Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 4 december 2020, nr. IENW/BSK-2020/18814, tot wijziging van de Regeling wegvervoer goederen in verband met wijziging van de Wet wegvervoer goederen op het gebied van de vrachtbrief

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 2.13, tweede lid, van de Wet wegvervoer goederen

BESLUIT:

ARTIKEL I

Artikel 15 van de Regeling wegvervoer goederen wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden:

  • 4. Het verbod, bedoeld in artikel 2.13, eerste lid, van de wet, is niet van toepassing op binnenlands beroepsvervoer dat:

    • a. wordt verricht met een of meer vrachtauto’s met een toegestaan laadvermogen van niet meer dan 500 kg; of

    • b. het vervoer betreft van:

      • levende dieren;

      • landbouwproducten van de teeltplaats naar de veiling en van tot dit vervoer gebezigde ledige verpakkingsmiddelen van de veiling naar de teeltplaats;

      • inboedels;

      • losgestorte goederen; of

      • postzendingen.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Het verbod, bedoeld in artikel 2.13, eerste lid, van de wet, richt zich tot:

    • a. de vervoerder indien:

      • 1°. met betrekking tot dat vervoer geen vrachtbrief is opgemaakt;

      • 2°. de naam en het adres van de vervoerder niet of onjuist op de vrachtbrief zijn vermeld; of

      • 3°. de vrachtbrief niet getoond kan worden bij eerste vordering door de op grond van artikel 5.1, eerste lid, van de wet aangewezen personen;

    • b. de afzender indien:

      • 1°. met betrekking tot binnenlands beroepsvervoer de aanduidingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c tot en met e, onvolledig of onjuist op de vrachtbrief zijn vermeld; of

      • 2°. met betrekking tot grensoverschrijdend beroepsvervoer de volgende aanduidingen onvolledig of onjuist op de vrachtbrief zijn vermeld:

        • a. de naam en het adres van de afzender;

        • b. de plaats en de datum van inontvangstneming der goederen en de plaats bestemd voor de aflevering der goederen;

        • c. de naam en het adres van de geadresseerde;

        • d. de gebruikelijke aanduiding van de aard der goederen en de wijze van verpakking en, voor gevaarlijke goederen, hun algemeen erkende benaming;

        • e. het aantal colli, hun bijzondere merken en hun nummers;

        • f. het bruto-gewicht of de op andere wijze aangegeven hoeveelheid van de goederen; en

        • g. de voor het vervullen van douane- en andere formaliteiten nodige instructies.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel XIII, onderdeel A, van de Verzamelwet IenW 2019 in werking treedt.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

Algemeen deel

In de Verzamelwet IenW 20191 is artikel 2.13 van de Wet wegvervoer goederen (hierna: Wwg) aangepast. Deze wijziging bevat een uitbreiding van het verbod om zonder vrachtbrief beroepsvervoer te verrichten. Naast de verplichting om een vrachtbrief op te stellen, dient deze nu ook tijdens het vervoer getoond te kunnen worden. De voorgestelde uitbreiding van het verbod naar dergelijke gevallen is gewenst omdat een juist en volledig ingevulde vrachtbrief, die onmiddellijk toonbaar is, de handhaving van de regels omtrent het beroepsvervoer vergemakkelijkt. Dat is de reden dat de politie en het openbaar ministerie aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat hebben gevraagd de verbodsbepaling te herzien.

Daarnaast is er van de gelegenheid gebruik gemaakt om artikel 2.13 van de Wwg opnieuw vorm te geven. Voor een nadere toelichting wordt verwezen naar de toelichting bij artikel XIII, onderdeel A, van de Verzamelwet IenW 2019.

De wijziging van de Regeling wegvervoer goederen hangt samen met deze wetswijziging. Artikel 15 van deze regeling is zodanig aangepast dat deze past bij de hernieuwde vormgeving van artikel 2.13. Ook wordt de verantwoordelijkheidsverdeling tussen afzender en vervoerder nader uitgewerkt.

De wijzigingen van de Wwg en de Regeling wegvervoer goederen zijn niet geconsulteerd door middel van internetconsultatie omdat het wetgeving betreft zonder noemenswaardige gevolgen voor burgers, bedrijven en instellingen. De wijzigingen van de Wwg en de Regeling wegvervoer goederen zijn bij de totstandkoming wel afgestemd met de sector. Evofenedex en TLN hebben daarbij aangegeven dat er een breed draagvlak is voor goede handhaving in het kader van het levelplayingfield. Zij hebben beiden ook zorgen geuit over de verplichting van het opnemen van het laad- en losadres. Deze regeling voegt echter geen nieuwe eisen toe aan de inhoud van de vrachtbrief. Politie en Openbaar Ministerie hebben zelf om deze wijziging gevraagd en ook de ILT heeft baat bij deze wijziging. De wijzigingen zijn ook tijdens de totstandkoming met deze organisaties afgestemd een uitvoeringstoets is daarom niet nodig geweest.

Artikelsgewijs

ARTIKEL I (artikel 15)

Vierde lid

Met de wijziging van het vierde lid wordt geen inhoudelijke verandering beoogd. De in artikel 2.13, tweede lid, onderdeel a, van de wet opgenomen uitzondering op de verplichting om een vrachtbrief op te stellen is verplaatst naar artikel 15, vierde lid, onderdeel a, van de regeling. Dit heeft te maken met een herstructurering van het artikel in de wet. Alle uitzonderingen op genoemde verplichting zijn nu opgenomen in artikel 15, vierde lid, van de Regeling wegvervoer goederen.

Vijfde lid

Het vijfde lid bevat de verantwoordelijkheidsverdeling tussen afzender en vervoerder aangaande het verbod, bedoeld in artikel 2.13, eerste lid, Wwg. In dit lid wordt uitgewerkt wanneer de afzender en wanneer de vervoerder verantwoordelijk is voor de vrachtbrief of voor een onderdeel daarvan en wie dus een boete kan krijgen voor de overtreding van artikel 2.13, eerste lid, van de Wwg. Voor de afzender wordt een onderscheid gemaakt tussen grensoverschrijdend- en binnenlands vervoer. Voor grensoverschrijdend vervoer geldt het Verdrag betreffende de overeenkomst tot internationaal vervoer van goederen over de weg (hierna: CMR verdrag) en een daarbij behorende Aanvullend protocol inzake de digitale vrachtbrief. Op grond van het CMR verdrag is voor grensoverschrijdend vervoer een vrachtbrief vereist, op papier of digitaal, die meer informatie bevat dan de binnenlandse vrachtbrief. Daarom gelden voor een afzender bij grensoverschrijdend vervoer meer eisen op het gebied van volledigheid en juistheid van de informatie op de vrachtbrief.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga


X Noot
1

Wet tot wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en van de Arbeidstijdenwet (Kamerstukken II 2019/20, 35 319, nr. 2)

Naar boven