Regeling Cultuureducatie met Kwaliteit 2021–2024 Caribisch Nederland

Het bestuur van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie,

gelet op artikel 10, vierde lid van de Wet op het specifiek cultuurbeleid;

gelet op artikel 4:23, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op het Algemeen Subsidiereglement van het Fonds voor Cultuurparticipatie;

met goedkeuring van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 17 november 2020;

besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Definities

In deze regeling wordt verstaan onder:

a) Fonds:

het Fonds voor Cultuurparticipatie;

b) activiteitenkosten:

de kosten die gemaakt worden voor de uitvoering van het project. Niet zijnde de kosten voor coördinatie, kennisdeling, monitoring en evaluatie. Reis- en verblijfkosten vallen onder activiteitenkosten;

c) adhesieverklaring:

schriftelijke steunbetuiging van het openbaar lichaam aan de aanvrager voor het programma Cultuureducatie met Kwaliteit 2021-2024 Caribisch Nederland. Dit is een verklaring die de penvoerder bij de aanvraag aanlevert;

d) adviescommissie:

een interne adviescommissie zoals bedoeld in het Huishoudelijk Reglement van Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

e) Algemeen Subsidiereglement:

Algemeen Subsidiereglement stichting Fonds voor Cultuurparticipatie;

f) beleidsprogramma Cultuureducatie met Kwaliteit:

programma geïnitieerd door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ter waarborging van de landelijke kwaliteit van cultuureducatie in het onderwijs;

g) Caribisch Nederland:

de drie openbare lichamen van het land Nederland, zijnde de eilanden: Bonaire, Sint Eustatius en Saba;

h) CBS:

Centraal Bureau voor de Statistiek;

i) CEST:

Central European Summer Time;

j) coördinerende werkzaamheden:

organisatorische werkzaamheden ten behoeve van het voeren van penvoerderschap;

k) culturele sector:

de op het eiland gevestigde culturele instellingen;

l) cultuureducatie:

het onderwijs gericht op het bereiken van de kerndoelen binnen het leergebied Kunstzinnige oriëntatie en het onderwijs dat op het gebied van kunst en cultuur wordt verzorgd;

m) LKCA:

Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst;

n) OCW:

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

o) onderwijs:

in deze regeling gaat het over primair onderwijs in Caribisch Nederland;

p) penvoerder:

een culturele- of onderwijsinstelling die voor zichzelf, en in samenwerking met andere culturele instellingen en het onderwijs, een subsidieaanvraag indient;

q) de Rijkscultuurfondsen:

Fonds podiumkunsten, Stimuleringsfonds creatieve industrie, Mondriaan fonds, Filmfonds, Nederlands letterenfonds en het Fonds voor cultuurparticipatie.

Artikel 2. Doel van de regeling

Met deze regeling stimuleert het Fonds het duurzaam versterken van de kwaliteit van cultuureducatie op Caribisch Nederland, te realiseren door middel van intensieve samenwerking tussen onderwijs en de culturele sector. De samenwerking berust op een onderwijskundige visie op cultuureducatie en dient de culturele ontwikkeling van het kind centraal te stellen. Daarbij is er aandacht voor het vergroten van de kansengelijkheid voor kinderen.

Artikel 3. Wie kan aanvragen

Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een culturele instelling met rechtspersoonlijkheid zonder winstoogmerk, of een schoolbestuur van een basis- of voortgezet onderwijsinstelling. Per eiland wijst het openbaar lichaam één aanvrager voor dat eiland aan.

Artikel 4. Waarvoor kan worden aangevraagd

  • 1. Een aanvraag voor meerjarige subsidie wordt ingediend voor het realiseren en het duurzaam versterken van de kwaliteit van cultuureducatie. Dit wordt uitgevoerd door middel van intensieve samenwerking tussen het onderwijs en de culturele sector. De samenwerking berust op een onderwijskundige visie op cultuureducatie en dient de culturele ontwikkeling van het kind centraal te stellen. Daarbij is er aandacht voor het vergroten van de kansengelijkheid voor kinderen. De wijze waarop het doel wordt gerealiseerd is door middel van:

    • a. het ontwikkelen en uitvoeren van cultuureducatieve activiteiten en materialen die gericht zijn op het duurzaam versterken van de kwaliteit van cultuureducatie op de school. Deze activiteiten en materialen worden samen door het onderwijs en de culturele omgeving ontwikkeld. Daarbij zal aansluiting worden gezocht bij relevante curriculumvernieuwingen; en

    • b. het vergroten van de professionalisering van leerkrachten, culturele partners en penvoerders ten aanzien van cultuureducatie.

  • 2. De primaire doelgroep voor deze regeling is het primair onderwijs en het culturele veld. Het voortgezet onderwijs kan evenwel een samenwerkingspartner zijn.

Artikel 5. Subsidieverstrekking

  • 1. Subsidie wordt verstrekt in een tweetal rondes:

    • a. ronde 1: van 1 april 2021 tot en met 31 december 2022;

    • b. ronde 2: van 1 januari 2023 tot en met 31 december 2024.

  • 2. Een aanvraag in de tweede ronde hoeft niet voorafgegaan te zijn door een gehonoreerde aanvraag in de eerste ronde.

Artikel 6. Subsidieplafond

  • 1. Het subsidieplafond voor de aanvragen in:

    • a. ronde 1 is € 215.000,–;

    • b. ronde 2 is € 215.000.

  • 2. Het Fonds kan de vastgestelde subsidieplafonds verhogen of verlagen.

  • 3. Een besluit tot het verhogen of verlagen van een subsidieplafond wordt bekendgemaakt via de website van het Fonds.

Artikel 7. Hoogte van de subsidie

  • 1. Voor aanvragen van ieder openbaar lichaam is per ronde beschikbaar:

    • a. een startbedrag van €45.000,– ; en

    • b. € 3,16 per inwoner.

  • 2. Het aantal inwoners per eiland wordt voor de volledige looptijd van de regeling vastgesteld op basis van de CBS-gegevens van 1 januari 2019.

Artikel 8. Weigeringsgronden

  • 1. Een subsidieaanvraag wordt geweigerd indien voor dezelfde activiteiten reeds subsidie is of zal worden verleend:

    • a. op grond van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid,

    • b. door het Fonds, of

    • c. door een van de andere Rijkscultuurfondsen.

  • 2. Onverminderd artikel 4:35 van de Awb kan subsidie worden geweigerd als:

    • a. de penvoerder in de voorgaande twee jaar niet heeft voldaan aan één of meer aan een subsidie van het Fonds verbonden voorwaarden of verplichtingen, waaronder in elk geval ook is begrepen het juist en tijdig afronden van de gesubsidieerde activiteiten, het tijdig melden van relevante veranderingen in de uitvoering en het juist en tijdig verantwoorden van de activiteiten;

    • b. de aanvraag geen uitsluitsel geeft dat scholen inhoudelijk betrokken zijn;

    • c. meer dan 15% van de begroting aan coördinatiekosten is besteed;

    • d. minder dan 10% van de begroting aan kennisdeling is besteed;

    • e. de penvoerder een eigen subsidieregeling gebruikt om de verkregen subsidie van het Fonds te verdelen onder de partners;

    • f. de aanvraag onvoldoende concreet is met betrekking tot de uit te voeren activiteiten.

Artikel 9. Bijzondere verplichtingen

De penvoerder:

  • a. is de partij met wie het Fonds de subsidierelatie aangaat. De penvoerder is volledig verantwoordelijk voor de naleving van de subsidieverplichtingen en voor de financiële en inhoudelijke subsidieverantwoording;

  • b. is verplicht tot kennisdeling, monitoring en evaluatie van de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt;

  • c. zet in het projectplan uiteen op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan kennisdeling;

  • d. is verplicht deel te nemen aan het landelijke kennisdelingstraject door het Fonds en het LKCA. Bijkomende kosten hiervoor komen voor rekening van het Fonds;

  • e. reserveert op de begroting een reëel bedrag voor monitoring en evaluatie van activiteiten die in het kader van de regeling worden verricht;

  • f. bespreekt twee keer per jaar de voortgang van het project met het Fonds en het Openbaar Lichaam;

  • g. zet in het projectplan uiteen op welke wijze uitvoering wordt gegeven aan het monitoring- en evaluatietraject;

  • h. is verplicht deel te nemen aan het landelijke traject voor monitoring en evaluatie door het Fonds;

  • i. stelt het projectplan, verantwoordingen, evaluaties en contactgegevens van de penvoerder beschikbaar voor de kennisdelingsactiviteiten die worden georganiseerd door het LKCA; en

  • j. onderschrijft de codes die van toepassing zijn op de betreffende sector, waaronder ten minste de sectorcode(s) voor goed en integer bestuur en toezicht, zoals de Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code en de Code Diversiteit en Inclusie.

HOOFDSTUK 2. AANVRAAGPROCEDURES

Artikel 10. Aanvraagtermijnen

  • 1. Voor ronde 1: aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 1 december 2020 en dienen voor 14 januari 2021 13.00 uur CEST door het Fonds te zijn ontvangen.

  • 2. Voor ronde 2: aanvragen kunnen worden ingediend vanaf 1 augustus 2022 en dienen voor 30 september 2022 13.00 uur CEST door het Fonds te zijn ontvangen.

  • 3. Een te laat ingediende aanvraag wordt niet in behandeling genomen.

Artikel 11. Aanvraagvereisten

  • 1. Een aanvraag wordt ingediend via de website van het Fonds middels een digitaal aanvraagformulier.

  • 2. Een aanvraag wordt alleen in behandeling genomen als het volledig ingevulde formulier tijdig is ontvangen en vergezeld gaat van:

    • a. een adhesieverklaring van het openbaar lichaam,

    • b. een projectplan;

    • c. een begroting;

    • d. de samenwerkingsovereenkomsten tussen de penvoerder en de belangrijkste onderwijs en culturele partners;

    • e. een lijst met samenwerkingspartners, met een toelichting op de taak- en rolverdeling van partners;

    • f. een recent bankafschrift waarmee het bankrekeningnummer geverifieerd kan worden;

    • g. in geval van een nieuwe penvoerder: jaarrekeningen 2017, 2018 en 2019; en

    • h. in geval van (samenwerking met) een culturele instelling die gesubsidieerd wordt uit de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2021–2024: een toelichting op de reguliere taken voor cultuureducatie.

Artikel 12. Beoordelingscriteria

  • 1. Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

    • a. de ontwikkeling van cultuureducatie;

    • b. de verankering van cultuureducatie in het onderwijs;

    • c. de kwaliteit van de aanvraag; en

    • d. de samenwerking.

  • 2. Om voor subsidie in aanmerking te komen, moet een aanvraag op alle in het eerste lid genoemde criteria positief zijn beoordeeld. De wijze waarop aan de criteria wordt getoetst, is terug te vinden in de toelichting.

Artikel 13. Adviescommissie

Aanvragen die voldoen aan de formele vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen, worden ter advisering voorgelegd aan de interne adviescommissie van het Fonds. Het Fonds besluit over de aanvraag op basis van het advies van de commissie.

Artikel 14. Beoordelingswijze

Iedere aanvraag wordt beoordeeld op basis van de eigen kwaliteit. Aanvragen die op tijd en volledig zijn ontvangen, worden in behandeling genomen. De aanvragen worden beoordeeld op basis van de beoordelingscriteria en op volgorde van binnenkomst.

Artikel 15. Beslistermijn

Het bestuur beslist binnen 13 weken nadat een aanvraag is ontvangen.

HOOFDSTUK 3. VERANTWOORDING SUBSIDIES

Artikel 16. Subsidies hoger dan € 25.000,–

  • a. Indien de subsidie meer dan € 25.000,– bedraagt, toont de subsidieontvanger aan de hand van een activiteitenverslag en financiële verantwoording aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt zijn verricht en dat is voldaan aan de subsidieverplichtingen.

  • b. Tussentijds verzoekt het Fonds om een verantwoording op de prestatieafspraken en de financiën. Deze tussentijdse verantwoording dient het Fonds uiterlijk 1 maart van het tweede jaar van het project te ontvangen, dit geldt voor zowel ronde 1 als ronde 2. Het Fonds levert hier een verplicht te gebruiken format voor aan.

Artikel 17. Melding van wijzigingen

De penvoerder doet direct melding aan het Fonds als:

  • a. de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt niet of niet geheel zullen doorgaan;

  • b. niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan; of

  • c. er aanzienlijke inhoudelijke of zakelijke wijzigingen zijn ten opzichte van het plan op basis waarvan subsidie is verstrekt.

HOOFDSTUK 4. OVERIGE REGELINGEN

Artikel 18. Algemeen Subsidiereglement

Voor zover de regeling daar niet in voorziet, zijn de bepalingen uit het Algemeen Subsidiereglement van toepassing.

HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 19. Hardheidsclausule

In bijzondere of uitzonderlijke gevallen, waarbij het opstellen van deze subsidieregeling geen rekening mee is gehouden en die een onredelijke uitwerking hebben, kan het Fonds ten gunste van de aanvrager afwijken van de rechten en plichten die in deze regeling zijn opgenomen.

Artikel 20. Begrotingsvoorbehoud

Subsidie wordt verleend onder voorbehoud van verstrekking van de bijbehorende middelen door de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 21. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2027. Op bezwaar- en beroepsprocedures die op dat moment nog niet zijn afgerond, blijft het bepaalde in deze regeling van overeenkomstige toepassing.

Artikel 22. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling Cultuureducatie met Kwaliteit 2021–2024 Caribisch Nederland.

Het bestuur van stichting Fonds voor Cultuurparticipatie, namens deze, O. Westerhof directeur-bestuurder a.i.

TOELICHTING

Algemeen

Doel van de regeling

Met de Regeling Cultuureducatie met Kwaliteit 2021–2024 Caribisch Nederland (hierna: regeling) wil het Fonds voor Cultuurparticipatie (hierna: Fonds) zorgen dat de kwaliteit van cultuureducatie in het primair onderwijs in Caribisch Nederland groter wordt. Dit doet het Fonds door subsidies beschikbaar te stellen voor activiteiten die hieraan bijdragen. De regeling is onderdeel van het gelijknamige bredere programma Cultuureducatie met Kwaliteit, dat wordt uitgevoerd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW), het Fonds en het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA).

Om de doelen van deze regeling te bereiken, worden aanvragers van de subsidie gevraagd om de bestaande samenwerkingen en voorzieningen op cultureel gebied te gebruiken en deze te verbinden met de scholen. Zo zorgen we dat de driehoek onderwijs – culturele veld – penvoerder samen gaat werken aan het ontwikkelen van programma’s waarmee kinderen op school kunnen leren over kunst en cultuur en er ook zelf mee aan de slag gaan. Deze programma’s kunnen eventueel in verbinding met het voortgezet onderwijs opgezet worden, waar dat meerwaarde heeft. Naast de opzichzelfstaande waarde van goede cultuureducatie vindt het Fonds het belangrijk dat scholen zich voorbereiden op de vernieuwing van het lesaanbod en de plek van kunst en cultuur daarin. Ook ziet het Fonds kansen voor de versterking van cultuureducatie in combinatie met de ontwikkeling van Integrale Kindcentra op de eilanden. Tot slot zien we als Fonds dat het opbouwen van een netwerk én lokale kennisdeling over wat werkt en niet werkt, voorwaarden zijn voor scholen, penvoerders en de rest van het culturele veld om blijvend met elkaar samen te werken aan goede cultuureducatie. Dit zien we dan ook graag terug in de plannen.

Een ander aandachtspunt is kansengelijkheid. De bevordering van kansengelijkheid stelt alle kinderen in staat om hun talenten te ontwikkelen, met de motivatie en ondersteuning waar nodig. Het succes van kinderen, op school en daarbuiten, zou enkel afhankelijk moeten zijn van hun capaciteiten en inzet en niet van het inkomen of het opleidingsniveau van hun ouders. Maar ook seksuele voorkeur, achtergrond, religie en nog vele andere elementen werken mee aan kansenongelijkheid. In het kader van het programma Cultuureducatie met Kwaliteit speelt daarnaast nog een ander element van kansenongelijkheid: de culturele infrastructuur van de omgeving van de school en het kind. Het ontbreken van een uitgebreide culturele infrastructuur in de omgeving zorgt ervoor dat scholen minder mogelijkheden hebben om op eenvoudige wijze aan te sluiten bij het culturele veld. Met deze regeling stimuleren we het zoeken naar de mogelijkheden voor een rijk cultureel aanbod in de directe omgeving van het kind.

We vragen de penvoerders naar een realistisch plan, met onderbouwde prestatieafspraken over deze punten, en een degelijke begroting.

Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door culturele instellingen of schoolbesturen, die in nauwe samenwerking met scholen en culturele partners activiteiten ontwikkelen. Deze activiteiten dragen bij aan de kwaliteitsverbetering van cultuureducatie binnen het primair onderwijs, eventueel in verbinding met het voortgezet onderwijs. De doelgroepen zijn in ieder geval: de leerlingen, de leerkrachten, (vak)docenten, scholen, culturele partners en de penvoerder.

Ambitie voor 2022:

  • a. Netwerk van onderwijs en culturele partners

    Het onderwijs en het culturele veld hebben nader kennisgemaakt en zijn op de hoogte van elkaars kwaliteiten. Dit netwerk wordt gevormd op basis van activiteiten voor en met het onderwijs. Dit kunnen culturele activiteiten voor leerlingen zijn, maar ook scholing of coaching van leerkrachten. Ook het scholen of coachen van de culturele partner door leerkrachten is gewenst.

  • b. Ontwikkeling visie op cultuureducatie

    Scholen hebben samen met culturele partners een visie ontwikkeld op cultuureducatie, bij voorkeur is dit vastgelegd in een cultuurbeleidsplan.

  • c. Cultureel programma in het primair onderwijs

    Iedere school voor primair onderwijs heeft een cultureel programma van activiteiten, passend bij de school. Hierbij kan sprake zijn van integratie van cultuur met andere vakken, maar het kan ook een opzichzelfstaand programma zijn.

  • d. Deskundigheid leraren en educatief medewerkers

    Om kwalitatief goede cultuureducatie vorm te geven, beschikken leraren en docenten over voldoende basiskennis. Educatief medewerkers zijn in staat cultuurles te geven aan grote groepen kinderen binnen de school en culturele activiteiten te ontwikkelen buiten de muren van de school.

  • e. Kennisdeling en netwerken

    De opgedane kennis zal in verschillende netwerken worden gedeeld en verbeterd. Deze netwerken kunnen homogeen van aard zijn (bijvoorbeeld alleen scholen) maar ook heterogeen (met andere sectoren). Met deze netwerken ontstaat een duurzame structuur voor verankering. Kennisdeling vindt zowel op het eiland plaats als tussen de eilanden onderling en op landelijk niveau.

Ambitie voor 2024:

Aanvullend op de ambities voor 2022:

  • f. Kwaliteitsverbetering cultuureducatie op het merendeel van de scholen voor primair onderwijs

    Het merendeel van de scholen voor primair onderwijs heeft door kwaliteitsverbetering van cultuureducatie, passend binnen de visie en mogelijkheden van de school, een eigen programma ontwikkeld. Dit is een samenhangend cultuurprogramma met aandacht voor de aansluiting bij de wettelijk vastgelegde doelstellingen en uitwerkingen van kunst en cultuur in het onderwijs. De ontwikkelde visie en bijbehorend programma zijn zo duurzaam mogelijk verankerd in het onderwijs.

Artikelsgewijs

Artikel 2. Doel van de regeling

De implementatie van CmK op de eilanden vraagt een duidelijke fasering in de plannen. De eerste stappen zijn gezet met de stevige inzet op muziekeducatie waarbij de regeling Impuls muziekonderwijs heeft gezorgd voor financiering en een kennisdelingsplatform. Ook de training voor Interne Cultuurcoordinator (ICC) van het LKCA begin 2020 heeft de scholen en de openbare lichamen geholpen in het maken van beleidsplannen op het vlak van cultuureducatie. Nu is dus het moment om verbindingen te leggen tussen de verschillende disciplines en per school te werken aan een samenhangend programma.

De verantwoordelijkheid van de kwaliteitsverbetering van cultuureducatie in het onderwijs ligt in deze regeling bij de lokale driehoek: onderwijs / culturele veld / penvoerder. Alle partijen hebben een opdracht om in gezamenlijkheid deze verbetering te realiseren, ze zijn afhankelijk van elkaar en moeten elkaar versterken met de expertise en slagkracht die iedere partij nodig heeft.

Artikel 3 Wie kan aanvragen

Deze regeling is bedoeld voor culturele instellingen zonder winstoogmerk. Hierbij kan gedacht worden aan culturele stichtingen of verenigingen. Daarnaast komen ook scholen voor primair of voortgezet onderwijs in aanmerking om een aanvraag te doen. In geval van een school is het altijd het bevoegd gezag van die school dat de aanvraag moet indienen.

Artikel 4. Waarvoor kan worden aangevraagd

Lid 1: Het primaire resultaat van de aanvraag is een samenhangend programma voor cultuureducatie op de verschillende scholen voor primair onderwijs op het eiland. Dit vraagt visievorming, planvorming en ervaring opdoen voor het uitvoeren van de gemaakte plannen. Het uitvoeren van cultuureducatieve activiteiten is een belangrijk onderdeel van het programma. Hiervoor is het ontwikkelen van een gezamenlijke visie belangrijk, maar helpt het vooral ook om uit te proberen wat past bij een school. Door te doen ontdek je wat aanslaat bij kinderen en wat nog verdere aandacht vraagt. Daarnaast gebruik je evaluatie, op de verschillende niveaus van uitvoering, om richting te geven aan het vervolg. De samenwerking tussen het onderwijs en het (lokale) culturele veld is een voorwaarde voor de juiste expertise, maar ook voor het borgen van de ontwikkelde programma’s. Het voorbereiden van het onderwijs op de curriculumvernieuwingen zal gedurende de looptijd van het programma Cultuureducatie met Kwaliteit steeds meer vorm krijgen, maar de geformuleerde Grote Opdrachten van het leergebied Kunst en Cultuur geven nu al houvast om als kader mee te nemen in de aanvraag.

Om tot dit samenhangende programma te komen zal het nodig zijn om te werken aan de professionalisering van leerkrachten, (vak-)docenten en andere betrokkenen. Wij zien dit als een belangrijke voorwaarde voor goede cultuureducatie. Mogelijkheden zijn bijvoorbeeld trainingen, coaching, kennisdeling en scholing. Maak in de aanvraag duidelijk welke doelgroepen op welke wijze werken aan professionalisering.

We vragen de penvoerder om in het projectplan en in de begroting daarom ruimte te laten voor ontwikkelingen die gedurende de looptijd van Cultuureducatie met Kwaliteit relevant zijn.

Lid 2: Hoewel het voortgezet onderwijs niet de primaire doelgroep van deze regeling is, kan er in onderlinge samenwerking veel van elkaar worden geleerd. De ervaringen die al zijn opgedaan in het VO kunnen worden ingezet om ook de kwaliteit van cultuureducatie in het PO te versterken. Daarom is het wel mogelijk om het voortgezet onderwijs als samenwerkingspartner aan te laten sluiten.

Artikel 5. Aanvraagrondes

Het is mogelijk om zowel in de eerste ronde als in de tweede ronde een aanvraag te doen. Voor een aanvraag in de tweede ronde is het niet noodzakelijk om een aanvraag in de eerste ronde te hebben gedaan of gehonoreerd te krijgen.

Artikel 6. Subsidieplafond

Eventuele wijzigingen van het subsidieplafond zijn terug te vinden op de website: www.cultuurparticipatie.nl/CmkCar.

Artikel 8. Weigeringsgronden

Lid 2.
Onderdeel c. Coördinatiekosten

Er wordt een percentage van maximaal 15% over de totale begroting beschikbaar gesteld voor coördinerende werkzaamheden die voorwaardelijk zijn voor het penvoerderschap. Denk hierbij aan het schrijven van de aanvraag, overleggen met lokale overheden en het Fonds, schrijven van verantwoordingen, overheadkosten, etc. Het zijn voornamelijk administratieve taken.

Wat niet valt onder coördinatie maar onder activiteitenkosten:

  • oriënterende gesprekken met scholen en het culturele veld;

  • begeleiding van scholen en culturele veld en eventuele andere partijen.

  • het opzetten van netwerken, onderzoeken, doen van monitoring en evaluatie, ed.

Onderdeel d. Kennisdeling

Onder kennisdeling verstaat het Fonds: activiteiten om de opgedane kennis te delen, zoals netwerken, intervisie, bijeenkomsten, etc. Voor de kennisdeling met Europees Nederland zijn er bijeenkomsten zoals het Kennis Delen Festival van het LKCA en de CmK-conferentie van het Fonds. Samen met het Fonds worden er jaarlijkse afspraken gemaakt over het bijwonen van en deelnemen aan deze bijeenkomsten (fysiek of digitaal). Reis- en verblijfkosten worden gedekt door het Fonds.

Onderdeel e. Subsidieregeling

Dit onderdeel is toegevoegd om meer duidelijkheid te geven over de positie van de penvoerders van deze regeling. Wat daarmee wordt bedoeld, is het volgende: Alleen bestuursorganen mogen subsidie verstrekken (zie de uitspraak van de rechter, bekend onder nummer: ECLI:NL:RVS:2018:2535). Als penvoerder mag dat dus niet. Je kan wel de ontvangen gelden herverdelen, op basis van privaatrechtelijke overeenkomsten. Als je dat wilt doen, moet in de aanvraag duidelijk omschreven staan hoe je dat aanpakt.

Artikel 9. Bijzondere verplichtingen

Onderdeel a. Kennisdeling

Alle penvoerders zijn verantwoordelijk voor de kennisdeling binnen hun regio, zowel voor culturele instellingen als voor scholen. De aanvrager dient in het projectplan een toelichting op de kennisdelingsactiviteiten op te nemen, waarbij zicht is op en gebruik gemaakt wordt van bestaande (afzonderlijke) netwerken van scholen en culturele instellingen. Het kennisdelingstraject is bedoeld om kennis die binnen Cultuureducatie met Kwaliteit en andere cultuureducatieve trajecten wordt opgedaan te delen, zowel onderling als naar nog niet deelnemende scholen en culturele instellingen.

In aanvulling hierop zullen het Fonds en het LKCA een inhoudelijk kennisdelingstraject ontwikkelen op landelijk niveau. De penvoerder is verplicht hieraan deel te nemen. Het traject heeft als doel ervaringen en kennis vanuit de regeling te delen, zowel met partijen die aan de regeling deelnemen als met partijen die dat niet doen. Deze activiteiten zijn aanvullend op de kennisdeling van de penvoerders zelf.

Onderdeel b. Monitoring en Evaluatie

Alle penvoerders zijn verplicht activiteiten voor monitoring en evaluatie uit te voeren. Bij de aanvraag dient de instelling de aanpak voor de monitoring en evaluatie in het projectplan toe te lichten.

Daarnaast zal het Fonds een landelijk monitor- en evaluatietraject ontwikkelen. De penvoerder is verplicht aan dit traject deel te nemen. Het traject zal in ieder geval bestaan uit het verzamelen van resultaten op het niveau van de school, het jaarlijks verzamelen van kwantitatieve gegevens, een tussentijdse evaluatie en periodieke voortgangsgesprekken.

Onderdeel c. Begroting

De begroting moet, gezien het bovenstaande, voldoende ruimte laten zien voor inzet op Kennisdeling en Monitoring en Evaluatie.

Artikel 11. Aanvraagvereisten

Lid 1. Aanvragen moeten worden ingediend via het digitale systeem ‘Mijn Fonds’, dat bereikbaar is via de website van het Fonds. Hiervoor is een account en wachtwoord nodig die kunnen worden aangevraagd via https://www.cultuurparticipatie.nl/mijn-fonds/. Het is raadzaam om tijdig een account en wachtwoord aan te vragen, omdat het ongeveer drie werkdagen duurt voordat je deze ontvangt.

De activiteiten moeten worden beschreven aan de hand van een aantal door het Fonds geformuleerde vragen. Het formulier is te vinden in het digitale systeem ‘Mijn Fonds’. Een voorbeeld van het aanvraagformulier en de bijbehorende richtlijnen zijn digitaal beschikbaar via de pagina van deze regeling op de website van het Fonds (www.cultuurparticipatie.nl).

Lid 2. De aanvraag bestaat naast een aanvraagformulier, inclusief een sluitende begroting met toelichting en prestatiegegevens, uit de volgende onderdelen:

Onderdeel a. Een adhesieverklaring van het openbaar lichaam.

Openbare lichamen geven een adhesieverklaring af over de penvoering voor het programma Cultuureducatie met Kwaliteit. Aanvragen zonder adhesieverklaring worden niet door het Fonds in behandeling genomen. Het Fonds kan niet verantwoordelijk worden gehouden voor het weigeren van een adhesieverklaring door een openbaar lichaam. Een format van de adhesieverklaring is beschikbaar op de website van het Fonds.

Onderdeel b. Een projectplan.

Richtlijnen voor het projectplan zijn beschikbaar via www.cultuurparticipatie.nl/CmKCar

Onderdeel d. Samenwerkingsovereenkomsten met de belangrijkste partners.

Hieruit blijkt in ieder geval:

  • het doel van de samenwerking;

  • de projectduur;

  • de prestaties van elke samenwerkingspartner; en

  • de inzet van tijd en financiële middelen.

Onderdeel e. Een lijst met alle samenwerkingspartners.

Dit dient te komen met een toelichting op de taak- en rolverdeling van de partners.

Onderdeel f. Een recent bankafschrift.

Een uitdraai van online bankieren waarmee het bankrekeningnummer geverifieerd kan worden.

Onderdeel g. In geval van een nieuwe penvoerder.

De verstrekking van de jaarrekeningen 2017, 2018 en 2019.

.

Onderdeel h. In geval van (samenwerking met) een culturele instelling die gesubsidieerd wordt uit de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2021–2024

Een toelichting op de reguliere taken voor cultuureducatie.

De aanvraag en de daarbij behorende informatie is leidend voor toetsing of de aanvrager in aanmerking komt voor subsidie. Het is dus van belang dat de aanvraag helder is en een goed beeld geeft van de activiteiten die een aanvrager wil ondernemen.

Artikel 12. Beoordelingscriteria

Lid 1. Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:

onderdeel a. De ontwikkeling van cultuureducatie

Bij de beoordeling van dit criterium wordt gekeken naar de mate waarin het plan voortborduurt op al ontwikkelde activiteiten voor cultuureducatie. Hiervoor is de reflectie door de aanvrager op de huidige stand van zaken op het gebied van cultuureducatie leidend. Vervolgens wordt de manier waarop de projectplannen zijn opgesteld hieraan getoetst. En wordt gekeken hoe de probleemstelling en doelstellingen aansluiten op de huidige situatie.

onderdeel b. De verankering van cultuureducatie in het onderwijs

Bij de beoordeling van dit criterium wordt gekeken of alle activiteiten gericht zijn op de verankering van cultuureducatie op de school. Het kunnen verankeren van cultuureducatie vraagt eerst een degelijk programma. Graag lezen we hoe de aanvrager samen met de andere partijen gaat werken aan de overgang van het ontwikkelen van dit programma naar het verankeren ervan. Hierbij wordt de mate waarin het onderwijs bij de planvorming is betrokken getoetst. Ook wordt gekeken naar de manier waarop visievorming en draagvlak voor cultuureducatie van besturen, directies, docenten, leraren, culturele partijen en de penvoerder, vorm krijgt. De deskundigheid van leraren en educatief medewerkers en de manier waarop deze verder wordt ontwikkeld, wordt getoetst. Ook wordt de manier waarop scholen de relatie met de culturele omgeving vorm kunnen geven beoordeeld. Daarnaast vragen we nadrukkelijk om ook aandacht te schenken aan de rol van de penvoerder in dit geheel; welke kwaliteiten worden gevraagd en hoe zorgt de penvoerder ook zelf voor een duurzame positionering?

onderdeel c. Kwaliteit van de aanvraag

Bij de beoordeling van dit criterium wordt gekeken naar de inhoudelijke en organisatorische kwaliteit van de aanvraag en het plan. Aspecten die hierbij worden bekeken zijn:

  • zijn de geformuleerde doelen reëel en sluit het programma aan op deze doelen;

  • sluit de begroting aan op het inhoudelijke plan;

  • is het plan conform de gestelde doelen en ambities van de regeling?

Daarnaast wordt de redelijkheid van de begroting en prestaties getoetst aan de doelstelling van de regeling en aan de inhoud van het plan. Ook worden de activiteiten voor kennisdeling, monitoring en evaluatie, zowel voor culturele instellingen als voor scholen, beoordeeld.

onderdeel d. Samenwerking

Bij de beoordeling van dit criterium wordt getoetst of de penvoerder een samenwerkingsverband heeft gevormd dat voldoende slagkracht heeft om uitvoering te geven aan het plan. Daaropvolgend wordt gekeken naar de taak- en rolverdeling met de diverse relevante partijen.

Om in aanmerking te komen voor subsidie dient een aanvraag naast alle formele vereisten (zoals tijdigheid, volledigheid en het op juiste wijze indienen van de aanvraag), op alle bovenstaande criteria positief te worden beoordeeld.

Artikel 16. Verantwoording subsidies hoger dan € 25.000,–

Subsidies dienen uiterlijk 13 weken na afloop van het project digitaal te worden verantwoord door de penvoerder via Mijn Fonds.

De verantwoording bestaat in ieder geval uit:

  • a. de gerealiseerde prestatiegegevens en kwantitatieve gegevens: aantal deelnemende scholen, aantal deelnemende leraren en docenten, aantal deelnemende educatief medewerkers, zoals ingediend bij de subsidieaanvraag;

  • b. een afrekening op basis van de bij de aanvraag ingeleverde begroting, waarin inzichtelijk wordt gemaakt hoe de middelen zijn besteed;

  • c. een inhoudelijk verslag waarbij de activiteiten en samenwerking worden beschreven.

Tussentijds vragen wij een verantwoording op de prestatieafspraken en de financiën. Hiervoor levert het Fonds een format aan. Deze tussentijdse verantwoording ontvangt het Fonds uiterlijk 1 maart van het tweede jaar, dit geldt voor zowel ronde 1 als ronde 2.

Artikel 17. Melding van wijzigingen

Veranderingen die wezenlijk zijn voor de subsidiëring moeten door de penvoerder worden gemeld. Daarvan is bijvoorbeeld sprake als de activiteiten niet of anders worden uitgevoerd. Ook kan in het subsidiebesluit een verplichting zijn opgenomen op grond waarvan specifieke zaken gemeld moeten worden. Als achteraf blijkt dat er sprake is van een wezenlijke verandering die niet is gemeld, kan het Fonds de subsidie lager vaststellen of zelfs helemaal intrekken. Dit is geheel voor risico van de aanvrager. In geval van twijfel kan een aanvrager contact opnemen met het Fonds om te bepalen of er sprake is van een wezenlijke wijziging. Hier is in elk geval sprake van als minder activiteiten worden gerealiseerd dan afgesproken of als er wijzigingen zijn ten aanzien van bepalende betrokkenen uit het team. Het is altijd mogelijk voor de aanvrager om in bezwaar te gaan bij een lagere vaststelling of het intrekken van de subsidie.

Het Fonds kan de subsidie verminderen of intrekken als de prestatie niet voldoende wordt geleverd en in ieder geval in de volgende gevallen:

  • als het aantal verwachte scholen met meer dan 25% afneemt; of

  • als het aantal activiteiten afneemt met meer dan 25%; of

  • als de termijn van uitvoering van de activiteit(en) substantieel wijzigt en dit niet tussentijds gemeld wordt; of

  • anderszins niet kan worden voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie zijn verbonden.

Het Fonds beoordeelt op basis van de gemelde wijzigingen of de hoogte van de toegekende subsidie zal worden aangepast.

Naar boven