Besluit van de Minister voor Rechtsbescherming van 19 november 2020, nr. 3059860, houdende de tijdelijke aanwijzing van Heerlen als overige zittingsplaats (Besluit tijdelijke aanwijzing Heerlen als overige zittingsplaats)

De Minister voor Rechtsbescherming,

Gelet op artikel 21b, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie;

Gehoord de Raad voor de Rechtspraak en het College van procureurs-generaal;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. Voor de periode van 1 november 2020 tot 1 november 2022 wordt als overige zittingsplaats van de rechtbank Limburg aangewezen:

    Heerlen.

  • 2. Dit besluit wordt door de Minister voor Rechtsbescherming ingetrokken indien de pilot Huis van het recht is beëindigd en geëvalueerd voordat de in het eerste lid genoemde periode is verstreken.

Artikel 2

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en vervalt op 1 november 2022.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 19 november 2020

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

TOELICHTING

Met dit Besluit wordt Heerlen op grond van artikel 21b, tweede lid, van de Wet op de Rechterlijke Organisatie als overige zittingsplaats van de rechtbank Limburg aangewezen. Daarbij wordt benadrukt dat de aanwijzing van Heerlen als overige zittingsplaats tijdelijk is, te weten voor een periode van twee jaar. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling dat Heerlen definitief als zittingsplaats wordt aangewezen.

De tijdelijke aanwijzing van Heerlen als overige zittingsplaats van de rechtbank Limburg is in verband met de pilot Huis van het recht. Het Huis van het recht is een fysiek loket waar mensen binnen kunnen lopen en waar mensen te woord worden gestaan door professionals die in staat zijn een inschatting te maken van hun problemen én hulpbehoefte. Daarbij wordt domein-overstijgend gekeken naar de concrete problemen. Dit houdt in dat niet enkel wordt gekeken naar de juridische of sociale aspecten van een probleem, maar dat het juridische domein samen met het sociale domein een oplossing voor het probleem zoekt. Op die wijze wordt getracht (multi-)problematiek in een vroegtijdig stadium aan te pakken en daarvoor een duurzame oplossing te vinden. De pilot zal worden geëvalueerd, waarbij zal worden bezien of de toegepaste werkwijze financieel en maatschappelijk wenselijk en uitvoerbaar is. Indien de pilot en de evaluatie daarvan binnen twee jaar zijn afgerond, zal dit Besluit worden ingetrokken.

In de pilot is ook een belangrijke rol weggelegd voor de rechtspraak. De rechter zal – op locatie – sneller in het proces worden betrokken en via rechterlijke regie dichter op de zaak zitten. Het idee daarbij is dat de rechter bevoegdheden uit verschillende rechtsgebieden kan combineren. De rechter kan aansturen op een minnelijke oplossing en, indien nodig, sneller in het proces een gepaste uitspraak doen. Opgemerkt zij daarbij dat de rechter zal werken vanuit zijn onpartijdige en onafhankelijke positie. De rechter zet zijn bevoegdheden als rechter in, en niet als probleemoplosser of hulpverlener. De rol van de rechter zal dus niet wijzigen; de context waarbinnen hij zijn rol vervult zal alleen anders zijn. Rechtspraak zal toegankelijker en dichter bij de procespartijen worden gebracht. Enigszins vergelijkbare projecten lopen onder meer in Rotterdam (de Regelrechter en Wijkrechtspraak in Rotterdam-zuid), in Den Haag (de Wijkrechter) en in Eindhoven (de Wijkrechtbank).

Om het mogelijk te maken dat in het Huis van het recht rechtszaken worden behandeld, is het nodig om Heerlen als overige zittingsplaats aan te wijzen. Heerlen is thans immers niet als zittingsplaats aangewezen. Bij de aanwijzing of opheffing van zittingsplaatsen, gaat het om een afweging van een veelheid van belangen, waarbij steeds twee criteria een overheersende rol spelen: een goede toegankelijkheid van rechtspraak en een goede bedrijfsvoering van het gerecht (Kamerstukken 32 891, nr. 3, p. 13).

Met de tijdelijke aanwijzing van Heerlen als overige zittingsplaats wordt de toegankelijkheid van de rechtspraak bevorderd. De zittingen zullen plaatsvinden in één van de brede maatschappelijke voorzieningen (hierna: BMV) die gelegen zijn in Heerlen. Uitgangspunt voor de keuze van de specifieke BMV zal mede het woonadres van de rechtszoekende zijn. Voor rechtszoekenden zal een rechtsprocedure toegankelijker en nabijer worden.

Ook de bedrijfsvoering van het gerecht is gewaarborgd met de tijdelijke aanwijzing van Heerlen als zittingsplaats. De zaken die in één van de BMV binnen de gemeente Heerlen zullen worden behandeld, betreffen zaken die geschikt worden bevonden voor een behandeling binnen het kader van de pilot Huis van het recht. Belangrijke toetsingscriteria daarbij zijn dat het zaken betreffen van (1) inwoners van de gemeente Heerlen die (2) kampen met problemen op meerdere leefgebieden. Voorts heeft de rechtbank Limburg deze locaties gescreend op veiligheid. Voorafgaand aan iedere in te plannen zitting wordt een inschatting gemaakt of deze zich leent voor behandeling in Heerlen, dus buiten het gerechtsgebouw te Maastricht. Gezien de betrokkenheid van het Juridisch Loket in de pilot, zal het Juridisch Loket een eerste inschatting maken van de geschiktheid van een zitting in Heerlen. Indien wordt ingeschat dat sprake kan zijn van een risicovolle zitting of anderszins van ongeschiktheid sprake is, wordt de rechtbank daarover geïnformeerd door het Juridisch Loket. Indien er bijvoorbeeld sprake is van een risicovolle zitting zal de rechtbank daarop anticiperen. In dat verband kan gedacht worden aan de inzet van de wijkagent of een bode bij een risicovolle zitting. Indien ook daarmee de veiligheid niet kan worden gewaarborgd, zal ervan worden afgezien om de zitting in Heerlen te laten plaatsvinden. Ook als de specifieke procedure anderszins ongeschikt is om ter zitting in Heerlen te behandelen, zal de zitting alsnog in het gerechtsgebouw van de rechtbank Limburg in Maastricht worden gehouden. Het dossier en eventuele andere zittingsbenodigdheden worden in beginsel door de betrokken rechterlijke ambtenaren meegenomen naar de zittingslocatie. De zitting zal zoveel mogelijk verlopen, zoals die ook in de rechtbank verloopt.

Gelet op art 21b, tweede lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie zijn de Raad voor de Rechtspraak en het College van procureurs-generaal gehoord. Daaruit zijn geen bezwaren naar voren gekomen.

’s-Gravenhage, 19 november 2020

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Naar boven