Advies Raad van State inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Uitleveringswet, het Wetboek van Strafrecht BES en het Wetboek van Strafvordering ter uitvoering van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme

Nader Rapport

16 januari 2020

Nr. 2769285

Directie Wetgeving en Juridische Zaken

Aan de Koning

Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Uitleveringswet, het Wetboek van Strafrecht BES en het Wetboek van Strafvordering ter uitvoering van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 8 oktober 2019, nr. 2019002094, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 30 oktober 2019, nr. W16.19.0311/II, bied ik U hierbij aan.

Bij Kabinetsmissive van 8 oktober 2019, no.2019002094, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Uitleveringswet, het Wetboek van Strafrecht BES en het Wetboek van Strafvordering ter uitvoering van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme, met memorie van toelichting.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.

Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.

De vice-president van de Raad van State,

Het voorstel geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus.

Advies Raad van State

No. W16.19.0311/II

’s-Gravenhage, 30 oktober 2019

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 8 oktober 2019, no.2019002094, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Uitleveringswet, het Wetboek van Strafrecht BES en het Wetboek van Strafvordering ter uitvoering van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme, met memorie van toelichting.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen bij het voorstel en adviseert het voorstel bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal in te dienen.

Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.

De vice-president van de Raad van State, Th.C. de Graaf.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Wijziging van de Uitleveringswet, het Wetboek van Strafrecht BES en het Wetboek van Strafvordering ter uitvoering van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat wenselijk is de Uitleveringswet, het Wetboek van Strafrecht BES en het Wetboek van Strafvordering te wijzigen ter uitvoering van het op 22 oktober 2015 te Riga tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme (Trb. 2016, 180);

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Uitleveringswet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 11, derde lid, wordt na ‘het Europees Verdrag ter voorkoming van terrorisme (Trb. 2006, 34)’ ingevoegd: ‘ en de artikelen 2 tot en met 6 van het op 22 oktober 2015 te Riga tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme (Trb. 2016, 180)’.

B

In artikel 51a, tweede lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van het laatste gedachtestreepje door een puntkomma, een gedachtenstreepje toegevoegd, luidende:

  • de misdrijven, strafbaar gesteld in de artikelen 134a, 140a en 421 van het Wetboek van Strafrecht, dan wel de misdrijven, strafbaar gesteld in de artikelen 140a, 146a en 435e van het Wetboek van Strafrecht BES, voor zover het feit valt onder de omschrijvingen van de artikelen 2 tot en met 6 van het op 22 oktober 2015 te Riga tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme (Trb. 2016, 180).

ARTIKEL II

Aan artikel 5 van het Wetboek van Strafrecht BES worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel 8 door een puntkomma, twee onderdelen toegevoegd, luidende:

  • 9°. aan een der misdrijven, omschreven in de artikelen 137, 138, 140a en 211, voor zover het feit valt onder de omschrijvingen van de artikelen 5, 6, 7 en 9 van het op 16 mei 2005 te Warschau tot stand gekomen Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme (Trb. 2006, 34);

  • 10°. aan een der misdrijven, omschreven in de artikelen 140a, 146a en 435e, voor zover het feit valt onder de omschrijvingen van de artikelen 2 tot en met 6 van het op 22 oktober 2015 te Riga tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme (Trb. 2016, 180).

ARTIKEL III

Artikel 5.3.16 van het Wetboek van Strafvordering wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het tweede lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van het vierde gedachtenstreepje door een puntkomma, een gedachtenstreepje toegevoegd, luidende:

  • de artikelen 2 tot en met 6 van het Aanvullend Protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme (Trb. 2016, 180).

2. In het vierde lid wordt ‘en’ na ‘financiering van terrorisme’ vervangen door een komma en wordt voor de punt ingevoegd ‘ en op het Aanvullend Protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme (Trb. 2016, 180)’.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

De Minister van Justitie en Veiligheid,

Naar boven