Regeling van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 16 november 2020, kenmerk 1774425-213510-WJZ, houdende aanpassing van de factoren, grondslagen en bedragen in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen per 1 januari 2021

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op de artikelen 31a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945, 28a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, 35, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, 18, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en 25, tweede lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945;

Besluit:

Artikel 1

De pensioenbedragen, bedoeld in artikel 31b, eerste lid, onder a, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en in artikel 28b, eerste lid, onder a, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, zoals zij golden op 1 juli 2020, worden met ingang van 1 januari 2021 verhoogd met 0,29%.

Artikel 2

De factoren waarmee het peil der buitengewone pensioenen ingevolge de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 en de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers wordt aangepast, worden met ingang van 1 januari 2021 vastgesteld als volgt:

A

 

B

 

pensioengrondslagen 1947 per jaar in euro

welvaartstoeslag vanaf 1 januari 2021

van

tot en met

   

1.225,21

1.356,79

27.837,48 minus pensioengrondslag

       

van

tot en met

pensioen-grondslag maal

plus extra bedrag in euro

1.356,80

1.404,44

19,3641

220,00

1.404,45

1.446,64

19,3944

220,00

1.446,65

2.021,13

19,4457

220,00

2.021,14

2.066,96

19,4656

220,00

2.066,97

2.113,24

19,4674

220,00

2.113,25

2.158,62

19,4689

220,00

2.158,63

2.204,45

19,4714

220,00

2.204,46

2.248,92

19,4734

220,00

2.248,93

2.294,76

19,4751

220,00

2.294,77

2.385,51

19,4773

220,00

2.385,52

2.485,34

19,4816

220,00

2.485,35

2.583,36

19,4851

220,00

2.583,37

2.678,65

19,4893

220,00

2.678,66

2.679,11

19,5259

220,00

2.679,12

2.726,30

19,5298

220,00

2.726,31

2.773,49

19,5318

220,00

2.773,50

2.820,23

19,5378

220,00

2.820,24

2.867,88

19,5395

220,00

2.867,89

2.914,62

19,5462

220,00

2.914,63

2.961,36

19,5482

220,00

2.961,37

2.961,81

19,5490

220,00

2.961,82

3.004,92

19,5529

221,00

3.004,93

3.048,94

19,5543

221,00

3.048,95

3.092,96

19,5589

221,00

3.092,97

3.136,07

19,5599

221,00

3.136,08

3.136,52

19,5642

221,00

3.136,53

3.180,08

19,5653

221,00

3.180,09

3.223,19

19,5662

221,00

3.223,20

3.223,64

19,5702

221,00

3.223,65

3.267,21

19,5712

221,00

3.267,22

3.310,32

19,5720

221,00

3.310,33

3.353,88

19,5782

221,00

3.353,89

3.397,44

19,5905

221,00

3.397,45

3.441,01

19,5937

221,00

3.441,02

3.484,57

19,5950

221,00

3.484,58

3.528,13

19,6004

221,00

3.528,14

3.571,69

19,6012

221,00

3.571,70

3.615,26

19,6072

221,00

3.615,27

3.658,82

19,6086

221,00

3.658,83

3.659,27

19,6098

221,00

3.659,28

3.713,73

19,6135

221,00

3.713,74

3.768,18

19,6147

221,00

3.768,19

3.822,63

19,6205

221,00

3.822,64

3.823,09

19,6374

221,00

3.823,10

3.877,54

19,6391

221,00

3.877,55

3.932,00

19,6428

221,00

3.932,01

3.986,45

19,6445

221,00

3.986,46

4.040,90

19,6499

221,00

4.040,91

4.084,02

19,6518

221,00

Artikel 3

De pensioengrondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede en zesde lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, zoals zij golden op 1 juli 2020, worden met ingang van 1 januari 2021 verhoogd met 0,29%.

Artikel 4

De bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, worden met ingang van 1 januari 2021 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in de aanhef, op € 27.840,80

  • b. de overige bedragen op achtereenvolgens:

    € 58.077,28;

    € 35.865,56;

    € 18.874,59;

    € 19.158,53;

    € 18.926,47;

    € 37.733,91.

Artikel 5

De grondslagen, bedoeld in artikel 8, eerste, tweede en zesde lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945, zoals zij golden op 1 juli 2020, worden met ingang van 1 januari 2021 verhoogd met 0,29%.

Artikel 6

De bedragen, genoemd in de artikelen 8, zevende lid, onder a en b, en 10, eerste lid, onder e en f, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945, worden met ingang van 1 januari 2021 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 8, zevende lid, onder a, op € 2.319,79;

  • b. het bedrag, genoemd in artikel 8, zevende lid, onder b, op € 4.815,89;

  • c. het bedrag, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder e, op € 3.146,98;

  • d. het bedrag, genoemd in artikel 10, eerste lid, onder f, op € 2.928,26.

Artikel 7

De grondslagen, bedoeld in artikel 10, eerste, tweede, zesde, zevende en negende lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, zoals zij golden op 1 juli 2020, worden met ingang van 1 januari 2021 verhoogd met 0,29%.

Artikel 8

De bedragen, genoemd in artikel 10, achtste lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945, worden met ingang van 1 januari 2021 vastgesteld als volgt:

  • a. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder a, op € 2.319,79;

  • b. het bedrag, genoemd in artikel 10, achtste lid, onder b, op € 4.815,89.

Artikel 9

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

TOELICHTING

In de artikelen 31a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen 1940–1945 (Wbp), 28a, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers (Wbpzo), 35, tweede lid, van de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, 18, tweede lid, van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940–1945 en 25, tweede lid, van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers is de indexering van de in de onderscheiden wetten gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen geregeld. Deze artikelleden vormen de grondslagen van de voorliggende regeling.

Sinds 1 januari 2009 is de indexering van de factoren, grondslagen en bedragen gekoppeld aan de index die in de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag wordt gehanteerd van de indexering van het wettelijk minimumloon.

Met de regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 oktober 2020, nr. 2020-0000133577, (Stcrt. 2020, 53099) wordt het wettelijk minimumloon met ingang van 1 januari 2021 aangepast. Het aanpassingspercentage is na afronding 0,29%. Conform de in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen opgenomen indexeringsbepalingen voorziet deze regeling erin dat de factoren, grondslagen en bedragen dienovereenkomstig worden aangepast.

In de Wbp en de Wbpzo wordt bij de berekening van het buitengewoon pensioen teruggegaan naar de grondslag zoals die bij de inwerkingtreding van deze wetten (1947) zou zijn geweest, waarna deze grondslag, om tot de actuele grondslag te komen, met een jaarlijks te indexeren welvaartsfactor wordt vermenigvuldigd. In artikel 2 geeft kolom A de verdeling naar het niveau van de pensioengrondslagen aan. Kolom B geeft de met ingang van 1 januari 2021 vastgestelde factor aan, waarmee het peil van de buitengewone pensioenen wordt aangepast in relatie tot de pensioengrondslagen.

De gewijzigde factoren, grondslagen en bedragen zijn alleen van toepassing op degenen die voor het eerst een aanvraag ingevolge een van de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen indienen en voor degenen waarvan het buitengewoon pensioen, de garantietoeslag, de (periodieke) uitkering of de garantie-uitkering opnieuw wordt vastgesteld. Het opnieuw vaststellen vindt alleen plaats in de enkele gevallen waarbij sprake is van een van de in de wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen vastgestelde ijkmomenten. Voorbeelden daarvan, afhankelijk van de wet, echtscheiding, het overlijden van de partner of het verkrijgen of verliezen van een bron van inkomsten. Alleen dan worden de geactualiseerde factoren, grondslagen en bedragen in de berekening van het buitengewoon pensioen, de garantietoeslag, de (periodieke) uitkering of de garantie-uitkering meegenomen.

Het zeer beperkt aantal momenten waarbij de geactualiseerde factoren, grondslagen en bedragen worden gehanteerd heeft tot gevolg dat de verhoging geen significante financiële consequenties heeft.

Het in het kader van de systematiek van Vaste Verandermomenten (VVM) gehanteerde uitgangspunt dat een invoeringstermijn van twee maanden vereist is tussen de publicatie van een regeling en de feitelijke inwerkingtreding ervan is op de onderhavige regeling niet van toepassing. Gelet op de strekking van deze regeling, te weten de jaarlijkse indexering van de in de onderscheiden wetten voor verzetsdeelnemers en oorlogsgetroffenen gehanteerde factoren, grondslagen en bedragen, is de in het kader van VVM gehanteerde uitzonderingsgrond ‘Reparatiewetgeving’ van toepassing.

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, P. Blokhuis

Naar boven