TOELICHTING
1. Inleiding
Deze regeling strekt ter uitvoering van verordening (EU) nr. 2020/1043 van het Europees
Parlement en de Raad betreffende de uitvoering van klinische proeven met geneesmiddelen
voor menselijk gebruik die geheel of gedeeltelijk uit genetisch gemodificeerde organismen
bestaan en die bestemd zijn voor de behandeling of de voorkoming van de coronavirusziekte,
alsmede de levering van die geneesmiddelen (PbEU 2020, L 231) (hierna: verordening
2020/1043).
Verordening 2020/1043 is in werking getreden met ingang van 18 juli 2020. Na inwerkingtreding
van de verordening 2020/1043 zijn een aantal artikelen van het Besluit genetisch gemodificeerde
organismen milieubeheer 2013 (hierna: Besluit ggo) en de Tijdelijke regeling afwijkende
behandeling vergunningaanvragen gentherapie in verband met bestrijding COVID-19 (hierna:
Tijdelijke regeling COVID-19) in strijd met deze verordening. Deze regeling voorziet
derhalve in het buiten toepassing verklaren van een aantal artikelen van het Besluit
ggo en in de intrekking van de Tijdelijke regeling COVID-19.
2. Doel van verordening 2020/1043
Verordening 2020/1043 heeft tot doel de uitvoering van klinische proeven met geneesmiddelen
die geheel of gedeeltelijk uit genetisch gemodificeerde organismen (hierna: ggo’s)
bestaan, in de huidige context van de door de COVID-19-pandemie veroorzaakte noodsituatie
op het gebied van de volksgezondheid, te bespoedigen, teneinde de ontwikkeling en
beschikbaarheid van hoogwaardige, veilige en werkzame geneesmiddelen voor de behandeling
of de voorkoming van COVID-19 te bevorderen.
Een eenduidige gemeenschappelijke Europese aanpak wordt noodzakelijk geacht, aangezien
bedreigingen van de gezondheid als gevolg van de COVID-19-pandemie van nature grensoverschrijdende
gevolgen hebben. De door de lidstaten genomen maatregelen moeten onderling consistent
zijn. Dit verklaart waarom door de EU voor het instrument van de ‘verordening’ is
gekozen. Deze is rechtstreeks van toepassing in de lidstaten, maar zo nodig dienen
met een verordening strijdige nationale bepalingen wel te worden aangepast.
3. Inhoud van verordening 2020/1043
Verordening 2020/1043 voorziet in twee tijdelijke uitzonderingen op richtlijn nr. 2009/41/EG1 inzake ingeperkt gebruik van ggo’s en op richtlijn nr. 2001/18/EG2 inzake introductie in het milieu van ggo’s. Aangezien in de Nederlandse regelgeving
gentherapie valt onder introductie van ggo’s in het milieu laat deze toelichting deze
tijdelijke uitzonderingen, voor zover die betrekking hebben op richtlijn 2009/41/EG,
buiten beschouwing.
De eerste uitzondering houdt in dat (het uitvoeren van) een milieurisicobeoordeling
(hierna: MRB) achterwege kan blijven voor zover het betreft geneesmiddelen voor onderzoek,
waarin zich ggo’s bevinden, in verband met de bestrijding van COVID-19. Evenmin hoeft
een ggo-vergunning voor de introductie in het milieu (overige doeleinden) te zijn
afgegeven voor geneesmiddelen voor onderzoek met ggo’s in verband met de bestrijding
van COVID-19, indien toelating voor de activiteiten voor een klinische proef is verleend
op grond van richtlijn nr. 2001/20/EG3. Deze uitzondering omvat alle handelingen met betrekking tot klinische proeven met
geneesmiddelen voor onderzoek (waaronder, maar niet beperkt tot vervoer, vernietiging
en toediening), maar niet de vervaardiging van het geneesmiddel.
De tweede uitzondering betreft het buiten toepassing blijven van de verplichting om
een MRB te doen en het achterwege blijven van een vergunning voor introductie in het
milieu (het in de handel brengen van ggo’s in producten of als product) indien de
lidstaat:
-
– op grond van artikel 5, eerste lid, van richtlijn nr. 2001/83/EG4, die richtlijn buiten toepassing heeft verklaard. In Nederland is deze bepaling geïmplementeerd
in en op grond van artikel 40, derde lid, onderdeel c, van de Geneesmiddelenwet,
-
– op grond van artikel 5, tweede lid, van richtlijn nr. 2001/83/EG, tijdelijk toestemming
heeft verleend voor de distributie van geneesmiddelen waarvoor geen vergunning voor
het in de handel brengen is verleend, om onder meer de verspreiding van ziekteverwekkers
tegen te gaan. In Nederland is deze bepaling geïmplementeerd in en op grond van artikel
40, derde lid, onderdeel g, van de Geneesmiddelenwet, of
-
– op grond van artikel 83, eerste lid, van verordening (EG) nr. 726/20045, een geneesmiddel beschikbaar heeft gesteld voor gebruik in schrijnende gevallen
(“compassionate use”).
Ook deze uitzondering van de verplichting een MRB te doen, heeft geen betrekking op
de vervaardiging van deze geneesmiddelen, maar wel op de handelingen met betrekking
tot het gebruik van genoemde geneesmiddelen, waaronder opslag, vervoer, levering en
toediening.
Verordening 2020/1043 blijft van toepassing zolang COVID-19 door de Wereldgezondheidsorganisatie
als een pandemie wordt beschouwd, of zolang een besluit tot erkenning van een noodsituatie
op het gebied van de volksgezondheid als gevolg van COVID-19 dat de Commissie overeenkomstig
artikel 12 van Besluit nr. 1082/2013/EU6 van het Europees Parlement en de Raad heeft genomen, van toepassing is.
Klinische proeven die onder de hierboven genoemde eerste uitzondering vallen, dat
wil zeggen klinische proeven die binnen het toepassingsgebied van artikel 2 van verordening
2020/1043 vallen en die op grond van richtlijn nr. 2001/20/EG werden toegelaten vóór
de bekendmaking van het einde van de pandemie, mogen met de toepassing van die uitzondering
doorgaan nadat verordening 2020/1043 niet meer van toepassing is. Ook mogen de resultaten
van deze klinische proeven worden gebruikt ter ondersteuning van aanvragen voor het
in de handel brengen van het geneesmiddel waarin zich ggo’s bevinden.
4. Procedure gentherapie Besluit ggo (voor inwerkingtreding verordening 2020/1043)
Voordat geneesmiddelen, waaronder vaccins, op de markt mogen worden gebracht, is onderzoek
naar de veiligheid en effectiviteit ervan nodig. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door
middel van zogenaamde klinische proeven.
Indien klinische proeven worden uitgevoerd met geneesmiddelen voor onderzoek waarin
ggo's aanwezig zijn, moet daaraan voorafgaand een beoordeling van de milieuveiligheid
op basis van een MRB zijn gedaan en een vergunning van de Minister van Infrastructuur
en Waterstaat zijn afgegeven op grond van het Besluit ggo.
a. Introductie in het milieu van ggo’s (overige doeleinden), waaronder klinische proeven
De vergunningverlening voor klinische proeven met ‘medicinale stoffen en preparaten’
als bedoeld in hoofdstuk 3 van het Besluit ggo geschiedt normaliter volgens de UOV
van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) en afdeling 13.2
van de Wet milieubeheer op grond van artikel 9.2.2.3, vierde lid, van de Wet milieubeheer
en volgens artikel 3.10 van het Besluit ggo. In artikel 3.10 is, in lijn met richtlijn
2001/18/EG, een beslistermijn opgenomen van ten hoogste 120 dagen.
Op grond van de Tijdelijke regeling COVID-19 was voor klinische proeven met het oog
op de ontwikkeling van een medicijn of vaccin voor COVID-19 de UOV vervangen door
de reguliere voorbereidingsprocedure (titel 4.1 van de Awb) en was de beslistermijn
voor de vergunningverlening teruggebracht naar ten hoogste 28 dagen.
b. Introductie in het milieu van ggo’s als product of in producten (in de handel brengen)
De vergunningverlening voor het in de handel brengen van ggo’s als product of in producten
als bedoeld in hoofdstuk 4 van het Besluit ggo geschiedt via een Europese procedure.
Als Nederland penvoerend is in die Europese procedure en een positieve beoordeling
door de andere lidstaten wordt onderschreven, neemt Nederland volgens de reguliere
voorbereidingsprocedure (titel 4.1 van de Awb) op grond van artikel 9.2.2.3, vierde
lid, van de Wet milieubeheer en volgens artikel 4.13 van het Besluit ggo, een beslissing
die voor het hele grondgebied van de Unie geldig is. In artikel 4.13 zijn de beslistermijnen
opgenomen in lijn met richtlijn 2001/18/EG.
5. Inhoud regeling
De artikelen 3.2 tot en met 3.28, 4.2 tot en met 4.27 van het Besluit genetisch gemodificeerde
organismen milieubeheer 2013 bevatten de implementatie van de artikelen 6 tot en met
11 respectievelijk 13 tot en met 24 van Richtlijn 2001/18/EG en vereisen een MRB en
een vergunning voor de introductie van ggo’s in het milieu. Deze artikelen van het
Besluit ggo blijven gedurende de periode dat verordening 2020/1043 van kracht is,
buiten toepassing bij de uitvoering van klinische proeven met geneesmiddelen voor
menselijk gebruik die geheel of gedeeltelijk uit genetisch gemodificeerde organismen
bestaan en die bestemd zijn voor de behandeling of de voorkoming van COVID-19, alsmede
de levering van die geneesmiddelen. Artikel 1 voorziet hierin.
De Tijdelijke regeling COVID-19 vereiste voor medicinale stoffen en preparaten wel
een MRB en een vergunning op grond van artikel 3.2 van het Besluit ggo. Daarmee ging
deze tijdelijke regeling verder dan verordening 2020/1043, zodat er strijd is met
die verordening. De Tijdelijke regeling COVID-19 blijft als gevolg daarvan na inwerkingtreding
van verordening 2020/1043 buiten toepassing. Artikel 2 trekt deze tijdelijke regeling
in.
6. Spoedmaatregel
De Tijdelijke regeling COVID-19 was gebaseerd op artikel 9.2.2.6 in samenhang met
de artikelen 9.2.2.1 en 9.2.2.3 van de Wet milieubeheer. Voor intrekking van die regeling
wordt vanzelfsprekend ook gebruik gemaakt van die grondslag.
Op basis van artikel 9.2.2.6 kan de Minister een ministeriele regeling opstellen,
indien de verwachte of gebleken effecten van stoffen, mengsels of genetisch gemodificeerde
organismen op de gezondheid van de mens of op het milieu het stellen van regels als
bedoeld in artikel 9.2.2.1, eerste lid, dringend noodzakelijk maken en naar zijn oordeel
de totstandkoming van een algemene maatregel van bestuur krachtens dat artikel niet
kan worden afgewacht (artikel 9.2.2.6, eerste lid).
In dit geval gaat het ook om het zo snel mogelijk buiten toepassing verklaren van
een aantal artikelen van het Besluit ggo vanwege de rechtszekerheid en de kenbaarheid
en is het regelen daarvan op grond van artikel 9.2.2.6 het meest aangewezen. Tevens
zal een wijziging van het Besluit ggo in procedure worden gebracht om het Besluit
ggo in overeenstemming te brengen met verordening 2020/1043. Daarbij wordt nog opgemerkt
dat het gaat om afwijkingen van het Besluit ggo voor bepaalde toepassingen in verband
met COVID-19 en dat de afwijkingen slechts gedurende een beperkte periode zullen gelden.
Een ministeriële regeling op grond van artikel 9.2.2.6 vervalt een jaar nadat zij
in werking is getreden of indien binnen die termijn een algemene maatregel van bestuur
ter vervanging van die regeling in werking is getreden, op het tijdstip waarop die
maatregel in werking treedt. De termijn kan bij ministeriële regeling eenmaal met
ten hoogste een jaar worden verlengd (artikel 9.2.2.6, tweede lid).
Deze regeling zal worden ingetrokken indien de verordening wordt ingetrokken. Bij
die gelegenheid zal worden bezien of overgangsrecht nodig is. Nadat de verordening
is ingetrokken, vervalt ook het overgangsrecht dat daarin is opgenomen. In het geval
de Coronapandemie langer duurt dan een jaar en het Besluit ggo is nog niet in overeenstemming
gebracht met verordening 2020/1043, zal de geldigheidsduur van deze regeling met een
jaar worden verlengd.
7. Gevolgen
De nalevingskosten, regeldruk en administratieve lasten voor bedrijven en instellingen
die klinische proeven uitvoeren met geneesmiddelen (voor onderzoek) die ggo’s bevatten
met het oog op het bestrijden van COVID-19 zullen tijdelijk afnemen omdat door verordening
2020/1043 enkele verplichtingen van het Besluit ggo buiten toepassing blijven. Omdat
verordening 2020/1043 uitsluitend voor COVID-19 gerelateerde activiteiten geldt en
bedrijven ook veel ander onderzoek uitvoeren, zal deze afname gering zijn.
Het ontwerp van deze regeling is niet voorgelegd aan de Adviescollege toetsing regeldruk
(ATR) omdat de regeling naar zijn aard geen aanmerkelijke gevolgen voor regeldruk
heeft. Om diezelfde reden is geen MKB-toets uitgevoerd. Er is geen HUF-toets uitgevoerd
omdat verordening 2020/1043 geen substantiële wijziging van het Besluit ggo veroorzaakt
en de handhaving door de ILT niet fundamenteel wijzigt. Tot slot heeft geen internetconsultatie
plaatsgevonden omdat de regeling dient ter uitvoering van verordening 2020/1043 en
consultatie niet in betekenende mate kan leiden tot aanpassing van deze regeling.
8. Inwerkingtreding zonder overgangsrecht
De regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van bekendmaking in
de Staatscourant en werkt terug tot en met 18 juli 2020, de dag waarop verordening
2020/1043 in werking is getreden. Met het oog op spoedige inwerkingtreding van deze
regeling, wordt afgeweken van de voor de inwerkingtreding van ministeriële regelingen
vastgestelde vaste verandermomenten alsmede van de daarvoor vastgestelde invoeringstermijn.
Dit is gerechtvaardigd omdat de regeling voorziet in de uitvoering van een bindende
EU-verordening.
Omdat in verordening 2020/1043 geen overgangsrecht is opgenomen voor aanvragen die
voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening al zijn aangevraagd, is in
deze regeling ook afgezien van het treffen van overgangsrecht. Voor de volledigheid
wordt opgemerkt dat dit ook niet nodig is; op het moment van inwerkingtreding van
verordening 2020/1043 waren er geen vergunningaanvragen in behandeling. Om die reden
is het ook niet bezwaarlijk dat de Tijdelijke regeling COVID-19 met ingang van 18 juli
2020 wordt ingetrokken.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga