TOELICHTING
1. Inleiding
In artikel 33, eerste lid, aanhef en onder d, van Verordening (EU) nr. 508/2014 van
het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 inzake het Europees Fonds voor maritieme
zaken en visserij en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 2328/2003, (EG)
nr. 861/2006, (EG) nr. 1198/2006 en (EG) nr. 791/2007 van de Raad en Verordening (EU)
nr. 1255/2011 van het Europees Parlement en de Raad (PbEU 2014, L 149) (hierna: verordening
508/2014) is bepaald dat lidstaten tijdelijke stopzettingen van visserijactiviteiten
met vissersvaartuigen kunnen financieren als de tijdelijke stopzettingen het gevolg
zijn van het coronavirus. In de subsidiemodule Tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten
als gevolg van COVID-19 van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies (REES) is uitvoering
gegeven aan het betreffende artikel van verordening 508/2014.
Met deze wijzigingsregeling worden twee aanpassingen in de subsidiemodule Tijdelijk
stopzetten van visserijactiviteiten als gevolg van COVID-19 van de Regeling Europese
EZK- en LNV-subsidies (REES) doorgevoerd.
2. Wijziging van de REES
2.1 Afgeronde activiteiten op het moment van aanvraag
In de subsidiemodule Tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten als gevolg van
COVID-19 (titel 3.11 van de REES) is bepaald dat de subsidie uitsluitend wordt verstrekt
als op het moment van de aanvraag het vissersvaartuig nog niet het volledige aantal
weken waarvoor de subsidie wordt aangevraagd heeft stilgelegen (artikel 3.11.2, tweede
lid, onder b, van de REES). Deze bepaling volgt uit artikel 65, zesde lid, van Verordening
(EU) nr. 1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende
gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling,
het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling
en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake
het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds
en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening
(EG) nr. 1083/2006 van de Raad (PbEU 2013, L 347) (hierna: verordening 1303/2013),
waarin staat dat concrete acties die fysiek voltooid zijn of volledig ten uitvoer
zijn gelegd voordat de financieringsaanvraag in het kader van het programma door de
begunstigde bij de managementautoriteit is ingediend, niet voor steun uit de fondsen
worden geselecteerd, ongeacht of alle betrokken betalingen door de begunstigde van
de steun zijn verricht.
Als gevolg van de coronacrisis is verordening 1303/2013 gewijzigd waardoor het mogelijk
is geworden om af te wijken van de hiervoor genoemde bepaling in artikel 65, zesde
lid, van verordening 1303/2013 ten behoeve van steunmaatregelen als gevolg van de
coronacrisis. Deze maatregelen komen in aanmerking voor steun met ingang van 1 februari
2020 (artikel 65, negende lid, van verordening 1303/2013). Vanwege de spoedeisendheid
van de openstelling van de subsidiemodule Tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten
als gevolg van COVID-19 kon de nationale bepaling niet meer gewijzigd worden om gebruik
te kunnen maken van de ruimte die de gewijzigde verordening 1303/2013 de lidstaten
biedt om ook voor afgeronde activiteiten steun te verlenen.
Bij het openstellen van de subsidiemodule is geconcludeerd dat een substantieel deel
van de aanvragers van de subsidie reeds voor de volledige periode hun visserijactiviteiten
hebben stopgezet en daarmee de activiteiten hadden afgerond op het moment van de aanvraag.
Deze aanvragers komen zonder aanpassing van de subsidiemodule in de REES niet meer
in aanmerking voor een subsidie.
Omdat de subsidiemodule zeer kort voor het openstellen van de subsidiemodule was gepubliceerd
in de Staatscourant en de aanvragers van de subsidie om deze reden niet in de gelegenheid
zijn geweest om kennis te nemen van het vereiste dat de visserijactiviteiten nog niet
voor de volledige periode konden worden stopgezet, en de subsidiemodule specifiek
in het leven is geroepen om steun te bieden ten tijde van deze coronacrisis, wordt
het hanteren van het voorschrift in artikel 3.11.2, tweede lid, onder b, van de REES
niet proportioneel geacht. Met onderhavige regeling wordt de bepaling dat de visserijactiviteiten
nog niet voor de volledige periode mogen zijn stopgezet, met terugwerkende kracht
uit de subsidiemodule geschrapt.
2.2. Aaneengesloten periode van stopzetten van visserijactiviteiten
In artikel 3.11.2, eerste lid, van de REES is bepaald dat subsidie wordt verstrekt
voor de stopzetting van visserijactiviteiten met een vissersvaartuig. Om voor subsidie
in aanmerking te komen, mag een aanvraag voor subsidieverlening betrekking hebben
op maximaal vijf weken. In artikel 3.11.2, derde lid, van de REES is bepaald dat het
gaat om volledige weken, dat wil zeggen zeven aaneengesloten gehele dagen van 0:00 uur
van de eerste dag tot en met 23:59 uur van de zevende dag. In de praktijk blijkt dat
een substantieel deel van de aanvragers wel een aaneengesloten periode van zeven maal
24 uur heeft stilgelegen maar zich niet precies heeft gehouden aan het tijdslot van
0:00 uur tot en met 23:59 uur en eerder op een dag zijn uitgevaren. Een strikte toepassing
van de tijd van 23:59 uur leidt er toe dat veel aanvragers niet in aanmerking komen
voor subsidie op grond van de subsidiemodule.
Hiervoor is aangegeven dat de subsidiemodule zeer kort voor het openstellen van de
subsidiemodule was gepubliceerd in de Staatscourant. Om deze reden zijn de aanvragers
van de subsidie niet voldoende in de gelegenheid geweest om kennis te nemen van het
vereiste van stilliggen tot 23:59 uur op de zevende dag. Het hanteren van het tijdslot
van 23:59 wordt niet proportioneel geacht, mede gelet op de achtergrond van de subsidiemodule,
namelijk om steun te bieden aan eigenaren van vissersvaartuigen tijdens de coronacrisis.
Met onderhavige regeling wordt het hiervoor genoemde voorschrift zodanig gewijzigd
dat in het derde lid van artikel 3.11.2 van de REES wordt bepaald dat als een volledige
ononderbroken week wordt beschouwd een aaneengesloten periode van 168 uur. 168 uur
is de rekensom van zeven (achtereenvolgende dagen) vermenigvuldigd met 24 (uren van
de dag).
3. Regeldruk en inwerkingtreding
Onderhavige regeling heeft geen gevolgen voor de regeldruk. Aanvragen voor subsidie
op grond van de subsidiemodule Tijdelijk stopzetten van visserijactiviteiten als gevolg
van COVID-19 zijn reeds ingediend. De aanvragers van de subsidie hoeven geen extra
administratieve handelingen te verrichten als gevolg van het wijzigen van de subsidiemodule.
Voor de uitvoeringsorganisatie van de subsidiemodule, de Rijksdienst voor Ondernemend
Nederland, betekent het wijzigen van de subsidiemodule geen wijziging in de uitvoeringslasten.
De verwachting is dat door het wijzigen van de subsidiemodule minder aanvragen afgewezen
gaan worden. Er worden, omdat deze regeling begunstigend is, minder bezwaar- en beroepsprocedures
verwacht.
In artikel II van deze regeling wordt het tijdstip van inwerkingtreding vastgesteld
en wordt bepaald dat aan deze regeling terugwerkende kracht wordt verleend tot en
met 15 mei 2020. Reden voor dit laatste is dat deze terugwerkende kracht nodig is
om de nadelige gevolgen voor de doelgroep van de subsidiemodule, die op 15 mei 2020
in werking was getreden, te beperken.
In verband met het spoedeisende karakter van deze regeling is bij de vaststelling
van het moment van inwerkingtreding afgeweken van het beleid inzake vaste verandermomenten
en de minimuminvoeringstermijn.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C.J. Schouten