Voorpublicatie tot wijziging van het Besluit beheer verpakkingen 2014 in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2018/852 van het Europees parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval en in verband met het per 1 januari 2023 van toepassing worden van algemene regels betreffende regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat maakt ingevolge artikel 21.6, vierde lid, van de Wet milieubeheer bekend dat een ieder gedurende vier weken na de dagtekening van deze Staatscourant schriftelijk zijn reactie naar voren kan brengen over onderstaand ontwerp van een algemene maatregel van bestuur.

Uw reactie – onder vermelding van: Reactie Implementatiebesluit verpakkingen – kunt u op de volgende manieren indienen:

1. bij voorkeur per e-mail naar: paralegalsHBJZ@minienw.nl of

2. per brief naar het volgende adres:

Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat

HBJZ/Paralegals

Postbus 20901

2500 EX Den Haag

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van, nr. IenW/BSK-, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Gelet op Richtlijn (EU) 2018/852 van het Europees parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval en op artikel 9.5.2, eerste lid, Wet milieubeheer;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van, nr. .... );

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat van, nr. IenW/BSK-, Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit beheer verpakkingen 2014 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1, eerste lid, onderdeel i, komt te luiden:

i. herbruikbare verpakking:

verpakking die is bestemd, is ontworpen en in de handel is gebracht om binnen haar levensduur verscheidene omlopen te maken door opnieuw te worden gevuld of gebruikt voor hetzelfde doel als waarvoor zij is ontworpen;

B

Het opschrift van Paragraaf 3 komt te luiden: Inname, hergebruik en recycling.

C

Na artikel 5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 5a

  • 1. Onverminderd artikel 6, eerste lid, draagt de producent of importeur er zorg voor dat per kalenderjaar van het totaal van de in dat kalenderjaar door hem in Nederland in de handel gebrachte en door hem ingevoerde verpakkingen tenminste het volgende gewichtspercentage wordt hergebruikt of gerecycled:

    • a. in 2021: 71 gewichtsprocent;

    • b. met ingang van 2022: 72 gewichtsprocent;

    • c. in 2024: 73 gewichtsprocent;

    • d. met ingang van 2025: 74 gewichtsprocent.

  • 2. Onverminderd artikel 6, tweede lid, draagt de producent of importeur er zorg voor dat per kalenderjaar van het totaal van de door hem in dat kalenderjaar in Nederland in de handel gebrachte en door hem ingevoerde:

    • a. kunststof verpakkingen ten minste het volgende gewichtspercentage wordt hergebruikt of gerecycled:

      • 1°. in 2021: 40 gewichtsprocent;

      • 2°. in 2022: 42 gewichtsprocent;

      • 3°. in 2023: 44 gewichtsprocent;

      • 4°. in 2024: 47 gewichtsprocent;

      • 5°. met ingang van 2025: 50 gewichtsprocent;

      • 6°. met ingang van 2030: 55 gewichtsprocent;

    • b. glazen verpakkingen ten minste 86 gewichtsprocent wordt hergebruikt of gerecycleerd;

    • c. papieren en kartonnen verpakkingen ten minste 85 gewichtsprocent wordt hergebruikt of gerecycled;

    • d. houten verpakkingen ten minste 55 gewichtsprocent wordt hergebruikt of gerecycleerd;

    • e. metalen verpakkingen tot 2025 ten minste 85 gewichtsprocent wordt hergebruikt of gerecycleerd;

    • f. aluminium verpakkingen ten minste het volgende gewichtspercentage wordt hergebruikt of gerecycled:

      • 1°. met ingang van 2025: 50 gewichtsprocent;

      • 2°. met ingang van 2030: 60 gewichtsprocent; en

    • g. ferrometalen verpakkingen ten minste het volgende gewichtspercentage wordt hergebruikt of gerecycled:

      • 1°. met ingang van 2025: 70 gewichtsprocent;

      • 2°. met ingang van 2030: 80 gewichtsprocent.

  • 3. Het gewichtspercentage voor hergebruik, bedoeld in het eerste en tweede lid, betreft in enig kalenderjaar het gemiddelde van herbruikbare verpakkingen die in de voorgaande drie jaren in de handel zijn gebracht en zijn hergebruikt in het kader van een systeem voor hergebruik van verpakkingen.

D

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste en tweede lid komen te luiden:

  • 1. De producent of importeur draagt er zorg voor dat per kalenderjaar van het totaal van de in dat kalenderjaar door hem in Nederland in de handel gebrachte verpakkingen en van de door hem ingevoerde verpakkingen die afval zijn geworden ten minste 70 gewichtsprocent wordt gerecycled.

  • 2. De producent of importeur draagt er zorg voor dat per kalenderjaar, van het totaal van de door hem in Nederland in dat kalenderjaar in de handel gebrachte verpakkingen en van de door hem ingevoerde verpakkingen die afval zijn geworden:

    • a. van de kunststofverpakkingen ten minste het volgende gewichtspercentage wordt gerecycled:

      • 1°. in 2021: 40 gewichtsprocent;

      • 2°. in 2022: 42 gewichtsprocent;

      • 3°. in 2023: 44 gewichtsprocent;

      • 4°. in 2024: 47 gewichtsprocent;

      • 5°. met ingang van 2025: 50 gewichtsprocent;

      • 6°. met ingang van 2030: 55 gewichtsprocent;

    • b. van de glazen verpakkingen ten minste het volgende gewichtspercentage wordt gerecycled:

      • 1°. met ingang van 2021: 70 gewichtsprocent;

      • 2°. met ingang van 2030: 75 gewichtsprocent;

    • c. van de papieren en kartonnen verpakkingen ten minste 85 gewichtsprocent wordt gerecycled;

    • d. van de houten verpakkingen ten minste 55 gewichtsprocent wordt gerecycled;

    • e. van de metalen verpakkingen tot 2025 ten minste 85 gewichtsprocent wordt gerecycled;

    • f. van aluminium verpakkingen ten minste het volgende gewichtspercentage wordt gerecycled:

      • 1°. met ingang van 2025: 50 gewichtsprocent;

      • 2°. 2°. met ingang van 2030: 60 gewichtsprocent; en

    • g. van ferrrometalen verpakkingen ten minste het volgende gewichtspercentage wordt gerecycled:

      • 1°. met ingang van 2025: 70 gewichtsprocent;

      • 2°. met ingang van 2030: 80 gewichtsprocent.

2. Na het vierde lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 5. Van de percentages, bedoeld in het eerste lid, kan per kalenderjaar maximaal 5 gewichtsprocent worden bereikt door het gemiddelde van herbruikbare verkoopverpakkingen in aanmerking te nemen die in de voorgaande drie jaar in de handel zijn gebracht en zijn hergebruikt in het kader van een systeem om verpakkingen te hergebruiken.

  • 6. Van de percentages, bedoeld in het tweede lid, kan per kalenderjaar maximaal 5 gewichtsprocent worden bereikt door het gemiddelde van herbruikbare verkoopverpakkingen van het desbetreffende verpakkingsmateriaal in aanmerking te nemen die in de voorgaande drie jaar in de handel zijn gebracht en zijn hergebruikt in het kader van een systeem voor hergebruik van verpakkingen.

E

In artikel 9, vierde lid, wordt ‘concurrentieverstoring’ vervangen door ‘vervalsing van de mededinging’.

F

Artikel 18 vervalt.

ARTIKEL II

Het Besluit beheer verpakkingen 2014 wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel l door een puntkomma worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • m. systeem voor hergebruik van verpakkingen: organisatorische, technische of financiële regelingen die ervoor zorgen dat herbruikbare verpakkingen meerdere omlopen maken;

  • n. omloop: het traject dat een herbruikbare verpakking aflegt vanaf het moment waarop de verpakking samen met de door de verpakking in te sluiten, te beschermen, te verladen, af te leveren of aan te bieden goederen in de handel wordt gebracht, tot het moment waarop deze met het oog op hergebruik wordt teruggezonden middels een systeem voor hergebruik, met als doel het deze verpakking opnieuw als verpakking van goederen in de handel te brengen.

B

In artikel 8, eerste lid, wordt ‘van de artikelen 3, 6, 6a, 7, 12 en 15’ vervangen door ‘van de artikelen 3, 5a, 6, 6a, 7, 12 en 15’.

C

In artikel 9, eerste lid, wordt ‘in de artikelen 5, 6, eerste, tweede en vierde lid, 6a, 7, 8, eerste lid en 12’ vervangen door ‘in de artikelen 5, 5a, 6, eerste, tweede, vierde, vijfde en zesde lid, 6a, 7, 8, eerste lid, en 12’.

ARTIKEL III

Het Besluit beheer verpakkingen 2014 wordt als volgt gewijzigd:

A

Het opschrift van Paragraaf 3 komt te luiden: Hergebruik en recycling.

B

Artikel 5 vervalt.

C

In artikel 8, eerste lid, wordt ‘van de artikelen 3, 5a, 6, 6a, 7, 12 en 15’ vervangen door ‘van artikel 3’.

D

Na artikel 8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 8a

  • 1. Het verslag bedoeld in artikel 5 van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid wordt jaarlijks voor 1 augustus over het voorafgaande kalenderjaar uitgebracht.

  • 2. Artikel 5 van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid geldt niet voor een producent of importeur van wie het totaal van de door hem in de handel gebrachte verpakkingen en van de door hem ingevoerde verpakkingen die afval zijn geworden jaarlijks minder dan 50.000 kilogram bedraagt.

E

Het opschrift van Paragraaf 5 komt te luiden: Melding en gezamenlijke uitvoering.

F

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9

De melding als bedoeld in artikel 4 van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid geldt niet voor een producent of importeur van wie het totaal van de door hem in de handel gebrachte verpakkingen en van de door hem ingevoerde verpakkingen die afval zijn geworden, jaarlijks minder dan 50.000 kilogram bedraagt.

G

Artikel 10 komt te luiden:

Artikel 10.

Bij de gezamenlijke uitvoering als bedoeld in artikel 6 van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid wordt er zorg voor gedragen dat er geen handelsbelemmeringen of vervalsing van de mededinging als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de richtlijn verpakkingen wordt veroorzaakt.

ARTIKEL IV

  • 1. Artikel I treedt in werking met ingang van 1 juli 2021.

  • 2. Artikel II treedt in werking met ingang van 1 januari 2022, met dien verstande dat dat artikel in werking treedt nadat de onderdelen a, c en d van artikel I van het Besluit maatregelen kunststof drankflessen in werking zijn getreden.

  • 3. Artikel III treedt in werking met ingang van 1 januari 2023.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-van der Meer

NOTA VAN TOELICHTING

1. Inleiding

De artikelen I en II van dit besluit (hierna: wijzigingsbesluit) wijzigen het Besluit beheer verpakkingen 2014 (hierna: het Besluit) en dienen ter implementatie van Richtlijn (EU) 2018/852 van het Europees parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval (PbEU 2018, L150) (hierna: wijzigingsrichtlijn). De implementatietermijn is verstreken op 3 juli 2020. Aan het eind van de toelichting is een tabel opgenomen met daarin een overzicht van hoe de wijzigingsrichtlijn in de Nederlandse regelgeving is geïmplementeerd.

Met artikel III van dit wijzigingsbesluit komen per 1 januari 2023 de regels aangaande inname, verslaglegging en collectieve uitvoering in het Besluit te vervallen of worden deze aangepast. Op grond van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid gelden per die datum voor deze onderwerpen algemene regels ter implementatie van artikel 8bis van de Kaderrichtlijn afvalstoffen1.

2. Richtlijn (EU) 2018/852

De wijzigingsrichtlijn wijzigt de richtlijn verpakkingen2. Als gevolg van deze wijzigingen zijn in deze richtlijn voor de totale hoeveelheid verpakkingsafval en voor de verschillende materiaalstromen nieuwe gewichtspercentages opgenomen voor de minimale hoeveelheid verpakkingsafval die lidstaten uiterlijk in 2025 en in 2030 dienen te recyclen. Daarbij introduceert de wijzigingsrichtlijn een nieuwe meetmethode voor de recyclingdoelstellingen. Voorts zijn voor het eerst afzonderlijke recyclingpercentages vastgesteld voor ferro-metalen en aluminium in het verpakkingsafval. In de overzichtstabel aan het eind van paragraaf 5 zijn de nieuwe Europese recyclingpercentages in de richtlijn verpakkingen opgenomen. Daarnaast verplicht de wijzigingsrichtlijn lidstaten onder andere tot het nemen van maatregelen ter bevordering van het hergebruik van verpakkingen.

De wijzigingsrichtlijn is een van de zes wijzigingsrichtlijnen op het gebied van afvalstoffen die op 4 juli 2018 in het kader van het EU-afvalpakket in werking zijn getreden. Het overkoepelende doel van het afvalpakket is het efficiënter omgaan met grondstoffen. Het toepassen van afval als grondstof en daarmee het sluiten van de kringloop is essentieel voor een efficiënt grondstoffengebruik in een circulaire economie.

3. Nieuwe doelstellingen ter implementatie wijzigingsrichtlijn

Ter implementatie van de wijzigingsrichtlijn worden met dit wijzigingsbesluit circulaire doelstellingen en nieuwe doelstellingen voor recycling vastgesteld. Deze doelstellingen zijn complementair aan elkaar, maar hebben ieder een verschillende reikwijdte.

De reikwijdte van de circulaire doelstelling betreft de hoeveelheid (nieuwe of hergebruikte) verpakkingen die in de handel worden gebracht. De reikwijdte van de recyclingdoelstellingen betreft de hoeveelheid verpakkingen die afval zijn geworden. Conform de wijzigingsrichtlijn wordt producenten de mogelijkheid geboden de doelstelling voor de recycling van verpakkingsafval met 5 gewichtsprocentpunt in te vullen door hergebruik van verkoopverpakkingen.

Hergebruik stimuleren met circulaire doelstellingen

In de transitie naar een circulaire economie is het van belang om de hoeveelheid materiaal die verloren gaat te minimaliseren. Binnen de afvalhiërarchie, zoals opgenomen in de Kaderrichtlijn afvalstoffen en het Landelijk afvalbeheerplan (LAP3), staat hergebruik op een hoger niveau dan recycling. De recyclingdoelstellingen in artikel 6 van het Besluit zoals dat luidde voor inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit laten hergebruik nog volledig buiten beschouwing, ondanks dat via hergebruik gebruikte materialen zowel kwantitatief als kwalitatief beter behouden blijven.

Door de wijzigingsrichtlijn is in de verpakkingenrichtlijn voor lidstaten een verplichting opgenomen om het aandeel herbruikbare verpakkingen dat in de handel wordt gebracht en systemen om verpakkingen op milieuvriendelijke wijze te hergebruiken, aan te moedigen. Bij hergebruik wordt voorkomen dat verpakkingen afval worden en worden verpakkingen na inname opnieuw gevuld en daarmee meermalig gebruikt. Maatregelen voor hergebruik kunnen volgens de verpakkingenrichtlijn onder meer omvatten het gebruik van statiegeldregelingen, het vaststellen van doelstellingen, het gebruiken van economische prikkels, of het vaststellen van minimumpercentages voor herbruikbare verpakkingen.

De in het wijzigingsbesluit in artikel I, onderdeel C, opgenomen circulaire doelstellingen sturen op het behouden van materialen en daarmee op circulariteit door zowel hergebruik als recycling van verpakkingen mee te tellen. Daarbij worden producenten en importeurs in principe vrijgelaten om te bepalen welk deel van de norm wordt gehaald met hergebruik en welk deel met recycling. Met deze circulaire doelstellingen wordt de verplichting tot het nemen van maatregelen ter bevordering van hergebruik geïmplementeerd.

Er is gekozen voor een circulaire doelstelling die producenten en importeurs de vrijheid geven de verhouding tussen recycling en hergebruik zelf te bepalen.

De invoering van statiegeld, ter implementatie van de verplichting tot het nemen van maatregelen ter bevordering van hergebruik, leidt niet per definitie tot meer hergebruik. Producenten en importeurs kunnen er bij statiegeld immers voor kiezen verpakkingen eenmalig te gebruiken. Ook een minimumpercentage herbruikbare verpakkingen leidt niet per definitie tot het daadwerkelijk hergebruiken van deze verpakkingen. Een seperate minimumdoelstelling voor hergebruik

naast de bestaande doelstellingen voor recycling zoals opgenomen in artikel 6 van het Besluit, wordt als onwenselijk gezien, omdat dit erop neer komt dat de verhouding hergebruik versus recycling door middel van regelgeving wordt voorgeschreven.

Nieuwe doelstellingen voor recycling verpakkingsafval

De gewichtspercentages voor de recycling van verpakkingsafval in het Besluit zoals dat luidde voor inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit waren aanzienlijk hoger dan de percentages waaraan Nederland op grond van de verpakkingenrichtlijn zou moeten voldoen. Vastgesteld kan worden dat daarnaast in de afgelopen jaren de door producenten en importeurs van verpakte producten bereikte en gerapporteerde recyclingpercentages voor de meeste materiaalstromen hoger zijn dan de in het Besluit opgenomen (minimum) recyclingpercentages. Bij verschillende materiaalstromen kan zelfs worden gesteld dat de gerapporteerde recyclingpercentages, ook na correctie voor de nieuwe meetmethode, in 2017 hoger liggen dan de door EU gestelde doelen voor 2025 of 2030.Bij het vaststellen van de nieuwe gewichtspercentages voor recycling van verpakkingsafval is het kabinetsbeleid van lastenluwe implementatie van EU-richtlijnen als uitgangspunt genomen. Bij het vaststellen van deze percentages werd het echter, gezien de noodzaak om te komen tot een circulaire economie en de daarvoor gestelde ambities en ingezette kabinetsbeleid, niet passend geacht bestaande en reeds behaalde nationale percentages voor de toekomst te verlagen, zeker niet als daar in de praktijk geen aanleiding voor is.

Nieuwe meetmethode voor recycling

De wijzigingsrichtlijn introduceert een nieuwe meetmethode voor de recyclingdoelstellingen. Deze nieuwe meetmethode is door de Europese Commissie uitgewerkt in Uitvoeringsbesluit EU 2019/665 (hierna: uitvoeringsbesluit). Op grond van de bestaande meetmethode is het gewicht van teruggewonnen of gerecycled verpakkingsafval gelijk aan de input van verpakkingsafval bij een effectief proces van terugwinning of recycling. Hiervoor werd in Nederland het gewicht van het ingezamelde verpakkingsafval gemeten dat na sortering bij de recyclinginstallatie werd aangeleverd. Dit gewicht werd gecorrigeerd voor nog resterend vocht en vuil en tevens gecorrigeerd voor aanwezigheid van te recyclen afval dat niet afkomstig is van verpakkingen.

In de nieuwe meetmethode is de hoeveelheid gerecycled verpakkingsafval de hoeveelheid afval die in een recyclinghandeling wordt gebracht waarin afval opnieuw wordt bewerkt tot producten, materialen of stoffen die geen afval zijn, dan wel de hoeveelheid afvalmateriaal die als gevolg van een voorbereidende handeling voorafgaande aan herbewerking niet langer afval is. In de bestaande praktijk betekent dit dat het gemeten en gecorrigeerde gewicht na sortering aanvullend gecorrigeerd moet worden voor verliezen die optreden in voorbereiding op het daadwerkelijke recyclingproces waarin de materialen worden bewerkt tot producten.

Ter implementatie van het uitvoeringsbesluit dient de meetmethode van recycling van verpakkingsafval en de wijze van verslaglegging daarover in de Nederlandse regelgeving te worden aangescherpt. Met het oog hierop zal een (nieuwe) ministeriele regeling verslaglegging worden opgesteld, waarin de wijze waarop producenten en importeurs van verpakte producten dienen te meten en dienen te rapporteren wordt vastgelegd. Het verpakkende bedrijfsleven dient daarna te rapporteren volgens de nieuwe meetmethode.

De nieuwe meetmethode heeft gevolgen voor de gerapporteerde gewichtspercentages van gerecycled verpakkingsafval in Nederland. Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: het ministerie) heeft in 2019 aan Wageningen University & Research (hierna: WUR) opdracht gegeven de gevolgen van de nieuwe meetmethode voor de verschillende materiaalstromen in kaart te brengen. 3 Bij dit onderzoek is door het ministerie en de WUR geconstateerd dat aanvullend onderzoek nodig is voor de metaalketen en het daarbij te maken onderscheid tussen ferro-metalen en aluminium. Dit onderzoek zal in opdracht van het ministerie in 2020 worden uitgevoerd. PM Daarnaast is geconstateerd dat voor de houtketen de gevolgen van de nieuwe meetmethode beperkt zijn en er daarom geen onderzoek nodig is.

4. Doelstellingen per materiaalsoort

Onderstaand wordt per materiaalsoort uiteengezet welke nieuwe doelstellingen er met het wijzigingsbesluit in het Besluit worden opgenomen en welke overwegingen daarbij een rol hebben gespeeld.

Glas

Het gewichtspercentage voor de recycling van glazen verpakkingen die afval zijn geworden in het Besluit zoals dat luidde voor inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit bedroeg 90%. In 2017 werd door het verpakkende bedrijfsleven 85% recycling gerapporteerd. Daarmee werd de in het Besluit gestelde norm voor recycling niet gehaald.

Uit het onderzoek van de WUR (zie paragraaf 3) blijkt dat volgens de nieuwe manier van meten in 2017 71% van het verpakkingsglas werd gerecycled. De in de gewijzigde verpakkingenrichtlijn gestelde minimumpercentages voor recycling zijn 70% voor 2025 en 75% voor 2030. Gelet op de eerdergenoemde uitgangspunten ten aanzien van de implementatie van de recyclingpercentages, is er voor gekozen het gewichtspercentage voor de recycling van glazen verpakkingen reeds per 2021 vast te stellen op 70% en per 2030 op 75%

Bij glazen verpakkingen is hergebruik een veel voorkomende praktijk. Met name bierflessen en glazen frisdrankflessen in de horeca worden via een systeem van statiegeld ingenomen en opnieuw gevuld. Deze flessen worden in de praktijk tot wel 20 keer opnieuw gebruikt en blijven daarmee meerdere jaren in omloop. In samenspraak met het verpakkend bedrijfsleven is berekend dat in 2020 circa 86% van de glazen verpakkingen wordt hergebruikt of gerecycled. In dit wijzigingsbesluit is ervoor gekozen om deze situatie middels de circulaire doelstelling van 86% voor glas te borgen.

Kunststof

De norm voor de recycling van kunststofverpakkingen in het Besluit zoals dat luidde voor de inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit was 47% voor 2017 en liep in stappen van 1 procentpunt op tot 52% in 2022.

In 2017 werd door het verpakkend bedrijfsleven 50% recycling gerapporteerd. Uit het onderzoek van de WUR blijkt dat volgens de nieuwe manier van meten in 2017 35%-39% van de kunststofverpakkingen werd gerecycled.

De in de wijzigingsrichtlijn vastgestelde minimumpercentages voor recycling zijn 50% voor 2025 en 55% voor 2030. Kunststof is daarmee de enige stroom waarvan het EU-minimumpercentage voor 2025 in de huidige situatie nog niet gehaald wordt.

De EU-doelstellingen voor 50% recycling voor 2025 en 55% voor 2030 zijn minimumdoelstellingen. Nederland is gehouden deze percentages te implementeren in het Besluit. In opdracht van het ministerie heeft de Rebel Group onderzoek gedaan naar een haalbaar recyclepercentage voor 2025.4 Bij dit onderzoek zijn alle relevante huidige en toekomstige marktontwikkelingen en beleidseffecten meegenomen. Uit het onderzoek blijkt dat 50% recycling in 2025 zoals de EU die als minimum heeft gesteld gezien de huidige ontwikkelingen haalbaar is. Om ook daadwerkelijk te borgen dat 50% in 2025 wordt gehaald is een groeipad opgesteld met percentages voor de jaren 2021 tot en met 2024. Deze percentages zijn tot stand gekomen op basis van het onderzoek van de Rebel Group en zijn gebaseerd op verwachte effecten van ingezette beleidsmaatregelen en overige marktontwikkelingen.

Aangezien kunststofverpakkingen in de huidige praktijk niet op grote schaal worden hergebruikt, is de circulaire doelstelling voor kunststof in dit wijzigingsbesluit gelijk aan de doelstellingen voor recycling. In opdracht van het ministerie zal een nadere verkenning worden uitgevoerd hoe het hergebruiken van kunststofverpakkingen verder gestimuleerd kan worden.

Papier en karton

De doelstelling voor recycling van verpakkingen van papier en karton in het Besluit zoals dat luidde voor inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit was 75%.

In 2017 werd door het verpakkend bedrijfsleven 87% recycling gerapporteerd. Uit het onderzoek van de WUR blijkt dat de nieuwe manier van meten ongeveer hetzelfde percentage oplevert, te weten: 85%.

De in de wijzigingsrichtlijn gestelde minimumpercentages voor recycling zijn 75% voor 2025 en van 85% voor 2030.

In dit wijzigingsbesluit is ervoor gekozen om de huidige Nederlandse situatie te borgen en de recyclingdoelstelling voor papier en karton vast te stellen op 85%. Daarmee wordt het EU-minimumpercentages voor 2030 al vanaf 2021 in het Besluit verplicht gesteld.

Aangezien hergebruik bij papier en karton op dit moment nog geen substantiële praktijk is, is voor deze stroom de circulaire doelstelling gelijk aan de recyclingdoelstelling.

Metaal

De doelstelling voor recycling van verpakkingen van metaal in het Besluit zoals dat luidde voor inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit was 85%.

In 2017 werd door het verpakkend bedrijfsleven 96% recycling gerapporteerd.

De in de wijzigingsrichtlijn gestelde minimumpercentages voor recycling zijn voor ferro-metalen met ingang van 2025 70% en met ingang van 2030 80% en voor aluminium met ingang van 2025 50% en met ingang van 2030 60%.

Geconstateerd is dat voor de metaalketen aanvullend onderzoek nodig is om de gevolgen van de nieuwe meetmethode voor recycling te kunnen bepalen. Dit onderzoek zal naar verwachting in het najaar van 2020 worden afgerond. PM

Dit wijzigingsbesluit legt met ingang van respectievelijk 2025 en 2030 voor ferro-metalen en aluminium de percentages voor recycling vast op het in de wijzigingsrichtlijn gestelde minimum.

Tot 2025 blijft de recyclingdoelstelling voor metaal van 85% gelden. Dit percentage is in dit wijzigingsbesluit tevens als circulaire doelstelling opgenomen. Voor recycling geldt dat het verpakkende bedrijfsleven hierover dient te rapporteren op basis van de nieuwe meetmethode.

Hout

De doelstelling voor de recycling van houten verpakkingen in het Besluit zoals dat luidde voor inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit was 35% voor 2017 en liep in stappen van 2 procentpunt op tot 45% in 2022.

In 2017 werd door het verpakkende bedrijfsleven 73% recycling gerapporteerd.

De in de wijzigingsrichtlijn gestelde minimumpercentages voor recycling zijn 25% met ingang van 2025 en 30% met ingang van 2030.

Voor de houtketen is door de WUR geconstateerd dat de gevolgen van de nieuwe meetmethode beperkt zijn.

De markt voor houten verpakkingen bestaat voornamelijk uit houten pallets. Deze worden veelal via systemen van statiegeld hergebruikt en waar nodig gerepareerd ten behoeve van hergebruik. Wanneer houten pallets worden gerepareerd is er sprake van voorbereiding tot hergebruik. Deze gerepareerde en daarna hergebruikte pallets tellen ook al mee voor de recyclingdoelstelling in de meetmethode conform de beschikking zoals deze luidde voor het uitvoeringsbesluit. Wanneer hergebruik niet meer mogelijk is wordt het hout van pallets gerecycled. Het verschil tussen ‘voorbereiding tot hergebruik’ en ‘hergebruik’ is dat bij ‘voorbereiding tot hergebruik’ de pallets juridisch gezien afval worden en de einde-afval status bereiken na reparatie. De facto geldt daarmee dat een circulaire doelstelling voor hout al praktijk is.

In dit wijzigingsbesluit is ervoor gekozen om ambitie te tonen ten opzichte van de huidige verplicht nationale doelstelling; daarom wordt zowel de recyclingdoelstelling als de circulaire doelstelling voor hout gesteld op 55 gewichtsprocent.

Alle verpakkingen

De doelstelling voor de recycling van alle verpakkingen is de som van alle bovengenoemde materiaalstromen. De recyclingdoelstelling van alle verpakkingen in het Besluit zoals dat luidde voor inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit is 70%.

In 2017 werd door het verpakkende bedrijfsleven 78% recycling gerapporteerd.

Uit het onderzoek van de WUR blijkt dat volgens de nieuwe manier van meten in 2017 74%-75% van de verpakkingen werden gerecycled. Hierbij is verondersteld dat het percentage metaalrecycling onveranderd blijft.

De in de wijzigingsrichtlijn gestelde minimumpercentages voor recycling zijn 65% met ingang van 2025 en 70% met ingang van 2030. Een doelstelling voor nuttige toepassing is met de inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit komen te vervallen per 2021.

In dit wijzigingsbesluit is ervoor gekozen om de huidige Nederlandse situatie te borgen door de circulaire doelstelling voor alle verpakkingen voor 2021 op 71% vast te stellen en deze in stappen op te laten lopen tot 74% met ingang van 2025. Deze percentages zijn de som van bovengenoemde circulaire doelstellingen voor alle stromen.

Voor recycling is ervoor gekozen om de in het Besluit vastgelegde doelstelling van 70% te handhaven. Daarmee geldt de in de wijzigingsrichtlijn met ingang van het jaar 2030 opgenomen doelstelling voor recycling van alle verpakkingen, in Nederland al vanaf 2021.

5 Algemene regels voor de regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid ten aanzien van verpakkingen

Gelet op artikel 1, tweede lid, in samenhang met artikel 7 van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid5 gelden per 1 januari 2023 voor producenten en importeurs van verpakkingen ten aanzien van hun verplichtingen aangaande het beheer van verpakkingsafval zoals opgenomen in het Besluit de algemene regels van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid strekt tot implementatie van artikel 8 bis van de Richtlijn (EU) 2018/851 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging van Richtlijn 2008/98/EG betreffende afvalstoffen (PbEU 2018, L 150). In dat artikel zijn algemene minimale vereisten voor regelingen van uitgebreide producentenverantwoordelijkheid opgenomen. Deze minimumvereisten moet Nederland uiterlijk per 1 januari 2023 implementeren voor bestaande regelingen voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, waaronder die voor verpakkingen.

Onderstaand volgt ter verduidelijking voor de situatie zoals deze ten aanzien van verpakkingen geldt per 1 januari 2023 een beschrijving van de inhoud van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid in relatie tot de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor verpakkingen die in het Besluit is vastgelegd in de paragrafen 3 tot en met 6.

Uit artikel 2, eerste lid, van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid volgt dat de producent of importeur van verpakte producten als bedoeld in het Besluit verantwoordelijk is voor het nakomen van de verplichtingen die in het Besluit zijn gesteld.

Uit artikel 2, tweede lid, van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid volgt dat de producent of importeur als bedoeld in het Besluit zorgt voor een passende beschikbaarheid van een innamesysteem voor alle door hem in de handel gebrachte verpakkingen. Onder passende beschikbaarheid wordt verstaan dat het systeem gedurende het gehele jaar beschikbaar is en niet beperkt is tot gebieden waar de inname en het beheer van de betreffende afvalstoffen het meest kostenefficiënt is, en dat degene die voornemens is zich van de betreffende verpakkingen te ontdoen in staat stelt om deze kosteloos bij het innamesysteem in te leveren.

Op grond van artikel 2, derde lid, van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid is de producent of importeur als bedoeld in het Besluit verplicht afvalstoffenhouders (consumenten) van de door hem in de handel gebrachte verpakkingen die afval zijn geworden te informeren over afvalpreventiemaatregelen, innamesystemen, voorzieningen voor hergebruik of nuttige toepassing en de preventie van zwerfafval.

Artikel 3 van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid verplicht de producent of importeur als bedoeld in het Besluit te beschikken over de financiële en organisatorische middelen om de verplichtingen uit artikel 2 van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid na te komen. In het tweede lid van artikel 3 is aanvullend vastgelegd dat de producent of importeur als bedoeld in dit Besluit in ieder geval de kosten draagt voor het nakomen van de verplichtingen bedoeld in artikel 2. Dit betekent dat de producent of importeur de kosten draagt voor verplichtingen op grond van de regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid in het Besluit alsmede de kosten voor het innamesysteem voor verpakkingsafval. De uitzondering ten aanzien van de kosten voor inname van verpakkingsafval dat vrijkomt bij bedrijven, zoals voor inwerkingtreding van artikel III, onderdeel B, van het wijzigingsbesluit was opgenomen in artikel 5 van het Besluit, komt daarmee te vervallen.

Uit artikel 4 van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid volgt dat de producent of importeur als bedoeld in het Besluit binnen zes weken nadat het Besluit op de producent van toepassing is geworden melding doet aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de nakoming van de verplichtingen ter uitvoering van de regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Met artikel III, onderdeel F, van dit wijzigingsbesluit wordt per 1 januari 2023 in het Besluit vastgelegd dat deze meldingsplicht niet geldt voor een producent of importeur van wie de totaal van de door hem in de handel gebrachte verpakkingen en van de door hem ingevoerde verpakkingen die afval zijn geworden jaarlijks minder dan 50.000 kilogram bedraagt.

Op grond van artikel 5 van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid is de producent of importeur als bedoeld in het Besluit verplicht elk jaar verslag uit te brengen aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over het nakomen van de verplichtingen die volgen uit in het Besluit opgenomen regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Met dit wijzigingsbesluit wordt in artikel III, onderdeel D, een artikel 8a (nieuw) ingevoegd. Daarin wordt vastgelegd dat het verslag jaarlijks voor 1 augustus over het voorafgaande kalenderjaar moet worden uitgebracht. De in het Besluit opgenomen uitzondering op de verslagverplichting voor een producent of importeur van wie het totaal van de door hem in de handel gebrachte verpakkingen en van de door hem ingevoerde verpakkingen die afval zijn geworden jaarlijks minder dan 50.000 kilogram bedraagt blijft ook na 1 januari 2023 gehandhaafd.

In artikel 6 van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid is vastgelegd dat producenten en importeurs de mogelijkheid hebben om gezamenlijk uitvoering te geven aan de verplichtingen van de regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Als gezamenlijk uitvoering wordt gegeven berusten de verplichtingen van de regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid op de producentenorganisatie die namens de producenten en importeurs een melding doet.

Uit artikel 6 van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid volgt tevens dat de financiële bijdragen van de producenten en importeurs aan de producentenorganisatie in ieder geval de kosten dekken die nodig zijn ter uitvoering van de verplichtingen van de regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, dat bedoelde financiële bijdragen indien mogelijk worden gedifferentieerd, waarbij rekening wordt gehouden met de gehele levenscyclus, duurzaamheid, repareerbaarheid, herbruikbaarheid en recyclebaarheid van verpakkingen en dat bedoelde financiële bijdragen niet hoger dan nodig is om als producentenorganisatie goede en kostenefficiënte uitvoering te kunnen geven aan de namens de producenten en importeurs uit te voeren verplichtingen op grond van de regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.

Consequentie van het per 1 januari 2023 van toepassing zijn van de algemene bepalingen van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, is dat de bepalingen over het innamesysteem, de verslaglegging en over de producentenorganisatie die namens producenten gezamenlijk uitvoering geeft aan de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid in respectievelijk de artikelen 5, 8, 9 en 10 van het Besluit kunnen vervallen dan wel moeten worden aangepast. Er is voor gekozen deze wijzigingen van het Besluit op te nemen in dit wijzigingsbesluit omdat al deze wijzigingen van het Besluit een gevolg zijn van het in 2018 vastgestelde EU-afvalpakket.

6. Bedrijfseffecten en administratieve lastendruk

6.1 Circulaire doelstellingen en recyclingdoelstellingen

Kijkend naar het geheel aan circulaire en recycling doelstellingen die met dit wijzigingsbesluit worden opgelegd in relatie tot de reeds behaalde resultaten voor recycling en hergebruik, kan worden geconcludeerd dat kunststof de enige materiaalstroom is waarvoor een substantiële extra inspanning nodig zal zijn van het verpakkende bedrijfsleven om de nieuwe doelstellingen te halen.

In 2017 kwam in totaal 512 kiloton kunststofverpakkingsafval op de markt. Kunststofverpakkingsafval wordt door gemeenten bij huishoudens opgehaald. Daarvoor ontvangen gemeenten een vergoeding van het verpakkende bedrijfsleven. Tevens wordt kunststofverpakkingsafval uit restafval nagescheiden. Ook maakt het verpakkende bedrijfsleven gebruik van bedrijfsmatige afvalstromen bij het bereiken van de recyclingdoelstelling voor kunststof verpakkingsafval. Tot slot worden plastic flessen via een systeem van statiegeld ingezameld en daarna gerecycled. Uit het onderzoek van de WUR blijkt dat genoemde routes in 2017 in totaal hebben geresulteerd in 178 tot 198 kiloton gerecycled kunststof. Dit leidt tot de genoemde recyclingpercentages van 35%–39%, volgens de nieuwe meetmethode.

Op basis van het Rebel onderzoek is de verwachting dat in 2025 de hoeveelheid kunststofverpakkingen is toegenomen tot 571 tot 588 kiloton. Om de recyclingdoelstelling van 50% te halen zal daarmee in totaal 286 tot 294 kiloton kunststof verpakkingsafval gerecycled moeten worden. Dit is een jaarlijkse toename van 88 tot 116 kiloton ten opzichte van de situatie in 2017.

De Rebel Group heeft tevens onderzoek gedaan naar een haalbaar recyclepercentage voor 2025. Bij dit onderzoek zijn alle relevante huidige en toekomstige marktontwikkelingen en beleidseffecten meegenomen inclusief een uitbreiding van de inname van bedrijfsmatig verpakkingsafval gelet op veranderde verantwoordelijkheid voor de inname van verpakkingsafval op grond van het Besluit regeling uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.

Door het verpakkende bedrijfsleven wordt geschat dat de kosten per ton gerecycled kunststof, gecorrigeerd voor de nieuwe meetmethode, in de bandbreedte van 600 tot 1.000 euro vallen. Deze kosten van 600 tot 1.000 euro per ton zijn inclusief de kosten voor inzameling, overslag, transport en sortering naar de recycler van verpakkingsafval en inclusief de kosten die gemaakt worden voor de ingezamelde materialen die niet voor recycling aanmerking komen. De verwachte jaarlijkse extra kosten voor het halen van de 50% recyclingdoelstelling in 2025 zullen daarmee circa 60 miljoen euro bedragen. Deze kosten zijn additioneel t.o.v. 250 miljoen reeds bestaande kosten die het verpakkende bedrijfsleven heeft voor het nakomen van de producenten verantwoordelijkheid.

6.2 Regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid

Het Besluit (artikel 9) zoals dat luidt voor inwerkingtreding van artikel III van het wijzigingsbesluit biedt producenten van verpakte producten de mogelijkheid om de verplichtingen in het Besluit gezamenlijk uit voeren. In de praktijk wordt van deze mogelijkheid als sinds enige jaren gebruik gemaakt en is de Stichting Afvalfonds Verpakkingen (hierna: Afvalfonds) de normadressant voor de in het Besluit opgenomen verplichtingen. De verwachting is dat ook na 1 januari 2023 door het Afvalfonds namens producenten en importeurs van verpakkingen aan de verplichtingen op grond van de regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid uitvoering zal worden gegeven. De wijzigingen in artikel III van het wijzigingsbesluit, die per 1 januari 2023 in het Besluit worden doorgevoerd, hebben daarom geen directe operationele gevolgen voor individuele ondernemers. Daarom is hiervoor geen MKB-toets uitgevoerd.

De verplichtingen op grond van de regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid worden door het Afvalfonds uitgevoerd conform de overeenkomst inzake de afvalbeheerbijdrage voor verpakkingen die, op grond van artikel 15.36, eerste lid, van de Wet milieubeheer, algemeen verbindend is verklaard. Er zijn op dit moment circa 2.400 producenten van verpakte producten die op basis van deze overeenkomst een afvalbeheerbijdrage betalen aan het Afvalfonds ten behoeve van het uitvoeren deze verplichtingen. Producenten en importeurs die jaarlijks minder dan van 50.000 kilogram verpakkingen in de handel brengen zijn in de overeenkomst vrijgesteld van het betalen van een afvalbeheerbijdrage aan het Afvalfonds.

Inname

Gelet op artikel 2, tweede lid, van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid moet de producent en importeur van verpakkingen zorgen voor een passende beschikbaarheid van een innamesysteem voor alle door hem in de handel gebrachte verpakkingen die afval zijn geworden. In deze verplichting voorziet het Afvalfonds in de huidige situatie reeds deels door met gemeenten en afvalinzamelaars afspraken te maken over de inzameling van verpakkingsafval van huishoudens. Het verpakkingsafval wordt via glasbakken en oud-papierinzameling gescheiden ingezameld. Daarnaast worden verpakkingsafval van plastic, metaal en drankenkartons van huishoudens ingezameld via de PMD-bakken of via nascheiding uit het restafval. De afspraken die tussen het Afvalfonds en gemeenten via de Vereniging Nederlandse Gemeenten zijn gemaakt gelden voor de periode 2020-2029. Producenten en importeurs kunnen tevens voorzien in een passend innamesysteem, door middel van statiegeldsystemen. Deze systemen bestaan voor verschillende verpakkingsstromen. Met ingang van 1 juli 2021 is een statiegeldsysteem voor kunststof drankflessen met een inhoud tot 3 liter of minder verplicht. Het staat producenten vrij om andere vormen van inname te organiseren, bijvoorbeeld door verpakkingen mee terug te nemen bij levering of te voorzien in verpakkingen die kunnen worden hergebruikt.

In de huidige situatie kent het Afvalfonds geen verplichting om de kosten voor inname van verpakkingsafval dat vrijkomt bij bedrijven, te vergoeden. Omdat producenten en importeurs vanaf 1 januari 2023 moeten zorgdragen voor een passend innamesysteem voor al de door hen in de handel gebrachte verpakkingen, verandert deze praktijk. Ook in de bestaande situatie wordt een deel van het verpakkingsafval dat bij bedrijven vrijkomt door producenten meegeteld bij het behalen van hun recyclingdoelstelling. Dit betreft met name monostromen papier en karton (m.n. transportdozen), monostromen kunststoffen (m.n. pallet, vaten, en kratten) en metalen vaten en houten pallets, waarvan de inname en afvalverwerking kostendekkend kan worden uitgevoerd. Er is op het moment van het opstellen van dit besluit geen reden om aan te nemen dat de bestaande inzamel- en verwerkingsmethoden van deze verpakkingsstromen als niet passend zouden kunnen worden beschouwd en naar aanleiding van dit besluit operationeel zouden moeten worden aangepast.

Met name voor verkoop- of primaire verpakkingen die vrijkomen als afval bij kantoren, winkels, diensten en scholen wordt op dit moment in de regel nog geen passend inzamelsysteem georganiseerd. De aanpassing van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor verpakkingen zal dus met name gevolgen hebben voor deze stroom en maakt producenten er verantwoordelijk voor ook voor deze stroom zorg te dragen voor een passend innamesysteem. Het feit dat een producent verantwoordelijk is zorg te dragen voor een passend innamesysteem betekent niet dat een (bedrijfsmatige) afvalstoffenhouder recht heeft op een vergoeding van zijn kosten door de producent. Het is in de eerste plaats aan de producenten van verpakte producenten om te bepalen hoe zij invulling willen geven aan hun verantwoordelijkheid om te komen tot een passend innamesysteem.

Statiegeldsystemen waaronder het nieuw op te zetten systeem voor kunststof drankflesjes, zijn ook toegankelijk voor diegene die zich van een drankverpakking wil ontdoen, in een bedrijfsmatige omgeving. Met deze systemen voorzien producenten aldus in passende inname van alle betreffende drankverpakkingen die zij in de handel brengen. Daarnaast is het aannemelijk dat het Afvalfonds, namens producenten en importeurs, afspraken maakt met afvalinzamelaars, gemeenten en grote bedrijven over de gescheiden inzameling en of nascheiding van verpakkingsafval bij kantoren, winkels, diensten en scholen. Daarbij kan aansluiting worden gezocht bij reeds bestaande systemen en infrastructuur voor de inzameling en recycling van huishoudelijk afvalstromen, bijvoorbeeld door inzamelroutes voor PMD te combineren of door glasbakken ook open te stellen voor de (kleine) bedrijfsmatige ontdoener.

Informeren afvalstoffenhouders

Uit artikel 2, derde lid, van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid volgt dat de producent en importeur afvalstoffenhouders (gebruikers) van hun producten informeert over afvalpreventiemaatregelen, innamesystemen, voorzieningen voor hergebruik of nuttige toepassing en de preventie van zwerfafval. Een dergelijke verplichting per 1 januari 2023 is nieuw voor producenten en importeurs van verpakkingen. In de praktijk wordt er ten tijde van vaststelling van dit wijzigingsbesluit door producenten van verpakkingen en door hen betrokken ketenpartners, zowel op verpakkingen en afvalbakken als via verschillende (online) communicatiecampagnes, gecommuniceerd over de wijze van afdanking en de verwerking van verpakkingsafval. Het is ook in het belang van producenten en importeurs dat consumenten op de juiste manier verpakkingsafval scheiden, omdat dit direct leidt tot beter recyclebare stromen en daarmee lagere kosten. Het feit dat deze informatievoorziening met het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid wordt verplicht, heeft daarmee naar verwachting geen substantiële gevolgen voor de lastendruk.

Melding en verslag

Uit artikel 4 van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid volgt dat producenten en importeurs melding moeten doen over de nakoming van de verplichtingen op grond van regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. De aanvraag tot het algemeen verbindend verklaren van de overeenkomst van afvalbeheerbijdrage zoals die door het Afvalfonds wordt gedaan kan worden gezien als de bedoelde melding. Deze verplichting tot het doen van een melding, levert daarmee in de praktijk geen aanvullende last voor het Afvalfonds op. Middels artikel III, onderdeel F, van dit wijzigingsbesluit wordt per 1 januari 2023 in artikel 9 vastgelegd dat de meldingsplicht als bedoeld in artikel 4 van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid niet geldt voor een producent of importeurs die jaarlijks minder dan 50.000 kilogram verpakkingen op de markt brengt. Dit ter voorkoming van onevenredige regelingsdruk.

Uit artikel 5 van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid volgt dat producenten en importeurs elk jaar verslag uitbrengen over het nakomen van de verplichtingen die volgen uit het Besluit. Ook dit is, gelet op artikel 8 in combinatie met artikel 9 zoals deze luidden voor inwerkingtreding van respectievelijk de onderdelen C, D en F van artikel III van het wijzigingsbesluit, reeds bestaande praktijk. De lastendruk ter zake van verslaglegging na 1 januari 2023 blijkt dus gelijk, mede gegeven de situatie dat de uitzondering van de verslagleggingsplicht voor onderdrempelige bedrijven in artikel 8a (nieuw) gehandhaafd blijft.

Om te kunnen rapporteren over de circulaire doelstelling zal het Afvalfonds ook gegevens moeten rapporteren over met name de hoeveelheid glazen flessen die binnen het systeem van statiegeld worden hergebruikt. Deze gegevens zijn naar verwachting al bij betrokken bedrijven en organisaties bekend, maar zullen door het Afvalfonds moeten worden verzameld en voorzien van de benodigde onderbouwing. Dit levert een administratieve last op. Het Afvalfonds moet, om te kunnen rapporten op basis van de nieuwe meetmethode, het gemeten en gecorrigeerde gewicht na sortering aanvullend corrigeren voor verliezen die optreden in voorbereiding op het daadwerkelijke recyclingproces waarin de materialen worden bewerkt tot producten. In eerste aanleg kan het verpakkende bedrijfsleven hiervoor gebruik maken van de door WUR in opdracht van het ministerie opgedane kennis. Waar nodig zal deze kennis in de toekomst moeten worden aangevuld of worden geactualiseerd. Ook dit levert een administratieve last op. In totaal is de verwachting, gebaseerd op overleg met het Afvalfonds, dat de administratieve lasten die het gevolg hiervan zijn jaarlijks circa € 500.000 bedragen.

Tariefdifferentiatie van afvalbeheerbijdragen

Uit artikel 6 van het Besluit Regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid volgt dat de financiële bijdragen van de producenten aan het Afvalfonds in ieder geval de kosten moeten dekken die nodig zijn ter uitvoering van de verplichtingen. Deze financiële bijdragen moeten indien mogelijk worden gedifferentieerd en tevens geldt dat de financiële bijdragen niet hoger mogen zijn dan nodig om als producentenorganisatie goede en kostenefficiënte uitvoering te kunnen geven aan de verplichtingen. De afvalbeheerbijdragen worden in de huidige praktijk door het Afvalfonds vastgesteld op basis van de bestaande Overeenkomst inzake de afvalbeheerbijdrage voor verpakkingen. Deze afvalbeheerbijdragen worden door het Afvalfonds gedifferentieerd voor de verschillende verpakkingssoorten en -materialen, waarbij de producenten van goed recyclebare verpakkingen – welke aantoonbaar lagere kosten in het afvalbeheer hebben en daarmee leiden tot aantoonbaar lagere kosten voor het Afvalfonds bij het nakomen van gestelde verplichtingen – een lager tarief betalen. Het Afvalfonds communiceert op haar website over de hoogte van de bijdragen die producenten dienen te betalen en de onderbouwing daarvan. Hiermee voldoet het Afvalfonds in de huidige praktijk al aan de verplichtingen die artikel 6 van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid stelt aan de afvalbeheerbijdragen.

Gevolgen voor het bedrijfsleven

(additionele kosten t.o.v. 2019, in miljoenen euro’s,)

 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Inhoudelijke nalevingskosten

0

10

23

40

58

58

Administratieve lasten

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

0,5

7. Handhaving en uitvoering en fraudebestendigheid

Uit het Besluit (artikel 8) volgt dat het Afvalfonds jaarlijks voor 1 augustus aan de Minister verslag doet over het al dan niet behalen van de in het Besluit opgenomen verplichtingen in het voorafgaande kalenderjaar. Dit verslag dient vergezeld te gaan van documenten waarmee verificatie van de aangeleverde gegevens mogelijk is. De afgelopen jaren is het praktijk dat de Inspectie van de Leefomgeving en Transport (hierna: ILT) ieder jaar één of twee materiaalstromen nader in detail verifieert.

Het Besluit is gebaseerd op artikelen 9.5.2, eerste lid, van de Wet milieubeheer. Voor bepalingen die zijn gebaseerd op titel 9.5 van de Wet milieubeheer geldt dat de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, ingevolge artikel 18.2b, eerste lid, onder a, van de wet is belast met de bestuursrechtelijke handhaving. In het Besluit aanwijzing ambtenaren VROM-regelgeving is de Inspectie voor Infrastructuur, Leefomgeving en Transport aangewezen als toezichthouder. De ILT beschikt door deze aanwijzing over de in de Algemene wet bestuursrecht aan aangewezen toezichthouders toebedeelde bevoegdheden.

Strafrechtelijke handhaving loopt via artikel 1a, onder 2, van de Wet op de economische delicten, waarin overtreding van voorschriften gesteld bij of krachtens artikel 9.5.2 van de Wet milieubeheer is aangemerkt als een economisch delict.

8. Advies en consultatie

Ter voorbereiding van dit wijzigingsbesluit is met het Afvalfonds overleg gevoerd over de haalbaarheid van de circulaire doelstellingen en de doelstellingen voor recycling. Hiervoor is gekozen omdat het Afvalfonds als normadressant namens de producenten van verpakte producten verantwoordelijk is voor en ook specifieke expertise heeft over de hoeveelheden verpakkingsmateriaal en verpakkingsafval.

De in dit wijzigingsbesluit vastgestelde doelstellingen zijn voorts in april 2020 door de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat besproken met vertegenwoordigers van het verpakkende bedrijfsleven. Over de uitkomsten van dit overleg en beleidsmaatregelen voor de circulaire verpakkingsketen is de Tweede Kamer geïnformeerd bij brief van 2 juli 20206.

Alvorens een ontwerp van dit wijzigingsbesluit ter advisering aan te bieden aan de Raad van State is overeenkomstig artikel 21.6, vierde lid, van de Wet milieubeheer een ieder in de gelegenheid gesteld een reactie geven en is het ontwerp ten behoeve van een voorhangprocedure aangeboden aan de Eerste en Tweede Kamer.

De volgende instanties/organisaties hebben een reactie ingestuurd:

Adviescollege Toetsing Regeldruk

Een concept ontwerp van het wijzigingsbesluit is ter toetsing voorgelegd aan het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR). Het ATR adviseert in de toelichting in te gaan op de samenhang van onderhavig voorstel met overige regelgeving die de verplichtingen voor producenten van kunststofverpakkingen betreft en deze informatie bij de start van de internetconsultatie en voorhang transparant te maken. Het ATR adviseert voorts de regeldrukeffecten conform Rijksbrede methodiek in beeld te brengen. Naar aanleiding van de adviezen van het ATR is met name paragraaf 6 van de nota van toelichting aangevuld.

Notificatie

Gelet op de verplichtingen die voortvloeien uit artikel I, onderdelen C en D, van het wijzigingsbesluit is een ontwerpbesluit op PM ingevolge artikel 5 van de Notificatierichtlijn7 voorgelegd aan de Europese Commissie. Daarbij is aangegeven dat de verplichtingen zijn ingegeven vanuit het algemeen belang van bescherming van het milieu. Naar aanleiding van de aanmelding zijn PM reacties binnengekomen.

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A (wijziging artikel 1, eerste lid,)

In het Besluit wordt een omschrijving van het begrip ‘herbruikbare verpakking’ toegevoegd met het oog op het gebruik van dit begrip in artikel 5a van het Besluit. De omschrijving is gelijk aan de omschrijving van dit begrip in de wijzigingsrichtlijn. Het begrip ‘omloop’ dat in deze omschrijving wordt gebruikt, is gedefinieerd in onderdeel n van artikel 1, eerste lid, van het Besluit. Dit onderdeel wordt middels artikel II, onderdeel A, van het wijzigingsbesluit ingevoegd in het Besluit.

Artikel 1, Onderdeel i, van het Besluit zoals dat luidde voor inwerkingtreding van dit artikelonderdeel bevatte een omschrijving van het begrip ‘recycling’. Deze omschrijving kon komen te vervallen omdat in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer een omschrijving van dit begrip is opgenomen dat doorwerkt in de onderliggende regelgeving van de wet, zoals het Besluit.

Artikel I, onderdeel B (wijziging opschrift paragraaf 3)

Het opschrift van paragraaf 3 is aangepast aan de onderwerpen van de artikelen die in deze paragraaf zijn opgenomen.

Artikel I, onderdeel C (invoegen nieuw artikel 5a)

Met artikel 5a wordt een nieuwe doelstelling voor verpakkingen geïntroduceerd, de zogenaamde circulaire doelstelling. Deze doelstelling is complementair aan de recyclingdoelstelling in artikel 6 van het Besluit.

De circulaire doelstelling verplicht producenten en importeurs om jaarlijks een bepaald gewichtsprocent van de door hen in de handel gebrachte verpakkingen hetzij te hergebruiken, hetzij te recyclen dan wel door een combinatie van hergebruik en recycling dit gewichtsprocent te behalen.

De circulaire doelstelling is gericht op het stimuleren van hergebruik van verpakkingen. Daarbij gaat het om hergebruik van zowel de verkoopverpakkingen als van de verpakkingen die om logistieke (transport) redenen worden gebruikt, zoals pallets en plastic (afdek)folie.

Anders dan de recyclingdoelstelling heeft de circulaire doelstelling betrekking op verpakkingen die in de handel worden gebracht en omvat het daarmee niet alleen de verpakkingen waarvan de houder zich – na in de handel te zijn gebracht – heeft ontdaan (verpakkingsafval) maar ook de verpakkingen die in het kader van een systeem voor hergebruik meerdere malen als verpakking in de handel worden gebracht (hergebruik verpakkingen). In paragraaf 3 en 4 van het algemene deel van toelichting is een en ander nader toegelicht. Kortheidshalve wordt daarnaar verwezen. Daar is ook toegelicht welke overwegingen hebben geleid tot de hoogtes van de doelstellingen.

Het derde lid van dit artikel bepaalt hoe in enig jaar het gewichtsprocent voor hergebruik moet worden bepaald. Het betreft het gemiddelde van verpakkingen die in de voorgaande drie jaar in de handel zijn gebracht en zijn hergebruikt in het kader van een systeem om verpakkingen te hergebruiken. Met dit laatste wordt gedoeld op een organisatorische, technische of financiële regeling die ervoor zorgt dat herbruikbare verpakkingen meerdere omlopen maken, conform de omschrijving van het begrip ‘systeem voor hergebruik van verpakkingen’ die is opgenomen in artikel 1, eerste lid, onderdeel m, van het Besluit.

Artikel I, onderdeel D (wijziging artikel 6)

Met de wijziging van het eerste lid van artikel 6 is de verplichting vervallen om ten minste 75 gewichtsprocent van alle in een kalenderjaar in de handel gebrachte verpakkingen nuttig toe te passen. Deze verplichting bleek in de praktijk zinledig. Gegeven het feit dat er in Nederland geen verpakkingsafval mag worden gestort en verbranding van verpakkingsafval geschiedt met energieterugwinning, zijnde een vorm van nuttige toepassing, is er altijd sprake van 100% nuttige toepassing van verpakkingsafval, namelijk minimaal 70% via recycling en de rest door verbranding met energieterugwinning.

De verplichting om ten minste 70 gewichtsprocent van alle in een kalenderjaar in de handel gebrachte verpakkingen die afval zijn geworden, te recyclen is in artikel 6, eerste lid, behouden. Dit percentage is hoger dan de wijzigingsrichtlijn voorschrijft. Die schrijft voor dat vanaf 2008 ten minste 55% wordt gerecycled, vanaf 2025 ten minste 60% en vanaf 2030 ten minste 65%.

Het tweede lid van artikel 6 bevat de gewichtspercentages voor de diverse verpakkingsmaterialen die in of vanaf een bepaald kalenderjaar moeten worden gerecycled. Anders dan bij de circulaire doelstellingen (artikel 5a) hebben de recyclingpercentages uitsluitend betrekking op in de handel gebrachte verpakkingen die afval zijn geworden, met andere woorden verpakkingen waarvan de houder (veelal de eindgebruiker van een verpakt product) zich heeft ontdaan.

Door de wijziging van het tweede lid van artikel 6 zijn voor diverse verpakkingsmaterialen de recyclingpercentages voor de kalenderjaren die achter ons liggen vervangen door recyclingpercentages voor de kalenderjaren tot en met 2030.

Bij het vaststellen van de gewichtsprocenten is rekening gehouden met de nieuwe meetmethode voor recycling en recyclingpercentages uit de wijzigingsrichtlijn. In de paragrafen 3 en 4 het algemene deel van toelichting is een en ander nader toegelicht. Kortheidshalve wordt daarnaar verwijzen.

Ingevolge het nieuwe vijfde en zesde lid mogen de in het eerste en tweede lid van artikel 6 vastgestelde recyclingpercentages voor maximaal 5 gewichtsprocent worden ingevuld met hergebruik van in handel gebrachte verkoopverpakkingen. Het hergebruikpercentage betreft een gemiddelde van de herbruikbare verkoopverpakkingen die in de afgelopen drie jaar in de handel zijn gebracht.

In de Regeling verslaglegging verpakkingen zal worden uitgewerkt hoe producenten dit hergebruikpercentage dienen aan te tonen.

Artikel I, onderdeel E (wijziging artikel 9)

In navolging van de herformulering van artikel 7, eerste lid, in de wijzigingsrichtlijn is ook in artikel 9, vierde lid, van het Besluit de term ‘concurrentieverstoring’ vervangen door ‘vervalsing van de mededinging’.

Artikel I, onderdeel F (vervallen artikel 18)

Artikel 18 zoals dat luidde voor inwerkingtreding van dit artikelonderdeel, wijzigde per 1 januari 2022 artikel 6, tweede lid, en voegde daarin nieuwe recyclingpercentages voor kunststof en houten verpakkingen toe. Aangezien met dit wijzigingsbesluit in artikel 6, tweede lid, al nieuwe recyclingpercentages voor die verpakkingen vanaf 2021 worden opgenomen is artikel 18 zinledig geworden en kan het komen te vervallen.

Artikel II, onderdeel A (invoegen nieuwe begripsomschrijvingen)

Met dit onderdeel wordt een omschrijving van de begrippen ‘systeem voor hergebruik van verpakkingen’ en ‘omloop’ toegevoegd in artikel 1, eerste lid, van het Besluit. De omschrijving van deze begrippen is overgenomen uit het uitvoeringsbesluit.

Artikel II, onderdelen B en C (wijziging artikelen 8 en 9)

Door het toevoegen van artikel 5a aan de opsomming in artikel 8, eerste lid, van het Besluit zijn producenten en importeurs verplicht verslag uit te brengen over de naleving van circulaire doelstellingen.

Met het toevoegen van artikel 5a en de leden vijf en zes van artikel 6 aan de opsomming in artikel 9, eerste lid, van het Besluit wordt het voor producenten en importeurs mogelijk om gezamenlijk uitvoering te geven aan in deze artikelen opgenomen verplichtingen. In de huidige praktijk worden deze verplichtingen namens producenten uitgevoerd door het Afvalfonds.

Artikel III, onderdeel A (wijziging opschrift Paragraaf 3)

Na het vervallen van artikel 5 (artikel III, onderdeel B) is inname van verpakkingsafval geen onderwerp meer in paragraaf 3. Het opschrift van de paragraaf is daarop aangepast.

Artikel III, onderdeel B (vervallen artikel 5)

De verplichtingen ten aanzien van de inname van verpakkingsafval in het Besluit dienen per 1 januari 2023 te vervallen omdat per die datum de verplichtingen voor het innamesysteem op grond van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid gelden. Het verschil in kostenverantwoordelijkheid voor de inname van huishoudelijk (verpakkings)afval en bedrijfsmatig (verpakkings)afval komt daarmee te vervallen. Per 1 januari 2023 zijn, op grond van de artikelen 2 en 3 van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, producenten en importeurs van verpakkingen financieel verantwoordelijk voor de inname van beide soorten verpakkingsafval. Een en ander wordt nader toegelicht in paragraaf 6.2 van het algemene deel van de toelichting van dit wijzigingsbesluit.

Artikel III, onderdeel C (wijziging artikel 8)

Artikel 8, eerste lid, van het Besluit zoals dat luidde voor inwerkingtreding van dit wijzigingsartikel, bevatte de verplichting tot jaarlijkse verslaglegging voor 1 augustus over het voorafgaande kalenderjaar van de uitvoering van de verplichtingen opgenomen in de artikelen 3, 5a, 6, 6a, 7, 12 en 15.

Per 1 januari 2023 geldt de verplichting tot verslaglegging op grond van artikel 5 van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor de verplichtingen die vallen onder de regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Gelet hierop kan de verplichting tot verslaglegging over de uitvoering van de artikelen 5a, 6, 6a, 7, 12 en 15 vervallen en resteert voor producenten nog slechts een verplichting tot verslaglegging op grond van het Besluit over de uitvoering van het bepaalde in artikel 3 (essentiële eisen en verbod op het verstrekken van gratis draagtassen).

Artikel III, onderdeel D (invoegen artikel 8a)

Gelet op het eerste lid van artikel 5 van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid wordt het tijdstip van verslaglegging en de tijdsperiode waarover verslag moet worden uitgebracht in het Besluit vastgelegd. Dit geschiedt in artikel 8, eerste lid.

Met het tweede lid van 8a wordt bestendigd dat de verslagleggingsverplichting van artikel 8, eerste lid, van het Besluit zoals dat luidde voor inwerkingtreding van artikel III, onderdeel C, van dit wijzigingsbesluit niet geldt voor producenten en importeurs van wie het totaal van de door hem in de handel gebrachte verpakkingen en van de door hem ingevoerde verpakkingen die afval zijn geworden jaarlijks minder dan 50.000 kilogram bedraagt. Deze uitzondering is, naar aanleiding van de voorhang van een ontwerp-besluit bij de Staten-Generaal in 2014 bij de vaststelling van het Besluit opgenomen ter verlichting van de bedrijfs- en administratieve lasten van de producenten en importeurs die slechts een geringe (< 50.000 kg) hoeveelheid verpakkingen in de handel brengen.

Artikel III, onderdeel E (wijziging opschrift Paragraaf 5)

Het opschrift van paragraaf 5 is aangepast om deze in overeenstemming te brengen met de gewijzigde inhoud van de artikelen 9 en 10 door artikel III, onderdelen F en G van het wijzigingsbesluit.

Artikel III, onderdeel F (wijziging artikel 9)

Op grond van artikel 4 van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid is de producent binnen zes weken nadat een regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid op hem van toepassing is geworden, verplicht melding te doen aan de Minister van Infrastructuur en Waterstaat over de nakoming van de verplichtingen ter uitvoering van de uitgebreide producentenverantwoordelijkheid.

Artikel 9 bepaalt dat een dergelijke melding niet geldt voor de producenten en importeurs van wie het totaal van de door hem in de handel gebrachte verpakkingen en van de door hem ingevoerde verpakkingen die afval zijn geworden jaarlijks minder dan 50.000 kilogram bedraagt. Hiermee wordt een onevenredige regelgevingsdruk voor ondernemingen die slechts kleine hoeveelheden producten in de handel brengen, als bedoeld in artikel 8bis, eerste lid, onderdeel d, van de Kaderrichtlijn afvalstoffen, voorkomen. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat de vrijstelling van de meldingsplicht niet betekent dat de kleine ondernemingen zich niet aan de verplichtingen van de regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid zoals opgenomen in de paragrafen 3 tot en met 6 van het Besluit moeten houden. Deze gelden voor hun onverkort evenals de verplichtingen van artikel 3 van het Besluit.

Artikel 9 van het Besluit zoals dat luidde voor inwerkingtreding van dit artikel bevatte, naast bepalingen in het eerste, tweede en derde lid over de gezamenlijke uitvoering van de verplichtingen van het Besluit, in het vierde lid de zorgplicht dat deze gezamenlijke uitvoering geen handelsbelemmering of vervalsing van de mededinging zou veroorzaken. Deze bepaling is nu opgenomen in artikel 10 van het Besluit.

Artikel III, onderdeel G (wijziging van artikel 10)

Artikel 10 bevat de zorgplicht dat de gezamenlijke uitvoering, als bedoeld in artikel 6 van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid, geen handelsbelemmering of vervalsing van de mededinging mag veroorzaken. Een soortgelijke bepaling was voor inwerkingtreding van artikel III, onderdeel F, van dit wijzigingsbesluit, opgenomen in artikel 9, vierde lid, van het Besluit. Deze bepaling is een implementatie van artikel 7, eerste lid, van de verpakkingenrichtlijn.

Artikel 10 zoals dat luidde voor inwerkingtreding van dit artikelonderdeel, bevatte – kort gezegd – de verplichting voor inzamelaars van afvalstoffen om periodiek gegevens aan te leveren aan het Afvalfonds over de hoeveelheid ingezameld verpakkingsafval. Het Afvalfonds gebruikte deze gegevens voor de verslaglegging over de uitvoering van de in het Besluit opgenomen recyclingdoelstellingen.

Per 1 januari 2023 geldt voor producenten en importeurs van verpakkingen de verslagleggingsverplichting op grond van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid. Op grond van dat besluit zijn producenten van verpakkingen tevens verantwoordelijk voor de inzameling (en de kosten daarvan) van het verpakkingendeel in zowel het huishoudelijke afval als het bedrijfsafval. Gelet hierop kunnen producenten vanuit die verantwoordelijkheid rechtstreeks afspraken maken met afvalinzamelaars over het aanleveren van gegevens omtrent de ingezamelde hoeveelheden verpakkingsafval. Een zelfstandige verplichting voor het aanleveren van deze gegevens op grond van het Besluit is daarom niet langer nodig. Daarmee kon de oude tekst van artikel 10 komen te vervallen.

Artikel IV (Inwerkingtreding)

Artikel I, treedt in werking met ingang van 1 juli 2021.

Artikel II treedt in werking met ingang van 1 januari 2022. Daarbij treden de onderdelen van dit artikel, die een wijziging bevatten van respectievelijk artikel 1, 8 en 9 van het Besluit, op die dag in werking nadat een wijziging van die artikelen door het Besluit maatregelen kunststof drankflessen heeft plaats gevonden. De redactie van de onderdelen a, b en c van artikel II in dit wijzigingsbesluit is gebaseerd op de tekst van de artikelen 1, 8 en 9 zoals deze luiden na inwerkingtreding van artikel I, onderdelen a, c en d, van het Besluit maatregelen kunststof drankflessen op 1 januari 2022.

De inwerkingtreding van artikel III op 1 januari 2023 hangt samen met het op die datum van kracht worden van de algemene bepalingen van het Besluit regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid aangaande de in Besluit opgenomen regeling voor uitgebreide producentenverantwoordelijkheid voor verpakkingen.

Transponeringstabel

Richtlijn (EU) 2018/852

Inhoud bepaling

Waar wordt bepaling geïmplementeerd

Toelichting

Artikel 1

     

Lid 1

Wijzigt artikel 1 (Doelstellingen)

Behoeft geen implementatie.

 

Lid 2, onderdeel a

Schrapt inleidende tekst in artikel 3.

Behoeft geen implementatie.

 

Lid 2, onderdeel b

Wijzigt in artikel 3 omschrijving begrip ‘verpakkingsafval’.

implementatie met bestaand recht.

Artikel 1.1 Wet milieubeheer.

Lid 2, onderdeel c

Voegt in artikel 3 toe:

   
 

– punt 2 bis, (definitie ‘herbruikbare verpakking’)

Artikel I, onderdeel A

Wijzigt artikel 1, Besluit beheer verpakkingen 2014 waarmee definitie van begrip ‘herbruikbare verpakking’ wordt toegevoegd.

 

– punt 2 ter, (definitie samengestelde verpakking’)

Behoeft geen implementatie

Betreft een facultatieve bepaling waarvan geen gebruik wordt gemaakt.

 

– punt 2 quater (van toepassing verklaren aantal definities uit Kra).

Implementatie met bestaan recht.

Artikel 1.1 Wet milieubeheer.

Lid 2, onderdeel d

Schrapt in artikel 3 de punten 3 tot en met 10.

Artikel I, onderdeel A.

Omschrijving begrip recycling wordt geschrapt. Op die plaats komt omschrijving begrip ‘herbruikbare verpakking’.

Lid 3, onderdeel a

Vervangt artikel 4, lid 1.

Implementatie met bestaand recht.

Artikel 3 Besluit beheer verpakkingen 2014, Raamovereenkomst verpakkingen 2012-2022, artikelen 10.3 en 10.4 Wet milieubeheer.

Lid 3, onderdeel b

Schrapt artikel 4, lid 3.

Behoeft geen implementatie.

 

Lid 4

Vervangt artikel 5 (Hergebruik).

Artikel 5, lid 1,: Geïmplementeerd met artikel I, onderdeel C.

Zie paragraaf 3 nota van toelichting.

   

Artikel 5, lid 2,: Behoeft geen implementatie.

Betreft een facultatieve bepaling waarvan geen gebruik wordt gemaakt.

   

Artikel 5, lid 3,: Geïmplementeerd met Regeling verslaglegging verpakkingen.

Betreft een facultatieve bepaling waarvan gebruik wordt gemaakt.

   

Artikel 5, lid 4,:

Behoeft geen implementatie.

Bepaling richt zich tot de EU-instellingen zelf.

   

Artikel 5, lid 5,:

Behoeft geen implementatie.

Bepaling richt zich tot de EU-instellingen zelf.

Lid 5, onderdeel a

Voegt aan artikel 6, lid 1, de punten f, g, h, en i toe.

Geïmplementeerd met artikel I, onderdeel D

Zie paragraaf 4 van de nota van toelichting.

Lid 5, onderdeel b

Voegt aan artikel 6 de leden 1 bis, 1 ter en 1 quater toe.

Artikel 6, lid 1 bis,:

Behoeft geen implementatie.

Artikel 6, lid 1 ter,:

Behoeft geen implementatie.

Artikel 6, lid quater,:

Behoeft geen implementatie.

Betreft een facultatieve bepaling waarvan geen gebruik wordt gemaakt.

Bepaling richt zich tot de EU-instellingen zelf.

Bepaling richt zich tot de EU-instellingen zelf.

Lid 5 onderdeel c

Schrapt in artikel 6 de leden 2, 3, 5, 8 en 9.

Behoeft geen implementatie.

 

Lid 6

Voegt in artikel 6 bis.

Artikel 6 bis, lid 1,:

Behoeft geen implementatie.

Artikel 6 bis, lid 2,:

Behoeft geen implementatie.

Artikel 6 bis, lid 3,:

Behoeft geen implementatie.

Artikel 6 bis, lid 4,:

Behoeft geen implementatie.

Artikel 6 bis, lid 5,:

Behoeft geen implementatie.

Artikel 6 bis, lid 6:

Behoeft geen implementatie.

Artikel 6 bis, lid 7,:

Behoeft geen implementatie.

Artikel 6, lid 8,:

Behoeft geen implementatie.

M.b.t. artikel 6, leden 1 tot en met 8 geldt dat de bepalingen feitelijk handelen van de centrale overheid betreffen zonder dat derden daarop aanspraak hoeven te kunnen maken.

   

Artikel 6 bis, lid 9,:

Behoeft geen implementatie.

Bepaling richt zich tot de EU-instellingen zelf.

Lid 7

Voegt artikel 6 ter in.

Behoeft geen implementatie.

Bepalingen richt zich tot de EU-instellingen zelf.

Lid 8

Vervangt artikel 7.

Artikel 7, eerste lid, onderdelen a en b:

Implementatie met bestaand recht.

Artikel 5 Besluit beheer verpakkingen 2014.

   

Artikel 7, eerste lid, alinea na onderdeel b:

Zie artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel E.

   

Geïmplementeerd met artikel I, onderdeel E.

 
   

Artikel 7, lid 2, en 3,:

Geïmplementeerd met Besluit regeling voor uitgebreide producenten verantwoordelijk-heid en artikel III.

De regeling voor uitgebreide producentenverantwoor-delijkheid zit in het Besluit beheer verpakkingen 2014. Per 1/1/2023 gelden voor verpakkingen de algemene regels van artikel 8bis Kra op grond van het Besluit regeling uitgebreide producentenverantwoor-delijkheid. Zie paragraaf 5 van de nota van toelichting.

   

Artikel 7, lid 4:

Implementatie met bestaand recht.

Artikel 5 Besluit beheer verpakkingen 2014

Lid 9

Voegt aan artikel 9 een vijfde lid toe.

Behoeft geen implementatie.

Bepalingen richt zich tot de EU-instellingen zelf.

Lid 10

Vervangt artikel 11, lid 3.

Behoeft geen implementatie.

Bepalingen richt zich tot de EU-instellingen zelf.

Lid 11, onderdeel a

Vervangt de titel van artikel 12.

Behoeft geen implementatie.

 

Lid 11, onderdeel b

Vervangt artikel 12, lid 2.

Behoeft geen implementatie.

Betreft feitelijk handelen van de centrale overheid zonder dat derden daarop aanspraak hoeven te kunnen maken.

Lid 11, onderdeel c

Schrapt artikel 12, lid 3

Behoeft geen implementatie.

 

Lid 11, onderdeel d

Voegt in artikel 12 de leden 3 bis, 3 ter, 3 quater en 3 quinquies toe

Behoeft geen implementatie.

Betreft feitelijk handelen van de centrale overheid zonder dat derden daarop aanspraak hoeven te kunnen maken.

Lid 11, onderdeel e

Schrapt artikel 12, lid 5.

Behoeft gen implementatie.

 

Lid 12

Schrapt artikel 17.

Behoeft geen Implementatie.

 

Lid 13

Vervangt artikel 19.

Behoeft geen implementatie.

Bepalingen richt zich tot de EU-instellingen zelf.

Lid 14

Vervangt artikel 20.

Behoeft geen implementatie.

Bepalingen richt zich tot de EU-instellingen zelf.

Lid 15

Vervangt artikel 21.

Behoeft geen implementatie.

Bepalingen richt zich tot de EU-instellingen zelf.

Lid 16

Voegt artikel 21 bis in.

Behoeft geen implementatie.

Bepalingen richt zich tot de EU-instellingen zelf.

Lid 17

Wijzigt bijlage II.

Implementatie via bestaand recht.

Artikel 17 Besluit beheer verpakkingen 2014.

Lid 18

Voegt Bijlage IV in.

Behoeft geen implementatie.

Betreft feitelijk handelen van de centrale overheid zonder dat derden daarop aanspraak hoeven te kunnen maken.

Artikel 2

Bepaling omtrent de omzetting van de richtlijn.

Behoeft geen implementatie.

Betreft feitelijk handelen van de centrale overheid zonder dat derden daarop aanspraak hoeven te kunnen maken

Artikel 3

Inwerkingtredingsbepaling.

Behoeft geen implementatie.

 

Artikel 4

Adressaten.

Behoeft geen implementatie.

 

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, S. van Veldhoven-Van der Meer


X Noot
1

Richtlijn 2008/98/EG van het Europees parlement en de Raad van 19 november 2008 betreffende afvalstoffen en tot intrekking van een aantal richtlijnen (PbEU 2008, L 312)

X Noot
2

Richtlijn 94/62/EG van het Europees parlement en de Raad van 20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval (PbEU 1994, L 365)

X Noot
3

Brouwer M.T, Smeeding I.W. en Thoden van Velzen E.U., Verkenning effect verschuiven meetpunt recycling verpakkingen, Wageningen University and Research, 2019.

X Noot
4

RebelGroup Executives bv, Haalbaar recyclingpercentage kunststof verpakkingsafval voor 2025, 2020.

X Noot
5

Stb. 2020, 375.

X Noot
6

Kamerstukken II 2019/20, 28 694, nr. 136

X Noot
7

Richtlijn EU 2015/1535 van het Europees parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij (Codificatie) (PbEU 2015, L 241)

Naar boven