Regeling van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 27 november 2020, nr. WJZ/ 20279857, houdende wijziging van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies in verband met het aanpassen van de subsidiemodule tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten als gevolg van COVID-19

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Gelet op artikel 33, eerste lid, aanhef en onderdeel d, van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014,1 149);

Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 3.11.2 van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

  • 2. De subsidie, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend verstrekt, indien de tijdelijke stopzetting plaatsvindt tussen 16 maart 2020 en een bij besluit van de minister te bepalen datum als gevolg van de crisis in verband met COVID-19.

2. Het derde lid komt te luiden:

  • 3. Als een volledige ononderbroken week als bedoeld in het eerste lid wordt beschouwd een periode van 168 aaneengesloten uren.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 15 mei 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 27 november 2020

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

TOELICHTING

1. Inleiding

In artikel 33, eerste lid, aanhef en onder d, van Verordening (EU) nr. 508/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG) nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU) nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 149) (hierna: verordening 508/2014) is bepaald dat lidstaten tijdelijke stopzettingen van visserijactiviteiten met vissersvaartuigen kunnen financieren als de tijdelijke stopzettingen het gevolg zijn van het coronavirus. In de subsidiemodule Tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten als gevolg van COVID-19 van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies (REES) is uitvoering gegeven aan het betreffende artikel van verordening 508/2014.

Met deze wijzigingsregeling worden twee aanpassingen in de subsidiemodule Tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten als gevolg van COVID-19 van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies (REES) doorgevoerd.

2. Wijziging van de REES

2.1 Afgeronde activiteiten op het moment van aanvraag

In de subsidiemodule Tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten als gevolg van COVID-19 (titel 3.11 van de REES) is bepaald dat de subsidie uitsluitend wordt verstrekt als op het moment van de aanvraag het vissersvaartuig nog niet het volledige aantal weken waarvoor de subsidie wordt aangevraagd heeft stilgelegen (artikel 3.11.2, tweede lid, onder b, van de REES). Deze bepaling volgt uit artikel 65, zesde lid, van Verordening (EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PbEU 2013, L 347) (hierna: verordening 1303/2013), waarin staat dat concrete acties die fysiek voltooid zijn of volledig ten uitvoer zijn gelegd voordat de financieringsaanvraag in het kader van het programma door de begunstigde bij de managementautoriteit is ingediend, niet voor steun uit de fondsen worden geselecteerd, ongeacht of alle betrokken betalingen door de begunstigde van de steun zijn verricht.

Als gevolg van de coronacrisis is verordening 1303/2013 gewijzigd waardoor het mogelijk is geworden om af te wijken van de hiervoor genoemde bepaling in artikel 65, zesde lid, van verordening 1303/2013 ten behoeve van steunmaatregelen als gevolg van de coronacrisis. Deze maatregelen komen in aanmerking voor steun met ingang van 1 februari 2020 (artikel 65, negende lid, van verordening 1303/2013). Vanwege de spoedeisendheid van de openstelling van de subsidiemodule Tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten als gevolg van COVID-19 kon de nationale bepaling niet meer gewijzigd worden om gebruik te kunnen maken van de ruimte die de gewijzigde verordening 1303/2013 de lidstaten biedt om ook voor afgeronde activiteiten steun te verlenen.

Bij het openstellen van de subsidiemodule is geconcludeerd dat een substantieel deel van de aanvragers van de subsidie reeds voor de volledige periode hun visserijactiviteiten hebben stopgezet en daarmee de activiteiten hadden afgerond op het moment van de aanvraag. Deze aanvragers komen zonder aanpassing van de subsidiemodule in de REES niet meer in aanmerking voor een subsidie.

Omdat de subsidiemodule zeer kort voor het openstellen van de subsidiemodule was gepubliceerd in de Staatscourant en de aanvragers van de subsidie om deze reden niet in de gelegenheid zijn geweest om kennis te nemen van het vereiste dat de visserijactiviteiten nog niet voor de volledige periode konden worden stopgezet, en de subsidiemodule specifiek in het leven is geroepen om steun te bieden ten tijde van deze coronacrisis, wordt het hanteren van het voorschrift in artikel 3.11.2, tweede lid, onder b, van de REES niet proportioneel geacht. Met onderhavige regeling wordt de bepaling dat de visserijactiviteiten nog niet voor de volledige periode mogen zijn stopgezet, met terugwerkende kracht uit de subsidiemodule geschrapt.

2.2. Aaneengesloten periode van stopzetten van visserijactiviteiten

In artikel 3.11.2, eerste lid, van de REES is bepaald dat subsidie wordt verstrekt voor de stopzetting van visserijactiviteiten met een vissersvaartuig. Om voor subsidie in aanmerking te komen, mag een aanvraag voor subsidieverlening betrekking hebben op maximaal vijf weken. In artikel 3.11.2, derde lid, van de REES is bepaald dat het gaat om volledige weken, dat wil zeggen zeven aaneengesloten gehele dagen van 0:00 uur van de eerste dag tot en met 23:59 uur van de zevende dag. In de praktijk blijkt dat een substantieel deel van de aanvragers wel een aaneengesloten periode van zeven maal 24 uur heeft stilgelegen maar zich niet precies heeft gehouden aan het tijdslot van 0:00 uur tot en met 23:59 uur en eerder op een dag zijn uitgevaren. Een strikte toepassing van de tijd van 23:59 uur leidt er toe dat veel aanvragers niet in aanmerking komen voor subsidie op grond van de subsidiemodule.

Hiervoor is aangegeven dat de subsidiemodule zeer kort voor het openstellen van de subsidiemodule was gepubliceerd in de Staatscourant. Om deze reden zijn de aanvragers van de subsidie niet voldoende in de gelegenheid geweest om kennis te nemen van het vereiste van stilliggen tot 23:59 uur op de zevende dag. Het hanteren van het tijdslot van 23:59 wordt niet proportioneel geacht, mede gelet op de achtergrond van de subsidiemodule, namelijk om steun te bieden aan eigenaren van vissersvaartuigen tijdens de coronacrisis.

Met onderhavige regeling wordt het hiervoor genoemde voorschrift zodanig gewijzigd dat in het derde lid van artikel 3.11.2 van de REES wordt bepaald dat als een volledige ononderbroken week wordt beschouwd een aaneengesloten periode van 168 uur. 168 uur is de rekensom van zeven (achtereenvolgende dagen) vermenigvuldigd met 24 (uren van de dag).

3. Regeldruk en inwerkingtreding

Onderhavige regeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk. Aanvragen voor subsidie op grond van de subsidiemodule Tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten als gevolg van COVID-19 zijn reeds ingediend. De aanvragers van de subsidie hoeven geen extra administratieve handelingen te verrichten als gevolg van het wijzigen van de subsidiemodule.

Voor de uitvoeringsorganisatie van de subsidiemodule, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, betekent het wijzigen van de subsidiemodule geen wijziging in de uitvoeringslasten. De verwachting is dat door het wijzigen van de subsidiemodule minder aanvragen afgewezen gaan worden. Er worden, omdat deze regeling begunstigend is, minder bezwaar- en beroepsprocedures verwacht.

In artikel II van deze regeling wordt het tijdstip van inwerkingtreding vastgesteld en wordt bepaald dat aan deze regeling terugwerkende kracht wordt verleend tot en met 15 mei 2020. Reden voor dit laatste is dat deze terugwerkende kracht nodig is om de nadelige gevolgen voor de doelgroep van de subsidiemodule, die op 15 mei 2020 in werking was getreden, te beperken.

In verband met het spoedeisende karakter van deze regeling is bij de vaststelling van het moment van inwerkingtreding afgeweken van het beleid inzake vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven