De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
Gelet op artikel 2.13, tweede lid, van de Wet wegvervoer goederen
BESLUIT:
ARTIKEL I
Artikel 15 van de Regeling wegvervoer goederen wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid komt te luiden:
-
4. Het verbod, bedoeld in artikel 2.13, eerste lid, van de wet, is niet van toepassing
op binnenlands beroepsvervoer dat:
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
-
5. Het verbod, bedoeld in artikel 2.13, eerste lid, van de wet, richt zich tot:
-
a. de vervoerder indien:
-
1°. met betrekking tot dat vervoer geen vrachtbrief is opgemaakt;
-
2°. de naam en het adres van de vervoerder niet of onjuist op de vrachtbrief zijn vermeld;
of
-
3°. de vrachtbrief niet getoond kan worden bij eerste vordering door de op grond van artikel
5.1, eerste lid, van de wet aangewezen personen;
-
b. de afzender indien:
-
1°. met betrekking tot binnenlands beroepsvervoer de aanduidingen, bedoeld in het eerste
lid, onderdelen a en c tot en met e, onvolledig of onjuist op de vrachtbrief zijn
vermeld; of
-
2°. met betrekking tot grensoverschrijdend beroepsvervoer de volgende aanduidingen onvolledig
of onjuist op de vrachtbrief zijn vermeld:
-
a. de naam en het adres van de afzender;
-
b. de plaats en de datum van inontvangstneming der goederen en de plaats bestemd voor
de aflevering der goederen;
-
c. de naam en het adres van de geadresseerde;
-
d. de gebruikelijke aanduiding van de aard der goederen en de wijze van verpakking en,
voor gevaarlijke goederen, hun algemeen erkende benaming;
-
e. het aantal colli, hun bijzondere merken en hun nummers;
-
f. het bruto-gewicht of de op andere wijze aangegeven hoeveelheid van de goederen; en
-
g. de voor het vervullen van douane- en andere formaliteiten nodige instructies.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel XIII, onderdeel A,
van de Verzamelwet IenW 2019 in werking treedt.
TOELICHTING
Algemeen deel
In de Verzamelwet IenW 20191 is artikel 2.13 van de Wet wegvervoer goederen (hierna: Wwg) aangepast. Deze wijziging
bevat een uitbreiding van het verbod om zonder vrachtbrief beroepsvervoer te verrichten.
Naast de verplichting om een vrachtbrief op te stellen, dient deze nu ook tijdens
het vervoer getoond te kunnen worden. De voorgestelde uitbreiding van het verbod naar
dergelijke gevallen is gewenst omdat een juist en volledig ingevulde vrachtbrief,
die onmiddellijk toonbaar is, de handhaving van de regels omtrent het beroepsvervoer
vergemakkelijkt. Dat is de reden dat de politie en het openbaar ministerie aan de
Minister van Infrastructuur en Waterstaat hebben gevraagd de verbodsbepaling te herzien.
Daarnaast is er van de gelegenheid gebruik gemaakt om artikel 2.13 van de Wwg opnieuw
vorm te geven. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij
artikel XIII, onderdeel A, van de Verzamelwet IenW 2019.
De wijziging van de Regeling wegvervoer goederen hangt samen met deze wetswijziging.
Artikel 15 van deze regeling is zodanig aangepast dat deze past bij de hernieuwde
vormgeving van artikel 2.13. Ook wordt de verantwoordelijkheidsverdeling tussen afzender
en vervoerder nader uitgewerkt.
De wijzigingen van de Wwg en de Regeling wegvervoer goederen zijn niet geconsulteerd
door middel van internetconsultatie omdat het wetgeving betreft zonder noemenswaardige
gevolgen voor burgers, bedrijven en instellingen. De wijzigingen van de Wwg en de
Regeling wegvervoer goederen zijn bij de totstandkoming wel afgestemd met de sector.
Evofenedex en TLN hebben daarbij aangegeven dat er een breed draagvlak is voor goede
handhaving in het kader van het levelplayingfield. Zij hebben beiden ook zorgen geuit
over de verplichting van het opnemen van het laad- en losadres. Deze regeling voegt
echter geen nieuwe eisen toe aan de inhoud van de vrachtbrief. Politie en Openbaar
Ministerie hebben zelf om deze wijziging gevraagd en ook de ILT heeft baat bij deze
wijziging. De wijzigingen zijn ook tijdens de totstandkoming met deze organisaties
afgestemd een uitvoeringstoets is daarom niet nodig geweest.
Artikelsgewijs
ARTIKEL I (artikel 15)
Vierde lid
Met de wijziging van het vierde lid wordt geen inhoudelijke verandering beoogd. De
in artikel 2.13, tweede lid, onderdeel a, van de wet opgenomen uitzondering op de
verplichting om een vrachtbrief op te stellen is verplaatst naar artikel 15, vierde
lid, onderdeel a, van de regeling. Dit heeft te maken met een herstructurering van
het artikel in de wet. Alle uitzonderingen op genoemde verplichting zijn nu opgenomen
in artikel 15, vierde lid, van de Regeling wegvervoer goederen.
Vijfde lid
Het vijfde lid bevat de verantwoordelijkheidsverdeling tussen afzender en vervoerder
aangaande het verbod, bedoeld in artikel 2.13, eerste lid, Wwg. In dit lid wordt uitgewerkt
wanneer de afzender en wanneer de vervoerder verantwoordelijk is voor de vrachtbrief
of voor een onderdeel daarvan en wie dus een boete kan krijgen voor de overtreding
van artikel 2.13, eerste lid, van de Wwg. Voor de afzender wordt een onderscheid gemaakt
tussen grensoverschrijdend- en binnenlands vervoer. Voor grensoverschrijdend vervoer
geldt het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen
over de weg (hierna: CMR verdrag) en een daarbij behorende Aanvullend protocol inzake
de digitale vrachtbrief. Op grond van het CMR verdrag is voor grensoverschrijdend
vervoer een vrachtbrief vereist, op papier of digitaal, die meer informatie bevat
dan de binnenlandse vrachtbrief. Daarom gelden voor een afzender bij grensoverschrijdend
vervoer meer eisen op het gebied van volledigheid en juistheid van de informatie op
de vrachtbrief.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga