De Minister voor Medische Zorg,
Gelet op artikel 4 van de Wet op de zorgtoeslag en de artikelen 18d, eerste lid, en
18e, tweede lid, van de Zorgverzekeringswet;
Besluit:
Artikel 1
De standaardpremie, bedoeld in artikel 1, onderdeel g, van de Wet op de zorgtoeslag,
bedraagt voor het berekeningsjaar 2021 € 1.705.
Artikel 2
Artikel 6.5.2 van de Regeling zorgverzekering wordt als volgt gewijzigd:
1. ‘€ 141,50’ wordt vervangen door ‘€ 147,80’;
2. ‘€ 136,83’ wordt vervangen door ‘€ 142,08’.
Artikel 3
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.
Artikel 4
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vaststelling standaardpremie en bestuursrechtelijke
premies 2021.
TOELICHTING
1. Inleiding
In deze regeling worden de standaardpremie van de Wet op de zorgtoeslag (Wzt) alsmede
de bestuursrechtelijke premies voor wanbetalers en ambtshalve verzekerden ingevolge
de Zorgverzekeringswet (Zvw) vastgesteld voor het jaar 2021.
2. Vaststelling standaardpremie 2021
Op grond van artikel 4 van de Wzt wordt de standaardpremie voor de zorgtoeslag bij
ministeriële regeling vastgesteld op € 1.705. Die vaststelling dient uiterlijk 22
dagen voorafgaande aan het desbetreffende berekeningsjaar te geschieden.
De hoogte van de standaardpremie is de geraamde gemiddelde nominale premie die de
verzekerden in 2020 voor een zorgverzekering moeten betalen (€ 1.478) verhoogd met
het gemiddelde bedrag dat een verzekerde naar verwachting in 2021 betaalt aan verplicht
eigen risico voor de zorgverzekering (€ 227). De gemiddelde nominale premie is berekend
op basis van de werkelijke nominale premies 2021 inclusief collectieve contracten
gewogen op basis van verzekerdenaantallen 2020. De berekening is verricht door de
Nederlandse Zorgautoriteit (NZa).
3. Vaststelling hoogte bestuursrechtelijke premies 2021
De bestuursrechtelijke premie is de premie die een verzekeringnemer, ter vervanging
van de premie bedoeld in artikel 16 van de Zvw, gedurende de in artikel 18d respectievelijk
18e van de Zvw bedoelde periode aan het CAK verschuldigd is. Hij betaalt in die periode
dus geen nominale premie aan de zorgverzekeraar.
De bestuursrechtelijke premie is in twee situaties verschuldigd:
-
1. door de verzekeringnemer die ingevolge artikel 18c van de Zvw door een zorgverzekeraar
bij het CAK is aangemeld. Dit betreft de verzekeringnemer die voor een zorgverzekering,
rente en incassokosten buiten beschouwing latend, een premieschuld ter hoogte van
zes of meer maandpremies heeft (hierna: wanbetaler);
-
2. door de verzekeringnemer voor wie een verzekering loopt als bedoeld in artikel 9d
van de Zvw. Dit betreft een verzekeringnemer die, hoewel hij verzekeringsplichtig
is, heeft nagelaten een zorgverzekering te sluiten (hierna: ambtshalve verzekerde).
Ingevolge artikel 18d, eerste lid, van de Zvw wordt de hoogte van de bestuursrechtelijke
premie voor een wanbetaler vastgesteld op een percentage van ten minste 110% en ten hoogste 130% van de gemiddelde
nominale premie. Het percentage voor de vaststelling van de bestuursrechtelijke premie
voor de wanbetaler bedraagt voor het jaar 2021 120%. Het percentage leidt op jaarbasis
tot een rekenkundige bestuursrechtelijke premie van € 1.773,60. Op maandbasis is dit
€ 147,80. Ten behoeve van de uitvoering van de bronheffing is in deze regeling de
bestuursrechtelijke premie voor wanbetalers vastgesteld op een maandbedrag.
Ingevolge artikel 18e, tweede lid, van de Zvw wordt de hoogte van de bestuursrechtelijke
premie voor een ambtshalve verzekerde vastgesteld op een percentage van de gemiddelde nominale premie. Het gehanteerde
percentage bedraagt 115,36%, zodat de vastgestelde bestuursrechtelijke premie voor
ambtshalve verzekerden op jaarbasis gelijk is aan de vastgestelde standaardpremie.
Het gaat om een maandbedrag in 2021 van € 142,08.
Ten behoeve van de uitvoering van de bronheffing zijn de bestuursrechtelijke premies
vastgesteld op een maandbedrag.
4. Gevolgen voor de regeldruk
De wijzigingen van de bedragen in dit besluit hebben geen regeldrukeffecten voor burgers,
bedrijven, instellingen of professionals, noch is er sprake van noemenswaardige kennisnemingskosten.
Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) kan zich verenigen met dit standpunt.
5. Inwerkingtreding
De termijn van minimaal twee maanden voor de periode tussen de datum van uitgifte
van de Staatscourant en het tijdstip van inwerkingtreding (1 januari 2021) is met
inachtneming van aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving niet gehanteerd.
Het vasthouden aan die termijn zou tot aanzienlijke uitvoeringsnadelen leiden, onder
meer omdat de ramingen voor de vaststelling van de onderhavige premies minder accuraat
zouden zijn. Zorgverzekeraars kunnen immers uiterlijk 12 november nog hun nominale
premies bekend maken (artikel 17, zevende lid, Zvw). Bij publicatie van deze regeling
vóór 1 november zou geen rekening gehouden kunnen worden met nominale premies die
in november bekend gemaakt worden.
De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark