Beleidsregels van raad van bestuur van de Kansspelautoriteit van 1 november 2016, kenmerk 00.081.851, betreffende de verlening van incidentele artikel 3 loterijvergunningen (Beleidsregels incidentele artikel 3 loterijvergunningen)

Geldend vanaf 22-10-2020

Artikel 1. Definities

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a. aanvrager:

aanvrager van een vergunning;

b. afdracht:

afdracht als bedoeld in artikel 2, onder b. van het Kansspelenbesluit;

c. algemeen belang:

algemeen belang als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet, niet-zijnde een particulier of een commercieel belang;

d. begunstigde:

begunstigde als bedoeld in artikel 2, onder b. van het Kansspelenbesluit;

e. prijzen en premies:

prijzen en premies als bedoeld in artikel 1, onder a. van de wet, waaronder in ieder geval prijzen en premies in natura;

f. raad van bestuur:

de raad van bestuur van de Kansspelautoriteit, bedoeld in artikel 33a van de wet;

g. vergunning:

vergunning als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de wet, voor zover deze vergunning door de raad van bestuur wordt verleend en deze betrekking heeft op een incidenteel kansspel als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de wet;

h. wet:

Wet op de kansspelen.

Artikel 2. Toepassingsbereik

Deze beleidsregels hebben uitsluitend betrekking op de verlening van vergunningen voor het organiseren van incidentele loterijen die verleend worden door de Kansspelautoriteit.

Artikel 3. Aanvraagprocedure

  • a. De aanvraag geschiedt door middel van een aanvraagformulier, verkrijgbaar bij de Kansspelautoriteit.

  • b. De kostenbegroting, die deel uitmaakt van het aanvraagformulier, wordt gebaseerd op de aanname dat ten hoogste 80% van de totaal te verkopen deelnamebewijzen verkocht zal worden.

  • c. Uit de kostenbegroting moet blijken dat, als 80% van de deelnamebewijzen worden verkocht, minimaal 40% daarvan afgedragen kan worden aan het gekozen doel van algemeen belang.

  • d. Voor de behandeling van de aanvraag dient de aanvrager een vergoeding te betalen, zoals vermeld in artikel 3a van het Kansspelenbesluit. De aanvrager ontvangt hiervoor een factuur.

  • e. In het geval de aanvrager een rechtspersoon is, worden bij het indienen van het aanvraagformulier een recent uittreksel van de inschrijving bij de Kamer van Koophandel en een kopie van de statuten gevoegd.

  • f. Na ontvangst van de aanvraag wordt binnen uiterlijk acht weken een besluit genomen over de aanvraag.

  • g. De Kansspelautoriteit kan advies inwinnen bij de gemeente waar de prijsbepaling zal plaatsvinden of bij de politie in de politieregio waar de prijsbepaling zal plaatsvinden.

Artikel 4. Duur en hoeveelheid

  • a. De duur van een vergunning is ten hoogste zes maanden. Deze periode wordt berekend vanaf de eerste verkoopdag van de deelnamebewijzen tot en met de dag waarop de laatste trekking plaatsvindt.

  • b. Per vergunning wordt één in de vergunning omschreven incidenteel kansspel georganiseerd, bestaande uit ten hoogste 13 trekkingen. Per trekking kunnen meerdere prijzen getrokken worden overeenkomstig een voor de trekking opgesteld prijzenschema.

  • c. Een verkocht deelnamebewijs geldt voor alle trekkingen. In het geval dat deelnamebewijzen verkocht worden nadat een of meer trekkingen hebben plaatsgevonden, dan nemen die deelnamebewijzen deel aan alle trekkingen die nog zullen plaatsvinden.

  • d. Per trekking kunnen meerdere prijzen getrokken worden overeenkomstig een voor de trekking opgesteld prijzenschema.

  • e. Aan een aanvrager wordt per kalenderjaar ten hoogste één vergunning verleend.

Artikel 5. De vergunning

  • a. In de vergunning wordt opgenomen dat geen prijzen worden uitgeloofd of uitgekeerd buiten de in de vergunning genoemde trekkingen.

  • b. Aan de vergunning worden voorwaarden verbonden betreffende:

    • 1. De gegevens die gedrukt worden op de loten en in andere publicaties aangaande het incidenteel kansspel;

    • 2. Het bekendmaken van de uitslag van de trekkingen;

    • 3. De uitkering van de prijzen.

    • 4. Het aantal in omloop te brengen deelnamebewijzen;

    • 5. De nominale waarde van een deelnamebewijs;

    • 6. De looptijd van de vergunning;

    • 7. De datum van de trekking(en);

    • 8. De goede doelen afdracht;

    • 9. De bescherming van minderjarigen;

    • 10. de uitbesteding van de uitvoering van (een deel van) het kansspel.

  • c. Als bij de aanvraag gerede twijfel bestaat of de vergunninghouder zal kunnen voldoen aan de verplichting om ten minste 40% van de nominale waarde van de verkochte deelnamebewijzen ten goede te laten komen aan de in de vergunning aangewezen begunstigden, kan aan de vergunning de voorwaarde verbonden worden dat de vergunninghouder zekerheid stelt voor de afdracht aan het gekozen doel.

Artikel 5a. Inschakelen van derden

De vergunninghouder kan de organisatie van het kansspel en de uitvoering van het kansspel (of een deel daarvan) uitbesteden aan een derde.

De vergunninghouder moet daarvoor een schriftelijke machtiging verstrekken aan die derde of een schriftelijke overeenkomst sluiten met die derde. Daarin wordt in elk geval opgenomen welke onderdelen worden uitbesteed. De vergunninghouder blijft verantwoordelijk voor de organisatie en de uitvoering van het kansspel en voor de naleving van de vergunningvoorschriften.

Artikel 6. Weigeren van de vergunning

De vergunning kan in ieder geval worden geweigerd indien de vergunninghouder kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, anders dan de aan hem vergunde kansspelen, aanbiedt zonder daartoe een vergunning verleend te hebben gekregen.

Artikel 7. Intrekking van de vergunning

De vergunning kan worden ingetrokken als:

  • a. De gegevens, die met het oog op de verkrijging van de vergunning zijn verstrekt, zodanig onjuist of onvolledig zijn gebleken dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn gegeven indien bij de beoordeling daarvan de juiste en volledige gegevens bekend waren geweest;

  • b. Niet of niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor de verlening van de vergunning;

  • c. Onvoldoende medewerking is verleend aan het toezicht op de naleving en de handhaving van de bij of krachtens deze wet en de Wet op de kansspelbelasting gestelde voorschriften;

  • d. De vergunninghouder kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, anders dan de aan hem vergunde kansspelen, aanbiedt zonder daartoe een vergunning verleend te hebben gekregen.

Artikel 8. Annulering van de vergunning

Als het kansspel wordt geannuleerd, is de vergunninghouder verplicht dit te melden aan de Kansspelautoriteit en de Belastingdienst, en de lotprijs terug te betalen aan de deelnemers.

Artikel 9. Toezicht en controle

  • a. In het geval een vergunninghouder niet voldoet aan de verplichting om ten minste 40% van de nominale waarde van de verkochte deelnamebewijzen af te dragen aan de in de vergunning aangewezen begunstigden, zal aan een volgende vergunning de voorwaarde verbonden worden dat de vergunninghouder zekerheid stelt voor de afdracht aan het gekozen doel.

  • b. De vergunning wordt verleend onder de voorwaarde dat de vergunninghouder binnen drie maanden na afloop van de vergunning rekening en verantwoording aflegt als bedoeld in artikel 2, onder h en i, van het Kansspelenbesluit.

  • c. Het formulier van rekening en verantwoording ontvangt de vergunninghouder samen met de vergunning.

  • d. Zolang een vergunninghouder geen toereikende rekening en verantwoording aflegt, wordt bij een volgende aanvraag geen vergunning verleend aan die vergunninghouder.

Artikel 10. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels incidentele artikel 3 loterijvergunningen.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels worden gepubliceerd in de Staatscourant. De beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst.

Den Haag, 1 november 2016

De raad van bestuur van de Kansspelautoriteit, J.J.H. Suyver

TOELICHTING WIJZIGINGEN

Eén van de vergunningsstelsels voor loterijen is dat van artikel 3 van de Wet op de kansspelen. Kenmerkend voor deze loterijen is dat zij minimaal 50% van de waarde van de verkochte loten moeten afdragen aan goede doelen.

In brieven aan de Tweede Kamer van 11 juli 20141 en 5 juli 20192 is het voornemen geuit om dit minimum-afdrachtpercentage te verlagen van 50% naar 40%. Bij algemene maatregel van bestuur van 9 oktober 20193 wordt de relevante regelgeving gewijzigd met ingang van 1 januari 2020. Deze wijziging van de regelgeving wordt door de Kansspelautoriteit technisch-juridisch verwerkt in haar eigen stukken, zoals beleidsregels, vergunningen, aanvraagformulieren, en webpagina’s.

Eén van de gewijzigde stukken betreft de ‘Beleidsregels incidentele artikel 3 loterijvergunningen’. Deze bevat voorschriften voor de verlening van kortlopende (max. zes maanden) vergunningen. De Kansspelautoriteit verleent per jaar ongeveer 50 van deze vergunningen.

Toelichting bij artikel 1

Algemeen belang

De opbrengst van een incidenteel kansspel moet ten goede komen aan enig algemeen belang. Het gaat hierbij om een aanwijsbaar algemeen belang ten behoeve waarvan het incidenteel kansspel wordt georganiseerd. Van algemeen belang is sprake als het gaat om bijvoorbeeld een nieuw clubgebouw voor een vereniging of de restauratie van een kerk. Wanneer men een kansspel wenst te organiseren om daarmee in algemene zin een inkomstenbron te creëren is er geen sprake van een algemeen belang, maar van een particulier of commercieel belang hetgeen op grond van de Wet op de kansspelen niet is toegestaan.

Toelichting bij artikel 2

Deze beleidsregels hebben betrekking op de verlening van incidentele loterijvergunningen door de Kansspelautoriteit op grond van artikel 3 van de Wet op de kansspelen, namelijk vergunningen voor de organisatie van loterijen en puzzelacties met prijzen en premies die gezamenlijk boven het bedrag van € 4.500 uitkomen en die een duur van maximaal zes maanden kennen.

Toelichting bij artikel 3

De kostenbegroting wordt gebaseerd op de aanname dat ten hoogste 80% van de totaal te verkopen deelnamebewijzen verkocht zal worden. De gehele netto-opbrengst van het incidenteel kansspel moet afgedragen worden aan het gekozen doel van algemeen belang. Op grond van artikel 2, onder b, van het Kansspelenbesluit is de vergunninghouder verplicht om ten minste 40% van de nominale waarde van de verkochte deelnamebewijzen aan de in de vergunning aangewezen begunstigden af te dragen. Echter, slechts een beperkt aantal vergunninghouders slaagt erin om alle deelnamebewijzen te verkopen. Als de kostenbegroting gebaseerd wordt op een verkoop van ten hoogste 80% van de deelnamebewijzen, dan heeft de vergunninghouder meer zekerheid dat hij aan de afdrachteis zal kunnen voldoen. Het streven is binnen drie weken na ontvangst van een aanvraag een besluit over de verlening van de vergunning te nemen. Het kan echter voorkomen dat aanvullende informatie van de aanvrager noodzakelijk is of dat advies van de gemeente of de politie gevraagd wordt. In dat geval kan de behandeling van de aanvraag langere tijd in beslag nemen.

Toelichting bij artikel 4

De vergunningen die verleend worden op grond van artikel 3 van de Wet op de kansspelen hebben een incidenteel karakter. De duur van een vergunning is dan ook ten hoogste zes maanden. Voorafgaande aan de looptijd van de vergunning mogen uitsluitend voorbereidende werkzaamheden worden verricht. Het adverteren in media om het incidenteel kansspel bekend te maken alsmede het verkopen van deelnamebewijzen is toegestaan vanaf zes maanden voor de laatste trekking. Een incidentele loterij mag uit ten hoogste 13 trekkingen bestaan. De trekking is de aanwijzing van het winnend deelnamebewijs. Het is mogelijk om binnen een trekking meerdere winnende deelnamebewijzen aan te wijzen. Een verkocht deelnamebewijs geldt voor alle trekkingen. Het is niet toegestaan dat deelnamebewijzen per trekking worden verkocht. Het is wel toegestaan om deelnemers gedurende de looptijd van de vergunning in meerdere termijnen te laten betalen voor het deelnamebewijs. Per kalenderjaar wordt aan een aanvrager ten hoogste één vergunning tot het organiseren van een incidenteel kansspel verleend.

Toelichting bij artikel 5

De vergunninghouder vermeldt bij de aanvraag hoeveel trekkingen, variërend van één tot 13, hij of zij wenst te laten plaatsvinden. Tevens vermeldt de vergunninghouder op welke data de trekkingen zullen plaatsvinden. Op grond van die gegevens wordt in de vergunning het aantal trekkingen en de data waarop de trekkingen plaatsvinden bepaald. Buiten deze in de vergunning vermelde trekkingen mogen geen prijzen of premies uitgeloofd of uitgekeerd worden. In de vergunning wordt opgenomen welke gegevens op de deelnamebewijzen en in andere publicaties betreffende het incidenteel kansspel opgenomen moeten worden. Het gaat om de volgende gegevens:

  • datum en kenmerk van de vergunning;

  • naam van de vergunninghouder;

  • dat de vergunning verleend is door de Kansspelautoriteit;

  • het aantal deelnamebewijzen waarvoor vergunning is verleend en de prijs daarvan;

  • de bestemming van de opbrengst;

  • het tijdstip van de trekking(en);

  • het adres waar inlichtingen verkrijgbaar zijn;

  • of de kansspelbelasting voor rekening van de winnaar of de vergunninghouder komt.

Een vergunninghouder geeft de nodige bekendheid aan de uitslag van de trekkingen. Tevens draagt hij er zorg voor dat de prijzen zo spoedig mogelijk worden uitgekeerd. Er kan gerede twijfel bestaan of de vergunninghouder zal kunnen voldoen aan de verplichting om ten minste 40% van de nominale waarde van de verkochte deelnamebewijzen af te dragen aan de in de vergunning aangewezen begunstigden. In dat geval kan aan de vergunning als voorwaarde een zekerheidsstelling voor die afdracht verbonden worden. De vergunninghouder zal dan een bankgarantie moeten geven of ervoor moeten zorgdragen dat de opbrengst van de verkochte deelnamebewijzen op een aparte bankrekening wordt gereserveerd. Als er sprake is van uitbesteding van (een deel van) het kansspel dan wordt in de vergunning bepaald, dat de vergunninghouder waarborgt dat de wettelijke en vergunningvoorschriften worden nageleefd en het toezicht kan worden waargemaakt.

Toelichting bij artikel 5a

De organisatie en de uitvoering van het kansspel (of een deel daarvan) kan worden uitbesteed aan een derde, maar de vergunninghouder blijft verantwoordelijk voor de naleving van de vergunningvoorschriften en het toezicht op de derde partij. Dat betekent dat er bij de vergunninghouder een aanspreekpunt moet zijn, die voor de Ksa als contactpersoon fungeert voor wat betreft het kansspel. Verder moet er een schriftelijke machtiging zijn of een schriftelijke overeenkomst met de derde, waarin duidelijk de scope van de uitbesteding is opgenomen. Verder moet worden bedacht dat de Ksa op grond van artikel 2:2 Awb een gemachtigde in het uiterste geval kan weigeren als er ernstige bezwaren tegen deze persoon bestaan.

Toelichting bij artikel 6

De vergunning wordt geweigerd als blijkt dat de aanvrager thans of nog recentelijk, bijvoorbeeld in de afgelopen vijf jaar, in Nederland of daarbuiten kansspelen aanbiedt zonder daartoe over een vergunning te beschikken. Er is dan onvoldoende vertrouwen dat deze aanbieder de vergunningvoorschriften zal naleven.

Toelichting bij artikel 7

Op grond van artikel 5, derde lid, van de Wok heeft de Kansspelautoriteit de bevoegdheid om een verleende vergunning in te trekken, indien een of meer daaraan verbonden voorschriften worden overtreden. In onderhavig artikel staan aanvullende gronden vermeld op basis waarvan de Kansspelautoriteit tot intrekking van de vergunning kan overgaan. Daarbij gaat het om situaties waarbij de vergunninghouder de Kansspelautoriteit heeft misleid, hij informatie die relevant is voor de handhaving of het toezicht door de Kansspelautoriteit bewust of onbewust heeft achtergehouden voor de Kansspelautoriteit of hij niet meer voldoet aan de initiële voorwaarden van de vergunningverlening. Ook indien de vergunninghouder onvoldoende meewerkt in het kader van het toezicht op of de handhaving van de kansspelwetgeving, kan dat een reden zijn voor de Kansspelautoriteit om tot intrekking van de vergunning over te gaan.

Toelichting bij artikel 8

Als gedurende de looptijd van de vergunning blijkt dat er zich omstandigheden voordoen, zoals bijvoorbeeld tegenvallende verkoop van de deelname bewijzen, om aan de afdrachtseis van 40% te voldoen, kan de organisator besluiten het kansspel te annuleren. De vergunning wordt dan ingetrokken op eigen verzoek. Van deze annulering dient de vergunninghouder de Kansspelautoriteit en de Belastingdienst zo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen. De organisator van het kansspel dient de inleg terug te betalen aan de deelnemers.

Toelichting bij artikel 9

Als een vergunninghouder er niet in slaagt om ten minste 40% van de nominale waarde van de verkochte deelnamebewijzen aan de in de vergunning aangewezen begunstigden af te dragen, is onzeker of een vergunninghouder bij een volgende vergunning wel zal kunnen voldoen aan deze afdrachtseis. Om die reden zal aan een volgende vergunning de voorwaarde worden verbonden dat de vergunninghouder zekerheid stelt voor de afdracht aan het gekozen doel van algemeen belang. Op grond van artikel 3 van de Wet op de kansspelen heeft de Kansspelautoriteit een discretionaire bevoegdheid ten aanzien van het verlenen van een kansspelvergunning. Zolang een vergunninghouder geen toereikende rekening en verantwoording heeft afgelegd kan niet beoordeeld worden of het gehouden incidenteel kansspel conform de daarvoor geldende eisen van de Wet op de kansspelen, het Kansspelenbesluit en de vergunning is verlopen. Om die reden wordt pas een nieuwe vergunning verleend nadat een toereikende rekening en verantwoording betreffende het vorige kansspel is afgelegd. Aan de hand van de rekening en verantwoording wordt onder andere vastgesteld:

  • of voldaan is aan de afdrachtseis van 40%;

  • of slechts noodzakelijke kosten zijn gemaakt;

  • of loten niet zijn verkocht voor een andere prijs dan toegestaan;

  • of de trekking(en) door een notaris is verricht en of deze hebben plaatsgevonden op de in de vergunning genoemde data;

  • of de financiële administratie van het incidenteel kansspel geen onjuistheden bevat.


X Noot
1

TK 24 557, nr. 134.

X Noot
2

TK 24 557, nr. 152 (NB voetnoot 15).

X Noot
3

Besluit van 9 oktober 2019, houdende wijziging van het Kansspelenbesluit in verband met de verlaging van de minimaal verplichte procentuele afdracht ten behoeve van enig algemeen belang en een andere wijziging (Staatsblad 2019, 353).

Naar boven