Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 november 2020, 2020-0000142299, tot wijziging van de Regeling Waadi in verband met de procedure omtrent het onderzoeksverslag

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 15, derde lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 3 van de Regeling Waadi komt te luiden:

Artikel 3

  • 1. Het verslag, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet, bevat in ieder geval de volgende elementen:

    • a. de dagtekening van het verslag;

    • b. de periode waar het onderzoek betrekking op heeft;

    • c. de onderneming waar het onderzoek betrekking op heeft;

    • d. de wettelijke bepaling of bepalingen waar het onderzoek betrekking op heeft;

    • e. de aanleiding van het onderzoek; en

    • f. de bevindingen van het onderzoek.

  • 2. Indien niet-naleving is geconstateerd bevat het verslag ook de reactie van de onderzochte onderneming op de bevindingen van het onderzoek, mits deze reactie door Onze Minister is ontvangen binnen vier weken nadat aan de onderneming een afschrift van de bevindingen is verstrekt.

  • 3. Het afschrift wordt gelijktijdig ter informatie verstrekt aan de betrokken arbeidskracht of werkzoekende, aan de ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging of aan de daarvoor in aanmerking komende organisatie van werknemers, indien deze partij de melding van de niet-naleving heeft gedaan die de aanleiding was voor het onderzoek.

  • 4. Verstrekkingen gebeuren schriftelijk of elektronisch.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 19 november 2020

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

TOELICHTING

In artikel 15, eerste lid, van de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (hierna: Waadi) is bepaald dat de Inspectie SZW bij geconstateerde niet-naleving van de artikelen genoemd in de hoofdstukken 2 of 3 een verslag opmaakt. In artikel 3 van de Regeling Waadi is opgenomen dat de reactie van de onderzochte onderneming in het verslag wordt opgenomen. De Regeling Waadi bepaalde niet op welke wijze deze onderneming in staat wordt gesteld op de bevindingen van de Inspectie SZW te reageren en binnen welke termijn. Vanuit het oogpunt van transparantie en zorgvuldigheid dient de onderneming waar het onderzoek betrekking op heeft, en waarvan is geconstateerd dat deze een of meer van de artikelen van hoofdstuk 2 of 3 van de Waadi niet heeft nageleefd, kennis te kunnen nemen van de bevindingen van het onderzoek. De bevindingen omvatten het deel van het conceptverslag waarin de (onderbouwende) bevindingen en de conclusie van het onderzoek vermeld staan, zonder verdere bijlagen en verklaringen. Deze wijziging van de Regeling Waadi verduidelijkt daarom dat deze onderneming, in schriftelijke of elektronische vorm, een reactie kan geven nadat de bevindingen van de Inspectie SZW hem schriftelijk of elektronisch ter kennis zijn gebracht.

Omdat een reactietermijn ontbrak is in deze wijziging van de Regeling Waadi tevens bepaald dat deze onderneming vier weken de tijd krijgt om op de bevindingen van de Inspectie SZW te reageren. Met deze termijn wordt recht gedaan aan het belang van de werkgever of degene die de arbeidsbemiddeling heeft verricht om te kunnen reageren, terwijl de procedure niet onnodig wordt vertraagd. Verstrekking van het afschrift van de bevindingen dient dus te worden onderscheiden van verstrekking van het verslag; de reactie op het afschrift van de onderzoeksbevindingen wordt alleen opgenomen in het definitieve verslag, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet, als deze reactie binnen vier weken is ontvangen.

Overleg

Tijdens de voorbereiding van deze regeling is overleg gevoerd met de Stichting van de Arbeid. Mede naar aanleiding van het overleg is het ontwerp van deze regeling aangepast. De reactietermijn is naar aanleiding van dit overleg vastgesteld. Tevens is de vraag gesteld of de reactie van de onderneming waar niet-naleving is geconstateerd kan leiden tot aanpassing van het verslag door de Inspectie SZW. Daarvan zal in beginsel slechts sprake zijn als die onderneming wijst op een kennelijke feitelijke onjuistheid in de bevindingen, waarvan ook de Inspectie SZW meent dat die tot aanpassing moet leiden. Dat betekent echter niet dat daarmee ook het oordeel van de Inspectie SZW over het al dan niet naleven van de Waadi wijzigt. Door deze werkwijze, gericht op het vermijden van kennelijke feitelijke onjuistheden, wordt voorkomen dat de verstrekking van het afschrift aan de onderzochte onderneming leidt tot onnodige vertraging van de procedure. Ten slotte is verzocht om ook de melder van de niet-naleving inzicht te geven in de bevindingen die naar de onderneming worden gestuurd, zodat de klager kan nagaan wat er met eventuele opmerkingen van de onderzochte onderneming is gebeurd en of er kennelijke onjuistheden worden hersteld. Deze verplichting is expliciet opgenomen in het nieuwe artikel 3, derde lid, en strekt ertoe de onderneming en de melder in een gelijke informatiepositie te brengen, waarbij het uitgangspunt blijft dat alleen de onderzochte onderneming in de gelegenheid wordt gesteld een reactie te geven.

Advies ATR

Het Adviescollege toetsing regeldruk heeft de conceptregeling beoordeeld, en kan zich vinden in de conclusie dat de regeling geen nieuwe verplichtingen en geen extra regeldruk voor bedrijven in het leven roept.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Naar boven