Regeling van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 19 november 2020, nr. PO/26096874, houdende regels voor de subsidieverstrekking voor schoolontwikkeling in het funderend onderwijs (Subsidieregeling Schoolkracht)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op de artikelen 4 en 5 van de Wet overige OCW-subsidies en de artikelen 1.3 en 2.1 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, of artikel 1 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

DUS-I:

Dienst Uitvoering Subsidies aan Instellingen;

leraar:

persoon, die voldoet aan de bevoegdheidseisen, bedoeld in artikel 3 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 3 van de Wet op de expertisecentra of artikel 3 van de Wet op het voortgezet onderwijs;

minister:

Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

primair onderwijs:

onderwijs op een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, een school voor speciaal onderwijs, voor voortgezet speciaal onderwijs of voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;

school:

bekostigde school als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, artikel 1 van de Wet op het voorgezet onderwijs of het voorbereidend beroepsonderwijs dat deel uitmaakt van een agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

schoolleider:

directeur of adjunct-directeur als bedoeld in artikel 29, eerste en derde lid, van de Wet op de expertisecentra of artikel 29, eerste en derde lid, van de Wet op het primair onderwijs dan wel rector, conrector, directeur of adjunct-directeur als bedoeld in artikel 32, tweede en derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs, die werkzaam is op een school;

schoolontwikkeling:

continu proces van activiteiten die een school of de personeelsleden gezamenlijk ondernemen om de kwaliteit en de organisatie van het onderwijs binnen de school, schoolsoort of regio te verbeteren en het professioneel handelen van leerkrachten, schoolleiders, en ondersteunend personeel te bevorderen;

voortgezet onderwijs:

onderwijs op een school voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 2 van de Wet op het voortgezet onderwijs of voorbereidend beroepsonderwijs op een agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in artikel 1.3.3 van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Artikel 2. Toepassing Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

Deze regeling geldt in aanvulling op de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS.

Artikel 3. Te subsidiëren activiteiten

  • 1. De minister kan aan het bevoegd gezag van een bekostigde school in het primair of voortgezet onderwijs (inclusief speciaal onderwijs) subsidie verstrekken voor schoolontwikkeling met als doel:

    • a. het aanjagen en bevorderen van de vernieuwing en verbetering van de kwaliteit en organisatie van het onderwijs;

    • b. schoolleiders of leraren in staat te stellen om hun ideeën voor ontwikkeling of innovatie op de eigen school verder uit te werken en door te voeren; en

    • c. het bevorderen van het professioneel handelen binnen de school, van zowel de schoolleider als de overige teamleden.

  • 2. Een aanvraag kan worden ingediend voor een of meer van de volgende thema’s:

    • a. verbeteren onderwijskwaliteit;

    • b. omgaan met leraren- en schoolleiderstekort;

    • c. kansen(on)gelijkheid; en

    • d. digitalisering.

  • 3. De minister kan subsidie verstrekken voor de volgende kosten:

    • a. personele kosten; en

    • b. materiële kosten die direct aan het project zijn verbonden.

  • 4. Op grond van deze regeling wordt geen subsidie verstrekt voor:

    • a. individuele trainingen of cursussen voor schoolleiders of leraren;

    • b. activiteiten waarvoor reeds uit andere hoofde bekostiging wordt verstrekt; of

    • c. activiteiten waarvoor de minister reeds op grond van een andere regeling subsidie heeft verstrekt.

  • 5. Per school mag één aanvraag worden ingediend.

Artikel 4. Subsidiebedrag en subsidieplafond

  • 1. Het subsidiebedrag per aanvraag is maximaal € 30.000.

  • 2. Voor het kalenderjaar 2021 zijn op grond van deze regeling de volgende bedragen beschikbaar:

    • a. voor het primair onderwijs: € 3.000.000;

    • b. voor het voortgezet onderwijs: € 2.000.000.

  • 3. Indien één van de bedragen, bedoeld in het tweede lid, niet volledig wordt benut, wordt het resterende bedrag toegevoegd aan het bedrag voor de andere sector.

Artikel 5. Subsidieaanvraag

  • 1. Een aanvraag kan worden ingediend in de periode van 25 november 2020 tot en met 15 januari 2021.

  • 2. De subsidie wordt per school aangevraagd door een schoolleider of leraar namens het bevoegd gezag. Bij indiening door de schoolleider wordt de aanvraag mede-ondertekend door het bevoegd gezag. Bij indiening door de leraar wordt de aanvraag mede-ondertekend door de schoolleider en het bevoegd gezag.

  • 3. Het bevoegd gezag is de subsidieontvanger. Op het bevoegd gezag rusten alle aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 4. Voor de subsidieaanvraag wordt gebruik gemaakt van het aanvraagformulier dat is te vinden op de website www.dus-i.nl.

  • 5. In afwijking van de artikelen 3.3 tot en met 3.7 van de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS gaat de aanvraag vergezeld van een plan voor schoolontwikkeling, met daarin een begroting.

  • 6. Het plan voor schoolontwikkeling, bedoeld in het vijfde lid, bevat:

    • a. een omschrijving van het doel, of combinatie van doelen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b. een vermelding van het thema of een combinatie van thema’s, bedoeld in artikel 3, tweede lid, waarop de aanvraag zich richt;

    • c. een beschrijving op hoofdlijnen waarop de schoolontwikkeling zich richt;

    • d. een beschrijving van de activiteiten om tot verdere uitwerking en uitvoering van de schoolontwikkeling te komen;

    • e. de inzet en rollen van alle betrokkenen bij de schoolontwikkeling en de manier waarop het gehele team betrokken wordt;

    • f. de wijze waarop (wetenschappelijke) kennis en ervaringsdeskundigheid ingezet wordt;

    • g. de wijze van (intern) evalueren; en

    • h. de wijze waarop de in gang gezette schoolontwikkeling duurzaam voortgezet wordt, ook na afloop van de subsidietermijn.

Artikel 6. Wijze van verdeling beschikbare middelen

  • 1. Indien de middelen, bedoeld in artikel 4, tweede lid, ontoereikend zijn om alle daarvoor in aanmerking komende aanvragen toe te wijzen, worden de desbetreffende aanvragen per sector door middel van loting gerangschikt.

  • 2. Aanvragen ingediend na 15 januari 2021 worden afgewezen.

Artikel 7. Verplichtingen

De subsidieontvanger draagt er zorg voor dat:

  • a. een afvaardiging van het personeel deelneemt aan bijeenkomsten ter bevordering van kennisdeling; en

  • b. er wordt meegewerkt aan een namens de minister ingesteld onderzoek.

Artikel 8. Vaststelling en betaling

  • 1. De subsidie wordt direct vastgesteld binnen 13 weken na sluiting van de aanvraagtermijn.

  • 2. De minister bepaalt in de beschikking het betaalritme.

Artikel 9. Besteding en verantwoording

  • 1. De subsidie kan van 1 maart 2021 tot en met 31 augustus 2022 worden besteed.

  • 2. Indien de activiteiten volledig zijn uitgevoerd en aan alle verplichtingen is voldaan, kan het niet aangewende deel van de subsidie worden besteed aan andere activiteiten waarvoor bekostiging is verstrekt.

  • 3. De verantwoording van de subsidie geschiedt in de jaarverslaggeving overeenkomstig de Regeling jaarverslaggeving onderwijs met model G, onderdeel 1, zoals bedoeld in richtlijn 660 van de Raad voor de Jaarverslaggeving.

  • 4. De subsidieontvanger toont op verzoek van de minister aan dat de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de verplichtingen die aan de subsidie verbonden zijn.

Artikel 10. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2024.

Artikel 11. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Schoolkracht.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

Algemene toelichting

Aanleiding

Al decennialang worden scholen in het funderend onderwijs door de overheid ondersteund bij school- en onderwijsontwikkeling. Meest recentelijk is in het rapport van McKinsey geconstateerd dat van deze ondersteuning veel gebruik is gemaakt, maar dat het niet altijd leidt tot duurzame verbeteringen op de scholen.1 De subsidies waarmee het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (het ministerie) de ondersteuning faciliteert, zijn versnipperd. Daarnaast stoppen beoogde ontwikkelingen voordat ze duurzaam verankerd zijn, omdat er weinig mogelijkheden zijn voor doorontwikkeling op de school, en (wetenschappelijke) regionale en landelijke kennisdeling ontbreekt. Hierdoor zijn niet alle scholen in staat om planmatig en cyclisch aan schoolontwikkeling te werken en om lerende, professionele organisaties te worden en te blijven.

Doel

Met deze regeling wordt een subsidie beschikbaar gesteld van maximaal 30.000 euro per aanvraag, voor schoolleiders en leraren die werkzaam zijn in het primair, voortgezet of speciaal onderwijs. De beurs is bedoeld als impuls voor schoolontwikkeling en het professioneel handelen van het team.

De subsidie dient als impuls en steuntje in de rug voor schoolleiders en leraren om tijd en ruimte vrij te maken om schoolontwikkeling op hun school nader vorm te geven, uit te werken, en er met hun collega’s in het team mee aan de slag te gaan (artikel 3, eerste lid). Uitgangspunt daarbij is kwalitatief goed of beter onderwijs voor de leerlingen, maar er liggen ook kansen in andere manieren van organiseren voor het verbeteren van arbeidsomstandigheden (zoals vermindering werkdruk of creëren van meer ontwikkeltijd) en versterken van gevoel van eigenaarschap bij het team.

Naast een impuls voor schoolontwikkeling zelf, dient de subsidieregeling met het aanpalende onderzoek om lessen uit te trekken voor het inrichten van een structurele manier van ondersteuning van schoolontwikkeling. Voor deze fase met de tijdelijke regeling worden de BES-eilanden nog niet meegenomen; de verwachting is dat lopende ondersteunende programma’s beter passend zijn voor de fase waarin de scholen daar nu verkeren. Voor de structurelere vorm van ondersteuning van scholen zullen de BES wel worden meegenomen.

Activiteiten

Er wordt subsidie verstrekt aan het bevoegd gezag voor de uitvoering van activiteiten zoals beschreven in een door een schoolleider of leraar ingediende plan voor schoolontwikkeling (artikel 5, zesde lid). Met de subsidie kan op de desbetreffende school het plan verder worden uitgewerkt, de implementatie worden voorbereid en/of de implementatie worden uitgevoerd.

De subsidie kan worden besteed aan personele kosten, of aan materiële kosten die direct aan het project zijn verbonden (artikel 3, derde lid). Gedacht kan worden aan het tijdelijk gedeeltelijk vrij spelen van één of meerdere teamleden en/of de schoolleider, de inhuur van expertise of begeleiding, of het organiseren van sessies met ervaringsdeskundigen en het team.

Gevraagd wordt het plan voor schoolontwikkeling te verbinden aan één van de thema’s zoals genoemd in artikel 3, tweede lid. Met deze thema’s wordt gehoopt voldoende ruimte te bieden, maar tegelijkertijd een bepaalde focus aan te brengen. In het aanpalende onderzoek (zoals genoemd in artikel 7, onder b) kan ook op thema worden bekeken of de impuls en manier van ondersteuning voorzien in een behoefte en helpen bij duurzame schoolverbetering.

Het initiatief voor de subsidieaanvraag kan bij een leraar of schoolleider liggen (artikel 5, tweede lid), die bij de uitvoering van het plan voor schoolontwikkeling vervolgens kan optreden als projectleider. Uit eerdere ervaringen is gebleken dat bij een plan voor schoolbrede ontwikkeling het van groot belang is het gehele team goed te betrekken en mee te nemen in de verschillende processtappen. Daarbij gaat het niet alleen om het creëren van draagvlak, maar ook om gevoel van eigenaarschap. Gevraagd wordt in de subsidieaanvraag ook aan te geven hoe hier aandacht aan zal worden besteed, en welke rollen en inzet van alle betrokkenen men voor ogen heeft (artikel 5, zesde lid, onderdeel e).

Tot slot is uit onderzoek gebleken, en constateert ook de Inspectie van het Onderwijs in de Staat van het onderwijs, dat het bij een plan voor en uitvoering van schoolontwikkeling nog te vaak ontbreekt aan een gedegen analyse van wat er op de school nodig is, het meenemen van (wetenschappelijke) kennis en eerdere inzichten daarin, en een (interne) evaluatie van de eigen ondernomen stappen om daar vervolgens lessen uit te trekken. Juist om hier tijd voor te kunnen nemen, beslaat de subsidieperiode anderhalf jaar (in plaats van één schooljaar) en wordt in de aanvraag gevraagd aan te geven op welke wijze (wetenschappelijke) kennis en ervaringsdeskundigheid ingezet wordt. Ook wordt gevraagd hoe intern wordt geëvalueerd en hoe de schoolontwikkeling duurzaam wordt geborgd (artikel 5, zesde lid, onderdelen f, g en h).

Subsidieperiode

De subsidie voor deze impuls voor schoolontwikkeling in het funderend onderwijs wordt verstrekt voor ten hoogste anderhalf schooljaar (artikel 9, eerste lid). De activiteiten zoals geformuleerd in het ingediende plan voor schoolontwikkeling dienen dan ook binnen die periode te zijn uitgevoerd. Uiteraard kan de implementatie van een vernieuwing meer tijd vergen; aanvragers worden gevraagd hierop vooruit te kijken, ook wat dit financieel vraagt, en hier met het bevoegd gezag afspraken over te maken zodat de schoolontwikkeling duurzaam voortgezet en ingebed kan worden (artikel 5, zesde lid, onderdeel h).

Evaluatie en vervolg

Door het ministerie wordt beoogd toe te werken naar een structurele vorm van ondersteuning bij school- en onderwijsontwikkeling, zodat scholen zich kunnen blijven ontwikkelen tot lerende organisaties. Met de opzet van deze subsidie en uit aanpalend onderzoek (artikel 7, onder b) worden lessen getrokken op welke manier die structurele ondersteuning moet worden vormgegeven. Dit betreft zowel de inrichting van een financiële impuls, als de inrichting van (proces)ondersteuning en kennisdeling.

Ook kunnen uit de individuele trajecten op de scholen lessen worden getrokken over wat hierin wel en niet werkt, wat ervoor nodig is een verandertraject duurzaam te organiseren, en hoe een dergelijk verandertraject in de school het best kan worden vormgegeven. Hier kunnen andere scholen vervolgens hun voordeel mee doen; het ministerie bekijkt voor de structurele vorm van ondersteuning op welke manier dit type kennis en ervaringen breder deelbaar zijn te maken.

Aanvraagprocedure

Subsidies in het kader van deze regeling zijn beschikbaar voor bekostigde scholen in het primair, voortgezet en speciaal onderwijs. De aanvraag wordt namens het bevoegd gezag gedaan door een schoolleider of leraar; per school (hoofdvestiging, nevenvestiging of tijdelijke nevenvestiging) is één aanvraag toegestaan (per bevoegd gezag meerdere aanvragen als er meer scholen onder vallen). De aanvrager zorgt voor interne afstemming en het bevoegd gezag bekrachtigt deze afstemming door mee te ondertekenen voor akkoord (artikel 5, tweede lid).

Er wordt één aanvraagperiode georganiseerd. De aanvraagperiode start op 25 november 2020 en loopt tot en met 15 januari 2021 (artikel 5, eerste lid). Aanvragen die buiten deze periode worden ingediend, worden afgewezen. Aangezien deze aanvraagperiode relatief kort is, worden scholen via meerdere kanalen actief over de regeling geïnformeerd.

Na de sluitingsdatum beoordeelt DUS-I of de aanvragen voldoen aan de vooraf gestelde criteria. Alle aanvragen die daaraan voldoen, doen vervolgens mee aan een loting in het geval het aantal aanvragen het beschikbare budget overschrijdt (artikel 6, eerste lid). Hierbij geldt dat er voor primair onderwijs (inclusief speciaal onderwijs) en voortgezet onderwijs aparte lotingen plaatsvinden; mocht er bij de ene sector sprake zijn van onderuitputting van het budget terwijl er bij de andere sector sprake is van overinschrijving, dan wordt het resterende budget van de eerste sector over de laatste sector verdeeld (artikel 4, derde lid).

Beschikbaar budget

In de eerste aanvraagperiode is een budget van € 5 mln beschikbaar, waarvan € 3 mln voor po en € 2 mln voor vo (artikel 4, tweede lid). Voor de daaropvolgende aanvraagperiode wordt het subsidieplafond vastgesteld door wijziging van deze subsidieregeling.

Verantwoording

Overeenkomstig de Regeling jaarverslaglegging onderwijs wordt de aan het verslagjaar toe te rekenen subsidie in de jaarrekening herkenbaar verantwoord (artikel 9, derde lid).

Uitvoering

De regeling wordt namens de Minister van OCW uitgevoerd door DUS-I, die de regeling op uitvoerbaarheid heeft beoordeeld. De aanvraag voor subsidie wordt elektronisch ingediend; hiervoor wordt gebruik gemaakt van het aanvraagformulier dat beschikbaar wordt gesteld op www.dus-i.nl (artikel 5, vierde lid).

Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst (artikel 10, eerste lid). Om de regeling zo snel mogelijk te publiceren, en om de scholen in maart 2021 van start te laten gaan, is afgeweken van de vaste verandermomenten en de minimale invoeringstermijn van twee maanden.

Regeldruk

Bij het opstellen van de regeling is in het oog gehouden dat de regeling geen onnodige regeldruk veroorzaakt. Dit betekent dat is nagedacht over de regeldrukkosten, werkbaarheid en gepercipieerd nut van de regeling.

Zo is er bij het aanvraagproces nagedacht over de regeldruk bij de aanvraag.

Vanuit DUS-I wordt een formulier beschikbaar gesteld, waarmee de aanvraag wordt ingediend. Aanvragers wordt gevraagd om een beknopt, maar duidelijk activiteitenplan met begroting in te dienen.

De lasten voor de maatschappij bij het aanvragen van de regeling zijn als volgt ingeschat. Bij een vraag van € 30.000 per school kunnen circa 167 aanvragen worden toegekend. Er wordt vanuit gegaan dat er meer aanvragen worden ingediend (300). Voor deze aanvragen worden de kosten voor de maatschappij geschat op gemiddeld 31 uur per aanvraag, inclusief de kennisnamekosten van de regeling en de interne afstemming over de plannen. Daarbij is ervan uitgegaan dat gemiddeld 20% van de aanvragers (onderdelen van) de aanvraag moet aanvullen, hetgeen gemiddeld 8 uur kost. De subsidie wordt direct vastgesteld en opname in de jaarrekening is onderdeel van de reguliere verantwoording van de onderwijsinstellingen, dus hiervoor worden geen uren gerekend.

De lasten voor de maatschappij die met de aanvragen zijn gemoeid, bedragen dan in totaal (300*31)+(0,2*300*8)= 9.780 uur. Uitgaande van een uurtarief van € 50,– kost dit € 489.000,–. Dit is 9,7% van het totaal beschikbare bedrag.

Met deze regeling wordt een eerste stap gezet richting een structurele vorm van ondersteuning van schoolontwikkeling in het primair en voortgezet onderwijs. Na een eerste stap houdt het niet op; bij een volgende stap kunnen de eventueel uitgelote scholen van deze aanvraagronde wellicht worden ondersteund. De bedoeling is dat in de structurele ondersteuningsvorm op termijn verschillende kleine regelingen landen, en dat er ook minder nieuwe kleine regelingen hoeven te worden opgezet. Zodat versnippering wordt tegengegaan, de regeldruk en administratieve lasten voor scholen wordt verminderd, en er cyclisch op een planmatige manier aan schoolontwikkeling kan worden gewerkt om lerende, professionele organisaties te worden en te blijven.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

McKinsey (2020) McKinsey & Company, Een verstevigd fundament voor iedereen – Een onderzoek naar de doelmatigheid en toereikendheid van het funderend onderwijs, 2020

Naar boven