodig, omdat de informatie voornamelijk werd gebruikt in het inmiddels vervallen DSCR-kengetal;

  • Invoeging van paragraaf 3.4.7: De post ‘Sectorspecifieke heffing onafhankelijk van resultaat’ in het kasstroomoverzicht wordt in de toelichting uitgesplitst naar afzonderlijke posten ‘Saneringsheffing’, ‘Obligoheffing’ en ‘Overige sectorspecifieke heffingen’. Deze uitsplitsing maakt het mogelijk dat het inbare risicokapitaal van het WSW nauwkeuriger kan worden benaderd. Het inbare risicokapitaal is de som van het eigen vermogen van WSW, en de bijdragen van corporaties aan het obligo en de saneringsheffing.

  • Paragraaf 5.3: De wijzigingen in de verantwoording rondom de Wet Normering Topinkomens (WNT) vloeien voort uit de wijzigingen zoals aangebracht op grond van de Regeling bezoldigingsmaxima topfunctionarissen toegelaten instellingen volkshuisvesting 2020. Deze regeling is een uitwerking van artikel 2.7 van de WNT.

  • Paragraaf 5.4: De vraagstelling is uitgebreid, zodat ook de informatie ten aanzien van prestatieafspraken in relatie tot de huursomstijging inzichtelijk wordt. Dit betekent dat drie nieuwe regels in de uitvraag zijn toegevoegd; het totaal van het aantal gemeenten waarmee de toegelaten instelling prestatieafspraken heeft gemaakt over een hogere huursomstijging in 2020, ja/nee-vraag of de huursomstijging (ten aanzien van zelfstandige huurwoningen relevant voor de toets) in de afzonderlijke gemeenten gelijk of lager is dan de prestatieafspraak, in geval van nee-antwoord in hoeveel gemeenten de huursomstijging hoger is dan de prestatieafspraak.

De overige wijzigingen betreffen vereenvoudigingen en uniformeringen van de informatie-uitvraag:

  • Paragraaf 3.1: in het kader van vereenvoudiging en aansluiting op Besluit Modellen Jaarrekening is de naamgeving van post ‘Schulden aan kredietinstellingen’ in de balans vervangen door ‘Schulden aan Banken’.

  • Paragraaf 3.3: in het kader van hergebruik en uniformering met dVi gegevensuitvraag wordt de naamgeving van de post ‘Verkoopontvangsten woongelegenheden (VOV) na inkoop in dPi periode’ in de categorie ‘(Des)investeringsactiviteiten’ gewijzigd. Het zinsdeel ‘na inkoop in dPi periode’ is overbodig en komt te vervallen;

  • Paragraaf 4.3: in het kader van vereenvoudiging heeft een aanpassing in de volgorde van de tabel plaatsgevonden. De post ‘Rente’ is in het overzicht naar beneden verplaatst, teneinde een meer logische structuur te bewerkstelligen;

  • Paragraaf 5.1: Rechtmatigheidsvraag 15 inzake leefbaarheidsactiviteiten in relatie tot prestatieafspraken is verduidelijkt door de aanvankelijke vraag op te splitsen in een hoofdvraag en een vervolgvraag.

4. Administratieve lasten

Ecorys heeft de financiële gevolgen van de huidige wijziging van de dVi-uitvraag berekend (Ecorys, Administratieve lasten wijzigingen dVi 2020. Rapportage – Onderzoek naar de verandering van administratieve lasten, Rotterdam 27 oktober 2020).

Ecorys stelt vast dat de totale verandering ten opzichte van de totale administratieve lasten gemoeid met de informatieverplichting bij corporaties kan worden aangemerkt als verwaarloosbaar. Ecorys verwacht als gevolg van de huidige wijzigingen een marginale eenmalige toename in administratieve lasten van in totaal circa € 800 voor alle 311 woningcorporaties tezamen. Hier staat een marginale afname van zo’n € 500 aan structurele lasten tegenover. Voor het eerste jaar betekent dit een totale netto toename in administratieve lasten, echter vanaf jaar twee leveren deze wijzigingen een totale netto afname in administratieve lasten op. Al met al kan deze verandering van lastendruk als verwaarloosbaar worden gezien.

5. Consultatie

De wijziging van bijlage 3 is in samenwerking met Aedes, de Aw en het WSW opgesteld. Het ATR is geconsulteerd over de regeldrukeffecten van de regeling. De ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies. Dit gelet op de analyse dat er beperkte regeldrukeffecten uit het voorstel voortvloeien.

6. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2021. Hierbij is afgeweken van de minimale invoeringstermijn van twee maanden tussen publicatie en inwerkingtreding. Partijen zijn echter tijdig geïnformeerd, het model in de bijlage bij deze regeling is namelijk in juli 2020 met hen en SBR afgestemd.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

Naar boven