Regeling van de Minister voor Medische Zorg van 20 november 2020, kenmerk 1756623-211645-S, houdende wijziging van de Subsidieregeling stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties in verband met enkele inhoudelijke aanpassingen

De Minister voor Medische Zorg,

Gelet op artikel 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Subsidieregeling stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 worden twee onderdelen in alfabetische volgorde ingevoegd, luidende:

handelsregister:

handelsregister als bedoeld in artikel 2 van de Handelsregisterwet 2007;

SBI-code:

code van de Standaard Bedrijfsindeling zoals gehanteerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek waarmee de economische hoofd- of nevenactiviteit van een bedrijf wordt weergegeven in het handelsregister;

B

Aan artikel 2 worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 6. Op grond van deze regeling wordt slechts subsidie verstrekt aan een amateursportorganisatie die in het handelsregister staat ingeschreven met een SBI-code die in Bijlage 2 is opgenomen.

  • 7. In afwijking van het zesde lid kan subsidie worden verstrekt aan een amateursportorganisatie indien naar het oordeel van de minister blijkt dat de amateursportorganisatie activiteiten verricht die vallen onder amateursport.

C

Artikel 8, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. Indien de subsidie minder dan € 25.000 bedraagt en de subsidiabele activiteiten reeds hebben plaatsgevonden, wordt subsidie zonder voorafgaande verlening direct vastgesteld op een bedrag waarvan de hoogte door de minister bij de vaststelling wordt genoemd.

D

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid komt de zinsnede ‘, die door beide partijen is ondertekend of een offerte waaruit blijkt dat het om een eenzijdige offerte gaat’ te vervallen.

2. Het negende lid komt te luiden:

  • 9. De ontvanger van een subsidie toont aan de hand van een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten aan dat de activiteiten zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen.

3. Onder vernummering van het tiende lid tot het elfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • 10. In aanvulling op het negende lid toont de ontvanger van een subsidie op verzoek van de minister tot uiterlijk vier weken na het indienen van de aanvraag tot vaststelling aan dat de activiteiten zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen door het overleggen van een factuur voor de subsidiabele activiteit op naam van de subsidieontvanger en een betalingsbewijs voor betalingen boven de € 1.000 waaruit blijkt dat de factuur is betaald.

E

Artikel 12, derde lid, komt te luiden:

  • 3. De aanvraag tot verlening van een subsidie gaat vergezeld van een offerte voor de subsidiabele activiteiten.

F

Na artikel 13 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 13a. Hardheidsclausule

De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

G

Bijlage 1 komt te luiden:

BIJLAGE 1. ACTIVITEITEN DIE IN AANMERKING KOMEN VOOR AANVULLENDE SUBSIDIE

Deze bijlage hoort bij de Subsidieregeling stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties.

Het betreft de maatregelen waarvoor een aanvullende subsidie kan worden aangevraagd zoals geformuleerd in artikel 6 van deze regeling. Deze maatregelen zijn onder te verdelen in vier categorieën die aansluiten op de Routekaart Verduurzaming Sport:

  • A. Energiebesparing (CO2-arm),

  • B. Toegankelijkheid

  • C. Circulariteit

  • D. Klimaatadaptatie

A. Maatregelen energiebesparing

De maatregelen voor energiebesparing en duurzame energieopwekking zijn onder andere overeenkomstig de maatregelen van de Energie Investeringsaftrek en voor zover zij toegepast kunnen worden op de sportaccommodaties.

Bestaande sportaccommodaties:

Sommige maatregelen zijn alleen van toepassing op bestaande sportaccommodaties. Onder bestaande sportaccommodatie wordt verstaan het renoveren van een bestaand gebouw. Gaat u deels renoveren en deels nieuwbouwen dan komen deze maatregelen alleen voor het gedeelte van de renovatie in aanmerking. U dient dan aan te tonen welk percentage bestaande bouw is en welk percentage nieuwbouw.

1 Verlichting

1.1

Sportveldverlichting

Bestemd voor: sportveldverlichting,

en bestaande uit: LED armaturen, met een specifieke lichtstroom van ten minste 100 lm/W, (eventueel) met een voorziening voor dynamische lichtschakeling (per armatuur of mast te schakelen, en/of een regelbare lichtopbrengst), (eventueel) mast en (eventueel) schakelmateriaal.

1.2

LED verlichting

Bestemd voor: nieuwe en bestaande sportaccommodaties,

en bestaande uit: LED-buis (eventueel armatuur) of LED lamp (eventueel armatuur) met een specifieke lichtstroom van ten minste 100 lm/W.

2 Ventilatie, verwarming, koeling en tapwater

2.1

Warmte/koude terugwinning voor bestaande sportaccommodaties

Bestemd voor: het koelen of verwarmen van bestaande sportaccommodaties door het benutten van koude of warmte in de afzuiglucht,

en bestaande uit: warmtewisselaar, (eventueel) luchtbehandelingskast en (eventueel) kanalen.

2.2

Warmtepomp

Bestemd voor: het verwarmen van sportaccommodaties of het nuttig aanwenden van warmte voor de verwarming van tapwater in sportaccommodaties,

en bestaande uit: een elektrisch gedreven warmtepomp, (eventueel) bronsysteem (eventueel) bodemwarmtewisselaar of grondwaterbron (eventueel) restwarmteopslagvat, (eventueel) geïntegreerd opslagvat.

2.3

Warmteterugwinning uit douchewater

Bestemd voor: het terugwinnen van warmte uit (douche)water,

en bestaande uit: warmtewisselaar die is aangesloten op de douchewaterafvoer of douchebak met geïntegreerde douchewaterwarmtewisselaar.

2.4

Zwembadafdekking

Bestemd voor: afdekken van binnen- en buitenbaden ten doel het warmteverlies via het wateroppervlakte te beperken,

en bestaand uit: een isolerende zwembadafdekking en (eventueel) oprol-/opbergsysteem.

2.5

Adiabatische koeling

Bestemd voor: het koelen van sportaccommodaties door middel van verdampingskoeling.

en bestaande uit: een adiabatisch koelsysteem.

2.6

Infrarood verwarmingspaneel met bewegingssensor en thermostaat voor bestaande sportaccommodaties

Bestemd voor: aanwezigheid gestuurde ruimteverwarming door middel van warmtestraling met behulp van infraroodpaneel, voor bijvoorbeeld kleedruimten in bestaande sportaccommodaties.

en bestaande uit: verwarmingssysteem met een infrarood verwarmingspaneel niet zijnde een warmtestraler, bewegingssensor en thermostaat.

Randvoorwaarden: Infraroodpaneel wordt geregeld middels bewegingssensor EN thermostaat.

3 Bouwkundig

3.1

HR-glas voor bestaande sportaccommodaties

Bestemd voor: beglazing in buitengevel- of dakconstructies van bestaande sportaccommodaties,

en bestaande uit: meervoudig glas met een warmtewerende coating en/of gasgevulde spouw met een warmte-doorlatingscoëfficiënt van maximaal 1,1 W/m2K, (eventueel) kozijn.

3.2

HR-glas voor nieuwe sportaccommodaties

Bestemd voor: beglazing in buitengevel- of dakconstructies van nieuwe sportaccommodaties,

en bestaande uit: meervoudig glas met een warmtewerende coating en/of gasgevulde spouw met een warmte-doorlatingscoëfficiënt van maximaal 0,7 W/m2K.

3.3

Isolatie wand, vloer, dak voor bestaande sportaccommodaties

Bestemd voor: de verbetering van de isolatie van bestaande vloeren, daken, plafonds of wanden van ruimten,

en bestaande uit: isolatiemateriaal waarbij de warmteweerstand R = Σ(Rm) = Σ(d/λ) ten minste 2,5 m2.K/W bedraagt. Of in het geval van spouwmuurisolatie in een bestaande spouw een isolatiemateriaal met een warmtegeleidingscoëfficiënt (λ) van 0,034 W/m.K.

4 Duurzame energieopwekking

4.1

Zonnecollectorsysteem

Bestemd voor: het verwarmen van water of lucht,

en bestaande uit: een zonnecollector, regeleenheid en (eventueel) (rest)warmtebuffer.

4.2

Zonnepanelen voor elektriciteitsopwekking

Bestemd voor: het opwekken van elektrische energie uit zonlicht met behulp van zonnecellen,

en bestaande uit: panelen met fotovoltaïsche zonnecellen, (eventueel) stroom/spanningsomvormer, (eventueel) aansluiting het elektriciteitsnet.

5 Energieregistratie- en bewakingssysteem (EBS)

5.1

Slimme meter met een energieverbruiksmanager/EBS voor elektriciteit, aardgas (a.e.) en/of warmte.

Bestemd voor: het (realtime) monitoren en visualiseren van het energiegebruik op gas en elektriciteit en eventueel opgewekte energie ten behoeve van verbeterd energiegebruik,

en bestaande uit: slimme meter geïnstalleerd door erkende installateur, beeldscherm voor publieke visualisatie en (eventueel) energiemanagementsysteem met rapportagefunctie (voor een overzicht van het energieverbruik per dag, week en jaar).

Randvoorwaarden: publieke visualisatie is een verplicht onderdeel van deze maatregel.

B. Maatregelen toegankelijkheid

Op 14 juli 2016 is het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap in Nederland in werking getreden. Het doel van dit verdrag is de positie van mensen met een beperking versterken. Hiervoor is het ook van belang dat zij niet belemmerd worden om sportieve activiteiten te ondernemen, doordat sportaccommodaties niet goed toegankelijk zijn.

Tot deze maatregelen is gekomen in samenwerking met de sportsector, vertegenwoordigers van de betreffende doelgroepen en bouwkundig experts. Voor de geselecteerde maatregelen is gekozen omdat zij tot verregaande verbetering van de toegankelijkheid van de sportaccommodatie voor de doelgroepen leiden. Het kan bij alle maatregelen gaan om nieuwbouw of renovatie van bestaande accommodaties. Daarnaast zijn onderstaande maatregelen omvangrijk in kosten. De investering in deze maatregelen is, zeker voor kleinere verenigingen en stichtingen, nu vaak een drempel. Door subsidie te verstrekken voor deze maatregelen hoopt het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een extra stimulans te geven om onderstaande investeringen in toegankelijkheid te doen.

Er is voor deze maatregelen gekozen omdat de maatregelen dusdanig omvangrijke extra kosten voor de aanvrager meebrengen dat deze voor het nemen van de maatregelen een extra stimulans nodig heeft.

Toegankelijkheidsmaatregelen worden enkel aanvullend gesubsidieerd als deze voor het eerst worden gerealiseerd. Onderhoud aan of vervangen van bestaande voorzieningen wordt niet aanvullend gesubsidieerd.

1

Automatische deur

Randvoorwaarde:

• Netto vrije doorgangsbreedte ≥ 0.85m, gemeten bij 90° geopende deur.

(of ≥ 1.20m, zie 2. Toegang sportrolstoelen).

• Netto vrije doorgangshoogte ≥ 2.10m.

• Hoogteverschil (dorpel) ≤ 0.02m.

Uitvoering

• Afstelling automatische deuropening en -sluiting gebaseerd op loopsnelheid van 0,5m/s.

• Op de vloer ter plaatse van het draaivlak van de deur een attentiemarkering of afwijkende kleurstelling

(contrastwaarde ≥ 30).

Bediening door middel van sensor en/of drukknop:

• Drukknop direct in de looproute vrij benaderbaar, geheel buiten draaivlak van automatische deur.

• Bedieningshoogte tussen 0.90m en 1.20m+, plaatsing ≥ 0.50m uit een inwendige hoek.

• Bedieningsknop is duidelijk herkenbaar: voelbaar (reliëf) en zichtbaar (contrastwaarde ≥ 30).

• Bedieningsknop ook met verminderde hand-/armfunctie bedienbaar:

• minimale afmeting 0.08 x 0.08m; maximale bedieningsweerstand ≤30 Newton.

2

Toegang sportrolstoelen

Maatregel heeft betrekking op deuren.

Uitvoering:

• Netto vrije doorgangsbreedte ≥ 1.20m.

• Netto vrije doorgangshoogte ≥ 2.10m.

• Hoogteverschil (dorpel) ≤ 0.02m.

• Bediening (deurontgrendeling) tussen 0.90m en 1.20m+.

• Bedieningskracht (inclusief eventuele dranger) op de kruk ≤ 30 Newton.

De vrije doorgang ≥ 1.20m is vanuit een rolstoel zelfstandig te creëren.

Indien een toegang bestaat uit twee (ongelijke) deurdelen, dan gelden de bedieningseisen voor beide deurdelen (dus óók voor de ontgrendeling van het tweede deurdeel).

3

Lift

Randvoorwaarde:

• De lift maakt onderdeel uit van de primaire route tussen entree, kleed-/sanitaire ruimten en sportruimte.

• Netto vrije doorgangsbreedte in de route ≥ 1.20m.

• Overige hoogteverschillen in de route ≤ 0.02m.

Uitvoering:

• Kooibreedte ≥ 1.10m (of ≥ 1.20m, zie 2. Toegang sportrolstoelen).

• Kooidiepte ≥ x 2.20m (≥ x 1.50m bij plateaulift) (beschikbare inrijdiepte).

Noot: Kooiafmeting eventueel afgestemd op vervoer van sportinventaris.

• Vóór lifttoegang vrije opstelruimte: ≥ 1.50 x 1.50m.

• Automatische lift deuren:

• Vrije doorgangsbreedte ≥ 0.90m (of ≥ 1.20m, zie 2. Toegang sportrolstoelen)

• Vrije doorgangshoogte toegang ≥ 2.10m.

• Alle bedieningselementen in en buiten de lift (ook alarmknop en -telefoon) bereikbaar en bedienbaar

tussen 0.90 en 1.20m+, ≥ 0.50m uit een inwendige hoek (niet in nis/negge).

• Bedieningselementen duidelijk herkenbaar: voelbaar (reliëf) en zichtbaar (contrastwaarde ≥ 30).

• Geen tiptoetsbediening toepassen, dit werkt zeer verwarrend.

• Zowel binnen als buiten de lift verdiepings- en bestemmingsaanduiding

Bij voorkeur gebruikmaken van zowel visuele als akoestische verdiepingssignalering.

• Minimaal aan één lange zijde een leuning tussen 0.85 en 0.95m+.

• Spiegel op achter- of zijwand van 1.00 tot 2.00m+

• (als ‘achteruitkijkspiegel’ ten behoeve van het met rolstoel of scootmobiel achterwaarts verlaten van de lift).

• Spleetbreedte tussen liftkooi en aansluitend vloerveld ≤ 0.02m.

• Stopnauwkeurigheid tussen liftkooi en aansluitend vloerveld ≤ +/- 0.02m.

• Draagvermogen ≥ 4.000N.

4

Integraal toegankelijk toilet

Randvoorwaarde:

• Toilet is voor beide seksen bruikbaar, óf beide seksen hebben een eigen integraal toegankelijk toilet.

• De toiletruimte is in elk geval vanuit de entree, de kleedvoorziening en de sportruimte obstakelvrij bereikbaar via een route met een vrije doorgangsbreedte ≥1.20m breed.

• Alle deuren in de toegangsroute ≥0.85m resp. ≥ 1.20m (zie 2. Toegang sportrolstoelen).

   

Uitvoering:

• Vrij vloeroppervlak in de ruimte (exclusief closetpot) ≥ 1.65 x 2.20m (gemeten vanaf de eventuele voorzetwand bij een inbouwspoeling).

Illustratie toont een standaardopstelling op basis van de minimale ruimteafmetingen. Andere opstellingen zijn mogelijk mits in afgewerkte toestand ten minste onderstaande gebruiksruimten obstakelvrij beschikbaar zijn.

   

Gebruiksruimten

In de ruimte zijn de volgende gebruiksruimten obstakelvrij beschikbaar:

• Keermogelijkheid/draaicirkel ≥ Ø 1.50m, gemeten op 0.30m+ (onder wastafel).

• Vrije ruimte vóór toiletpot ≥ 1.20 x 1.20m.

• Opstelruimte aan één zijde van de toiletpot ≥ 0.90 x 1.20m.

• Assistentievlak aan de andere zijde van de toiletpot ≥ 0.35 x 0.70m.

• Opstelruimte voor (onderrijdbare) wastafel ≥ 0.90 x 1.20m.

• Vrije doorgang tussen toiletpot en wastafel ≥ 0.90m.

   

Toegang

• Vrije doorgangsbreedte ≥ 0.85m (≥ 1.20m, zie 2. Toegang sportrolstoelen).

• Hoogteverschil (dorpel) ≤ 0.02m.

• Deur niet naar binnen toe openend.

• Aantrekbeugel: op de binnenzijde van de deur op 0.90m+ een horizontale beugel voor dichttrekken, over de volle breedte van de deur.

• Slot in geval van calamiteiten zonder unieke sleutel van buitenaf te openen (géén cilinderslot toepassen!).

• Géén deurdranger toepassen.

Toilet

• Zithoogte closetpot 0.47m+ (bovenzijde zitting).

• Voorzijde zitting 0.70m uit de (voorzet-)wand (verlengde closetpot).

• Aan weerszijden opklapbare steun (toiletbeugels):

– lengte beugels 0.90m

– hart op hart afstand beugels 0.60-0.65m (300-325mm uit hart pot)

- bovenzijde beugels 0.25-0.30m+ vanaf bovenzijde zitting.

• Toiletpapierhouder in een van de armsteunen of op de muur binnen 0.65m reikwijdte, gemeten vanuit het midden van de closetpot.

Wastafel

• Afmeting wastafel ≥ 0.40 x 0.50m.

• Moet onderrijdbaar zijn (sifon tegen achterwand).

• Hoogte bovenzijde wastafel 0.80m+.

• Hart wastafel ≥ 0.50m vanuit inwendige hoek.

• Kraan moet ook met verminderde hand-/armfunctie bedienbaar zijn:

• voldoende lange hendel (éénhandelkraan) op maximaal 1.00m+.

• Boven de wastafel (of elders in de ruimte) een vaste vlakke spiegel tegen de wand plaatsen van 1.00m tot 2.00m+. Geen kantelspiegel toepassen!

   

Alarminstallatie

• Bediening door middel van koord op 0.35-0.40m+ rondom de gehele toiletruimte (op alle wanden).

• Koord in contrasterende kleur ten opzichte van de wand.

• Alarmmelding aan de buitenzijde van de ruimte zichtbaar en hoorbaar. Bij voorkeur gekoppeld aan melding op een continu bezette post, zoals beheerdersruimte of bar.

• Alarm alleen uit te schakelen (resetten) in de toiletruimte zelf door middel van een afzonderlijke schakelaar op een hoogte tussen 0.70 en 1.35m+, ≥ 0.50m uit een inwendige hoek.

Inrichting

• Ten minste één kledinghaak op 1.35m+.

• Alle bedieningselementen (schakelaars, spoelknop, planchet en dergelijke) tussen 0.70 en 1.35m+, ≥ 0.50m uit een inwendige hoek.

• Afvalbakken, hygiënebakken, commodes en andere inrichting bevindt zich buiten de vrije gebruiksruimte

• Warmwaterleidingen en radiatoren buiten bereik van armen en benen. Radiatoren tevens buiten de beschikbare gebruiksruimte houden en zo nodig afschermen om verbranding te voorkomen of hoog (tegen plafond) plaatsen.

• Inrichtingselementen en sanitair bij voorkeur in een kleur die contrasteert met vloer en wanden.

5 Doelgroep specifieke sportvoorzieningen

5.1

Tillift voor personen

Tillift bestemd om personen met een fysieke functiebeperking in staat te stellen in en uit sportmateriaal dan wel de sportomgeving te komen. Hetzij zelfstandig, hetzij met behulp van derden.

Uitvoering:

• Hefapparaat is ten minste voorzien van een stoel/zitting die voldoende diep reikt.

• Hefapparaat staat buiten de looproute of is verplaatsbaar.

• Hefapparaat is licht bedienbaar. Elektronische bediening heeft de voorkeur.

De voorkeur gaat uit naar een systeem waaraan diverse constructies opgehangen kunnen worden: stoel, (bad)rolstoel, ligraam of tildoek.

Specificaties en technische uitvoering mede afhankelijk van de sportomgeving (met name randafwerking).

5.2

Luie zwembadtrap

Uitvoering:

• Bovenaan trap vrije opstelruimte ≥ 1.20 x 1.20m

• Vaste rechte trap vanaf omloop tot aan bodem bassin

• of beweegbare trap vanaf omloop tot aan beweegbare bodem bassin

• Breedte ≥ 0.70m tussen leuningen

• Optrede ≤ 0.18m

• Aantrede: 1x aantrede + 2x optrede = 0.57 – 0.63m

• Aan beide zijden leuning tussen 0.85 en 0.95m+

• Bovenaan trap start leuning ten minste 0.30m vóór eerste trede.

5.3

Akoestiek

Uitvoering:

• In alle sportruimten over het gehele frequentiebereik gemiddelde nagalmtijd conform de akoestieknorm ISA-US1-BF1.

Te beoordelen aan de hand van een akoestisch rapport.

• Achtergrondgeluidsniveau Leq ≤ 40 dB (ten gevolge van installaties of andere niet met de sport verwante geluidsbronnen.

5.4

Voorziening slechthorenden

Uitvoering:

• Ringleidingsysteem voldoen aan de norm NEN 10-118/4.

Te beoordelen aan de hand van te overleggen productcertificaat van toegepaste product.

5.5

Klok

Uitvoering:

• Aan klok gekoppeld een lichtsignaal (lichtfluit) of stroboscoop.

• Aan klok gekoppeld een geluidssignaal.

C. Maatregelen circulariteit

In de Routekaart Duurzame Sport, voor een duurzame en betaalbare sport, wordt voor de Sportsector uitgewerkt hoe zij kunnen voldoen aan de uitdagingen zoals die in het Klimaatakkoord zijn gesteld. De te behalen CO2 reductie in het Klimaatakkoord zit met name in het besparen en opwekken van energie, maar de sportsector wil haar CO2 footprint als geheel verkleinen. Circulair gebruik van materialen past hier naadloos binnen. De maatregelen in deze maatregelenlijst zijn dan ook bedoelt om het circulair gebruik van materialen binnen de sportsector te stimuleren. Het gaat hierbij zowel om nieuwbouw als renovatie van bestaande bouw.

1

Hergebruikt infillzand

Bestemd voor: bestaande en nieuwe kunstgrasvelden.

Randvoorwaarden: Aantoonbaar door keuringsrapport waarin staat wat de bron van herkomst van het zand is en waaruit blijkt dat het gaat om gerecycled zand.

2

Kunststof kantplanken

Bestemd voor: bestaande en nieuwe kunstgrasvelden ter voorkoming van de verspreiding van microplastics (infill).

Randvoorwaarden: gemaakt van gerecycled kunstgras dat is getoetst door een onafhankelijke instantie met daarbij behorende productcertificaat.

3

Schoonloopvoorziening

Bestemd voor: een betere schoonloop- en opvangvoorziening van microplastics (infill) bij de in- en uitgang van de kunstgrasvelden ter voorkoming van verspreiding.

Randvoorwaarden: gemaakt van gerecycled kunstgras of (verzinkt) metaal.

4

Gerecyclede sportvloer in sporthal (ten minste 80% gerecycled materiaal)

Bestemd voor: nieuwe sporthalvloeren of vervangen van bestaande sporthalvloeren.

Randvoorwaarden: gemaakt van gerecyclede sportvloeren dat is getoetst door een onafhankelijke instantie met daarbij behorende productcertificaat.

5

Zout(water)batterij

Bestemd voor: de opslag van duurzaam opgewekte energie die wordt gebufferd in een zout(water)batterij.

En bestaande uit: zout(water)batterij en (eventuele) regeltechniek.

Aanvullende eis: Aanwezigheid duurzame energieopwekker op eigen terrein (bijv. zonnecollectoren of pv-panelen) dient te worden aangetoond of dit tevens te worden aangevraagd.

D. Maatregelen klimaatadaptatie

Als gevolg van klimaatverandering nemen extremen in het weer toe met onder andere wateroverlast, extreme droogte en hittestress tot gevolg. Dit vraagt om een veerkrachtige leefomgeving die in staat is de gevolgen van deze weerextremen op te vangen, ook wel een klimaat adaptieve leefomgeving genoemd. Sportaccommodaties lenen zich gezien hun bestemming en ligging vaak uitstekend om bij te dragen aan klimaatadaptatie. Denk aan wateropvang onder de sportvelden en meer groen op en rond de accommodatie, wat zorgt voor verkoeling. De maatregelen klimaatadaptatie zijn bedoeld om de negatieve gevolgen van klimaatverandering op en om de sportaccommodatie te verminderen.

1

Regenwater hergebruik of infiltratiesysteem

Bestemd voor: het opvangen van regenwater van tenminste de eigen sportaccommodaties in een regenwateropslag met overloop naar een infiltratiegebied niet zijnde een afwatersloot, al dan niet in combinatie met nuttige toepassing van het opgevangen regenwater.

bestaande uit: een waterdichte regenwateropslag (bijv. ondergrondse tank, irrigratiekratten regenton/schutting, waterdichte bak of sportveld), leidingwerk met uitzondering van dak en goten, eventueel pomp en regeltechniek.

2

Vegetatiedak

Bestemd voor: het bufferen van regenwater en verminderen van hittestress en bijbehorende koelvraag.

en bestaande uit: een vegetatiedaksysteem en (eventueel) irrigatiesysteem.

H

Er wordt een bijlage toegevoegd, luidende:

BIJLAGE 2. BIJLAGE BEHORENDE BIJ ARTIKEL 1: ACTIVITEITEN MET DE DAARBIJ BEHORENDE CODE VAN DE STANDAARD BEDRIJFSINDELING (SBI-CODE)

SBI-code

Omschrijving activiteit

93.11

Sportaccommodaties

93.11.1

Zwembaden

93.11.2

Sporthallen, sportzalen en gymzalen

93.11.3

Sportvelden

93.11.9

Overige sportaccommodaties

93.12

Buitensport

93.12.1

Veldvoetbal

93.12.2

Veldsport in teamverband (geen voetbal)

93.12.3

Atletiek

93.12.4

Tennis

93.12.5

Paardensport en maneges

93.12.6

Wielersport

93.12.7

Auto- en motorsport

93.12.8

Wintersport

93.12.9

Overige buitensport

93.14

Binnensport

93.14.1

Individuele zaalsport

93.14.2

Zaalsport in teamverband

93.14.3

Kracht- en vechtsport

93.14.4

Bowlen, kegelen, biljarten e.d.

93.14.5

Denksport

93.14.9

Overige binnensport en omnisport

93.15

Watersport

93.15.1

Zwem- en onderwatersport

93.15.2

Roei-, kano-, zeil- en surfsport e.d.

93.19

Overige sportactiviteiten

93.19.2

Hengelsport

93.19.6

Overkoepelende organen en samenwerkings- en adviesorganen op het gebied van sport

93.19.9

Overige sportactiviteiten (rest)

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark

TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige regeling strekt tot wijziging van de Regeling stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties (hierna: de Regeling). Deze wijziging betreft een aantal inhoudelijke aanpassingen.

De wijzigingen zijn ingegeven door de constatering dat de Regeling op een aantal aspecten verduidelijking behoeft. Ook is geconstateerd dat zowel de uitvoeringslasten als de lasten voor de subsidieontvanger verminderd kunnen worden door aanpassingen in de verantwoordingssystematiek. Tot slot is de lijst met maatregelen die in aanmerking komen voor een aanvullende subsidie bijgewerkt op basis van de stand van de techniek, en is een lijst met klimaat adaptieve maatregelen ingevoegd. Hiertoe zijn de volgende wijzigingen doorgevoerd.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A en B

Of een organisatie een amateursportorganisatie is, wordt gecontroleerd aan de hand van de SBI-codes die zijn vermeld in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Ieder bedrijf dat zich inschrijft in het Handelsregister krijgt een of meerdere SBI-codes. Deze code bestaat uit 4 of 5 cijfers en geeft aan wat de activiteit van een bedrijf is.

Alle organisaties met een SBI-code die begint met het cijfer 93.1, zijn sportorganisaties. Zij komen daarom in beginsel in aanmerking voor een subsidie op grond van de Regeling. Uitzondering daarop vormen de organisaties met de volgende SBI-codes: 93.13, 93.14.6, 93.19.1, 93.19.3, 93.19.4 en 93.19.5. Deze uitgezonderde codes zijn codes gerelateerd aan beroepssporten. Daarbij gaat het dus niet om amateursportorganisaties. Alle SBI-codes die horen bij activiteiten van amateursportorganisaties zijn opgenomen in Bijlage 2 (nieuw).

Bovenstaande handelwijze is reeds opgenomen in de toelichting bij de Regeling en wordt met deze wijziging tevens in de Regeling zelf verankerd. Daarbij geldt dat hoewel de SBI-code leidend is, er door de subsidieaanvrager tegenbewijs kan worden aangeleverd op grond waarvan de minister kan besluiten dat sprake is van een amateursportorganisatie ondanks dat niet de juiste SBI-code in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel staat vermeld.

Het kan zich voordoen dat een amateursportorganisatie niet is ingeschreven met een SBI-code die opgenomen is in bijlage 2, terwijl de amateursportorganisatie wel hoofdzakelijk activiteiten uitoefent die in bijlage 2 zijn opgenomen. Daarom geeft het tweede lid van dit artikel de mogelijkheid om in zulke gevallen toch subsidie aan te vragen mits naar het oordeel van de minister voldoende blijkt dat de onderneming activiteiten verricht die vallen onder amateursport.

Onderdeel C

De wijziging van artikel 8, eerste lid, verduidelijkt dat subsidies van minder dan € 25.000 alleen kunnen worden aangevraagd na afloop van de subsidiabele activiteiten. Deze werkwijze is al van toepassing vanaf de inwerkingtreding van de regeling, maar wordt nu expliciet in de regeling opgenomen om duidelijkheid voor de aanvragers te verhogen. Het is dus niet mogelijk om een subsidie van minder dan € 25.000 aan te vragen indien de subsidiabele activiteiten nog plaats zullen vinden. Voor deze wijze van subsidieverstrekking is gekozen om de administratieve lasten en uitvoeringslasten te kunnen beperken.

Onderdeel D

Artikel 11, derde lid, wordt gewijzigd, omdat het verschil tussen een ‘eenzijdige’ en ‘tweezijdige’ ondertekening in de praktijk onduidelijkheid oplevert. Het aanleveren van een offerte voor de subsidiabele activiteiten, ongeacht of deze eenzijdig of tweezijdig is getekend, wordt voldoende geacht om over te kunnen gaan tot subsidieverlening.

Artikel 11, negende lid, wordt gewijzigd zodat subsidieontvangers van een subsidie tussen de € 25.000 en € 125.000 waarbij de subsidiabele activiteiten nog plaats zullen vinden ter verantwoording niet meer alle facturen en betaalbewijzen van de gesubsidieerde activiteiten dienen aan te leveren, maar kunnen volstaan met een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten.

Met de verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten kan worden aangetoond dat de te subsidiëren activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen. Op deze manier kan voldoende zekerheid worden verkregen over de kosten en opbrengsten. Voor deze verantwoordingswijze is allereerst gekozen omdat dit de administratieve lasten voor de subsidieontvangers aanzienlijk zal verminderen. Deze verantwoordingswijze is daarnaast te rechtvaardigen vanuit de ruime ervaring die de Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen (DUS-I) inmiddels heeft opgedaan met de uitvoering van de Regeling. De afgelopen jaren is gebleken dat de ontvangers van een subsidie als bedoeld in artikel 11 de geplande activiteiten hebben uitgevoerd, de subsidie rechtmatig wordt besteed en de kosten door aanvragers aantoonbaar zijn gemaakt. Bovendien is de nieuwe verantwoordingswijze in lijn met de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS en het Uniform subsidiekader.

Na artikel 11, negende lid, wordt een nieuw lid ingevoegd. Het tiende lid geeft de minister de mogelijkheid om achteraf te toetsen of de ontvanger van een subsidie als bedoeld in artikel 11 daadwerkelijk de subsidiabele activiteiten heeft uitgevoerd overeenkomstig de aan de verleende subsidie verbonden verplichtingen. Tot uiterlijk vier weken na het indienen van de aanvraag tot vaststelling kan de ontvanger steekproefsgewijs worden gevraagd om facturen op naam van de subsidieontvanger en eventueel betaalbewijzen te overleggen. Bij een factuur van boven de € 1.000 wordt gevraagd om een betaalbewijs, waaruit blijkt dat de subsidieontvanger de factuur heeft betaald. Indien uit de controle blijkt dat de subsidie niet in overeenstemming met de Regeling is besteed, kan de subsidie die ten onrechte is uitbetaald, worden teruggevorderd van degene aan wie is uitbetaald.

De wijze van verantwoording voor subsidies tot € 125.000 die worden aangevraagd na afloop van de activiteiten (artikel 8 en artikel 10 van de Regeling) en voor subsidies vanaf € 125.000 die worden aangevraagd voor aanvang van de activiteiten (artikel 12 van de Regeling) blijft ongewijzigd.

Onderdeel E

Artikel 12, derde lid, wordt net als artikel 11, derde lid, gewijzigd, om de in de praktijk heersende onduidelijkheid omtrent ‘eenzijdige’ en ‘tweezijdige’ ondertekening weg te nemen. Daarnaast is de eis omtrent het aanleveren van een liquiditeitsprognose komen te vervallen. Gebleken is dat het aanleveren van een liquiditeitsprognose niet het risico op oneigenlijk gebruik van de Regeling vermindert. Hiertoe vindt controle plaats bij de vaststelling. Het aanleveren van een offerte voor de subsidiabele activiteiten, ongeacht of deze eenzijdig of tweezijdig is getekend, wordt voldoende geacht om over te kunnen gaan tot subsidieverlening.

Onderdeel F

Een amateursportorganisatie kan onderbouwd een beroep doen op de hardheidsclausule indien er sprake is van een uitzonderingssituatie die zal leiden tot onbillijkheid van overwegende aard. Er zal met grote terughoudendheid gebruik van worden gemaakt. Het is evenwel niet op voorhand uit te sluiten dat zich omstandigheden zullen voordoen die noodzaken tot afwijken van een bepaling van deze regeling.

Onderdeel G

De specifieke maatregelen genoemd in Bijlage 1 zijn gewijzigd. Het gaat hierbij om enkele verduidelijkingen en verbredingen van reeds opgenomen maatregelen, en toegevoegde maatregelen op basis van de stand van de techniek.

Onder energiebesparing zijn maatregelen toegevoegd voor isolatie van zwembaden en koeling en verwarming van sportaccommodaties. Ook is een energieregistratie- en bewakingssysteem met publieke visualisatie toegevoegd.

Onder maatregelen die de toegankelijkheid van sportaccommodaties voor mensen met een beperking vergroten, is aangepast dat een tillift voor personen niet alleen in een zwembad, maar ook in andere sportaccommodaties kan worden toegepast.

Onder punt D is een nieuwe lijst toegevoegd met maatregelen voor klimaatadaptatie op sportaccommodaties. Als gevolg van klimaatverandering nemen extremen in het weer toe, met onder andere wateroverlast, extreme droogte en hittestress als gevolg. Als onderdeel van de Routekaart Verduurzaming Sport worden nu twee maatregelen opgenomen om de negatieve gevolgen van klimaatverandering op en rondom de sportaccommodatie te verminderen. Het gaat hierbij om opvang en hergebruik van regenwater op de sportaccommodatie, en een vegetatiedak voor het bufferen van regenwater en het verminderen van hittestress en de bijbehorende koelvraag.

Onderdeel H

Bijlage 2 wordt aan de Regeling toegevoegd. Hierin worden de SBI-codes opgenomen ten behoeve van de werkwijze genoemd onder onderdeel A en onderdeel B.

De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark

Naar boven