TOELICHTING
Algemene toelichting
Aanleiding
Al decennialang worden scholen in het funderend onderwijs door de overheid ondersteund
bij school- en onderwijsontwikkeling. Meest recentelijk is in het rapport van McKinsey
geconstateerd dat van deze ondersteuning veel gebruik is gemaakt, maar dat het niet
altijd leidt tot duurzame verbeteringen op de scholen.1 De subsidies waarmee het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (het ministerie)
de ondersteuning faciliteert, zijn versnipperd. Daarnaast stoppen beoogde ontwikkelingen
voordat ze duurzaam verankerd zijn, omdat er weinig mogelijkheden zijn voor doorontwikkeling
op de school, en (wetenschappelijke) regionale en landelijke kennisdeling ontbreekt.
Hierdoor zijn niet alle scholen in staat om planmatig en cyclisch aan schoolontwikkeling
te werken en om lerende, professionele organisaties te worden en te blijven.
Doel
Met deze regeling wordt een subsidie beschikbaar gesteld van maximaal 30.000 euro
per aanvraag, voor schoolleiders en leraren die werkzaam zijn in het primair, voortgezet
of speciaal onderwijs. De beurs is bedoeld als impuls voor schoolontwikkeling en het
professioneel handelen van het team.
De subsidie dient als impuls en steuntje in de rug voor schoolleiders en leraren om
tijd en ruimte vrij te maken om schoolontwikkeling op hun school nader vorm te geven,
uit te werken, en er met hun collega’s in het team mee aan de slag te gaan (artikel
3, eerste lid). Uitgangspunt daarbij is kwalitatief goed of beter onderwijs voor de
leerlingen, maar er liggen ook kansen in andere manieren van organiseren voor het
verbeteren van arbeidsomstandigheden (zoals vermindering werkdruk of creëren van meer
ontwikkeltijd) en versterken van gevoel van eigenaarschap bij het team.
Naast een impuls voor schoolontwikkeling zelf, dient de subsidieregeling met het aanpalende
onderzoek om lessen uit te trekken voor het inrichten van een structurele manier van
ondersteuning van schoolontwikkeling. Voor deze fase met de tijdelijke regeling worden
de BES-eilanden nog niet meegenomen; de verwachting is dat lopende ondersteunende
programma’s beter passend zijn voor de fase waarin de scholen daar nu verkeren. Voor
de structurelere vorm van ondersteuning van scholen zullen de BES wel worden meegenomen.
Activiteiten
Er wordt subsidie verstrekt aan het bevoegd gezag voor de uitvoering van activiteiten
zoals beschreven in een door een schoolleider of leraar ingediende plan voor schoolontwikkeling
(artikel 5, zesde lid). Met de subsidie kan op de desbetreffende school het plan verder
worden uitgewerkt, de implementatie worden voorbereid en/of de implementatie worden
uitgevoerd.
De subsidie kan worden besteed aan personele kosten, of aan materiële kosten die direct
aan het project zijn verbonden (artikel 3, derde lid). Gedacht kan worden aan het
tijdelijk gedeeltelijk vrij spelen van één of meerdere teamleden en/of de schoolleider,
de inhuur van expertise of begeleiding, of het organiseren van sessies met ervaringsdeskundigen
en het team.
Gevraagd wordt het plan voor schoolontwikkeling te verbinden aan één van de thema’s
zoals genoemd in artikel 3, tweede lid. Met deze thema’s wordt gehoopt voldoende ruimte
te bieden, maar tegelijkertijd een bepaalde focus aan te brengen. In het aanpalende
onderzoek (zoals genoemd in artikel 7, onder b) kan ook op thema worden bekeken of
de impuls en manier van ondersteuning voorzien in een behoefte en helpen bij duurzame
schoolverbetering.
Het initiatief voor de subsidieaanvraag kan bij een leraar of schoolleider liggen
(artikel 5, tweede lid), die bij de uitvoering van het plan voor schoolontwikkeling
vervolgens kan optreden als projectleider. Uit eerdere ervaringen is gebleken dat
bij een plan voor schoolbrede ontwikkeling het van groot belang is het gehele team
goed te betrekken en mee te nemen in de verschillende processtappen. Daarbij gaat
het niet alleen om het creëren van draagvlak, maar ook om gevoel van eigenaarschap.
Gevraagd wordt in de subsidieaanvraag ook aan te geven hoe hier aandacht aan zal worden
besteed, en welke rollen en inzet van alle betrokkenen men voor ogen heeft (artikel 5,
zesde lid, onderdeel e).
Tot slot is uit onderzoek gebleken, en constateert ook de Inspectie van het Onderwijs
in de Staat van het onderwijs, dat het bij een plan voor en uitvoering van schoolontwikkeling
nog te vaak ontbreekt aan een gedegen analyse van wat er op de school nodig is, het
meenemen van (wetenschappelijke) kennis en eerdere inzichten daarin, en een (interne)
evaluatie van de eigen ondernomen stappen om daar vervolgens lessen uit te trekken.
Juist om hier tijd voor te kunnen nemen, beslaat de subsidieperiode anderhalf jaar
(in plaats van één schooljaar) en wordt in de aanvraag gevraagd aan te geven op welke
wijze (wetenschappelijke) kennis en ervaringsdeskundigheid ingezet wordt. Ook wordt
gevraagd hoe intern wordt geëvalueerd en hoe de schoolontwikkeling duurzaam wordt
geborgd (artikel 5, zesde lid, onderdelen f, g en h).
Subsidieperiode
De subsidie voor deze impuls voor schoolontwikkeling in het funderend onderwijs wordt
verstrekt voor ten hoogste anderhalf schooljaar (artikel 9, eerste lid). De activiteiten
zoals geformuleerd in het ingediende plan voor schoolontwikkeling dienen dan ook binnen
die periode te zijn uitgevoerd. Uiteraard kan de implementatie van een vernieuwing
meer tijd vergen; aanvragers worden gevraagd hierop vooruit te kijken, ook wat dit
financieel vraagt, en hier met het bevoegd gezag afspraken over te maken zodat de
schoolontwikkeling duurzaam voortgezet en ingebed kan worden (artikel 5, zesde lid,
onderdeel h).
Evaluatie en vervolg
Door het ministerie wordt beoogd toe te werken naar een structurele vorm van ondersteuning
bij school- en onderwijsontwikkeling, zodat scholen zich kunnen blijven ontwikkelen
tot lerende organisaties. Met de opzet van deze subsidie en uit aanpalend onderzoek
(artikel 7, onder b) worden lessen getrokken op welke manier die structurele ondersteuning
moet worden vormgegeven. Dit betreft zowel de inrichting van een financiële impuls,
als de inrichting van (proces)ondersteuning en kennisdeling.
Ook kunnen uit de individuele trajecten op de scholen lessen worden getrokken over
wat hierin wel en niet werkt, wat ervoor nodig is een verandertraject duurzaam te
organiseren, en hoe een dergelijk verandertraject in de school het best kan worden
vormgegeven. Hier kunnen andere scholen vervolgens hun voordeel mee doen; het ministerie
bekijkt voor de structurele vorm van ondersteuning op welke manier dit type kennis
en ervaringen breder deelbaar zijn te maken.
Aanvraagprocedure
Subsidies in het kader van deze regeling zijn beschikbaar voor bekostigde scholen
in het primair, voortgezet en speciaal onderwijs. De aanvraag wordt namens het bevoegd
gezag gedaan door een schoolleider of leraar; per school (hoofdvestiging, nevenvestiging
of tijdelijke nevenvestiging) is één aanvraag toegestaan (per bevoegd gezag meerdere
aanvragen als er meer scholen onder vallen). De aanvrager zorgt voor interne afstemming
en het bevoegd gezag bekrachtigt deze afstemming door mee te ondertekenen voor akkoord
(artikel 5, tweede lid).
Er wordt één aanvraagperiode georganiseerd. De aanvraagperiode start op 25 november
2020 en loopt tot en met 15 januari 2021 (artikel 5, eerste lid). Aanvragen die buiten
deze periode worden ingediend, worden afgewezen. Aangezien deze aanvraagperiode relatief
kort is, worden scholen via meerdere kanalen actief over de regeling geïnformeerd.
Na de sluitingsdatum beoordeelt DUS-I of de aanvragen voldoen aan de vooraf gestelde
criteria. Alle aanvragen die daaraan voldoen, doen vervolgens mee aan een loting in
het geval het aantal aanvragen het beschikbare budget overschrijdt (artikel 6, eerste
lid). Hierbij geldt dat er voor primair onderwijs (inclusief speciaal onderwijs) en
voortgezet onderwijs aparte lotingen plaatsvinden; mocht er bij de ene sector sprake
zijn van onderuitputting van het budget terwijl er bij de andere sector sprake is
van overinschrijving, dan wordt het resterende budget van de eerste sector over de
laatste sector verdeeld (artikel 4, derde lid).
Beschikbaar budget
In de eerste aanvraagperiode is een budget van € 5 mln beschikbaar, waarvan € 3 mln
voor po en € 2 mln voor vo (artikel 4, tweede lid). Voor de daaropvolgende aanvraagperiode
wordt het subsidieplafond vastgesteld door wijziging van deze subsidieregeling.
Verantwoording
Overeenkomstig de Regeling jaarverslaglegging onderwijs wordt de aan het verslagjaar
toe te rekenen subsidie in de jaarrekening herkenbaar verantwoord (artikel 9, derde
lid).
Uitvoering
De regeling wordt namens de Minister van OCW uitgevoerd door DUS-I, die de regeling
op uitvoerbaarheid heeft beoordeeld. De aanvraag voor subsidie wordt elektronisch
ingediend; hiervoor wordt gebruik gemaakt van het aanvraagformulier dat beschikbaar
wordt gesteld op www.dus-i.nl (artikel 5, vierde lid).
Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst (artikel 10, eerste lid). Om de regeling
zo snel mogelijk te publiceren, en om de scholen in maart 2021 van start te laten
gaan, is afgeweken van de vaste verandermomenten en de minimale invoeringstermijn
van twee maanden.
Regeldruk
Bij het opstellen van de regeling is in het oog gehouden dat de regeling geen onnodige
regeldruk veroorzaakt. Dit betekent dat is nagedacht over de regeldrukkosten, werkbaarheid
en gepercipieerd nut van de regeling.
Zo is er bij het aanvraagproces nagedacht over de regeldruk bij de aanvraag.
Vanuit DUS-I wordt een formulier beschikbaar gesteld, waarmee de aanvraag wordt ingediend.
Aanvragers wordt gevraagd om een beknopt, maar duidelijk activiteitenplan met begroting
in te dienen.
De lasten voor de maatschappij bij het aanvragen van de regeling zijn als volgt ingeschat.
Bij een vraag van € 30.000 per school kunnen circa 167 aanvragen worden toegekend.
Er wordt vanuit gegaan dat er meer aanvragen worden ingediend (300). Voor deze aanvragen
worden de kosten voor de maatschappij geschat op gemiddeld 31 uur per aanvraag, inclusief
de kennisnamekosten van de regeling en de interne afstemming over de plannen. Daarbij
is ervan uitgegaan dat gemiddeld 20% van de aanvragers (onderdelen van) de aanvraag
moet aanvullen, hetgeen gemiddeld 8 uur kost. De subsidie wordt direct vastgesteld
en opname in de jaarrekening is onderdeel van de reguliere verantwoording van de onderwijsinstellingen,
dus hiervoor worden geen uren gerekend.
De lasten voor de maatschappij die met de aanvragen zijn gemoeid, bedragen dan in
totaal (300*31)+(0,2*300*8)= 9.780 uur. Uitgaande van een uurtarief van € 50,– kost
dit € 489.000,–. Dit is 9,7% van het totaal beschikbare bedrag.
Met deze regeling wordt een eerste stap gezet richting een structurele vorm van ondersteuning
van schoolontwikkeling in het primair en voortgezet onderwijs. Na een eerste stap
houdt het niet op; bij een volgende stap kunnen de eventueel uitgelote scholen van
deze aanvraagronde wellicht worden ondersteund. De bedoeling is dat in de structurele
ondersteuningsvorm op termijn verschillende kleine regelingen landen, en dat er ook
minder nieuwe kleine regelingen hoeven te worden opgezet. Zodat versnippering wordt
tegengegaan, de regeldruk en administratieve lasten voor scholen wordt verminderd,
en er cyclisch op een planmatige manier aan schoolontwikkeling kan worden gewerkt
om lerende, professionele organisaties te worden en te blijven.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob