Advies Raad van State inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met de implementatie van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector en Richtlijn (EU) 2017/159

Nader Rapport

3 december 2019

Nader rapport inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met de implementatie van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector en Richtlijn (EU) 2017/159

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 28 oktober 2019, no. 2019002233, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 13 november 2019, No. W12.19.0337/III, bied ik U hierbij, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, aan.

Het ontwerp geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen.

Wel is van de gelegenheid gebruik gemaakt om nog twee kleinere wijzigingen door te voeren in artikel I, onderdeel M, van het ontwerpbesluit en de inwerkingtredingsbepaling aan te passen.

In de toelichting is, bij artikel I, onderdeel F, nog een passage opgenomen over zelfstandige vissers die tevens werkgever zijn.

Met betrekking tot artikel I, onderdeel M, bleek in de eerste plaats dat het bij nader inzien beter was om de ontheffingsmogelijkheid van artikel 6A.3:2, onderdelen a en b, te vervangen door een vrijstellingsmogelijkheid. Verdrag en richtlijn staan toe onder bepaalde voorwaarden alternatieve normen voor arbeids- en rusttijden te hanteren. Uit nader overleg met de branche (Stichting Sectorraad Visserij) kwam naar voren dat er een gerede kans bestaat dat bepaalde deelsectoren binnen de zeevisserij van deze mogelijkheid gebruik zullen willen gaan maken. In een dergelijke situatie is een vrijstellingsregeling een geschikter middel om dit te regelen dan een serie ontheffingen voor individuele bedrijven.

In de tweede plaats bleek bij nadere bestudering van het Verdrag en de richtlijn, dat in artikel 14, tweede en derde lid, van het Verdrag in wezen hetzelfde geregeld wordt als in artikel 11, vijfde en zesde lid, van de richtlijn. Om die reden is het onderscheid dat in het concept gemaakt werd in afwijkingsmogelijkheden tussen zelfstandigen en werknemers, geschrapt. In concreto heeft dit ertoe geleid dat de onderdelen a en b van het eerste lid van artikel 6A.3:2 in artikel I, onderdeel M, zijn samengevoegd.

Voorts is de inwerkingtredingsbepaling aangepast nu de uiterste implementatiedatum onlangs is verstreken en de richtlijn en het verdrag in werking zijn getreden.

Ik moge U hierbij, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, T. van Ark.

Advies Raad van State

No. W12.19.0337/III

’s-Gravenhage, 13 november 2019

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 28 oktober 2019, no.2019002233, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met de implementatie van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector en Richtlijn (EU) 2017/159, met nota van toelichting.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen opmerkingen over het ontwerpbesluit en adviseert het besluit te nemen.

Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.

De vice-president van de Raad van State, Th.C. de Graaf.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Ontwerpbesluit van ...... tot wijziging van het Arbeidstijdenbesluit vervoer in verband met de implementatie van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector en Richtlijn (EU) 2017/159

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 oktober 2019, nr. 2019-0000150407;

gedaan mede namens Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

Gelet op het Verdrag betreffende werk in de visserijsector (Trb. 2011, 152) en van Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (EFT) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (PbEU 2016, L 25) en de artikelen 2:7, eerste lid, 4:3, tweede lid, en 5:12, tweede lid, onder b, van de Arbeidstijdenwet;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van);

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van .........., uitgebracht mede namens Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Arbeidstijdenbesluit vervoer wordt als volgt gewijzigd:

A

De onderdelen d en e van artikel 6A.1:1 komen te luiden:

d. visser:

een zeevarende als bedoeld in artikel 1, onderdeel aa, van de Wet zeevarenden;

e. jeugdige visser:

de visser van 16 of 17 jaar;.

B

Artikel 6A.1:2 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt ‘schepeling’ vervangen door ‘visser, die werknemer is, of de visser die zonder werkgever of werknemer in de zin van de wet te zijn, samen met werknemers op hetzelfde vissersvaartuig arbeid verricht,’.

2. In het tweede lid wordt ‘schepeling’ vervangen door ‘visser, bedoeld in het eerste lid,’.

C

In artikel 6A.1:3 wordt ‘schepelingen aan boord van vissersvaartuigen die te boek staan in de openbare registers, bedoeld in afdeling 2 van titel 1 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek’ vervangen door ‘vissers aan boord van vissersvaartuigen’.

D

Artikel 6A.1:4, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De schipper die vissers aan boord heeft die werknemer zijn, zorgt ervoor dat aan boord van het vissersvaartuig op een voor alle vissers toegankelijke plaats een werkrooster is opgehangen, waarin zijn arbeidspatroon en dat van alle aan boord zijnde vissers alsmede de wettelijk voorgeschreven arbeids- en rusttijden worden vermeld.

E

Boven artikel 6A.2:1 wordt een opschrift geplaatst luidende: Toepasselijkheid van deze paragraaf.

F

Na artikel 6A.2:1 wordt een artikel met opschrift ingevoegd, luidende:

Uitbreiding toepasselijkheid van deze paragraaf
Artikel 6A.2:1a
  • 1. De artikelen 6A.2:2, tweede lid, 6A.2:3, 6A.2:4, met uitzondering van het eerste lid, onder b en het derde lid, onder b, 6A.2:5 en 6A.2:7, zijn uitsluitend van toepassing op de visser die werknemer is, of, de visser die zonder werkgever of werknemer in de zin van de wet te zijn, samen met werknemers op hetzelfde vissersvaartuig arbeid verricht.

  • 2. Artikel 6A.2:2, eerste en derde lid, is van overeenkomstige toepassing op de visser van 16 jaar en ouder die zonder werkgever of werknemer in de zin van de wet te zijn arbeid verricht aan boord van een vissersvaartuig dat langer dan drie dagen op zee blijft.

  • 3. Artikel 6A.2:4, eerste lid, onder b en derde lid, onder b, is van overeenkomstige toepassing op de jeugdige visser die zonder werkgever of werknemer in de zin van de wet te zijn arbeid verricht aan boord van een vissersvaartuig.

G

Artikel 6A.2:2 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Rusttijd van vissers van 18 jaar of ouder

2. In het eerste en derde lid wordt ‘schepelingen’ vervangen door ‘vissers’.

3. De eerste zin van het tweede lid komt te luiden:

De schipper organiseert de arbeid zodanig dat de rusttijd van de vissers wordt verdeeld in niet meer dan twee perioden, waarvan één periode een onafgebroken rusttijd van ten minste 6 uren omvat.

H

In artikel 6A.2:3 wordt ‘schepelingen’ vervangen door ‘vissers’.

I

Artikel 6A.2:4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het opschrift wordt ‘schepelingen’ vervangen door ‘vissers’.

2. In het eerste, tweede en derde lid, wordt ‘schepeling’ vervangen door ‘visser’.

J

In artikel 6A.2:5 wordt ‘schepeling’ vervangen door ‘visser’.

K

In artikel 6A.2:7 wordt ‘schepeling’ telkens vervangen door ‘visser’.

L

Artikel 6A.3:1, eerste lid, komt te luiden:

  • 1. De scheepsbeheerder zorgt ervoor dat de schipper en de vissers aan boord van het vissersvaartuig:

    • a. regelmatig voldoende lange rustperioden krijgen om hun veiligheid en gezondheid te waarborgen; en

    • b. geen arbeid verrichten in strijd met dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen.

M

Artikel 6A.3:2 komt te luiden:

Vrijstelling en ontheffing
Artikel 6A.3:2
  • 1. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat kan:

    • a. met betrekking tot de arbeid van vissers die geen werknemer zijn in de zin van de wet een tijdelijke ontheffing verlenen van artikel 6A.2:2, eerste en derde lid, onder voorwaarden die zoveel mogelijk een gelijkwaardig beschermingsniveau bieden, onder andere door het zo spoedig mogelijk toekennen van compenserende rusttijden;

    • b. met betrekking tot de arbeid van vissers die werknemer zijn, of van vissers die zonder werkgever of werknemer in de zin van de wet te zijn, samen met werknemers op hetzelfde vissersvaartuig arbeid verrichten, op grond van objectieve, technische of arbeidsorganisatorische redenen een ontheffing verlenen van de artikelen 6A.2:2 of 6A.2:3, onder voorwaarden die zoveel mogelijk een gelijkwaardig beschermingsniveau bieden, onder andere door het zo spoedig mogelijk toekennen van compenserende rusttijden;

    • c. ontheffing verlenen van artikel 6A.2:4, eerste lid, onderdelen a en b.

  • 2. De scheepsbeheerder en de schipper leven de aan de ontheffing verbonden voorschriften na.

  • 3. Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat kan vrijstelling verlenen van artikel 6A.2:3.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

NOTA VAN TOELICHTING

1. Algemeen

De voorliggende wijziging van hoofdstuk 6A (Zeevisserij) van het Arbeidstijdenbesluit vervoer is onderdeel van de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector1 (hierna: Verdrag) en de implementatie van richtlijn (EU) 2017/1592 (hierna: richtlijn). De basis van de richtlijn is de op 21 mei 2012 tussen het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (ETF) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector. De richtlijn treedt in werking tegelijkertijd met het bovengenoemde verdrag, maar moet uiterlijk per 15 november 2019 in Nederlandse regelgeving zijn geïmplementeerd.

De wijziging van hoofdstuk 6A betreft in de eerste plaats de introductie van het begrip ‘visser’, ter vervanging van het verouderde begrip ‘schepeling’. Werd de schepeling in dit besluit gedefinieerd als werknemer aan boord van een vissersvaartuig, onder het begrip visser zoals gebaseerd op de definitie uit het verdrag, wordt eenieder begrepen die (visserij-gerelateerde) werkzaamheden uitoefent op een vissersschip. Dit betekent dat er met de inwerkingtreding van het verdrag (en dit wijzigingsbesluit) een deel van de normen, waaronder die voor arbeids- en rusttijden, ook van toepassing zullen zijn op de zelfstandige (maatschaps-)vissers, die veelal werkzaam zijn in de kottervisserij. Deze uitbreiding tot zelfstandige (maatschaps-)vissers is al aangekondigd in hoofdstuk 7 (Lagere regelgeving) van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot implementatie van het Verdrag (hierna: wetsvoorstel tot implementatie van het Verdrag en de richtlijn)3. Alleen de arbeids- en rusttijdnormen uit het Verdrag (i.c. de artikelen 13 en 14) worden van toepassing verklaard op de arbeid van (zelfstandig werkende) zelfstandige vissers, omdat de richtlijn – in tegenstelling tot het Verdrag – alleen ziet op arbeid door werknemers.

De arbeids-en rusttijdnormen uit de richtlijn zijn uitgebreider dan die uit het Verdrag. Een bijzonderheid waar hierop moet worden gewezen, is dat de richtlijn niet alleen van toepassing is op de arbeid van vissers die werknemer zijn, maar ook op zelfstandigen die op één schip samenwerken met werknemers. Voor hen geldt dus een uitgebreidere set normen, waaronder een maximale gemiddelde arbeidsduur per week of een verplichte pauze na ten hoogste zes uur arbeid. In een apart artikel (6A.2:1a) is aangegeven welke bepalingen uitsluitend van toepassing zijn op werknemers en zelfstandigen die samenwerken met werknemers op hetzelfde vissersvaartuig en welke bepalingen ook van toepassing zijn op de zelfstandige visser, die niet samenwerkt op hetzelfde vissersvaartuig met vissers die werknemer zijn.

Ter uitvoering van het Verdrag en de richtlijn is er overleg gepleegd met de sociale partners vertegenwoordigd in de Stichting Sectorraad Visserij. Zij zijn op de hoogte van de komende wijzigingen en kunnen hiermee instemmen.

2. Gevolgen voor regeldruk en financiële gevolgen

De implementatie van de regels voor arbeids- en rusttijden, zoals in het Verdrag en de richtlijn vastgelegd, is één op één overgenomen, zonder aanvullende nationale bepalingen. Om die reden heeft er ook geen internetconsultatie plaatsgevonden. Dit betekent dat de toename van de regeldruk en nalevingskosten tot een minimum is beperkt. In het geval van regelgeving met betrekking tot arbeids- en rusttijden, beperken de regeldruk en financiële gevolgen zich vrijwel volledig tot de plicht tot registratie. In de huidige regelgeving geldt deze registratieplicht al voor de werkgever die vissers in dienst heeft die werknemer zijn. Op grond van de richtlijn komt daar nu de registratie bij van de arbeids- en rusttijden van de vissers die geen werknemer zijn, maar wel met vissers die werknemer zijn samenwerken. Omdat de registratieplicht toch al bestond, zal de toename van de regeldruk en nalevingskosten in dit geval verwaarloosbaar zijn.

Wel gaat er voor de zelfstandig werkende vissers (de maatschapsvissers, voor zover zij langer dan drie dagen op zee blijven) een registratieplicht gelden die voorheen niet bestond. Het betreft ongeveer 280 schepen onder Nederlandse vlag4, met ca. 1000 vissers. De (zelf-)registratie van de zelfstandige visser zal ten hoogste enkele minuten per dag in beslag nemen. Omdat hij het tijdstip waarop hij dat doet zelf kan bepalen, mag worden aangenomen dat deze registratie-aktiviteit niet ten koste zal gaan van de vangstcapaciteit en dus niet zullen leiden tot inkomstenderving.

3. Transponeringstabel

Ten behoeve van de implementatie van het Verdrag en de richtlijn is een transponeringstabel gemaakt die onderdeel uitmaakt van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot implementatie van het Verdrag en de richtlijn. Hieronder zijn de bepalingen uit het verdrag en de richtlijn opgenomen die specifiek zien op de wijzigingen die in het onderhavige besluit zijn opgenomen.

Visserijverdrag

Richtlijn (Overeenkomst)

Arbeidstijdenbesluit vervoer

Beleids-ruimte

Art. 9, lid 6, aanhef

 

Art. 6A.2:4, lid 1, onder b

Art. 9, lid 6, onder a

 

Art. 6A.2:4, lid 3, onder b

Art. 9, lid 6, onder b

 

Niet geïmplementeerd

Nederland maakt van deze mogelijkheid geen gebruik

Art. 13, onder b

 

6A.3:1, lid 1, onder a

Art. 14, lid 1, onder b

 

6A.2:2, lid 1 en 3

Art. 14, lid 2 en 3

 

Art. 6A.3:2, lid 1

Ontheffing

Art. 14, lid 4

 

Art. 6A.2:7

 

Art. 6, lid 7, aanhef

Art. 6A.2:4, lid 1, onder b

 

Art. 6, lid 7, onder a

Art. 6A.2:4, lid 3, onder b

 

Art. 6, lid 7, onder b

Niet geïmplementeerd

Nederland maakt van deze mogelijkheid geen gebruik

 

Art. 11, lid 1, onder b

Art. 6A.2:3

 

Art. 11, lid 2, onder a

Art. 6A.2:2

 

Art. 11, lid 2, onder b

Art. 6A.2:2

 

Art. 11, lid 3, onder a

Niet geïmplementeerd

Gekozen voor minimum rusttijd

 

Art. 11, lid 3, onder b

Art. 6A.2:2, lid 1 en 3

 

Art. 11, lid 4

Art. 6A.2:2, lid 2

 

Art. 11, lid 5 en 6

Art. 6A.3:2, lid 1

Ontheffing

 

Art. 11, lid 7

Art. 6A.2:7

 

Art. 11, lid 8

Niet geïmplementeerd

Dit betreft een bevoegdheid van de lidstaten. Nederland maakt hier geen gebruik van.

4. Ondertekening

Bijzondere voorschriften voor zeeschepen (waaronder de zeevisserij) worden op grond van artikel 5:12, tweede lid, van de Arbeidstijdenwet gesteld door de Ministers van Infrastructuur en Waterstaat en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tezamen. Vanwege de primaire verantwoordelijkheid voor de implementatie van het Visserijverdrag en de soortgelijke richtlijn door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is ervoor gekozen laatstgenoemde minister eerste ondertekenaar te laten zijn van dit wijzigingsbesluit.

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdelen A, B, D, G, onder 2 en 3, H, I, J, K en L (begrip visser)

In hoofdstuk 6A Zeevisserij van het Arbeidstijdenbesluit vervoer is, zoals in het algemene deel al is aangegeven, telkens het begrip schepeling vervangen door het begrip visser. Dit nieuwe begrip sluit aan bij het Verdrag en Richtlijn (EU) 2017/159. Kern van deze definitie, zoals vastgelegd in artikel 1, onderdeel e van het Verdrag, is dat in beginsel iedereen die aan boord werkzaamheden verricht visser is en daarmee onder de bepalingen van het verdrag valt, dus ook de zelfstandige (maatschaps-)visser. Wel staat het Verdrag bepaalde uitzonderingen toe voor personen die tijdelijk aan boord zijn en in feite geen visserij-werkzaamheden verrichten, zoals loodsen of waarnemers. Dit is dus een principieel verschil met de oude situatie, waarbij de regels voor arbeids- en rusttijden uitsluitend golden voor de schipper en de vissers die werknemer zijn. Voor de definitie van het begrip ‘visser’ wordt in dit besluit aangesloten bij de definitie zoals te vinden in (het gewijzigde5) artikel 1, onderdeel aa, van de Wet zeevarenden. In dit besluit wordt daarmee verstaan onder visser eenieder die in enige hoedanigheid aan boord van een vissersvaartuig werkzaam is, met uitzondering van loodsen, marinepersoneel, andere personen in dienst van een overheid, aan de wal gestationeerde personen die aan boord werkzaamheden verrichten en visserij-waarnemers.

Onderdeel C

In dit onderdeel is een verwijzing in overeenstemming gebracht met de definitie van het begrip vissersvaartuig in artikel 6A.1:1.

Onderdeel D

Het is noodzakelijk dat de schipper niet alleen voor werknemers maar ook voor zelfstandigen een werkrooster ophangt.

Onderdeel E

Artikel 6A.2:1 was abusievelijk nog niet van een opschrift voorzien, dat wordt hiermee hersteld.

Onderdeel F

In het eerste lid van het nieuwe artikel 6A.2:1a wordt aangegeven welke artikelen van paragraaf 6A.2 (Arbeids- en rusttijden) uitsluitend van toepassing zijn op de arbeid van vissers die werknemer zijn, dan wel zelfstandig zijn, maar op hetzelfde vissersvaartuig samenwerken met vissers die werknemers zijn. Het betreft de artikelen die zien op de verdeling van de dagelijkse rust in niet meer dan twee perioden (artikel 6A.2:2, tweede lid), de maximale gemiddelde arbeidstijd per week (artikel 6A.2:3), de arbeid van jeugdige vissers (artikel 6A.2:4, met uitzondering van de regels die zien op nachtarbeid, die ook gelden voor jeugdigen die zelfstandig werken), de verplichte pauze na 6 uur arbeid (artikel 6A.2:5) en het recht van de schipper om in afwijking van de vastgestelde rusttijden arbeid te doen verrichten in geval van bijzondere omstandigheden (artikel 6A.2:7). Voor zelfstandige vissers die niet samenwerken met werknemers op hetzelfde schip gelden bovengenoemde bepalingen niet. Dat zelfstandige vissers die met werknemers samenwerken op één schip onder dezelfde regels vallen als vissers die werknemers zijn, volgt uit artikel 2, eerste lid, onder b, van de Overeenkomst, behorende bij de richtlijn.

In het tweede lid van artikel 6A.2:1a wordt aangegeven dat van artikel 6A.2:2 het eerste lid (ten minste 10 uur rust per 24 uur) en het derde lid (ten minste 77 uur rust per 7 dagen) niet alleen van toepassing zijn op werknemers en zelfstandigen die op één schip samenwerken met werknemers, maar van overeenkomstige toepassing zijn op de arbeid van de zelfstandig werkende zelfstandige (maatschaps-)vissers, voor zover zij langer dan drie dagen op zee zijn. Dit conform artikel 14, eerste lid, onder b, van het Verdrag. Deze normen gelden voor alle zelfstandig werkende zelfstandigen, dus ook voor de jeugdige maatschapsvissers (16- en 17-jarigen) die langer dan drie dagen op zee blijven. Voor hen treden dus deze regels in de plaats van die in artikel 6A.2:4, behalve de regels voor nachtarbeid, die wel voor hen blijven gelden (zie derde lid).

In het derde lid van artikel 6A.2:1a wordt aangegeven dat het verbod op nachtarbeid door jeugdigen (16- en 17-jarigen), evenals de afwijkingsmogelijkheid van dit verbod i.v.m. de opleiding, ook gelden voor jeugdige maatschapsvissers, ook als zij korter dan drie dagen op zee blijven.

Het niet naleven van deze bepaling levert ook voor zelfstandigen een overtreding op (zie artikel 8:4 van het Arbeidstijdenbesluit vervoer). Opgemerkt wordt nog dat van bepaalde artikelen vrijstelling of ontheffing mogelijk is (zie artikel 6A.3:2) in dat geval komen de normen die uit te vrijstelling of ontheffing volgen in de plaats van de normen die in de desbetreffende artikelen staan.

Onderdeel G, onder 3

Dit betreft een technische aanpassing van de formulering van de eerste zin.

Onderdeel L

Artikel 13, onder b, van het Verdrag eist dat in de regelgeving wordt vastgelegd dat scheepsbeheerders er op toezien dat de schipper en de vissers aan boord van de onder hun beheer vallende vissersvaartuigen regelmatig voldoende lange rustperioden krijgen om hun veiligheid en gezondheid te waarborgen. Deze verplichting is toegevoegd aan artikel 6A.3:1 (Verplichtingen van de scheepsbeheerder). Deze verplichting geldt ten aanzien van alle vissers, dus ook de zelfstandig werkende (maatschaps-)vissers en ook ten aanzien van hen die korter dan drie dagen op zee blijven.

Onderdeel M

In dit onderdeel zijn vrijstellings- en ontheffingsmogelijkheden opgenomen in lijn met het Verdrag en de richtlijn. Er is op grond van het Verdrag (artikel 14, lid 2 en 3) een tijdelijke ontheffing mogelijk van de minimale rust. Deze is opgenomen in artikel 6A.3:2, eerste lid, onder a.

Op grond van de richtlijn (artikel 11, lid 5 en 6) kan er ook een niet tijdelijke ontheffing worden verleend, deze ziet mede op het splitsen van de dagelijkse rust en op de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur van 48 uur. Dit is opgenomen in artikel 6A.3:2, eerste lid, onder b. Omdat deze laatste ontheffingsmogelijkheid gebaseerd is op de richtlijn, kan deze alleen van toepassing zijn op arbeid verricht door vissers die werknemer zijn, danwel zelfstandig zijn, maar op één schip samenwerken met werknemers.

De ontheffingsmogelijkheid opgenomen in artikel 6A.3:2, eerste lid, onder c, is een bestaande mogelijkheid voor jeugdige vissers.

Ook de leden twee en drie zijn bestaande bepalingen.

Opgemerkt wordt nog dat van de bepaling betreffende de gemiddelde arbeidsduur van 48 uur zowel een individuele ontheffing aan een onderneming als een algemene vrijstelling kan worden verleend. Deze algemene vrijstelling betreft thans de Regeling vrijstelling arbeidstijden trawlvisserij.

ARTIKEL II

De richtlijn treedt tegelijkertijd met het Verdrag in werking, maar moet uiterlijk per 15 november 2019 in Nederlandse regelgeving zijn geïmplementeerd. Dit besluit kan in werking treden zodra de implementatie van het Visserijverdrag en de goedkeuringswet ter zake zijn afgerond. Om die reden is ervoor gekozen dit wijzigingsbesluit in werking te laten treden op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Deze nota van toelichting wordt ondertekend mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,


X Noot
1

Het door de Internationale Arbeidsconferentie te Genève op 14 juni 2007 tijdens haar zesennegentigste zitting aangenomen Verdrag betreffende werk in de visserijsector (IAO-Verdrag nr. 188) (Trb. 2011, 152).

X Noot
2

Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (EFT) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (PbEU 2016, L 25).

X Noot
3

Wetsvoorstel tot implementatie van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector (Trb. 2011, 152) en van Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (EFT) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (PbEU 2016, L 25) (Kamerstukken II 2018/19, 35 194, nr. 3).

X Noot
4

www.Rabobank.nl/bedrijven/cijfers en trends (augustus 2019).

X Noot
5

Het artikel is gewijzigd met artikel IV, onderdeel A, onder 3, van het bij noot 3 genoemde wetsvoorstel.

Naar boven