Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 oktober 2020, nr. 00000140447, tot wijziging van de Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 juni 2020 tot vaststelling van de rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen voor het jaar 2020 (Stcrt. 2020, 32801)

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Gelet op artikel 15 van de Wet financiering sociale verzekeringen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 12 juni 2020 (Stcrt. 2020, 32801) tot vaststelling van de rijksbijdrage in de kosten van heffingskortingen voor het jaar 2020 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt ‘€ 49.381.200.000’ vervangen door ‘€ 48.971.700.000’.

B

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt ‘€ 2.045.500.000’ vervangen door ‘€ 2.029.300.000’.

2. In onderdeel c wordt ‘€ 3.698.400.000’ vervangen door ‘€ 3.666.500.000’.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 30 oktober 2020

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van 't Wout

TOELICHTING

Deze regeling voorziet in een aanpassing van de geraamde totale kosten voor de heffingskortingen voor het jaar 2020 ten opzichte van het bij ministeriële regeling van 12 juni 2020 vastgestelde bedrag (Stcrt. 2020, 32801). De cijfers sluiten aan bij de ramingen van het Centraal Planbureau in de Macro-Economische Verkenning 2021111. De totale kosten van de heffingskortingen zijn berekend op € 48.971.700.000. Dit bedrag valt in twee delen uiteen: € 40.299.200.000 (categorie 65-) en € 8.672.500.000 (categorie 65+). Met toepassing van de formule, zoals neergelegd in artikel 15 van de Wet financiering sociale verzekeringen, zijn vervolgens de bijdragen per fonds vastgesteld. De uitkomsten daarvan zijn opgenomen in artikel 2 van de genoemde ministeriele regeling. De rijksbijdragen heffingskortingen AOW (Ouderdomsfonds) en WLZ (Fonds langdurige zorg) zijn derhalve bij deze regeling opnieuw vastgesteld. In afwijking van de vaste verandermomenten is gekozen voor onmiddellijk inwerkingtreden. Op grond van het Centraal Economisch Plan wordt gestart met de termijnbetalingen aan betrokken partijen. Op grond van de Macro-Economische Verkenning worden de betaalschema’s voor de resterende maanden van 2020 aangepast. Dit vereist dat deze wijziging onmiddellijk na publicatie in werking treedt, en niet gewacht kan worden tot 1 januari 2021.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, B. van ‘t Wout


X Noot
111

Macro Economische verkenning (MEV) 2021, Centraal Planbureau.

Naar boven