TOELICHTING
1. Algemeen
Aanleiding
De Subsidieregeling opschaling curatieve zorg COVID-19 (hierna: de Subsidieregeling)
heeft betrekking op de subsidiëring van de opschaling van de Intensive Care-capaciteit
en klinische capaciteit in ziekenhuizen ten behoeve van de behandeling van COVID-19
patiënten.
Tijdens de eerste golf van de COVID-19 uitbraak in het voorjaar van 2020 is er een
enorm beroep gedaan op de gehele keten van curatieve zorg. Zowel de capaciteit op
de Intensive Care (hierna: IC) als de klinische capaciteit moest flink worden uitgebreid,
maar ook het vervoer van COVID-19 patiënten en de nazorg die zij nodig hebben, creëerden
lastige capaciteitsvraagstukken. Daarnaast is de regionale en landelijke coördinatie
in korte tijd opgepakt.
Er was sprake van een ongekende en intense periode vanwege de grote groep patiënten
die zich in korte tijd aandiende. Het aantal patiënten dat op de IC verbleef, met
een gemiddelde ligduur van 19 dagen, heeft een enorme impact gehad op de curatieve
zorg. Alle betrokkenen hebben alles op alles moeten zetten om de nodige zorg te kunnen
blijven verlenen. Dat is gelukt en dat is een prestatie van formaat. Helaas ging dit
ten koste van de fysieke en mentale gezondheid van zorgprofessionals. Bovendien waren
ziekenhuizen genoodzaakt de reguliere zorg extreem af te schalen, ten nadele van de
reguliere patiënten.
Om eenzelfde situatie bij een tweede golf COVID-19 patiënten te voorkomen, was het
noodzakelijk te onderzoeken hoe de keten rond de COVID-19 patiënt beter georganiseerd
kan worden. Daarom heeft de Minister voor Medische Zorg en Sport (hierna: de Minister)
op 18 mei 2020 aan het Landelijk Netwerk Acute Zorg (hierna: LNAZ) de opdracht gegeven
om, in overleg met de betrokken veldpartijen, een plan op te stellen. In dit plan
zijn scenario’s uitgewerkt voor de opschaling van de IC-capaciteit en klinische capaciteit
in ziekenhuizen, de uitbreiding van de vervoerscapaciteit voor COVID-19 patiënten
en de financiering van instrumenten ter borging van coördinatie en monitoring van
en samenwerking binnen en tussen de verschillende Regionaal Overleg Acute Zorgketen
(hierna: ROAZen) in het kader van COVID-19 patiëntenstromen. Op 30 juni 2020 heeft
de Minister het opschalingsplan van LNAZ, inclusief zijn reactie, aangeboden aan de
Tweede Kamer1.
Alle betrokken partijen zijn zich bewust van het grote maatschappelijke belang om
tot oplossingen te komen die voorzien in de opvang van een onverhoopte tweede golf
COVID-19 patiënten, waarbij het uitgangspunt is dat de reguliere zorg wordt gecontinueerd
en waarbij rekening wordt gehouden met de draagkracht van het zorgpersoneel en met
de uitdagingen op het gebied van financiën, infrastructuur, coördinatie en vervoer.
Probleembeschrijving
Vanaf 15 maart 2020 is het aantal COVID-19 patiënten dat IC-zorg nodig had snel gestegen.
In april 2020 bedroeg het maximaal aantal COVID-19 patiënten die IC-zorg in Nederland
nodig hadden 1.378. Met veel kunst- en vliegwerk, en een enorme toewijding en inzet
van de mensen in de zorg, is het gelukt om al deze COVID-19 patiënten de zorg te bieden
die zij nodig hadden. De gevolgen en de impact daarvan waren groot en zijn op dit
moment – najaar 2020 – nog voelbaar. Voor patiënten, hun naasten, maar ook zeker voor
alle zorgprofessionals in de ziekenhuizen.
Het is daarom noodzakelijk om te voorkomen dat Nederland – mocht zich onverhoopt weer
een piek in het aantal COVID-19 patiënten voordoen – opnieuw in een situatie terecht
komt dat de IC’s de toestroom van COVID-19 patiënten niet aan kunnen. Het is van groot
belang dat zorg voor COVID-19 patiënten zo min mogelijk ten koste gaat van de reguliere
(non-COVID-19) zorg; dat de ziekenhuizen en het personeel structureel voorbereid zijn
op en toegerust zijn voor een toename van patiënten en dat de capaciteit daarbij zodanig
robuust is dat er daarmee ook zwaardere scenario’s aangepakt kunnen worden.
In dat licht was het niet realistisch om vast te houden aan een reguliere capaciteit
van 1.050 IC-bedden in de Nederlandse ziekenhuizen (de situatie voor de COVID-19-crisis).
Dit is tevens onverstandig aangezien het niet wenselijk is terug te gaan naar de situatie
waarin ziekenhuizen en hun verpleegkundigen en artsen onder een te hoge druk en snelheid
de IC-capaciteit moeten opschalen. De beschikbare en flexibel op te schalen IC-capaciteit
zal daarom tot en met 2022 moet worden verhoogd.
Dit gaf aanleiding om landelijke afspraken te maken waarmee wordt voorkomen dat in
elke regio andere beslissingen worden genomen. Ook biedt dit de mensen die werken
in de ziekenhuizen houvast en perspectief, zodat zij duurzaam inzetbaar blijven bij
deze belangrijke zorg.
Op basis van prognoses van het Landelijk Coördinatiecentrum Patiënten Spreiding (LCPS)
en de Nederlandse Vereniging voor Intensive Care (NVIC) werd eerder, voor in ieder
geval de periode totdat er een vaccin beschikbaar is, de benodigde IC-buffercapaciteit
voor COVID-19 patiënten op gemiddeld 650 bedden geschat. Dit betekent een totale IC-opschaling
naar 1.700 IC-bedden in Nederland.
Kern voorstel
Ziekenhuizen werken momenteel, in afstemming met de ROAZen en het LNAZ, hard aan het
vergroten van hun klinische en IC-capaciteit. Deze opschaling is onderdeel van het
eerdergenoemde ‘Opschalingsplan COVID-19’ van het LNAZ. De Minister heeft in een brief van 5 augustus 2020 aan de ROAZen aangekondigd
dat er een passende bekostiging voor de opschaling zal worden gevonden. Deze Subsidieregeling
geeft daar invulling aan. Het huidige zorgstelsel kent hiervoor geen voorzieningen.
Het gaat om een tijdelijke maatregel die één-op-één verbonden is aan de COVID-19 pandemie.
De opschaling van de capaciteit van IC-bedden en klinische bedden is in drie fasen
opgedeeld:
-
• Fase 1: de structurele inzetbaarheid van in totaal 1.150 reguliere IC-bedden ten behoeve
van zowel non-COVID-19 patiënten als COVID-19 patiënten;
-
• Fase 2: de tijdelijke opschaling met 200 vaste IC-bedden en 400 klinische bedden ten
behoeve van uitsluitend COVID-19 patiënten, waarmee het totaal aantal IC-bedden in
Nederland op 1.350 komt, die op 1 oktober 2020 gerealiseerd moest zijn;
-
• Fase 3: de tijdelijke opschaling met 350 flexibele IC-bedden en 700 flexibele klinische
bedden ten behoeve van uitsluitend COVID-19 patiënten, waarmee het totaal aantal IC-bedden
in Nederland op 1.700 komt, die op 1 januari 2021 gerealiseerd moest zijn.
De Subsidieregeling dekt meerdere aspecten van de opschaling: het feitelijk opschalen
door aanschaf van medische inventaris en aanpassingen in de huisvesting, het beschikbaar
houden van bedden en personeel, het opleiden van huidige en nieuwe medewerkers en
het aanleggen van een COVID-19 crisisvoorraad geneesmiddelen.
Doel van de regeling
Doel van de onderliggende subsidieregeling is om de benodigde financiële middelen,
die direct gekoppeld zijn aan de uitvoering van het ‘Opschalingsplan COVID-19’, te verstrekken aan de ziekenhuizen waarbinnen de opschaling van de IC-capaciteit,
conform de zogenaamde opschalingslijst (bijlage I), gerealiseerd wordt. Via het zorgstelsel
kan daar niet op reguliere wijze in worden voorzien. Afstemming op dat stelsel is
van belang om dubbele financiering te voorkomen. Deze subsidieverstrekking moet zo
spoedig mogelijk gebeuren en op een zo eenvoudig mogelijke pragmatische manier. De
subsidieverstrekking moet bovendien rechtmatig en doelmatig zijn, maar met minimale
administratieve lasten.
De COVID-19 opschalingssubsidie is bedoeld om de IC-capaciteit flexibel te kunnen
opschalen indien de ontwikkeling van het COVID-19 virus onverhoopt weer tot een piekbelasting
zou leiden, waarbij tevens wordt voorkomen dat (acute) reguliere zorg te veel wordt
verdrongen.
Opschalingslijst
Onderdeel van het ‘Opschalingsplan COVID-19’ van het LNAZ was een overzicht van de mogelijk te leveren IC-bedden per ROAZ-regio.
Naar aanleiding hiervan is een nadere uitvraag gedaan per regio waarbij er een overzicht
is gerealiseerd van de huidige capaciteit per ziekenhuis en is er per regio een verdeling
gemaakt waarbij per ziekenhuis is aangegeven hoeveel aantal IC-bedden er in de verschillende
opschalingsfases worden opgeschaald. De 11 ROAZ-en hebben de extra benodigde bedden
verdeeld over 70 ziekenhuizen. De definitieve opschalingslijst is als bijlage bij
deze regeling opgenomen (bijlage I).
De ROAZ-voorzitters hebben namens alle ziekenhuizen hun commitment uitgesproken over
de uiteindelijke landelijke verdeling. Dit is van groot belang, want wanneer een ziekenhuis
op een gegeven moment toch weer het commitment intrekt, komt daarmee meteen de totale
opschaling, de verdeling en daarmee de financiering voor iedereen onder druk te staan.
COVID-19 crisisvoorraad geneesmiddelen
Ziekenhuizen gebruiken op de IC diverse geneesmiddelen voor COVID-19 patiënten, bijvoorbeeld
pijnstillers of slaapmiddelen. Er is een ruime voorraad IC-medicatie nodig om toegerust
te zijn voor een nieuwe piekbelasting van de COVID-19 IC-bedden. Het ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (hierna: het ministerie van VWS) verzoekt ziekenhuizen
zich daarom ook in te zetten voor de aanschaf en aanleg van een COVID-19 crisisvoorraad
geneesmiddelen. De kosten voor de initiële aanleg van deze voorraad en de opslag ervan
worden gedragen door het ministerie van VWS. Daarom zijn er in deze regeling ook gelden
voor deze medicatie beschikbaar.
De bedoeling is dat deze dynamische COVID-19 crisisvoorraad geneesmiddelen (hierna:
CCV geneesmiddelen) als buffer dient en hier enkel op wordt ingeteerd indien de medicatie
onverhoopt niet meer op de markt verkrijgbaar zou zijn. Het ministerie van VWS streeft
naar een dynamische voorraad om verspilling van deze kostbare en kritieke medicatie
te beperken. Ook streeft het ministerie van VWS naar een aanpak die tot zo min mogelijk
marktverstoring leidt.
Sinds het begin van de COVID-19 uitbraak monitort en coördineert het Landelijk Coördinatiecentrum
Geneesmiddelen (LCG) de landelijke beschikbaarheid van deze geneesmiddelen. Dit gebeurt
in opdracht van het ministerie van VWS. Het LCG heeft op verzoek van het ministerie
van VWS ook met betrekking tot de CCV geneesmiddelen een belangrijke rol. Het LCG
zal de ziekenhuizen adviseren over de omvang van de CCV geneesmiddelen per ziekenhuis,
de voorraden van de ziekenhuizen monitoren en indien nodig een coördinerende rol hebben
bij herverdeling van de voorraden tussen de ziekenhuizen onderling. Het LCG heeft
in algemene zin een uitsluitend ondersteunende en coördinerende rol bij de aanleg
door ziekenhuizen van de CCV geneesmiddelen. Het LCG voorziet het ministerie van VWS
gedurende de subsidieperiode van een periodieke inzage in de voorraden van alle ziekenhuizen.
Voor de totale kosten van de CCV geneesmiddelen is een goede inschatting gemaakt.
Daarom is het niet noodzakelijk om een subsidieplafond te hanteren. Over het volume
wordt een advies van het LCG uitgebracht (en bijgevoegd bij de subsidieaanvraag) en
de CCV geneesmiddelen heeft betrekking op multi-source geneesmiddelen. Dit zijn geneesmiddelen
waarbij concurrentie op de prijs is en waarvan de apotheekinkoopprijzen wel openbaar
zijn. Tevens zijn de opgevoerde bedragen door het ministerie van VWS te controleren
(in relatie tot openbare apotheekinkoopprijzen).
Op de einddatum van de subsidieperiode, dat is 31 december 2022, is bij de ziekenhuizen
de volledige CCV nog aanwezig (immers, ziekenhuizen hebben inspanningsverplichting
de voorraad op peil te houden). Los van het feit dat het een dynamische voorraad,
is deze voorraad bekostigd vanuit deze subsidie en heeft deze voorraad nog financiële
waarde. Op een nader moment wordt bepaald hoe hiermee om wordt gegaan.
Tijdelijkheid
De subsidiëring van de opschaling van de IC-capaciteit in Nederland is van tijdelijke
aard. Als de COVID-19 pandemie voorbij is, dat wil zeggen (i) zodra er een werkzaam
vaccin is waarmee de Nederlandse bevolking beschermd is, of (ii) er een geneesmiddel
voor COVID-19 is, of (iii) COVID-19 nagenoeg niet meer van invloed is op de ziekenhuiszorg
in Nederland, kunnen de ziekenhuizen de uitbreiding van de IC-bedden ten behoeve van
opschalingsfase 2 en opschalingsfase 3 weer afschalen tot het reguliere maximum van
1.150 IC-bedden. In dat geval worden ook de 1.000 klinische bedden afgeschaald. Op
nader te bepalen peildata zal worden gekeken naar de stand van zaken op dat moment
en worden besloten of één van bovenstaande situaties zich voordoet (of aanstaande
is).
Gevolgen (m.u.v. financiële gevolgen)
Het aanvragen van een subsidie door de instellingen heeft gevolgen voor de administratieve
lasten en nalevingskosten voor instellingen. De instellingen kunnen voor subsidie
in aanmerking komen door een subsidieaanvraag in te dienen. Op de aanvraag kunnen
zij aangeven welke activiteiten zij gaan uitvoeren. Instellingen aan wie een subsidie
is toegekend, moeten voor de vaststelling van deze subsidie verantwoorden dat de activiteiten
zijn verricht door middel van een financieel verslag en een activiteitenverslag.
Financiële gevolgen
Voor de realisatie van de opschaling zijn financiële middelen benodigd. Het kabinet
heeft benadrukt dat zij de uitvoering van het Opschalingsplan en alle bijbehorende
acties noodzakelijk vindt en zorg zal dragen voor een passende bekostiging.
Hierbij is de voorwaarde dat de opschaling en de bijbehorende financiering specifiek
aan de COVID-19 pandemie is gekoppeld en tijdelijk is. Zodra er een werkzaam vaccin
is waarmee de Nederlandse bevolking beschermd is, of een geneesmiddel, of COVID-19
is nagenoeg niet meer van invloed op de ziekenhuiszorg, dan wordt de opgeschaalde
capaciteit weer afgeschaald naar het reguliere niveau zoals deze gold voor de regeling
en wordt de bijbehorende financiering aangepast.
Gevolgen voor de regeldruk
Het aanvragen van subsidie door ziekenhuizen heeft gevolgen voor de administratieve
lasten. Het doel van de inrichting van de Subsidieregeling is het zo laag mogelijk
houden van de administratieve lastendruk voor ziekenhuizen en het vereenvoudigen van
de aanvraagprocedure voor partijen, zodat deze voorspoedig doorlopen kan worden. Dit
past ook in de aard van de regeling, die ertoe noopt om zo spoedig mogelijk de opschaling
van de IC-capaciteit en klinische capaciteit van zorginstellingen ten behoeve van
de behandeling van COVID-19 patiënten te realiseren.
Om de administratieve lasten laag te houden wordt de subsidie aangevraagd per ziekenhuis
en niet per locatie. De ziekenhuizen die een aanvraag kunnen indienen staan vermeld
op de opschalingslijst, dat onderdeel uitmaakt van de subsidieregeling (bijlage I),
dit zijn er ongeveer 70. De administratieve lasten voor het aanvragen van de subsidie
bestaan uit het eenmalig kennisnemen van de regeling, het indienen van de aanvraag
tot subsidieverlening met de daarvoor bestemde stukken; een plan voor bouwkundige
aanpassingen, een lijst van een medische inventaris, een overzicht van het aan te
leggen volume van de COVID-19 crisisvoorraad geneesmiddelen, een advies van het LCG
ten aanzien van de kosten van deze crisisvoorraad geneesmiddelen en een opschalingsvoorstel.
Aanvragen voor bouwkundige aanpassingen die de grensbedragen (van € 75.000 in fase
1 en 2 en € 25.000 in fase 3) voor bouwkundige aanpassingen overstijgen worden door
de minister voor advies voorgelegd aan het comité bouwkundige aanpassingen. Indien
een zorgvuldige advisering daartoe noopt, kan aan de instelling die het betreft, door
het comité bouwkundige aanpassingen om nadere informatie worden gevraagd, hetgeen
eveneens gevolgen heeft voor de administratieve lasten.
Daarnaast bestaan de gevolgen voor administratieve lasten uit het opstellen van een
beknopte tussentijdse rapportage. Deze tussentijdse rapportage wordt twee keer overgelegd
(eens per jaar) en dient ter controle van de voortgang van de activiteiten.
Na afloop van de subsidieperiode dient de subsidieontvanger een aanvraag in voor subsidievaststelling.
Hieruit moet blijken dat er voldaan is aan de voorwaarden en de verplichtingen die
verbonden zijn aan de subsidie. De aanvraag gaat vergezeld met een activiteitenverslag
inclusief een financieel verslag en een controleverklaring van de accountant.
In verband met de COVID-19 pandemie is deze subsidieregeling in korte tijd tot stand
gekomen. De beperkte capaciteit waar de subsidieontvangers in deze huidige periode
mee te maken hebben, hebben ertoe geleid dat het niet mogelijk is geweest om de ziekenhuizen
te betrekken bij het kwantificeren van de regeldruk. Er is derhalve een grove schatting
gemaakt van de bovengenoemde kosten.
Taak
|
Uurtarief1
|
Eenheid (uren)
|
Kosten (in €) per ziekenhuis
|
Kosten alle (70) aanvragers (€)
|
Kennisnemingskosten
|
54
|
1
|
54
|
3.780
|
Plan voor bouwkundige aanpassingen
|
54
|
8
|
432
|
30.240
|
Lijst voor medische inventaris2
|
54
|
4
|
216
|
15.120
|
Overzicht
crisisvoorraad geneesmiddelen3
|
54
|
4
|
216
|
15.120
|
Advies LCG4
|
–
|
–
|
–
|
–
|
Indienen aanvraag voor verlening
|
54
|
4
|
216
|
15.120
|
Opstellen tussentijdse rapportage (2x)
|
54
|
125
|
648
|
45.360
|
Accountantskosten
|
|
|
1.000
|
70.000
|
Indienen aanvraag voor vaststelling
|
54
|
4
|
216
|
15.120
|
Totaal per ziekenhuis
|
|
|
|
2.998
|
Totaal alle ziekenhuizen
|
|
|
|
209.860
|
X Noot
1Er is uitgegaan van een uurtarief van € 54,– voor hoogopgeleide medewerkers. Bron
CBS: bruto uurlonen plus gemiddelde opslag voor werkgeverslasten: 48% (volgens CBS-publicatie
uit 2014 (Arbeid kost in Nederland gemiddeld 33 euro per uur)) + schatting voor overhead:
25%.
X Noot
2Ervan uitgaande dat deze lijsten en overzichten er nog niet zijn.
X Noot
3Ervan uitgaande dat deze lijsten en overzichten er nog niet zijn.
X Noot
4Vermoedelijk brengt het advies van het LCG ten aanzien van de kosten van de crisisvoorraad
geneesmiddelen en het opschalingsvoorstel geen regeldruk mee voor de ziekenhuizen.
X Noot
5Uitgaande van 6 uur per rapportage.
Staatssteun
Er is sprake van staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag
betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) als aan de volgende vijf cumulatieve
criteria is voldaan:
-
– De steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht;
-
– De steun wordt met staatsmiddelen bekostigd;
-
– De staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via de normale commerciële
weg zou zijn verkregen;
-
– De maatregel is selectief;
-
– De maatregel vervalst (potentieel) de mededinging en (dreigt te) leiden tot een ongunstige
beïnvloeding van het handelsverkeer in de Europese Unie.
Ziekenhuizen zijn te beschouwen als ondernemingen. Indien zij financiële steun ontvangen
van de overheid kan er daarom sprake zijn van staatssteun. Op 13 maart 2020 heeft
de Europese Commissie een gecoördineerde Europese respons gepresenteerd om de economische
gevolgen van het Coronavirus tegen te gaan. Daarin heeft de Europese Commissie – onder
meer – bepaald dat overheidssteun voor gezondheidsdiensten om COVID-19 het hoofd te
bieden buiten de reikwijdte van de staatssteuncontrole door de Europese Commissie
valt2. Aangezien de opschaling van de IC-capaciteit en de klinische capaciteit binnen de
Nederlandse ziekenhuizen uitsluitend bestemd is voor de zorg voor COVID-19-patiënten
valt de financiering ervan buiten de staatssteuntoetsing van de Europese Commissie.
2. Artikelsgewijs
Artikel 1. Begripsbepaling
In artikel 1 worden verschillende definities gegeven van die begrippen die worden
gebruikt in onderhavige regeling. De begrippen die nadere uitleg behoeven worden hieronder
toegelicht.
Voor de definities bouwkundige aanpassingen en bouwwerk gelden de volgende uitgangspunten. De subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor verbouwingen
waarbij geen wijzigingen aan het fysiek bouwvolume, aan zijgevels, achtergevels en
daken worden toegepast. De subsidie is niet bedoeld voor nieuwbouw. Onder nieuwbouw
wordt verstaan het bouwen van een volledig nieuw bouwwerk.
De COVID-19 crisisvoorraad geneesmiddelen (hierna: CCV) is de voorraad van geneesmiddelen die te maken heeft met de behandeling
van COVID-19 patiënten. Het LCG heeft een lijst vastgesteld van COVID-19-gerelateerde
geneesmiddelen, de zogenoemde A-lijst, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen
vier categorieën essentiële IC-medicatie. Deze vier categorieën zijn sedativa, pijnbestrijding,
spierrelaxantia en ‘overig’.
De CCV betreft daarmee de voorraad van geneesmiddelen, die staat op de A-lijst van
het LCG, wordt aangelegd door zorgaanbieders en is bedoeld om een onverwachtse toename
van COVID-19 patiënten op te vangen teneinde de adequate behandeling van deze patiënten
te waarborgen voor behandeling op de IC.
De CCV wordt door de ziekenhuizen aangelegd in aanvulling op hun reeds bestaande reguliere
voorraadhoogte geneesmiddelen. De CCV zal daarna op dynamische wijze onderdeel uit
gaan maken van de reguliere voorraad. Dat betekent dat de CCV door de ziekenhuizen
ook voor reguliere zorg zal worden ingezet op basis van het First Expiry-First Out
principe en dat de ziekenhuizen dan gehouden zijn om de gebruikte geneesmiddelen uit
de CCV uit eigen inkomsten aan te vullen. De CCV fungeert derhalve als minimum van
de aan te houden voorraad A-lijst geneesmiddelen. Indien de voorraad van een bepaald
geneesmiddel onder het minimum van de CCV zakt, dan dient het ziekenhuis het desbetreffende
geneesmiddel zelf aan te vullen tot minimaal de (op basis van de aanwijzingen van
het LCG door het ziekenhuis) vastgestelde CCV. Het LCG zal de CCV-standen nauwlettend
monitoren.
Een COVID-19 patiënt is een patiënt bij wie sprake is van (verdenking van) een besmetting met
de infectieziekte SARS-CoV-2. SARS-CoV-2 is het Severe Acute Respiratory Syndrome
Coronavirus 2. De Wereldgezondheidsorganisatie heeft deze naam gegeven aan het nieuwe
Coronavirus 2019-nCoV. Dit nieuwe COVID-19 virus is aangemerkt als een infectieziekte
behorend tot groep A als bedoeld in artikel 1, onder e, van de Wet publieke gezondheid.
Een gerealiseerd flexibel IC-bed is een IC-bed dat op de locatie van de instelling beschikbaar is in de vorm van een
voor IC-zorg geschikt bed, inclusief de beschikbaarheid van bijbehorende voorzieningen
om IC-zorg te kunnen verlenen en een plan waar deze flexibele IC-bedden geplaatst
kunnen worden bij een piekbelasting.
Een gerealiseerd vast IC-bed is een bed dat fysiek in de instelling aanwezig is, inclusief de bijbehorende voorzieningen
en 5 fte personeel. Bovendien is het IC-bed direct voor zorg inzetbaar.
Voor de onderbouwing van het realiseren van 5 fte personeel per IC-bed tellen in ieder
geval mee: personeel op basis van een arbeidsovereenkomst, nuluren-contractanten,
uitzendkrachten en inhuur personeel, langer dan zes maanden. Voor de onderbouwing
tellen niet mee: medisch specialisten, arts-assistenten en stage-contractanten.
Tot de materiële kosten behoren de kosten voor materiaal die bij patiëntenzorg horen, zoals bloed, kunst-
en hulpmiddelen, implantaten en geneesmiddelen die niet behoren tot de COVID-19 crisisvoorraad
geneesmiddelen.
Tot de noodzakelijke medische inventaris behoren:
-
– een IC-bed, inclusief matras en toebehoren;
-
– patiëntstoel;
-
– apparatuur per IC-bed: PC, beademingsballon, volumetrische pompen, spuitenpompen,
infuuspaal, voedingspomp, hoogvacuumklok en laagvacuumklok;
-
– overige kosten voor een IC-bed, onder andere een centrale post;
-
– overkoepelende apparatuur voor een IC-bed (1 apparaat op 10 bedden), zoals een transportkar
en toebehoren, dialyse-apparatuur en CVVH (Continue Veneus-Veneuze Hemofiltratie)
en een echoapparaat;
-
– kosten van de inventaris voor klinische capaciteit.
In deze regeling wordt onder medische inventaris niet verstaan de (kosten voor) beademingsapparatuur en patiëntmonitorsystemen. Deze
zijn reeds door het ministerie van VWS aan de instellingen verstrekt.
De eerste stap in de opschaling van de IC-capaciteit, opschalingsfase 1, is het structureel beschikbaar maken van de reeds bestaande 1.150 IC-bedden. Deze
capaciteit is al fysiek aanwezig in de Nederlandse ziekenhuizen, maar is nog niet
optimaal inzetbaar. Opschalingsfase 1 moet uiterlijk 1 oktober 2020 gereed zijn, waarbij
100% van de structurele inzetbaarheid van 1.150 IC-bedden is gerealiseerd. Deze 1.150
IC-bedden kunnen worden gebruikt voor alle patiënten die IC-zorg nodig hebben, zowel
non-COVID-19 als COVID-19 patiënten.
In opschalingsfase 2 dienen de deelnemende instellingen hun capaciteit uit te breiden met extra IC-bedden
en het equivalent aan extra klinische bedden. Deze bedden moeten fysiek aanwezig zijn
in het ziekenhuis en het personeel voor deze bedden moet ingeroosterd kunnen worden.
In totaal gaat het in opschalingsfase 2 om 200 extra IC-bedden (tot een totaal van
1.350 IC-bedden) en 400 extra klinische bedden. Deze uitbreiding moet op 1 oktober
gereed zijn, of zo snel mogelijk daarna.
In opschalingsfase 3 breiden de deelnemende ziekenhuizen hun capaciteit verder uit met flexibele IC-bedden
en het equivalent aan klinische bedden. Deze uitbreiding moet uiterlijk 1 januari
2021 gerealiseerd zijn, of zo snel mogelijk daarna. In opschalingsfase 3 hoeven de
daarin omschreven bedden niet constant fysiek aanwezig te zijn op een ingerichte afdeling,
maar ze moeten wel snel gerealiseerd en opgebouwd kunnen worden binnen de muren van
het ziekenhuis als er onverhoopt een piekbelasting dreigt vanwege een toestroom aan
COVID-19 patiënten.
In opschalingsfase 3 is er een onderscheid tussen een koud IC-bed en een warm IC-bed. Een koud IC-bed is een bed dat beschikbaar is om te worden ingezet, maar dat nog niet bezet
is door een patiënt. Een warm IC-bed is een IC-bed dat daadwerkelijk bezet is door een patiënt.
Artikel 2. Toepasselijkheid Kaderregeling
De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS (hierna: de Kaderregeling) is niet van
toepassing, omdat voor de onderhavige regeling een aparte systematiek is gewenst bij
de subsidieverlening en bij de subsidievaststelling. Om die reden is op basis van
de Kaderwet VWS-subsidies deze afzonderlijke subsidieregeling vastgesteld.
Artikel 3. Subsidiabele activiteiten
De subsidie bestaat uit zeven onderdelen en is gekoppeld aan de drie opschalingsfases.
Onderdeel a tot en met onderdeel c van dit artikel betreffen de volgende activiteiten:
-
– noodzakelijke verbouw en bouwkundige aanpassingen binnen bestaande ziekenhuisgebouwen
ten behoeve van opschalingsfase 1 tot en met opschalingsfase 3;
-
– noodzakelijke medische inventaris voor de behandeling van COVID-19 patiënten ten behoeve
van opschalingsfase 1 tot en met opschalingsfase 3; en
-
– het aanleggen van een COVID-19 crisisvoorraad geneesmiddelen ten behoeve van opschalingsfase
2 en opschalingsfase 3.
Deze activiteiten spreken voor zich. De activiteiten in de onderdelen d tot en met
g behoeven nadere toelichting. In onderdeel d zijn opleidingsactiviteiten opgenomen
voor opschalingsfase 1. Dit betekent echter niet dat opleidingsactiviteiten in opschalingsfase
2 en opschalingsfase 3 niet in aanmerking komen voor subsidie op grond van deze regeling.
Subsidie voor deze opleidingsactiviteiten loopt mee in de activiteiten genoemd in
onderdeel e en f. De subsidie in onderdeel e en onderdeel f betreft een samenstel
van meerdere activiteiten:
-
– opleidingsactiviteiten in opschalingsfase 2 en opschalingsfase 3;
-
– het beschikbaar hebben van extra IC-bedden, klinische bedden en personeel; en
-
– onderhoud en beheer van medische inventaris.
Deze activiteiten worden samengenomen in de onderdelen e en f, omdat verderop in de
regeling (artikel 7) voor deze activiteiten gezamenlijk een vast bedrag wordt opgenomen
als onderdeel van de hoogte van de subsidie. Hierbij wordt tevens rekening gehouden
met een vaste vergoeding voor materiële kosten in opschalingsfase 2.
Subsidie is tevens mogelijk voor de situatie dat een IC-bed in opschalingsfase 3 daadwerkelijk
bezet wordt door een patiënt (onderdeel g), in de vorm van een vast bedrag per IC-bed
per dag. Op dat moment komt er een vergoeding bij voor de inzet van personeel, een
vergoeding voor de materiële kosten en een vergoeding voor het resterende deel van
de extra benodigde klinische capaciteit.
Artikel 4. Intrekking en wijziging lopende subsidieverlening
Een subsidie wordt verleend in de veronderstelling dat de opschaling van de curatieve
zorg van COVID-19 patiënten tot en met 31 december 2022 noodzakelijk is. De minister
zal gedurende de subsidieperiode bezien hoe de uitbraak van COVID-19 zich ontwikkelt
en indien daar aanleiding voor is zich beraden – in overleg met de instellingen –
of een zekere mate van afschaling mogelijk en verantwoord is. Indien dat het geval
is, geeft het derde lid van artikel 4 de minister de bevoegdheid om de subsidieverlening
naar beneden bij te stellen. Indien afschaling eerder mogelijk is, zal de minister
bij het bepalen van de omvang van de verlaging van de subsidie alle relevante omstandigheden
van dat moment in ogenschouw nemen. Daarbij houdt de minister vanzelfsprekend rekening
met reeds aangegane verplichtingen die redelijkerwijs verband houden met de opschaling
van de IC-capaciteit.
Artikel 5. Subsidievoorwaarden
Voor ziekenhuizen die een bijdrage leveren aan de benodigde opschaling gelden in elk
geval de in dit artikel beschreven voorwaarden.
Bij de aanleg van de COVID-19 crisisvoorraad geneesmiddelen heeft het LCG een adviserende
rol ten aanzien van de totstandkoming van die voorraad. Op basis van de bij het LCG
bekende landelijke cijfers en de gegevens die worden aangeleverd door het ziekenhuis
zal het LCG aanwijzingen geven welk volume er bij de COVID-19 crisisvoorraad geneesmiddelen
minimaal moet worden aangehouden door een ziekenhuis. Het door het LCG afgegeven advies
dient bij de subsidieaanvraag te worden gevoegd.
De informatie die is verstrekt door het ziekenhuis over het volume van de aan te schaffen
A-lijst geneesmiddelen ten behoeve van de COVID-19 crisisvoorraad geneesmiddelen is
in het kader van een subsidieaanvraag steeds door het ministerie VWS bij het LCG te
controleren.
Bij de aanleg van de COVID-19 crisisvoorraad geneesmiddelen moet de inkoop plaats
vinden conform de kaders die het LCG daarvoor heeft opgesteld. In bijlage II zijn
die procesmatige en inhoudelijke kaders van het LCG weergegeven.
Een aanvraag voor subsidie voor de noodzakelijke verbouw en bouwkundige aanpassingen
binnen een instelling wordt alleen in behandeling genomen indien de bouwkundige aanpassingen
plaatsvinden binnen de huidige grenzen van de instelling. Nieuwbouw is daarmee uitgesloten.
Er kan daarom alleen aanspraak worden gemaakt op de subsidie als de opschaling van
de IC-capaciteit in de bestaande constructie van de instelling wordt opgelost. Daarbij
zijn de volgende randvoorwaarden van toepassing:
-
• Het toevoegen van extra bouwvolume (m2) wordt aangemerkt als nieuwbouw;
-
• Gebouwen of bouwdelen die geen onderdeel uitmaken van de bestaande constructie en
nog gerealiseerd moeten worden, worden aangemerkt als nieuwbouw.
Indien een subsidieaanvraag voor bouwkundige aanpassingen boven het grensbedrag van
€ 75.000 per IC-bed in opschalingsfase 1 en opschalingsfase 2 komt of boven het grensbedrag
van € 25.000 per IC-bed in opschalingsfase 3, dan wordt de aanvraag voorgelegd aan
het comité bouwkundige aanpassingen (waarvan de werkwijze is neergelegd in bijlage
III). Het comité bouwkundige aanpassingen dient advies uit te brengen voordat de minister
op dit deel van de aanvraag beslist.
Om dubbelfinanciering van de opleidingskosten gedurende opschalingsfase 1, opschalingsfase
2 en opschalingsfase 3 te voorkomen, kan er geen subsidie worden aangevraagd voor
opleidingskosten die reeds op grond van de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls ziekenhuiszorg
2020 – 2022, SectorPlanPlus of de Beleidsregel Beschikbaarheidbijdrage (medische)
vervolgopleidingen 2020 zijn of worden opgevoerd.
Artikel 6. Niet-subsidiabele kosten
De zorgkosten voor de behandeling van COVID-19 patiënten zijn niet subsidiabel. Die
kosten zullen, overeenkomstig de gemaakte afspraken, worden vergoed vanuit de reguliere
bekostiging door de zorgverzekeraars. De overige kosten in dit artikel komen evenmin
voor vergoeding in aanmerking op grond van deze regeling
Om dubbele financiering van de personeelskosten te voorkomen, kan er geen subsidie
worden aangevraagd voor personeelskosten in opschalingsfase 2 en 3 die reeds uit andere
bronnen worden gefinancierd. De middelen voor de IC-opschaling zijn beschikbaar gesteld
om de reguliere zorg zoveel mogelijk doorgang te laten vinden. Het is daarbij van
belang dat ziekenhuizen worden gestimuleerd om de beschikbaar gestelde middelen vooral
in te zetten om nieuw personeel aan te trekken voor de IC-opschaling. De inzet van
ander personeel uit de reguliere zorg, reeds gefinancierd via de zorgverzekeraars,
moet voor de opschaling van de IC-capaciteit zoveel mogelijk worden beperkt.
Artikel 7. Berekening subsidie
Het eerste lid van artikel 7 bepaalt hoe de subsidie wordt berekend. De hoogte van
de te verlenen subsidie wordt berekend door middel van de som van een aantal verschillende
componenten. Bij de berekening van onderstaande bedragen wordt gerekend met de term
teleenheid. Een teleenheid in opschalingsfase 2 bestaat uit één IC-bed en twee klinische bedden.
Een teleenheid in opschalingsfase 3 bestaat uit één IC-bed en 0,8 klinisch bed.
A. Noodzakelijke verbouw en bouwkundige aanpassingen binnen bestaande ziekenhuisgebouwen
(eerste lid, onder a en b)
Voor de vergoeding van noodzakelijk verbouw en bouwkundige aanpassingen zijn voor
opschalingsfase 1, opschalingsfase 2 en opschalingsfase 3 richtinggevende grensbedragen
per teleenheid bepaald.
Het grensbedrag per teleenheid in opschalingsfase 1 en opschalingsfase 2 bedraagt
€ 75.000. Voor opschalingsfase 3 is het grensbedrag vastgesteld op € 25.000. Het grensbedrag
voor opschalingsfase 1 en opschalingsfase 2 is berekend overeenkomstig onderstaande
tabel. Voor opschalingsfase 3 is uitgegaan van 1/3 van het grensbedrag voor fase 1
en 2.
Onderdeel
|
|
Verbouw per m2
|
€ 610
|
W-installaties per m2
|
€ 975
|
E-installaties per m2
|
€ 365
|
T-installaties per m2
|
€ 50
|
Totaal
|
€ 2.000
|
Indirect 24%
|
480
|
Totaal
|
€ 2.480
|
|
|
Aantal m2 patiëntenhuisvesting
|
25
|
Opslag intensive care 20%
|
5
|
Totaal m2
|
30
|
|
|
Totaal per bed
|
74.400
|
Wanneer een subsidieaanvraag boven het totale richtinggevende grensbedrag uitkomt,
dat wil zeggen het aantal teleenheden maal het richtinggevend grensbedrag per opschalingsfase,
voert het comité bouwkundige aanpassingen een toets op noodzakelijkheid van de opgevoerde
bouwkundige aanpassingen uit.
B. Noodzakelijke medische inventaris ten behoeve van de opschaling (eerste lid, onder
c en d)
Voor de vergoeding van de noodzakelijke medische inventaris zijn vaste maximumbedragen
bepaald. In de berekening van die maximumbedragen is meegenomen dat de beademingsapparatuur
(inclusief monitor en capno-module) eerder door het ministerie van VWS aan de ziekenhuizen
is geschonken.
Het maximumbedrag per teleenheid in opschalingsfase 1 en opschalingsfase 2 bedraagt
€ 60.000. Het maximumbedrag per teleenheid in opschalingsfase 3 is € 30.000. In de
onderstaande tabel wordt de opbouw van deze maximumbedragen toegelicht.
Medische inventaris – onderdelen
|
Maximum
fase 1 & 2
|
Maximum fase 3
|
IC-bed (incl. matras en toebehoren)
|
€ 25.000
|
€ 5.000
|
Apparatuur per IC-bed (denk aan: PC, beademingsballon, 2 volumetrische pompen, 6 spuitenpompen,
infuuspaal, voedingspomp, hoogvacuumklok, laagvacuumklok)
|
€ 15.000
|
€ 15.000
|
Overige kosten IC-bed (o.a. centrale post)
|
€ 5.000
|
€ 2.500
|
Overkoepelende apparatuur IC-bed (transportkar & toebehoren, dialyse-apparaat/CVVH,
Ech-apparaat -> 1 per 10 bedden)
|
€ 10.000
|
€ 5.000
|
Kosten medische inventaris klinische capaciteit
|
€ 5.000
|
€ 2.500
|
Maximumbedrag
|
€ 60.000
|
€ 30.000
|
C. COVID-19 crisisvoorraad geneesmiddelen (eerste lid, onder e)
De vergoeding voor de aanleg van de COVID-19 crisisvoorraad geneesmiddelen bestaat
uit de inkoopprijs van de geneesmiddelen. Deze geneesmiddelen kunnen zowel geregistreerde
producten zijn als eigen bereidingen. Met eigen bereidingen worden bereidingen van
ziekenhuisapotheken zelf bedoeld. Dit heet ook wel een apotheekbereiding of magistrale
bereiding. Ook doorgeleverde eigen bereidingen (bereidingen die door een ander ziekenhuis
zijn gemaakt) komen voor subsidie in aanmerking.
Indien sprake is van doorgeleverde eigen bereidingen (dat wil zeggen bereidingen die
nog niet gereed zijn, oftewel ‘uitgestelde eigen bereidingen’) kan hiervan 50% van
de apotheekinkoopprijs worden gesubsidieerd. De eigen bereidingen worden daadwerkelijk
gemaakt en gekocht op het moment dat ze nodig zijn.
D. Normbedrag omscholing en opleiding
In opschalingsfase 1, 2 en 3 wordt subsidie verstrekt voor het omscholen en opleiden
van personeel dat noodzakelijk is voor de opschaling van de IC-capaciteit en klinische
capaciteit ten behoeve van de behandeling van COVID-19 patiënten. Voor de berekening
van de hiermee samenhangende kosten is gekeken naar de door de ziekenhuizen ingediende
opleidingsplannen. De opleidingsplannen die door de ziekenhuizen zijn ingediend zijn
echter zeer divers (zowel qua bedrag als doorlooptijd). Voor de berekening van de
hoogte van dit onderdeel van de subsidie wordt daarom uitgegaan van normatieve vergoedingen
op basis van gemiddelden. Met deze normatieve vergoeding worden de beschikbare middelen
zo eerlijk mogelijk verdeeld.
Op basis van de ingediende opleidingsplannen zijn de gemiddelde kosten berekend voor
het opleiden van extra personeel per opgeschaald IC-bed. De opleidingskosten zijn
berekend per periode van twee jaar. Deze opleidingskosten zijn afgerond € 70.000.
In verschillende opleidingsplannen is bij de berekening van de kosten echter nog geen
rekening gehouden met de Basisopleiding Acute Zorg (hierna: BAZ). Om die reden is
het normbedrag verhoogd met een bedrag van € 50.000 voor twee BAZ per opgeschaald
IC-bed.
Het totaalbedrag van € 120.000 voor een periode van twee jaar is omgerekend naar normbedragen
per kalenderjaar. Voor het normbedrag voor opschalingsfase 1 en opschalingsfase 2
is 1 juli 2020 als startdatum genomen en is gerekend met een doorlooptijd van twee
jaar. Voor het normbedrag voor opschalingsfase 3 is 1 januari 2021 als startdatum
genomen en is gerekend met een doorlooptijd van anderhalf jaar.
|
2020
|
2021
|
2022
|
Totaal
|
Deel 1 – opleidingen (vanaf 1 juli 2020 – 1 juli 2022)
|
€ 30.000
|
€ 60.000
|
€ 30.000
|
€ 120.000
|
Deel 2 – opleidingen (vanaf 1 juli 2020 – 1 juli 2022)
|
€ 30.000
|
€ 60.000
|
€ 30.000
|
€ 120.000
|
Deel 3 – opleiding (vanaf 1 januari 2021 – 1 juli 2022)
|
-
|
€ 60.000
|
€ 30.000
|
€ 90.000
|
E. Normbedrag opschalingsfase 2; per IC-bed per jaar
Voor de berekening van de normbedragen in opschalingsfase 2 en 3 zijn basisbedragen
per kostensoort bepaald:
Kostensoort
|
Grondslag
|
Toelichting
|
Basisbedrag
|
Personeelskosten IC-bed
|
Normatief LNAZ
|
Berekening o.b.v. het LNAZ-rapport, bezetting per IC-bed:
2,06 IC-verpleegkundige
3,09 IC-ondersteuner
|
€ 357.056
|
Materiële kosten IC-bed
|
Kostprijs NZa
|
Reguliere kostprijs: geneesmiddelen, bloed, kunst- en hulpmiddelen, implantaten
|
€ 134.178
|
Gebouwkosten IC-bed
|
Kostprijs NZa
|
Onderhoud en beheer
|
€ 65.172
|
Personeelskosten klinisch bed
|
Normatief LNAZ
|
Berekening o.b.v. LNAZ-rapport, bezetting per klinisch bed:
2,23 verpleegkundige
|
€ 140.196
|
Materiële kosten klinisch bed
|
Kostprijs NZa
|
Reguliere kostprijs: geneesmiddelen, bloed, kunst- en hulpmiddelen, implantaten
|
€ 36.653
|
Gebouwkosten klinisch bed
|
Kostprijs NZa
|
Onderhoud en beheer
|
€ 18.928
|
Het normbedrag voor opschalingsfase 2 wordt berekend overeenkomstig de volgende formule:
Normbedrag opschalingsfase 2 = Totaal IC-bed + (2 * Totaal klinisch bed)
De waarden voor Totaal IC-bed en het Totaal klinisch bed is berekend op basis van nader bepaalde percentages:
Kostensoort
|
Percentage van basisbedrag
|
Bedrag
|
Personeelskosten IC-bed
|
70%
|
€ 249.939
|
Materiële kosten IC-bed
|
50%
|
€ 67.089
|
Gebouwkosten IC-bed
|
25%
|
€ 16.293
|
Totaal IC-bed per jaar
|
|
€ 333.321
|
|
|
|
Personeelskosten klinisch bed
|
70%
|
€ 98.137
|
Gebouwkosten klinisch bed
|
25%
|
€ 4.732
|
Totaal klinisch bed
|
|
€ 102.869
|
Op basis van bovenstaande informatie luidt de ingevulde formule:
Normbedrag opschalingsfase 2 = € 333.321 + (2 * € 102.869)
Het normbedrag voor opschalingsfase 2 komt daarmee op een totaal van € 539.059 per
IC-bed per jaar.
F. Normbedrag opschalingsfase 3; per IC-bed per jaar
Voor de berekening van het normbedrag in opschalingsfase 3 worden de eerdergenoemde
basisbedragen ook als uitgangspunt genomen.
Het normbedrag voor opschalingsfase 3 wordt berekend overeenkomstig de volgende formule:
Normbedrag opschalingsfase 3 = Totaal IC-bed + (0,8 * Totaal klinisch bed)
De waarden voor Totaal IC-bed en het Totaal klinisch bed is berekend op basis van nader bepaalde percentages:
Kostensoort
|
Percentage van basisbedrag
|
Bedrag
|
Personeelskosten IC-bed
|
10%
|
€ 35.706
|
Gebouwkosten IC-bed
|
25%
|
€ 16.293
|
Totaal IC-bed per jaar
|
|
€ 51.999
|
|
|
|
Personeelskosten klinisch bed
|
10%
|
€ 14.020
|
Gebouwkosten klinisch bed
|
25%
|
€ 4.732
|
Totaal klinisch bed
|
|
€ 18.752
|
Op basis van bovenstaande informatie luidt de ingevulde formule:
Normbedrag opschalingsfase 3 = € 51.999 + (0,8 * € 18.752)
Het normbedrag voor opschalingsfase 3 komt daarmee op een totaal van € 67.001 per
IC-bed per jaar.
Totale vergoeding opschalingsfase 2 (eerste lid, onder g)
De totale vergoeding per IC-bed in opschalingsfase 2 is een totaalbedrag voor de periode
van 1 oktober 2020 tot en met 31 december 2022, waarin per jaar verschillende componenten
worden opgeteld:
-
– 2020: normbedrag opleidingsactiviteiten deel 2 + 3/12 normbedrag opschalingsfase 2
-
– 2021: normbedrag opleidingsactiviteiten deel 2 + normbedrag opschalingsfase 2
-
– 2022: normbedrag opleidingsactiviteiten deel 2 + normbedrag opschalingsfase 2
2020
|
2021
|
2022
|
Totaal
|
€ 164.765
|
€ 599.059
|
€ 569.059
|
€ 1.332.883
|
Totale vergoeding opschalingsfase 3 (eerste lid, onder h)
De totale vergoeding per IC-bed in opschalingsfase 3 is een totaalbedrag voor de periode
van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2022, waarin per jaar verschillende componenten
worden opgeteld:
2021
|
2022
|
Totaal
|
€ 127.001
|
€ 97.001
|
€ 224.002
|
Dagvergoeding bezet IC-bed (tweede lid)
Het tweede lid van artikel 7 maakt het mogelijk om de subsidie te verhogen in het
geval dat een IC-bed in opschalingsfase 3 daadwerkelijk bezet wordt door een patiënt.
De verhoging betreft in dit geval, anders dan de andere normbedragen, een bedrag per
IC-bed per dag. Het gaat hier dus om de situatie waarin een koud bed wijzigt in een
warm bed. Een en ander betekent andersom geredeneerd dat als een warm IC-bed wijzigt
naar een koud IC-bed, deze dagtoeslag weer vervalt.
Voor de berekening van dit laatste normbedrag per IC-bed per dag worden de eerdergenoemde
basisbedragen ook als uitgangspunt genomen.
Het normbedrag voor daadwerkelijke bezetting van een IC-bed in opschalingsfase 3 wordt
berekend overeenkomstig de volgende formule:
Normbedrag bezetting IC-bed opschalingsfase 3 = Totaal IC-bed + (0,8 * Totaal klinisch
bed)
De waarden voor Totaal IC-bed en het Totaal klinisch bed is berekend op basis van nader bepaalde percentages:
Kostensoort
|
Percentage van basisbedrag
|
Bedrag
|
Personeelskosten IC-bed
|
40%
|
€ 142.822
|
Materiële kosten IC-bed
|
100%
|
€ 134.178
|
Totaal IC-bed per jaar
|
|
€ 277.000
|
|
|
|
Personeelskosten klinisch bed
|
40%
|
€ 56.078
|
Totaal klinisch bed
|
|
€ 56.078
|
Op basis van bovenstaande informatie luidt de ingevulde formule:
Normbedrag daadwerkelijke bezetting IC-bed opschalingsfase 3 = € 277.000 + (0,8 *
€ 56.078)
Het normbedrag voor een warm IC-bed in opschalingsfase 3 komt daarmee op een totaal
van € 321.862 per IC-bed per jaar. Per dag bedraagt het normbedrag € 882 voor een
warm bed in opschalingsfase 3.
Artikel 8. Aanvraag tot subsidieverlening
Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend in de periode van maandag 2 november
2020 tot en met vrijdag 13 november 2020.
Voor de aanvraag wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt (te vinden
op www.dus-i.nl). Uit dit formulier blijkt welke gegevens de instelling dient aan te leveren, zoals
de naam van de instelling, het adres, het KvK-nummer, een bankafschrift op naam van
de aanvrager (niet ouder dan drie maanden) en de gegevens van de contactpersoon. Onderdeel
van het aanvraagformulier is tevens de verklaring dat de instelling niet reeds subsidie
heeft aangevraagd of heeft ontvangen op grond van de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls
ziekenhuiszorg 2020 – 2022, SectorPlanPlus of de Beleidsregel Beschikbaarheidbijdrage
(medische) vervolgopleidingen 2020 voor dezelfde opleidingskosten en dat de instelling
het aantal overeenkomstig bijlage I op te schalen IC-bedden in opschalingsfase 2 fysiek
aanwezig heeft en voor deze bedden personeel beschikbaar heeft. Tevens dient de instelling
een opschalingsvoorstel aan te leveren, waarbij de Raad van Bestuur van de instelling
onderbouwt hoe zo doelmatig mogelijk vorm gegeven wordt aan de opschalingsfases.
Het plan voor de bouwkundige aanpassingen als bedoeld in het derde lid, onder a, sub
1°, dient tevens een globale onderbouwing van de kosten te behelzen.
Instellingen die een aanvraag indienen voor verbouw en bouwkundige aanpassingen in
opschalingsfase 1 en opschalingsfase 2 boven het grensbedrag van € 75.000 per IC-bed
of voor verbouw en bouwkundige aanpassingen in opschalingsfase 3 boven het grensbedrag
van € 25.000 per IC-bed worden doorgezonden naar een zijportaal van het algemene aanvraagportaal
en voorgelegd aan het comité bouwkundige aanpassingen.
Artikel 9. Bouwkundige aanpassingen
Het besluitvormingsproces voor het onderdeel ‘bouwkundige aanpassingen’ binnen een
subsidieaanvraag verloopt volgens de volgende stappen:
-
1. een instelling dient een subsidieaanvraag in;
-
a. de aanvraag voor verbouw en bouwkundige aanpassingen bedraagt minder dan € 75.000
per IC-bed in opschalingsfase 1 en 2 en minder dan € 25.000 per IC-bed in opschalingsfase
3;
-
b. de aanvraag voor verbouw en bouwkundige aanpassingen bedraagt meer dan € 75.000 per
IC-bed in opschalingsfase 1 en 2 en minder dan € 25.000 per IC-bed in opschalingsfase
3;
-
2. indien er sprake is van situatie 1(a) volgt er een lichte toets van de aanvraag;
-
3. indien er sprake is van situatie 1(b) wordt de aanvraag door het comité bouwkundige
aanpassingen getoetst op noodzakelijkheid van de bouwkundige aanpassingen;
-
4. het advies van het comité wordt – samen met de aanvraag – door het ministerie van
VWS beoordeeld.
Het advies van het comité bouwkundige aanpassingen wordt als bijlage bij de verleningsbeschikking
gevoegd.
In bijlage III is voorzien in een beschrijving van de werkwijze van het comité bouwkundige
aanpassingen.
Artikel 10. Besluit tot subsidieverlening
De beslistermijn bedraagt maximaal 22 weken. Het uitgangspunt is om zo snel als mogelijk
te beslissen op een subsidieaanvraag; het streven is om in 2020 de meeste besluiten
te nemen.
Voor een aanvraag waarbij de kosten voor verbouw en bouwkundige aanpassingen boven
het grensbedrag van € 75.000 per IC-bed in opschalingsfase 1 en opschalingsfase 2
dan wel boven het grensbedrag van € 25.000 per IC-bed in opschalingsfase 3 komen,
zal de besluitvorming in twee fases plaatsvinden. Er wordt naar gestreefd om in 2020
een beschikking te nemen over de kosten van de bouwkundige aanpassingen tot de genoemde
grensbedragen. Voor de kosten die boven de grensbedragen uitkomen en waar het comité
bouwkundige aanpassingen over zal adviseren, zal de besluitvorming later plaatsvinden
in de vorm van een herziene subsidieverlening, doch uiterlijk binnen 22 weken.
Artikel 11. Subsidieverplichtingen
Het uitgangspunt van de Subsidieregeling is de opschalingslijst in bijlage I, waarin
het aantal op te schalen IC-bedden per ziekenhuis per opschalingsfase is vastgelegd.
De instelling is verplicht het aantal IC-bedden beschikbaar te hebben overeenkomstig
de opschalingslijst: een ziekenhuis kan daarom niet meer of minder IC-bedden opschalen.
Dit is alleen anders als ziekenhuizen een herverdeling binnen de eigen ROAZ-regio
kunnen oplossen. Onderling ruilen is mogelijk, mits het totaal van het door de ROAZ-regio
op te schalen aantal IC-bedden in een opschalingsfase maar gelijk blijft. Daarnaast
is het niet mogelijk om op te schalen IC-bedden ‘te schuiven’ tussen opschalingsfasen.
Een IC-bed dat wordt opgeschaald in opschalingsfase 3 kan dus niet worden ‘verplaatst’
naar opschalingsfase 2 en andersom. Samenvattend betekent een en ander dat het wel
mogelijk is om een IC-bed uit opschalingsfase 2 te realiseren begin 2021, zolang deze
opschaling niet ten koste gaat van het in bijlage I opgenomen aantal IC-bedden in
opschalingsfase 3 van de betreffende instelling.
COVID-19 crisisvoorraad geneesmiddelen
Het LCG is in opdracht van VWS belast met het monitoren en, indien aan de orde, het
herverdelen van de COVID-19 crisisvoorraad geneesmiddelen (CCV geneesmiddelen). Om
uitvoering te kunnen geven aan deze opdracht dient het LCG inzicht te hebben in de
actuele standen van de CCV geneesmiddelen van alle individuele ziekenhuizen. Om deze
reden zijn de ziekenhuizen verplicht om mee te werken aan de monitoringsverzoeken
van het LCG en de gevraagde informatie op eerste verzoek binnen bekwame tijd aan het
LCG aan te leveren.
Indien aan alle door het LCG aan de inhoud van deze monitoringsverzoeken gestelde
eisen wordt voldaan dan kunnen de ziekenhuizen hun rapporteringsverplichting uitbesteden
aan een of meerdere leveranciers die op geaggregeerd niveau (d.w.z. alle ziekenhuizen)
rechtstreeks aan het LCG rapporteren.
De ziekenhuizen zijn zich bewust dat de door hen aan LCG verschafte gegevens periodiek
gedeeld zullen worden met het ministerie van VWS. Het ministerie van VWS gebruikt
deze gegevens om na te gaan of het aandeel van betreffende ziekenhuis in de CCV geneesmiddelen
en de totale omvang van de CCV geneesmiddelen op peil is.
Indien er door een onverwachte toename van COVID-19 patiënten een tekort ontstaat
bij bepaalde ziekenhuizen, kan een beroep gedaan worden op de CCV geneesmiddelen waarbij
het LCG de CCV geneesmiddelen zal gaan herverdelen. Het ziekenhuis is verplicht om
op eerste verzoek van het LCG mee te werken aan deze herverdeling. Het LCG doet dit
verzoek per e-mail.
Indien een ziekenhuis in opdracht van het LCG bepaalde geneesmiddelen uit hun eigen
CCV geneesmiddelen heeft afgestaan aan een ander ziekenhuis dan wordt dit administratief
verrekend in de onderlinge CCV geneesmiddelen-standen. Dat betekent enerzijds dat
de verplichting van het ziekenhuis om een bepaald volume CCV geneesmiddelen aan te
houden, wordt verlaagd met het volume van de geneesmiddelen die zijn afgestaan en
anderzijds dat de verplichting van het ziekenhuis om een bepaald volume CCV geneesmiddelen
aan te houden wordt verhoogd met het volume van de geneesmiddelen die zijn ontvangen.
Het continu op peil houden van de CCV geneesmiddelen dient te worden bekostigd via
de inkomsten van het gebruik van geneesmiddelen (vanuit zorgverzekeraars en/of subsidieregeling).
De door de subsidieontvanger aangelegde CCV geneesmiddelen wordt in beginsel in stand
gehouden voor de duur van de subsidieperiode of zoveel korter als door VWS te bepalen.
Indien de duur van de CCV geneesmiddelen wordt aangepast dan laat het ministerie van
VWS dit zes maanden van tevoren weten aan de subsidieontvanger.
Om de bezettingsgraad van bedden in opschalingsfase 2 en opschalingsfase 3 te kunnen
monitoren, registreert de subsidieontvanger de zorgactiviteit ‘ic-dag, VWS-subsidie
opschaling fase 2’ respectievelijk ‘ic-dag, VWS-subsidie opschaling fase 3’ volgens
de Regeling medisch-specialistische zorg van de Nederlandse Zorgautoriteit en declareert
deze bij de zorgverzekeraar.
Artikel 12. Meldingsplicht
Het eerste lid schrijft in drie situaties een meldingsplicht voor. Ten eerste is de
subsidieontvanger verplicht te melden wanneer de activiteiten waarvoor de subsidie
is verleend niet, niet tijdig of niet geheel worden verricht. Ten tweede geldt een
meldingsplicht indien niet, niet tijdig of niet geheel wordt voldaan aan de aan de
subsidie verbonden verplichtingen die zijn neergelegd in artikel 9. Ten derde kunnen
zich, los van de activiteiten en verplichtingen, ook andere wijzigingen in de omstandigheden
voordoen die van belang zijn voor de subsidieverstrekking en daarom gemeld dienen
te woorden. Een evident voorbeeld doet zich voor indien de subsidieontvanger in surseance
van betaling is geraakt of haar faillissement wordt aangevraagd of uitgesproken. Ook
een statutenwijzigingen of een fusie kan tot een zodanige meldingsplicht leiden.
De melding moet zo spoedig mogelijk en zelfs ‘onverwijld’ worden gedaan. Dit betekent
dat de melding onmiddellijk moet worden gedaan. De subsidieontvanger mag dus niet
wachten tot hij dit nodig acht.
Het voldoen aan de meldingsplicht is van groot belang. Op basis van tijdige informatie
van de subsidieontvanger kan de subsidie immers nog lopende de subsidieperiode worden
aangepast. Deze mogelijkheid tot bijsturing bestaat niet meer na afloop van de subsidieperiode.
In het tweede lid is een specifieke meldingsplicht neergelegd: de meldingsplicht ten
aanzien van de herverdeling van het aantal op te schalen IC-bedden binnen de ROAZ-regio,
zoals toegelicht bij artikel 11. Ziekenhuizen kunnen een herverdeling binnen de ROAZ-regio
bewerkstelligen door het herverdelingsvoorstel schriftelijk aan het desbetreffende
ROAZ voor te leggen, die daar op zijn beurt mee in moet stemmen. Van dit voornemen
tot herverdeling moet onverwijld schriftelijk melding worden gedaan aan het ministerie
van VWS. De minister zal binnen 6 weken een besluit nemen over het herverdelingsvoorstel.
De minister zal de subsidieverlening alleen herzien als hij instemt met de herverdeling
van de op te schalen IC-bedden.
Bovendien is er een specifieke meldingsplicht (neergelegd in het derde lid) voor de
situatie waarin de in opschalingsfase 3 opgeschaalde IC-bedden daadwerkelijk zijn
bezet door patiënten, dat wil zeggen wanneer een koud IC-bed wijzigt in een warm IC-bed.
In tegenstelling tot voorgaande leden geldt de meldingsplicht in het derde lid niet
onverwijld, maar halfjaarlijks. Ieder half jaar meldt de instelling hoeveel bedden
in opschalingsfase 3 daadwerkelijk bezet werden door een patiënt. In de verleningsbeschikking
zal hierover nadere informatie worden gegeven.
De specifieke meldingen in het eerste tot en met derde lid kunnen leiden tot een herziening
van de subsidie. Een en ander zou kunnen betekenen dat een melding als bedoeld in
het derde lid aangaande de warme bedden in het laatste half jaar van 2022 tot een
vaststelling leidt die hoger is dan het bedrag genoemd in de op dat moment geldende
subsidieverlening.
Artikel 13. Bevoorschotting en betaling
In het eerste lid is gekozen voor een bevoorschotting van 100% en een betaling in
een keer direct na de verlening. De gedachte hierachter is dat het merendeel van deze
kosten reeds zijn gemaakt op het moment van subsidieverlening.
In het tweede, derde en vierde lid is gekozen voor een jaarlijkse bevoorschotting
die in een keer wordt betaald. Voor de jaren 2021 en 2022 wordt het voorschot in januari
betaald en in 2020 wordt het voorschot direct na de verlening betaald. Een eenmalig
voorschot dat direct na de verlening wordt uitbetaald, is gerechtvaardigd, anders
dan voorschotten per maand of kwartaal, omdat vooraf – gelet op de onzekerheid van
het verloop van de COVID-19 crisis – geen helderheid kan worden gegeven over de liquiditeitsprognose
die bovendien per instelling nog verschillend kan zijn. Dit zou onevenredige administratieve
en uitvoeringslasten met zich mee brengen.
Artikel 14. Aanvraag tot vaststelling
Evenals voor de aanvraag van de verlening van de subsidie dient ook bij de aanvraag
van de vaststelling een door de minister vastgesteld formulier gebruikt te worden
(te vinden op www.dus-i.nl).
De instelling legt rekening en verantwoording af aan de hand van een financieel verslag
dat vergezeld gaat van een controleverklaring van een accountant en een activiteitenverslag.
Het financieel verslag geeft inzicht in de werkelijke gemaakte kosten van de bouwkundige
aanpassingen en de medische inventaris. Tevens dient het inzicht te geven in het geaggregeerd
volume en de totaalkosten van de COVID-19 crisisvoorraad geneesmiddelen.
In het activiteitenverslag wordt verantwoording afgelegd door het overleggen van een
assurancerapport van een accountant voor:
-
− het aantal gerealiseerde vaste IC-bedden; om vast te stellen of opschalingsfase 2
is gerealiseerd, toont de instelling aan hoeveel IC-bedden fysiek aanwezig zijn, inclusief
bijbehorende voorzieningen en 5 fte personeel én dat deze bedden direct voor zorg
inzetbaar zijn. De instelling dient aan te tonen dat op 1 januari 2021 én op 1 januari
2022 de formatie in fte’s ten opzichte van de formatie op 1 januari 2020 met 5 fte’s
zorgprofessionals per teleenheid IC-bed is toegenomen. Bij artikel 1 in de artikelsgewijze
toelichting is uiteengezet hoe deze toename kan worden onderbouwd;
-
− het aantal gerealiseerde flexibele IC-bedden; om vast te stellen of opschalingsfase
3 gerealiseerd is, toont de instelling aan hoeveel IC-bedden aanwezig zijn in de vorm
van een voor IC-zorg geschikt en op locatie beschikbaar bed, inclusief beschikbaarheid
van bijbehorende voorzieningen om IC-zorg te kunnen verlenen en een plan waar deze
bedden geplaatst worden bij een piekbelasting;
-
− het aantal gerealiseerde klinische bedden.
-
− De instelling geeft in het activiteitenverslag tevens aan op welke wijze aan de voorwaarden
en verplichtingen van onderhavige regeling is voldaan. Het gaat om de volgende voorwaarden
en verplichtingen:
-
− het verlenen van medewerking aan alle monitoringsverzoeken van het LCG;
-
− het onmiddellijk gevolg geven aan verzoeken van het LCG om een gedeelte van de COVID-19
crisisvoorraad geneesmiddelen over te dragen aan een andere instelling;
-
− de inspanningsverplichting om de COVID-19 crisisvoorraad geneesmiddelen gedurende
de subsidieperiode continu op peil te houden, overeenkomstig de afspraken met het
LCG;
-
− dat bouwkundige aanpassingen slechts binnen de huidige grenzen van de instelling zijn
uitgevoerd;
-
− de inspanningsverplichting om de zorg aan niet-COVID-19 patiënten in opschalingsfase
2 en opschalingsfase 3 maximaal op peil te houden;
-
− het aanwijzen van een contactpersoon binnen de instelling die mandaat heeft om in
overleg te treden met de minister, zorgverzekeraars en het ROAZ; en
-
− het dagelijks aanleveren van informatie bij het LCPS over het aantal reguliere patiënten
en COVID-19 patiënten dat is opgenomen in de instelling.
De termijn waarbinnen de aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet worden ingediend,
is 22 weken na de datum waarop de activiteiten waarvoor subsidie verleend, uiterlijk
moeten zijn verricht, zijnde 31 december 2022.
Artikel 15. Vaststelling
Als uit de aanvraag tot vaststelling van de subsidie blijkt dat de activiteiten zijn
verricht en aan de subsidievoorwaarden en -verplichtingen is voldaan, wordt de subsidie
voor de bouwkundige aanpassingen, medische inventaris en COVID-19 crisisvoorraad geneesmiddelen
vastgesteld op basis van de werkelijk gemaakte kosten tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking
genoemde bedrag.
Voor de CCV volgt de vaststelling de berekening zoals deze in artikel 7, eerste lid,
onder e, is opgenomen.
Als uit de aanvraag tot vaststelling van de subsidie blijkt dat de opleidingsactiviteiten
in opschalingsfase 1 en de activiteiten in de vorm van de uitbreiding en het beschikbaar
houden van IC-bedden en klinische bedden ten behoeve van opschalingsfase 2 en opschalingsfase
3 zijn verricht, wordt de subsidie vastgesteld op basis van de gerealiseerde vaste
IC-bedden en gerealiseerde flexibele IC-bedden. Om dit te controleren, wordt niet
alleen gekeken naar het aantal bedden maar ook naar de toename in fte’s. De minister
kan de subsidie lager vaststellen indien de instelling op 1 januari 2021 en op 1 januari
2022 minder dan 5 fte personeel per gerealiseerd vast IC-bed beschikbaar had. Voor
elke op die meetmomenten niet-gerealiseerde fte wordt € 89.242 per IC-bed per jaar
op de subsidie in mindering gebracht.
Artikel 16. Hardheidsclausule
Deze bepaling bevat een hardheidsclausule. Toepassing van de hardheidsclausule is
aan strenge eisen gebonden en er zal met grote terughoudendheid gebruik van worden
gemaakt. Het is evenwel niet op voorhand uit te sluiten dat zich omstandigheden zullen
voordoen die noodzaken tot afwijken van deze regeling. Het dient dan te gaan om onbillijkheden
van overwegende aard.
Artikel 17. Inwerkingtreding en vervaldatum
In afwijking van de systematiek van vaste verandermomenten bij regelgeving (zoals
opgenomen in aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving), treedt deze
regeling in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant
waarin zij wordt geplaatst. Hiervoor is gekozen omdat de regeling zo spoedig mogelijk
in werking moet treden om de ziekenhuizen in staat te stellen de IC-capaciteit zo
spoedig mogelijk op te schalen een eventuele tweede golf COVID-19 besmettingen op
te kunnen vangen.
De Minister voor Medische Zorg, T. van Ark