Regeling van de Minister voor Rechtsbescherming van 26 oktober 2020 (kenmerk 2984427/20/DP&O), houdende regels met betrekking tot de rechtspositie van de voorzitter en de overige leden van de raad van bestuur van de Kansspelautoriteit (Rechtspositieregeling raad van bestuur Ksa)

De Minister voor Rechtsbescherming,

Gelet op artikel 14, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. minister:

Minister voor Rechtsbescherming;

b. wet:

Wet op de kansspelen;

c. Ksa:

kansspelautoriteit, bedoeld in artikel 33 van de wet;

d. raad:

raad van bestuur Ksa, bedoeld in artikel 33a van de wet;

e. voorzitter:

voorzitter van de raad;

f. lid:

lid van de raad, niet zijnde de voorzitter;

g. Cao Rijk:

de laatstelijk afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst voor rijksambtenaren.

Artikel 2

  • 1. De bezoldiging van de voorzitter bedraagt het salaris overeenkomstig het salaris van een lid van de topmanagementgroep als bedoeld in Hoofdstuk 17, Groep A van de Cao Rijk, op basis van een gemiddelde arbeidsduur van 36 uur per week. Indien uit de Cao Rijk een aanpassing van de salarisbedragen volgt, wordt de bezoldiging van de voorzitter met een gelijk percentage aangepast.

  • 2. De bezoldiging van een lid bedraagt het salaris overeenkomstig schaal 18 van Hoofdstuk 17, Groep B van de Cao Rijk, op basis van een gemiddelde arbeidsduur van 36 uur per week. Indien uit de Cao Rijk een aanpassing van de salarisbedragen volgt, wordt de bezoldiging van het lid met een gelijk percentage aangepast.

Artikel 3

Boven en behalve het salaris, bedoeld in artikel 2, ontvangen de voorzitter en de leden, vakantie-uitkering overeenkomstig de Cao Rijk. Ook De opbouw van vakantie-uren, opname en overboeken daarvan naar een volgend jaar geschiedt overeenkomstig de bepalingen in de Cao Rijk.

Artikel 4

De voorzitter en de leden hebben recht op een eindejaarsuitkering overeenkomstig de Cao Rijk.

Artikel 5

  • 1. De voorzitter en leden ontvangen een vaste bruto-vergoeding voor de kosten van representatie die voor eigen rekening komen en die door hen mede worden aangewend ten behoeve van de vervulling van hun functie.

  • 2. In deze bepaling wordt onder representatiekosten verstaan de door de ambtenaar gemaakte of te maken kosten in verband met de eisen die de uitoefening van de functie stelt ten aanzien van het onderhouden van externe contacten en het verrichten van representatieve activiteiten, waaronder worden begrepen de kosten in verband met:

    • a. huur of aanschaf van kleding en schoeisel of andere persoonlijke attributen;

    • b. aanpassing en inrichting van de eigen woning;

    • c. persoonlijke verzorging;

    • d. contributies en lidmaatschappen;

    • e. ontvangsten van bescheiden omvang in de eigen woning;

    • f. het aanbieden van lunches, diners en overige consumpties, persoonlijke attenties en geschenken, en

    • g. fooien.

Artikel 6

  • 1. De voorzitter en de leden kunnen voor het vervoer tussen de vestigingsplaats van de raad en hun respectievelijke woonplaatsen aanspraak maken op een vervoersbewijs openbaar vervoer 1e klasse dan wel een vergoeding overeenkomstig Hoofdstuk 10 van de Cao Rijk bij gebruikmaking van eigen auto of fiets.

  • 2. De voorzitter en de leden kunnen voor dienstreizen gebruik maken van vervoer per dienstauto.

  • 3. De voorzitter en de leden hebben recht op een vergoeding voor reis- en verblijfkosten overeenkomstig Hoofdstuk 10 van de Cao Rijk.

Artikel 7

De voorzitter en de leden zijn voor de duur van de benoeming deelnemer conform de bepalingen van het pensioenreglement van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds.

Artikel 8

  • 1. Indien de voorzitter wegens ziekte of om andere redenen verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten, geeft hij daarvan zo spoedig mogelijk kennis aan de minister. Indien een ander lid verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten, geeft hij daarvan zo spoedig mogelijk kennis aan de voorzitter.

  • 2. Ten aanzien van de voorzitter en de leden is hetgeen in de Cao Rijk, is bepaald met betrekking tot bedrijfsgeneeskundige begeleiding alsmede rechten en verplichtingen bij ziekte en arbeidsongeschiktheid van overeenkomstige toepassing. De bevoegdheden die op grond van de eerste volzin van overeenkomstige toepassing zijn, worden uitgeoefend door de voorzitter.

Artikel 9

  • 1. De minister kan op verzoek van de voorzitter, de arbeidsduur op een andere omvang vaststellen.

  • 2. Op verzoek van de voorzitter, met instemming van het betrokken lid, kan de minister de omvang van de arbeidsduur voor de leden op een andere omvang vaststellen.

  • 3. Bij een aanpassing van de gemiddelde arbeidsduur van de voorzitter of een lid worden voornoemde vergoedingen aangepast naar rato van de uitbreiding van de gemiddelde arbeidsduur.

Artikel 10

Het is de voorzitter en de leden bij de uitoefening van hun functie verboden vergoedingen, beloningen, giften of beloften van derden te vorderen, te verzoeken of aan te nemen.

Artikel 11

Ingeval de voorzitter of een lid financiële gevolgen ondervindt uit persoonlijke aansprakelijkheid voortvloeiende uit de uitoefening van zijn functie, vindt vanwege de Staat der Nederlanden vrijwaring daarvan plaats tenzij de aansprakelijkheid voortvloeit uit ernstig verwijtbaar gedrag, zoals opzet of grove schuld van de betrokkene.

Artikel 12

  • 1. De in deze regeling bedoelde bezoldigingen, uitkeringen en vergoedingen komen ten laste van de kansspelautoriteit, voor zover daarvan in deze regeling niet is afgeweken.

  • 2. De kansspelautoriteit is belast met de uitvoering van deze regeling.

Artikel 13

De Regeling rechtspositie voorzitter en leden Ksa 2012 wordt ingetrokken.

Artikel 14

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 15

Deze regeling wordt aangehaald als: Rechtspositieregeling raad van bestuur Ksa.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

TOELICHTING

Algemeen

In deze ministeriële regeling wordt de rechtspositie van het bestuur van de kansspelautoriteit (hierna: Ksa) geregeld. De Ksa is een zelfstandig bestuursorgaan met rechtspersoonlijkheid. Op grond van de Kaderwet ZBO stelt de minister de rechtspositie vast.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Dit artikel regelt de bezoldiging van de raad van bestuur van de Ksa. De gemiddelde arbeidsduur van de voorzitter en de leden is gesteld op 36 uur per week.

Artikelen 3 tot en met 6

Deze artikelen regelen dat voorzitter en leden van het bestuur van de Ksa recht hebben op een vakantie-uitkering, een eindejaarsuitkering, representatievergoeding en reiskostenvergoeding volgens de normen die daarvoor gelden voor rijksambtenaren in vergelijkbare functies.

Artikelen 7

Dit artikel regelt dat de pensioenvoorziening van de voorzitter en de leden van het bestuur van de Ksa, voor zover van toepassing, is ondergebracht bij het ABP.

Artikel 8

Dit artikel regelt de rechten en plichten van de voorzitter en de leden in geval van arbeidsongeschiktheid.

Artikel 9

Dit artikel geeft de minister de mogelijkheid om de omvang van de arbeidsduur van de leden van het bestuur van de Ksa op verzoek van de voorzitter aan te passen. Er kunnen overwegingen zijn die ertoe leiden dat noodzaak bestaat om, tijdelijk dan wel structureel, de gemiddelde arbeidsduur te veranderen.

Artikel 10

Dit artikel heeft tot doel de onafhankelijkheid van de voorzitter en de leden te garanderen.

Artikel 11

Als toezichthouder op de kansspelen kan de Ksa te maken krijgen met grote financiële belangen en mogelijk navenante schadeclaims als gevolg van beslissingen. Hoewel er geen reden is voor bijzondere zorg op dit punt, is het redelijk geacht een regeling te treffen die voorkomt dat individuele bestuursleden financiële gevolgen ondervinden van genomen beslissingen. Uiteraard wordt ernstig verwijtbaar gedrag, zoals opzet of grove schuld, daarvan uitgesloten.

Artikel 12

De Ksa is belast met de financiering en uitvoering van deze regeling. De bepalingen over informatievoorziening, sturing en toezicht, bedoeld in hoofdstuk 3 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen zijn van toepassing.

De Minister voor Rechtsbescherming, S. Dekker

Naar boven