TOELICHTING
I Algemeen deel
Algemeen
Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (hierna: het College) heeft op basis
van artikel 9 van de Geneesmiddelenwet (hierna: de wet) een aantal taken ten aanzien
van geneesmiddelen voor menselijk gebruik, waarvoor zij op grond van artikel 10 van
de wet tarieven in rekening mag brengen. Deze tarieven, voor het afgeven van vergunningen,
beoordelingen en adviezen, zijn opgenomen in de Regeling Geneesmiddelenwet (hierna:
de regeling) en worden met deze wijzigingsregeling geïndexeerd.
Het College past de tarieven jaarlijks aan loon- en prijsontwikkelingen aan. Dit voorkomt
dat de tarieven in één keer sterk stijgen. Per 2021 is een verhoging van de tarieven
noodzakelijk geworden in verband met de loon- en prijsontwikkelingen, alsmede door
een verhoging van het opleidingsbudget en een organisatieontwikkelingstraject dat
het College toekomstbestendig moet maken. De extra opleidingskosten en de structurele
kosten van het organisatieontwikkelingstraject zullen voor de helft worden doorberekenend
in de tarieven voor procedures en jaarvergoedingen voor geneesmiddelen voor menselijk
gebruik. De tarieven voor de procedures stijgen hierdoor met 4,1%; de tarieven van
de jaarvergoedingen eveneens met 4,1%.
Voor medische hulpmiddelen, waarin stoffen verwerkt zijn die systematisch door het
menselijk lichaam worden opgenomen, geldt vanaf de inwerkingtreding van Verordening
(EU) 2017/745 van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2017 betreffende medische
hulpmiddelen, tot wijziging van Richtlijn 2001/83/EG, Verordening (EG) nr. 178/2002
en Verordening (EG) nr. 1223/2009, en tot intrekking van Richtlijnen 90/385/EEG en
93/42/EEG van de Raad (PbEU 2017, L 117) (hierna: de verordening) een nieuwe goedkeuringsprocedure.
De overgangsperiode voor inwerkingtreding van de verordening is vanwege de coronacrisis
met een jaar verlengd tot 26 mei 2021.1 De verordening verplicht aangemelde instanties voor de goedkeuring van een medisch
hulpmiddel, waarin een stof verwerkt is, om een wetenschappelijk advies over de kwaliteit
en veiligheid van die stof te vragen aan een geneesmiddelenautoriteit. In Nederland
is deze geneesmiddelenautoriteit het College. Voor deze procedure bestond nog geen
tarief. Aangezien de tijdsinvestering voor deze procedure minimaal gelijk zal zijn
aan die voor een advies over een geneesmiddel dat in een medisch hulpmiddel is verwerkt
(artikel 7.9, onderdeel a, van de regeling) wordt het tarief gesteld op € 14.760,–.
II Artikelsgewijs
Artikel I, onderdelen A tot en met H
Met de onderdelen A tot en met H worden in de diverse artikelen over de tarieven van
het College de in het algemeen deel van deze toelichting besproken algemene verhogingen
doorgevoerd.
Artikel I, onderdeel I
Naast de algemene verhoging van de tarieven in artikel 7.9, onderdelen a, b, c, d
en e, wordt met artikel I, onderdeel I een nieuw tarief geïntroduceerd voor een adviesprocedure
voor stof gebaseerde medische hulpmiddelen. Het nieuwe onderdeel f voorziet in een
tarief voor advies aan een aangemelde instantie door het College over de kwaliteit
en veiligheid van een, in een medische hulpmiddel verwerkte, stof die systematisch
door het menselijk lichaam wordt opgenomen.
Artikel II
De tariefsverhogingen worden jaarlijks per 1 januari doorgevoerd. De procedure voor
stof gebaseerde medische hulpmiddelen, waar het nieuwe tarief betrekking op heeft,
geldt vanaf de inwerkingtreding van de verordening op 26 mei 2021. Het tarief treedt
reeds per 1 januari in werking voor het geval aangemelde instanties vooruitlopend
op de inwerkingtreding van de verordening het College om advies vragen over een, in
een medisch hulpmiddel, verwerkte stof.
De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark