Aanwijzing voorwaardelijke invrijheidstelling

Rechtskarakter: Aanwijzing i.d.z.v. artikel 130 lid 6 Wet RO

Aan: College van procureurs-generaal

Van: Hoofden van de OM-onderdelen

Registratienummer: 2020A010

Datum inwerkingtreding: 01-03-2021

Publicatie in Stcrt.: PM

Vervallen: Aanwijzing voorwaardelijke invrijheidstelling (2019A002)

Relevante beleidsregels OM: Aanwijzing kader voor tenuitvoerlegging (2020A007), Aanwijzing kader voor toepassing van voorwaarden, gedragsaanwijzingen en maatregelen (2020A008)

Wetsbepalingen: Boek 6 Wetboek van Strafvordering; Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen

SAMENVATTING

Deze aanwijzing geeft nadere regels voor de toepassing van de wettelijke regeling van de voorwaardelijke invrijheidstelling. De aanwijzing gaat in op de taken die het OM heeft en de verdeling van deze taken binnen het OM. In grote lijnen geldt dat de handhaving van de algemene voorwaarde bij de lokale parketten is belegd en de handhaving van de bijzondere voorwaarden bij de Centrale Voorziening voorwaardelijke invrijheidstelling. Deze aanwijzing wordt herzien bij de inwerkingtreding van de wet straffen en beschermen (Stb 2020, 224).

ACHTERGROND

1. Doel van de regeling

Invrijheidstelling onder voorwaarden kan een bijdrage leveren aan de bescherming van de samenleving. Een veroordeelde die zich tijdens de voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: v.i.) moet houden aan voorwaarden gericht op het voorkomen van herhaling en onder toezicht van justitie staat, zal immers minder snel recidiveren. In het kader van de resocialisatie wordt er in de aanloop naar de datum van voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: v.i.-datum) naar gestreefd aan gedetineerden steeds meer vrijheden toe te staan. Het detentietraject wordt zo veel mogelijk afgesloten met deelname aan een Penitentiair Programma (PP). De tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf kan daarna met de periode van v.i. worden afgesloten.

2. Toepassingsbereik

De v.i.-regeling is van toepassing op geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen met een duur van meer dan één jaar. Voor vrijheidsstraffen met een duur tussen één jaar en twee jaar vindt v.i. plaats wanneer de vrijheidsbeneming ten minste één jaar heeft geduurd en van het nog ten uitvoer te leggen gedeelte van de straf een derde is ondergaan. Voor vrijheidsstraffen met een duur van twee jaar of meer vindt v.i. plaats wanneer twee derde van de straf is ondergaan.

Indien een veroordeelde meerdere straffen heeft te ondergaan, worden deze zo mogelijk aaneensluitend1 ten uitvoer gelegd. Alleen geheel onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen straffen worden gezamenlijk als één vrijheidsstraf aangemerkt (artikel 6:2:6 onder a Sv). De v.i. wordt verleend over het totaal indien de duur hiervan meer dan een jaar bedraagt.

De v.i.-regeling is niet van toepassing in het geval van/bij:

  • 1. voorwaardelijke of deels voorwaardelijke veroordelingen;

  • 2. de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke sanctie. Na toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke sanctie wordt geen v.i. berekend over de alsnog ten uitvoer te leggen straf;

  • 3. jeugdigen veroordeeld tot jeugddetentie. Jeugdigen veroordeeld tot jeugddetentie kunnen immers door de rechter te allen tijde in vrijheid gesteld worden.2 Op jeugddetentie die is omgezet in een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf is de v.i.-regeling wel van toepassing (mits die gevangenisstraf dus meer dan één jaar bedraagt);

  • 4. vreemdelingen zonder bestendig rechtmatig verblijf. Vreemdelingen die geen rechtmatig verblijf (meer) hebben in Nederland in de zin van artikel 8, onder a tot en met e of l, van de Vreemdelingenwet 2000 komen niet voor v.i. in aanmerking. Als een vreemdeling, naar aanleiding van een voor de v.i.-datum ingediende aanvraag, alsnog bestendig rechtmatig verblijf wordt toegestaan valt hij onder het bereik van de v.i.-regeling. Ook als het bestendige rechtmatige verblijf wordt verkregen na de v.i.-datum.

I. TAKEN OM EN POSITIE CV v.i.

Het OM heeft een aantal belangrijke taken in het kader van de v.i.-regeling. Een aantal van deze taken is centraal belegd bij de Centrale voorziening v.i. (hierna: CVv.i.). De CVv.i. is ondergebracht bij het Ressortsparket Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem. In grote lijnen geldt dat de handhaving van de algemene voorwaarde bij de lokale parketten is belegd en de handhaving van de bijzondere voorwaarden bij de CVv.i. In deze taakverdeling staat overleg en samenwerking voorop.

De CVv.i. beoordeelt in iedere v.i.-waardige zaak of er grond is om uitstel of achterwege laten van de v.i. te vorderen bij de rechtbank. Wanneer de veroordeelde voor v.i. in aanmerking komt, dan bepaalt de CVv.i. of er grond is om bijzondere voorwaarden daaraan te stellen en zo ja, welke, en stelt de CVv.i. de proeftijd voor deze voorwaarden vast. Bij overtreding van de bijzondere voorwaarden beoordeelt de CVv.i. of er grond is om herroeping van de v.i. te vorderen; het lokale parket dient deze vordering in bij de bevoegde rechtbank. Verder beoordeelt de CVv.i. of er grond is om de verlenging van de proeftijd te vorderen.

De beslissing over het uitstellen, achterwege laten, herroepen of verlengen van de v.i. is aan de rechter. De rechter kan in zijn beslissing op de vordering tot uitstel, achterwege laten en herroeping het OM (i.c. de CVv.i.) adviseren over mogelijk te stellen bijzondere voorwaarden.

Indien een v.i.-gestelde de algemene voorwaarde overtreedt dient het lokale OM een vordering tot herroeping van de v.i. in. Deze vordering loopt mee met de behandeling van de nieuwe strafzaak, ook in hoger beroep.

II. UITSTELLEN OF ACHTERWEGE LATEN VAN V.I.

De CVv.i. beoordeelt op basis van de adviezen van DJI en de reclassering of een veroordeelde voor v.i. in aanmerking komt. Het lokale OM adviseert in zaken waarin eerder een advies (als bedoeld in artikel 6:1:10 Sv) is uitgebracht of waaraan voor 1 januari 2020 de executie-indicator is toegekend. Ligt er geen advies OM dan zal de CVv.i. alsnog advies vragen met name gelet op de belangen van slachtoffers en nabestaanden. Als de CVv.i. vindt dat een veroordeelde niet voor v.i. in aanmerking komt, dan dient het lokale OM een vordering tot uitstel of achterwege laten van de v.i. in bij de rechtbank.

De vordering moet onverwijld en uiterlijk dertig dagen voor de v.i.-datum worden ingediend bij de rechtbank die in eerste aanleg heeft kennisgenomen van het strafbare feit ter zake waarvan de straf die ten uitvoer wordt gelegd, is opgelegd. Wanneer de rechter beslist tot achterwege laten van de v.i. wordt de opgelegde straf volledig ten uitvoer gelegd.

In de beslissing op de vordering tot uitstel noemt de rechtbank een termijn waarmee de v.i. wordt uitgesteld. Wordt de vordering geheel of gedeeltelijk afgewezen dan bepaalt de rechtbank het tijdstip waarop de veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid wordt gesteld. Hoewel artikel 6:6:9 lid 2 Sv vereist dat bij (gedeeltelijke) afwijzing van de vordering een tijdstip van invrijheidstelling wordt aangegeven, wordt volgens bestendige jurisprudentie door de rechtbank een termijn bepaald waarmee de v.i. wordt uitgesteld. Dan kunnen eventueel openstaande vrijheidsstraffen die niet onder de v.i. vallen aansluitend ten uitvoer worden gelegd. Na toekenning van uitstel van de v.i. is sprake van een nieuwe (voorlopige) v.i.-datum. Dertig dagen voor de nieuwe v.i.-datum kan wederom een vordering uitstel of achterwege laten worden ingediend.

De gronden voor uitstel of achterwege laten van v.i. zijn wettelijk bepaald. Hangende de vordering tot uitstel of achterwege laten van de v.i. wordt de veroordeelde niet in vrijheid gesteld.

II.1 Ernstige bezwaren of een veroordeling ter zake van een misdrijf

De vordering kan worden ingediend zodra er een veroordeling is uitgesproken ter zake van een misdrijf. Niet vereist is dat deze veroordeling onherroepelijk is. Ook bij ernstige bezwaren ter zake van een misdrijf kan een vordering worden ingediend. In de jurisprudentie is aanvaard dat de voorlopige hechtenis niet daadwerkelijk hoeft te zijn bevolen en dat het volstaat dat uit het dossier voldoende duidelijk blijkt dat sprake is van ernstige bezwaren. In zo’n geval moet de vordering onverwijld na het constateren van het feit worden ingediend. Bij een gecompliceerde verdenking kan het verstandig zijn om het indienen van de vordering tot uitstel of achterwege laten van de v.i. te wachten tot de betrokkene is veroordeeld.

II.2 Onttrekking aan tenuitvoerlegging straf (al dan niet met (dreiging met) geweld) of een poging daartoe

Een (poging tot) onttrekking aan de tenuitvoerlegging van de straf doet zich voor wanneer de veroordeelde feitelijk in het gebouw van de inrichting of het op het tot de inrichting behorende terrein verbleef en (al dan niet met geweld) is gevlucht of heeft geprobeerd te vluchten. Daarnaast spreken we van een onttrekking aan de tenuitvoerlegging van de straf als de veroordeelde zich met toestemming tijdelijk buiten (het terrein van) de inrichting bevindt, en niet (tijdig) terugkeert in de inrichting. Dit kan het geval zijn tijdens verlof of een strafonderbreking.

Als sprake is van een onttrekking met (dreiging met) geweld dient het OM altijd een vordering strekkende tot uitstel of achterwege laten van de v.i. in.Ook als de onttrekking niet voltooid is, wordt een dergelijke vordering ingediend. Dit geldt ook wanneer een veroordeelde zich onttrekt uit een situatie waarin hij met toestemming buiten de inrichting verblijft en daarbij wordt begeleid of bewaakt of onder direct toezicht staat. Een onttrekking aan incidenteel verlof onder bewaking is een voorbeeld van een dergelijke situatie.

Gaat de (poging tot) onttrekking niet gepaard met (dreiging met) geweld of keert de veroordeelde die zich met toestemming buiten de inrichting bevindt niet of niet tijdig terug, dan wordt in de volgende gevallen een vordering ingediend:

  • de veroordeelde keert niet binnen 24 uur terug in de inrichting en de te late terugkeer is aan veroordeelde te verwijten;

  • de veroordeelde keert binnen 24 uur terug in de inrichting, maar niet vrijwillig (bijvoorbeeld na aanhouding);

  • veroordeelde keert wel binnen 24 uur terug in de inrichting, maar er is sprake van omstandigheden die uitstel of achterwege laten van de v.i. vorderen rechtvaardigen, bijvoorbeeld bij het plegen van een nieuw strafbaar feit of het benaderen van een slachtoffer tijdens de onttrekking.

II.3 Bijzondere voorwaarden perken het recidiverisico onvoldoende in of veroordeelde is niet bereid de voorwaarden na te leven

Is de veroordeelde bij voorbaat niet bereid de bijzondere voorwaarden na te leven dan kan de maatschappij beter beschermd worden wanneer de straf voor langere duur of geheel ten uitvoer wordt gelegd. Dat geldt ook indien de veroordeelde niet meewerkt aan een diagnose of het opmaken van rapportage en het recidiverisico ook anderszins niet kan worden vastgesteld. Als uit de adviezen naar voren komt dat de veroordeelde mogelijk alsnog gemotiveerd kan worden tot naleving van de voorwaarde(n), kan het zinvol zijn om bijzondere voorwaarden te stellen. Ook als de veroordeelde wel bereid is de voorwaarden na te leven, kan het nodig zijn een vordering tot uitstel of achterwege laten van de v.i. in te dienen omdat het recidiverisico onvoldoende ingeperkt kan worden. Dat kan bijvoorbeeld als er (nog) geen passende behandeling voorhanden is.

III. AAN DE V.I. VERBONDEN VOORWAARDEN

Wanneer er geen redenen zijn tot het vorderen van uitstel of achterwege laten van de v.i., beslist de CVv.i. over het stellen van bijzondere voorwaarden aan de v.i. De voorwaardelijke invrijheidstelling geschiedt van rechtswege altijd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde3 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.

III.1 Bijzondere voorwaarde(n)

Wanneer er bijzondere voorwaarden worden gesteld aan de v.i. dan gelden van rechtswege altijd onderstaande twee voorwaarden:

  • de veroordeelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en

  • de veroordeelde verleent medewerking aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.

III.1.1 Het stellen van bijzondere voorwaarden

De CVv.i. beslist op basis van de adviezen van DJI, de reclassering en het lokale OM of, en zo ja welke, bijzondere voorwaarde(n) zijn aangewezen. In de adviezen wordt onder andere aandacht besteed aan het verloop van het PP en eerdere interventies, zoals eerdere in het kader van andere (deels) voorwaardelijke straffen opgelegde bijzondere voorwaarden. In het Besluit tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen zijn nadere regels te vinden over de beslissing tot het opleggen van bijzondere voorwaarden en het uitoefenen van toezicht hierop.

III.1.2 Veroordeelden met een combinatievonnis

De v.i.-regeling is ook van toepassing bij een v.i.-waardige vrijheidsstraf in combinatie met een tbs-maatregel. Bij een tbs met verpleging (vrijheidsbeneming) wordt de v.i.-proeftijd van rechtswege opgeschort. De v.i.-proeftijd herleeft weer op het moment dat de rechter de verpleging van overheidswege voorwaardelijk beëindigt (vrijheidsbeperking). Omdat de rechter in veel gevallen voorwaarden zal verbinden aan de voorwaardelijke beëindiging van de verpleging, worden in het kader van v.i. in beginsel geen bijzondere voorwaarde(n) gesteld. Voor tbs-gestelden geldt wel de bij wet gestelde algemene voorwaarde.

Ook wanneer iemand is veroordeeld tot een gevangenisstraf en een tbs met voorwaarden, wordt in beginsel afgezien van het stellen van bijzondere voorwaarden in het kader van v.i. De rechter heeft dan immers al voorwaarden aan de tbs verbonden. In sommige gevallen kan het toch aangewezen zijn, bijvoorbeeld wanneer het wenselijk is ter bescherming van de slachtoffers.

III.1.3 De inhoud van bijzondere voorwaarden

De wet bepaalt welke bijzondere voorwaarden aan de v.i. kunnen worden verbonden (6:2:11 lid 3 Sv) en dat aan een bijzondere voorwaarde elektronisch toezicht kan worden verbonden (artikel 6:2:11 lid 4 Sv). Het OM maakt de afweging of vrijheidsbeperkende voorwaarden met elektronische controlemiddelen moeten worden gecombineerd. Een dergelijke inbreuk op de persoonlijke levenssfeer dient proportioneel te zijn.4

De restcategorie ‘overige voorwaarden, het gedrag van de veroordeelde betreffende’ (art. 6:2:11 lid 3 onder j Sv) is in de wet opgenomen om maatwerk te kunnen leveren ten aanzien van de invulling van de bijzondere voorwaarden in geval de standaardvoorwaarden niet toereikend zijn. Deze gedragsvoorwaarden dienen te strekken tot bevordering van een veilige en verantwoorde terugkeer van veroordeelde in de samenleving, dan wel tot voorkoming van recidive.

Dit betekent in concreto dat bij de voorwaardelijke invrijheidstelling als ‘restcategorie’ in de regel alleen de navolgende bijzondere voorwaarden kunnen worden opgelegd:

  • volgen van een opleiding,

  • meewerken aan hulpverlening door een aanbieder uit het lokale zorgveld (zoals schuldhulpverlenging, maatschappelijk werk etc.),

  • geen andere huisvesting zonder toestemming,

  • meewerken aan middelencontrole,

  • verbod kansspelen,

  • vermijden contact met minderjarigen,

  • vermijden kinderporno,

  • verbod bepaalde werkzaamheden,

  • houdverbod dieren.

Andere voorwaarden kunnen alleen worden gesteld indien deze aansluiten bij de doelcriteria van de voorwaardelijke invrijheidstelling.

III.1.4 IWijziging van bijzondere voorwaarden, toezicht of proeftijd

Na een overtreding van de voorwaarden kan de CVv.i. beslissen de bijzondere voorwaarden aan te vullen, te wijzigen of op te heffen. Dit kan ook als handhaving van de opgelegde bijzondere voorwaarden geen doel meer dient, bijvoorbeeld wanneer de v.i.-gestelde de therapie die hij in het kader van een bijzondere voorwaarde moest volgen, met goed gevolg heeft afgerond.

III.3 De v.i.-proeftijd

De v.i.-proeftijd is gelijk aan de periode waarover v.i. is verleend5, tenzij die periode korter is dan een jaar. Dan bedraagt de proeftijd één jaar6.

III.3.1 Duur van proeftijd

Doordat de proeftijd minimaal één jaar is, kan de proeftijd doorlopen nadat de periode waarover v.i. is verleend, is verstreken. De proeftijd eindigt van rechtswege na het verstrijken van die proeftijd. Ook kan de duur van de proeftijd van (een) bijzondere voorwaarde(n) op een eerder tijdstip eindigen, als de CVv.i. het niet langer noodzakelijk vindt (een) bijzondere voorwaarde(n) te handhaven.

III.3.2 Verlengen van de v.i.-proeftijd

De v.i.-proeftijd kan eenmaal met maximaal twee jaar worden verlengd (artikel 6:1:18 lid 2 Sv). Voor bepaalde zeden- en zware geweldsdelicten kan de proeftijd telkens met maximaal twee jaar worden verlengd (artikel 6:1:18 lid 2 Sv jo. artikel 38z Sr). De CVv.i. neemt op basis van een advies van de reclassering de beslissing tot het vorderen van verlenging van de proeftijd.

Het verlengen van de proeftijd kan bijvoorbeeld aan de orde zijn in het geval een ambulante of klinische behandeling nog niet is afgerond en de afronding noodzakelijk is om het recidiverisico in te perken. Ook kan het gedrag van de veroordeelde aanleiding geven tot het indienen van een vordering tot verlenging van de proeftijd.

Het tegelijkertijd indienen van een vordering verlenging en een vordering tot gedeeltelijke herroeping van de v.i. is mogelijk. Dat kan zinvol zijn in gevallen waarin aan het einde een voorwaarde is overtreden.

De vordering tot verlenging van de proeftijd dient door het lokale OM te worden ingediend bij de rechtbank. Bij toewijzing van een verlengingsvordering beoordeelt de CVv.i. of de bijzondere voorwaarde(n) die aan de v.i. zijn verbonden gewijzigd moeten worden.

III.3.3 Samenloop van proeftijden

Het moment van v.i. kan ook andere proeftijden doen herleven. De v.i.-proeftijd loopt dan gelijktijdig met die andere proeftijden en de v.i.-gestelde moet zich vanaf dat moment dus houden aan alle voorwaarden die dan (weer) gelden. Deze samenloop van proeftijden betekent dat het lokale OM en de CVv.i. bij overtreding van een bepaalde voorwaarde moeten bezien bij welke proeftijd die voorwaarde hoort, en welk gevolg aan de overtreding kan worden verbonden. Bepaald moet worden of herroeping van de v.i., een vordering tenuitvoerlegging voor de (deels) voorwaardelijke straf of beiden de meest passende reactie is.

IV. OVERTREDING VAN VOORWAARDEN TIJDENS V.I.-PROEFTIJD

IV.1 Inleiding

Het wettelijk uitgangspunt is dat bij overtreding van een voorwaarde, een vordering tot herroeping wordt ingediend. Aan het OM is hierbij beoordelingsruimte gelaten. Er kan worden afgezien van een vordering tot herroeping van de v.i. als met een wijziging van voorwaarden of met een waarschuwing kan worden volstaan. Bij deze afweging spelen beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit een rol. Een vordering tot herroeping kan worden ingediend naar aanleiding van een overtreding van de algemene en/of de bijzondere voorwaarden. De CVv.i. beslist over het indienen van een vordering tot herroeping naar aanleiding van een overtreding van (een) bijzondere voorwaarde(n). Een vordering tot herroeping ingediend naar aanleiding van een overtreding van de algemene voorwaarde loopt mee met de nieuwe strafzaak en wordt ingediend door het lokale OM.

IV.2 Aanhouding en schorsing van v.i.

Als er ernstige redenen zijn voor het vermoeden dat de v.i.-gestelde zich zodanig heeft gedragen dat de v.i. zal worden herroepen, kan het OM de aanhouding bevelen. In dat geval wordt onverwijld na de aanhouding ook een vordering tot schorsing van de v.i. ingediend bij de rechter-commissaris. Als de vordering tot schorsing van de v.i. wordt afgewezen, kan de vordering tot herroeping gehandhaafd blijven. De gronden voor herroeping kunnen immers aanwezig zijn ondanks dat schorsing van de v.i. door de rechter-commissaris niet proportioneel wordt geacht. Tegen de beslissing van de rechter-commissaris staat geen rechtsmiddel open.

In geval van overtreding van de algemene voorwaarde is het mogelijk dat de v.i. gestelde al is aangehouden op verdenking van het nieuwe strafbare feit. Het OM bekijkt dan of voor het vorderen van de voorlopige hechtenis of voor het vorderen van de schorsing van de v.i. moet worden gekozen. In de praktijk worden meestal allebei de vorderingen ingediend. Daartoe zal een afweging gemaakt worden op grond van het gedrag van de v.i.-gestelde, de haalbaarheid van de herroepingsvordering en de bijzondere omstandigheden van het geval die vrijheidsbeneming van de v.i.-gestelde noodzakelijk kunnen maken.

Wordt een vordering tot inbewaringstelling afgewezen en is er niet gelijktijdig een vordering tot schorsing van de v.i. ingediend, dan kan alsnog een vordering tot schorsing van de v.i. worden ingediend. Bijvoorbeeld indien de vordering is afgewezen wegens het ontbreken van gronden, terwijl er wel ernstige bezwaren aanwezig zijn. Dan zijn er namelijk ernstige redenen voor het vermoeden dat de v.i. zal worden herroepen. Is een vordering tot inbewaringstelling afgewezen wegens het ontbreken van ernstige bezwaren, dan ligt dit anders. De rechter-commissaris heeft dan geoordeeld dat er onvoldoende ‘ernstige redenen bestaan voor het vermoeden dat de veroordeelde zich zodanig heeft gedragen dat diens v.i. zal worden herroepen’.

IV.3 Herroeping van v.i.

Indien de algemene voorwaarde of een of meer bijzondere voorwaarden niet is/zijn nageleefd, kan het OM besluiten een vordering tot herroeping in te dienen. Hiervan wordt slechts afgezien als naar het oordeel van het OM met het wijzigen van de voorwaarden of met een waarschuwing kan worden volstaan. Indien wordt overgegaan tot indiening van de vordering tot herroeping, zal dit onverwijld moeten gebeuren na het bekend worden van de overtreding.

Het antwoord op de vraag of gehele dan wel gedeeltelijke herroeping van de v.i. moet worden gevorderd, hangt af van:

  • de aard van het strafbare feit (bij overtreding van de algemene voorwaarde);

  • de aard van de overtreding van (een) bijzondere voorwaarde(n);

  • de mate van recidive;

  • de lengte van het resterende gedeelte van de v.i.;

  • de gevolgen die een (gehele dan wel gedeeltelijke) herroeping van v.i. heeft op eventueel geldende bijzondere voorwaarden.

In het geval van een (verdenking van) een misdrijf tijdens de v.i.-proeftijd, wordt altijd een vordering tot herroeping ingediend. Ook een (verdenking van) een (strafrechtelijke) overtreding tijdens de v.i.-proeftijd kan aanleiding vormen voor het indienen van een dergelijke vordering. De overtreding moet dan wel in zodanige verhouding staan tot de v.i. dat herroeping van de v.i. is gerechtvaardigd.

Als de rechtbank de herroepingsvordering toewijst, bepaalt de rechtbank welk gedeelte van de vrijheidsstraf waarvoor v.i. was verleend alsnog ten uitvoer gelegd moet worden. Bij een gedeeltelijke herroeping betekent dit dat er na herroeping een nieuwe (voorlopige) v.i.-datum ontstaat. De rechtbank kan bij het beslissen op de herroepingsvordering het OM adviseren over de aan de (nieuwe) v.i. te verbinden (een) bijzondere voorwaarde(n).

Bij afwijzing van een herroepingsvordering beoordeelt de CVv.i. of de bijzondere voorwaarde(n) en/of de bijbehorende proeftijd(en) die aan de v.i. zijn verbonden gewijzigd moeten worden.

IV.3.1 Procedure herroeping van v.i. bij overtreding van algemene voorwaarde

Bij overtreding van de algemene voorwaarde wordt de vordering tot herroeping gelijktijdig behandeld met het strafbare feit waarop de herroepingsvordering is gebaseerd. Indien tegen de beslissing van de rechtbank van het nieuwe strafbare feit hoger beroep wordt ingesteld, loopt de vordering tot herroeping van de v.i. mee in de behandeling van het hoger beroep.

IV.3.2 Procedure herroeping van v.i. bij overtreding van (een) bijzondere voorwaarde(n)

Als de CVv.i. besluit dat een vordering tot gehele dan wel gedeeltelijke herroeping van de v.i. moet worden ingediend, zal de CVv.i. het lokale OM verzoeken onverwijld een vordering dienaangaande in te dienen. De behandeling vindt in beginsel plaats bij de rechtbank die in eerste aanleg heeft kennisgenomen van het strafbare feit ter zake waarvan de v.i.-waardige straf is opgelegd. Een herroepingsvordering die wordt ingediend naar aanleiding van een overtreding van (een) bijzondere voorwaarde(n) moet zelfstandig op een zitting van de rechtbank worden geappointeerd. Tegen deze beslissing van de rechtbank is geen hoger beroep mogelijk. Wordt de vordering tot herroeping toegewezen dan kan de CVv.i. met inachtneming van het beleid over advisering (aanwijzing kader voor tenuitvoerlegging) tijdens de detentie adviseren over vrijheden en detentiefasering.

IV.3.3 Herroeping tijdens detentie

De v.i.-proeftijd wordt opgeschort door een detentie waarop de v.i.-regeling niet van toepassing is (artikel 6:1:18 lid 3 Sv). In zo’n geval wordt de v.i. pas geëffectueerd en gaat de v.i.-proeftijd pas lopen nadat die detentie volledig is ondergaan. Bij overtreding van de algemene voorwaarde tijdens deze detentie is herroeping van de v.i. mogelijk, ook al liep de v.i.-proeftijd (nog) niet ten tijde van de overtreding van de voorwaarde.7 Hetzelfde geldt eveneens wanneer het gaat om overtreding van een bijzondere voorwaarde die tevens in het kader van de v.i. is gesteld.

IV.3.4 Hoger beroep tegen beslissing herroeping

Tegen de beslissing tot herroepen van de v.i. heeft van 1 januari 2020 tot 25 juli 2020 hoger beroep opengestaan voor de veroordeelde en het openbaar ministerie (artikel 6:6:22 lid 1 Sv oud). Met de inwerkingtreding van de Spoedreparatiewet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen is hoger beroep beperkt tot herroepingen v.i. voor zover deze deel uitmaken van een uitspraak ter zake van een ander strafbaar feit (art 6:6:22 lid 1 onder b Sv).

V. GRATIE

De CVv.i. kan adviseren over een gratieverzoek ten aanzien van een straf waarover v.i. verleend is en/of een vordering tot uitstel of achterwege laten of herroeping is ingediend.

OVERGANGSRECHT

De beleidsregels in deze aanwijzing hebben gelding vanaf de datum van inwerkingtreding.


X Noot
1

De veroordeelde komt niet tussentijds in vrijheid.

X Noot
2

Zie artikel 6:6:28 Sv.

X Noot
3

Vanaf het moment van v.i. wordt de veroordeelde (ook) ‘v.i.-gestelde’ genoemd.

X Noot
4

Zie de Aanwijzing voorwaardelijke straffen en schorsing voorlopige hechtenis onder voorwaarden en Aanwijzing kader voor toepassing van voorwaarden, gedragsaanwijzingen en maatregelen.

X Noot
5

Zie hierover paragraaf 2 onder Achtergrond.

X Noot
6

Artikel 6:1:18 lid 2 Sv.

X Noot
7

ECLI:NL:RBOBR:2017:350 en ECLI:NL:RBOBR:2014:8064.

Naar boven