TOELICHTING
I. Algemeen
1. Inleiding
De Kadasterwet BES (hierna: de wet) vervangt de Wet openbare registers BES en de Wet
kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES en regelt dat de
kadasterfunctie op Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt uitgeoefend door de Dienst
voor het kadaster en de openbare registers (hierna: de Dienst). Deze regeling geeft
uitwerking aan een aantal artikelen van de Kadasterwet BES. Het betreft het regelen
van de betrokkenheid van de bestuurscolleges van de openbare lichamen, de vereisten
met betrekking tot aanbieding van stukken ter inschrijving in de openbare registers
en de eisen aan grenstekens. In paragraaf 2 van deze toelichting wordt nader ingegaan
op de onderwerpen die in deze regeling worden geregeld.
2. Inhoud van deze regeling
2.1 Betrokkenheid van de openbare lichamen
Raadplegen van de bestuurscolleges van de openbare lichamen
Artikel 11 van de wet regelt in het eerste lid dat het bestuur van de Dienst de bestuurscolleges
van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: de bestuurscolleges)
minimaal eenmaal per jaar raadpleegt over de kwaliteit en doelmatigheid van de dienstverlening,
over toekomstige ontwikkelingen met betrekking tot de Kadasters, de onderdelen van
de Dienst die op de eilanden de kadasterfunctie uitoefenen en andere zaken van algemeen
belang. Op grond van artikel 11, vierde lid, van de wet worden nadere regels gesteld
over de werkwijze van het raadplegen.
Deze regeling bepaalt dat de bestuurscolleges door het bestuur van de Dienst afzonderlijk
geraadpleegd worden, tenzij in onderling overleg anders wordt bepaald. Het bestuur
van de Dienst geeft ieder jaar in januari aan wanneer het raadplegen zal plaatsvinden.
In overleg met de bestuurscolleges wordt vervolgens afgesproken waar de raadpleging
plaatsvindt. Indien noodzakelijk kan het bestuur van de Dienst bepalen dat geraadpleegd
wordt via videoconferentie (of een vergelijkbaar communicatiemiddel). Het raadplegen
is in principe niet openbaar.
Het bestuurscollege zit de vergadering in beginsel voor. Indien het raadplegen niet
in een van de openbare lichamen plaatsvindt, wordt in onderling overleg een voorzitter
gekozen. Zowel bestuurscolleges als het bestuur van de Dienst kunnen onderwerpen voorstellen
voor op de agenda. De voorzitter stelt een concept-agenda op en stuurt deze met de
bijhorende stukken aan de leden van de vergadering. De secretaris verzorgt het verslag
dat wordt vastgesteld als het bestuurscollege en het bestuur van de Dienst het eens
zijn met de weergave van de feitelijkheden. Het verslag wordt ter kennisname beschikbaar
gesteld aan de raad van toezicht van de Dienst.
Deze regels over de werkwijze van het raadplegen zijn in samenspraak met de Dienst
en (vertegenwoordigers van) de bestuurscolleges tot stand gekomen. Uitgangspunt was
hierbij de lasten voor de bestuurscolleges zoveel mogelijk te beperken.
Zienswijze van de bestuurscolleges van de openbare lichamen
Artikel 11 van de wet regelt in het tweede lid dat het bestuur van de Dienst bij voorgenomen
beleidswijzigingen, die betrekking hebben op de kwaliteit en doelmatigheid van de
dienstverlening, toekomstige ontwikkelingen met betrekking tot de Kadasters en andere
zaken van algemeen belang, de bestuurscolleges om hun zienswijze vragen. Het derde
lid van artikel 11 van de wet maakt het daarnaast overigens mogelijk dat de bestuurscolleges
ook ongevraagd hun zienswijze aan de Dienst naar voren kunnen brengen.
Deze regeling geeft nadere invulling aan de wijze waarop de door het bestuur van de
Dienst gevraagde zienswijze van de bestuurscolleges tot stand komt en hoe het bestuur
van de Dienst de zienswijze betrekt bij de beleidswijzigingen.
De zienswijze van het bestuurscollege wordt schriftelijk en elektronisch aan het bestuur
van de Dienst verzonden en bevat minimaal de zienswijze van ten minste één persoon
die gebruiker is van de dienstverlening van de Kadasters. Deze gebruiker maakt zijn/haar
zienswijze kenbaar aan het bestuurscollege binnen een door het bestuurscollege gestelde
termijn. Mocht de gebruiker niet of niet binnen de gestelde termijn zijn zienswijze
kenbaar maken dan vermelden de bestuurscolleges dit in hun zienswijze.
Het bestuur van de Dienst betrekt de zienswijze bij de beleidswijzigingen waarop die
zienswijze betrekking heeft. Als het bestuur van de Dienst afwijkt van de zienswijze
moet dit schriftelijk gemotiveerd worden en kenbaar gemaakt worden aan de bestuurscolleges
en aan de raad van toezicht van de Dienst. Ook moet het bestuur van de Dienst dit
vermelden bij het aanbieden ter goedkeuring aan de minister van het meerjarenbeleidsplan.
Als het bestuur van de Dienst geen zienswijze ontvangt binnen de termijn van 8 weken
(artikel 11, tweede lid, van de wet) vermeldt het bestuur van de Dienst dit ook.
Zienswijze van de bestuurscolleges over tarieven
Op grond van artikel 82 van de wet stelt het bestuur van de Dienst tarieven vast die
verschuldigd zijn door betrokkenen wegens het verrichten van diensten door de bewaarder
of de Kadasters in het kader van de wet. Over de regels met betrekking tot de hoogte
van de vergoedingen stelt het bestuur van de Dienst de bestuurscolleges in de gelegenheid
een zienswijze kenbaar te maken (art. 83, eerste lid, van de wet). De regels die in
de voorgaande paragraaf zijn besproken over de zienswijze als bedoeld in artikel 11,
tweede lid, van de wet, zijn ook van toepassing op de zienswijze over een tarievenvoorstel
(art. 83, derde lid, van de wet). Het bestuur van de Dienst hoeft echter niet het
afwijken van de zienswijze over een tarievenvoorstel of het ontbreken van een zienswijze
over een tarievenvoorstel te vermelden in het meerjarenbeleidsplan. Op grond van artikel
17 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen moet de Dienst namelijk de regeling
waarin de tarieven worden vastgesteld ter goedkeuring voorleggen aan de Minister van
Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Bij het aanbieden aan de Minister stuurt
het bestuur van de Dienst zowel de zienswijze van de raad van toezicht van de Dienst
als de zienswijzen van de bestuurscolleges mee. Tevens laat het bestuur van de Dienst
zien hoe met de bedoelde zienswijzen is omgegaan (art. 83, tweede lid, van de wet).
Op deze manier is de verantwoording door het bestuur van de Dienst met betrekking
tot de zienswijzen van de bestuurscolleges over tarieven al geregeld bij de totstandkoming
van de regeling waarin de tarieven worden vastgesteld. Verantwoording middels het
meerjarenbeleidsplan is dan niet meer nodig.
2.2 Vereisten met betrekking tot aanbieding van stukken ter inschrijving in de openbare
registers
Op grond van artikel 16, derde lid, van de wet zijn in deze ministeriële regeling
regels gegeven omtrent de verklaring van eensluidendheid, bedoeld in artikel 16, eerste
lid, van de wet. Deze regels zijn overgenomen uit de regels die voorheen door de bestuurscolleges
van de openbare lichamen werden gesteld omtrent de verklaring van eensluidendheid,
bedoeld in artikel 11 van de Wet openbare registers BES. Inhoudelijk is er dus geen
verschil met de situatie van voor de Kadasterwet BES.
Op grond van artikel 16, derde lid, onder d, van de wet worden de vereisten vastgesteld
waaraan tekeningen die deel uitmaken van ter inschrijving aangeboden stukken moeten
voldoen. Deze regels zijn overgenomen van de regels zoals die golden in de situatie
van voor de Kadasterwet BES.
Tevens worden in deze regeling de eisen opgenomen voor het geval een ter inschrijving
aangeboden stuk verwijst naar een reeds eerder ingeschreven stuk (artikel 25 van de
wet), ook hier is inhoudelijk geen verschil beoogd met de situatie van voor de Kadasterwet
BES.
In het kader van verdere digitalisering en daarmee het verbeteren van de dienstverlening
van de Kadasters wordt er op de lange termijn naar gestreefd dat stukken ook elektronisch
ter inschrijving aangeboden kunnen worden.
2.3 Grenstekens
De wet biedt in artikel 65 de grondslag om in deze regeling eisen op te nemen waaraan
grenstekens moeten voldoen die op grond van de wet worden geplaatst. Met deze regeling
zijn deze eisen uitgewerkt. De eisen aan de grenstekens zijn overgenomen uit de artikelen
8 en 9 van de Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten BES.
Inhoudelijk is er dus met betrekking tot de grenstekens geen verschil met de situatie
van voor de Kadasterwet BES.
3. Gevolgen
3.1 De Dienst
Deze regeling heeft gevolgen voor de Dienst. Ten aanzien van het raadplegen van de
bestuurscolleges betekent de regeling voor de Dienst een beperkte toename van de uitvoeringslasten.
Deze lasten hebben betrekking op het verankeren van deze regeling in de werkwijze,
processen en het meerjarenbeleidsplan van de Dienst. Ook het raadplegen van de bestuurscolleges
moet worden gefacilieerd door de Dienst.
Wat betreft de vereisten met betrekking tot aanbieding van stukken ter inschrijving
in de openbare registers en de grenstekens verandert de bestaande werkwijze niet voor
de kadasters op de eilanden en heeft deze regeling in die zin dus ook geen gevolgen
voor de Dienst.
3.2 De openbare lichamen
Deze regeling heeft beperkte gevolgen voor de bestuurscolleges van de openbare lichamen.
De bestuurscolleges kunnen via de consultatie- en overlegverplichtingen van de Dienst
de specifieke belangen van de eilanden behartigen. Deze verplichtingen van de Dienst
worden met deze regeling nader vormgegeven. Deze regeling vergt van de bestuurscolleges
inspanningen om het raadpleegoverleg met de Dienst voor te bereiden, (eventueel) voor
te zitten en de eigen zienswijze tijdig naar voren te brengen. De bestuurscolleges
moeten er verder voor zorgen dat de zienswijze van ten minste één gebruiker van de
dienstverlening van de Kadasters opgenomen wordt in de zienswijze van de bestuurscolleges.
3.3 Burgers en bedrijven
Deze regeling heeft geen gevolgen voor burgers en bedrijven op de eilanden. De regeling
geeft invulling aan het raadpleegproces tussen de bestuurscolleges en de Dienst. Dit
proces raakt burgers en bedrijven niet. De regels met betrekking tot aanbieding van
stukken ter inschrijving in de openbare registers en de grenstekens zijn inhoudelijk
hetzelfde ten opzichte van de situatie onder de Wet openbare registers BES, dus ook
die hebben geen gevolgen voor burgers en bedrijven.
4. Consultatie
4.1 De Dienst en de openbare lichamen
Vanaf het besluit in 2011 om de Kadasters op Bonaire, Sint Eustatius en Saba onder
verantwoordelijkheid van de Dienst te brengen is veel tijd en aandacht besteed aan
zorgvuldige afstemming met de eilanden. Er zijn sinds 2012 diverse workshops georganiseerd
voor en op de eilanden en in het Europees deel van Nederland zelf. In deze workshops
is ook aandacht besteed aan hoe de consultatie van de bestuurscolleges door het bestuur
van de Dienst vorm moet krijgen.
Tijdens de workshops en werkconferenties is gebleken dat de instelling van een formele
gebruikersraad (zoals de Organisatiewet Kadaster dit regelt voor het Europees deel
van Nederland in de artikelen 16 en 16a) die rechtstreeks adviseert aan het bestuur
van de Dienst zich niet leent voor de (kleinere) schaal van de eilanden. Tijdens de
workshops die met de (vertegenwoordigers van de) bestuurscolleges hebben plaatsgevonden,
bleek dat er een sterke voorkeur voor bestond dat elk bestuurscollege zelf de inspraak
van de gebruikers vormgeeft.
Tijdens een conferentie op 16 en 17 april 2019 op Saba met het bestuur van de Dienst,
het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en (vertegenwoordigers
van) de bestuurscolleges is een concept van deze regeling besproken. Deze bespreking
heeft geleid tot enkele kleine wijzigingen in de taakverdeling tussen de bestuurscolleges
en het bestuur van de Dienst bij het raadplegen. Zo is op verzoek van de bestuurscolleges
de Dienst aangewezen om een secretaris te leveren voor de verslaglegging van de raadpleging
door de Dienst.
In juli 2020 is een concept van deze regeling voorgelegd aan de bestuurscolleges.
De bestuurscolleges van Sint Eustatius en Saba hadden geen opmerkingen bij het concept.
Het bestuurscollege van Bonaire gaf in zijn reactie aan in te kunnen stemmen met de
wijze waarop de conceptregeling invulling geeft aan de wettelijke consulatie- en overlegverplichtingen
van de Dienst en had nog twee aanvullende opmerkingen. De eerste heeft betrekking
op artikel 12, waarin de vereisen staan waaraan tekeningen die deel uitmaken van ter
inschrijving aangeboden stukken moeten voldoen. Het bestuurscollege merkt op dat hierbij
niet is voorzien in een regeling voor de zogenaamde ondersplitsing van het appartementsrecht.
Dit ontbrak inderdaad per abuis en is aangevuld in deze regeling.
De tweede opmerking gaat over de procedure voor zienswijzen ten aanzien van voorstellen
over de hoogte van tarieven. Het bestuurscollege stelt voor expliciet in de regeling
op te nemen dat de procedure met betrekking tot de zienswijze ook van toepassing is
bij zienswijzen over tarieven. Deze suggestie is niet overgenomen omdat in de wet
al geregeld dat de zienswijzeprocedure ook geldt voor de tarievenregeling. In deze
toelichting is dit in paragraaf 2.1 toegelicht.
Deze regeling is tevens afgestemd met de Dienst.
4.2 Internetconsultatie
Een concept van deze regeling heeft van 10 juni 2020 tot 8 juli 2020 ter consultatie
gelegen op www.internetconsultatie.nl. Deze internetconsultatie heeft twee reacties opgeleverd. Deze reacties gingen niet
over de inhoud van de regeling, maar becommentarieerden meer in algemene zin de wenselijkheid
van de Kadasterwet BES.
4.3 Adviescollege toetsing regeldruk
Het Adviescollege toetsing regeldruk (hierna: ATR) heeft geen formeel advies uitgebracht
over de conceptregeling omdat het als gevolg van de regeling geen omvangrijke regeldrukeffecten
verwacht. Op grond van ambtelijk advies van de ATR is een opmerking over digitalisering
van de dienstverlening opgenomen in paragraaf 2.2 van de toelichting.
5. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op het moment dat de Kadasterwet BES in werking treedt.
II. Artikelsgewijze toelichting
Artikel 2
In dit artikel worden enkele begrippen, aanvullend op de begrippen in artikel 2 van
de wet, omschreven.
Artikelen 3 tot en met 6
In deze artikelen staan de bepalingen met betrekking tot het raadplegen van de bestuurscolleges
van de openbare lichamen door de Dienst. Voor een inhoudelijke bespreking wordt verwezen
naar paragraaf 2.1 van het algemeen deel van deze toelichting.
Artikelen 7 en 8
In deze artikelen staan de bepalingen met betrekking tot de zienswijze van de bestuurscolleges
van de openbare lichamen. Voor een inhoudelijke bespreking wordt verwezen naar paragraaf 2.1
van het algemeen deel van deze toelichting.
Artikelen 9 tot en met 15
In deze artikelen staan de vereisten die gesteld worden met betrekking tot de aanbieding
van stukken ter inschrijving in de openbare registers. Deze vereisten zijn overgenomen
uit de regels die werden gesteld op grond van artikel 11 van de Wet openbare registers
BES die gold voor inwerkingtreding van de Kadasterwet BES.
Artikel 16
Dit artikel geeft de eisen die worden gesteld aan grenstekens, overgenomen uit de
artikelen 8 en 9 van de Wet kadaster en registratie onroerende zaken en beperkte rechten
BES.
Artikel 17
Dit artikel geeft de citeertitel voor deze regeling: Uitvoeringsregeling Kadasterwet
BES. Met deze citeertitel is aangesloten bij de systematiek van citeertitels in de
wet- en regelgeving omtrent het Kadaster in het Europees deel van Nederland.
Artikel 18
Dit artikel regel de inwerkingtreding van deze regeling per 1 januari 2021, tegelijk
met de inwerkingtreding van de Kadasterwet BES.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren