Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1 oktober 2020, nr. 2019-0000184017, tot wijziging van de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2014 in verband met een uitzondering voor zeevissers

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 8, derde lid, onderdeel b, en 22 van de Wet arbeid vreemdelingen;

Besluit:

ARTIKEL I

Na paragraaf 22 van bijlage I van de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2014 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

22a. Werkzaamheden in de zeevisserij

  • 1. Gelet op artikel 8, derde lid, onderdeel b, van de Wet arbeid vreemdelingen, wordt een tewerkstellingsvergunning die wordt aangevraagd ten behoeve van een visser voor incidentele werkzaamheden in de Nederlandse territoriale zone en haven aan boord van een niet in Nederland geregistreerd zeegaand vissersvaartuig, niet geweigerd op grond van artikel 8, eerste lid, onderdelen a, b, c en f, van de Wet arbeid vreemdelingen.

  • 2. De werkgever verklaart bij de aanvraag dat de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden van de visser niet beneden het niveau liggen dat in de bedrijfstak gebruikelijk is.

  • 3. De tewerkstellingsvergunning wordt, in afwijking van paragraaf 46 van deze bijlage, niet ingetrokken indien er langer dan vier weken geen gebruik van wordt gemaakt. In afwijking van artikel 4 van deze regeling hoeft er in deze situatie geen mededeling gedaan te worden.

  • 4. De tewerkstellingsvergunning wordt voor de duur van twee jaar afgegeven.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 1 oktober 2020

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

TOELICHTING

Met deze wijziging van Bijlage I van de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2014 wordt een regeling getroffen voor de aanvraagprocedure van tewerkstellingsvergunningen voor vissers aan boord van zeegaande vissersvaartuigen die niet onder Nederlandse vlag varen.

Het betreft vissers en vissersvaartuigen die betrokken zijn bij visserijwerkzaamheden. Het begrip visser omvat in beginsel eenieder die in enige hoedanigheid werkzaam is aan boord van een vissersvaartuig.

In de Wet zeevarenden wordt een visser als volgt gedefinieerd: ‘een ieder die in enige hoedanigheid aan boord van een vissersvaartuig werkzaam is met uitzondering van loodsen, marinepersoneel, andere personen in dienst van een overheid, aan de wal gestationeerde personen, die aan boord werkzaamheden verrichten, en visserijwaarnemers’.

In Nederlandse havens wordt ook vis aangeland door zeegaande vissersvaartuigen onder niet-Nederlandse vlag. De aanlanding van deze vis is van groot economisch belang voor de Nederlandse visserijsector -- die deze vis onder andere overslaat, verwerkt en verkoopt over de hele wereld -- terwijl deze visserij beperking ondervindt van een tewerkstellingsvergunning waarbij aan alle voorwaarden uit artikel 8 van de Wet arbeid vreemdelingen wordt getoetst, en verdringen van het Nederlandse arbeidsmarktaanbod beperkt is.

Deze regeling geldt voor niet-Nederlandse zeegaande vissersvaartuigen, die een beperkte tijd in Nederlandse havens liggen om de vis aan te landen, reparaties te doen en te bevoorraden. Ook kan bemanning gewisseld worden. De zeevarenden aan boord van deze vissersvaartuigen, verrichten tijdens het verblijf in Nederlandse zeehavens de normale werkzaamheden aan boord in het kader van het gebruik van het schip. Indien zeegaande vissersvaartuigen onder buitenlandse vlag bemanning aan boord hebben met een nationaliteit van buiten de Europese Economische Ruimte en Zwitsersland, dient de werkgever voor deze bemanning een tewerkstellingsvergunning aan te vragen omdat zij werkzaamheden verrichten binnen de Nederlandse territoriale zone en havens.

In het licht hiervan heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid besloten om de vereisten van de tewerkstellingsvergunning voor deze categorie aan te passen. Mede gezien de geringe invloed op de Nederlandse arbeidsmarkt, heeft de minister besloten dat voor deze categorie werknemers de tewerkstellingsvergunning niet getoetst wordt op prioriteitgenietend aanbod, vacaturemelding, wervingsinspanningen en minimumbeloning door de werkgever.

De overige vereisten op het gebied van arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden zijn onverkort van toepassing. Op werkzaamheden aan boord van niet-Nederlandse vissersvaartuigen is in ieder geval het Verdrag betreffende werk in de visserijsector (Trb. 2011, 152) van toepassing. Daarnaast is de Richtlijn (EU) 2017/159 van de Raad van 19 december 2016 tot uitvoering van de op 21 mei 2012 door het Algemeen Comité van de landbouwcoöperaties van de Europese Unie (COGECA), de Europese Federatie van vervoerswerknemers (EFT) en de Vereniging van de nationale organisaties van visserijondernemingen in de Europese Unie (Europêche) gesloten Overeenkomst betreffende de uitvoering van het Verdrag betreffende werk in de visserijsector van de Internationale Arbeidsorganisatie uit 2007 (PbEU 2016, L 25) van toepassing op niet-Nederlandse vissersvaartuigen die de vlag van een EER lidstaat voeren.

De tewerkstellingsvergunning wordt afgegeven voor een duur van twee jaar. Aangezien het hier gaat om een zeer specifieke categorie werknemers die op basis van de aard van hun werkzaamheden periodiek en gedurende een korte periode in Nederland werken, hoeft niet aan het UWV te worden gemeld, wanneer de tewerkstellingsvergunning vier weken niet wordt gebruikt.

Uitvoerings- en handhavingstoets

De conceptregeling is aan UWV voorgelegd met het verzoek de conceptregeling te toetsen op uitvoerbaarheid. UWV acht de conceptregeling uitvoerbaar, uitgaande van de aanname dat het incidentele werkzaamheden in Nederland betreft en de vreemdeling geen verblijfsvergunning nodig heeft. UWV gaat uit van de verklaring van de werkgever ten aanzien van incidentele werkzaamheden en de marktconformiteit van de beloning. Om die reden volstaat het aanvragen van een tewerkstellingsvergunning bij UWV.

Er zijn financiële gevolgen verbonden aan de regeling. De incidentele kosten van implementatie van de conceptregeling bedragen 10.500 euro en de structurele kosten zijn marginaal. Hierbij is uitgegaan van de aangegeven tien aanvragen per jaar. De kosten kunnen hoger uitvallen indien meer aanvragen worden ingediend.

De conceptregeling is aan de Inspectie SZW voorgelegd met het verzoek de conceptregeling te toetsen op handhaafbaarheid. De Inspectie SZW heeft aangegeven dat de voorgestelde wijzigingen de handhaafbaarheid van de Wet arbeid vreemdelingen niet beïnvloeden.

Artikelsgewijs

In de voorgestelde paragraaf 22a wordt een regeling getroffen die specifiek ziet op werkzaamheden aan boord van niet-Nederlandse zeegaande vissersvaartuigen. In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag om een tewerkstellingsvergunning niet wordt geweigerd op grond van artikel 8, eerste lid, onderdelen a, b, en c, van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). Dit betekent dat er in dit geval geen toets plaatsvindt aan het prioriteit genietend aanbod, dat er geen vacaturemeldingsplicht is, en dat de werkgever niet hoeft aan te tonen inspanningen te hebben verricht om de arbeidsplaats door prioriteitgenietend aanbod te vervullen. Daarnaast wordt niet getoetst aan de eis uit artikel 8, eerste lid, onderdeel f, Wav. Wel dient de werkgever te verklaren dat de arbeidsvoorwaarden en omstandigheden van de vreemdeling niet op een lager niveau liggen dan in de bedrijfstak gebruikelijk is, gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel d, van de Wav.

Gezien de incidentele aard van de werkzaamheden in Nederland door vissers aan boord van niet-Nederlandse vissersschepen wordt een tewerkstellingsvergunning niet ingetrokken wanneer er niet in Nederland wordt gewerkt, en hoeft er ook geen mededeling gedaan te worden dat er geen gebruik wordt gemaakt van de tewerkstellingsvergunning.

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2021.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Naar boven