Beleidsregel van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 29 september 2020, nr. 2020-0000128045, ten behoeve van de vaststelling van de NOW-subsidie (Beleidsregel vaststelling NOW-subsidie)

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1

Deze beleidsregel is van toepassing op subsidies die verstrekt worden op grond van de Eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid.

Artikel 2

Indien de aanvrager bij het verzoek van vaststelling, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid, een accountantsverklaring met beperking overlegt, zal de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de omzetdaling lager vaststellen, rekening houdende met de gerapporteerde fouten en onzekerheden in de accountantsverklaring, conform de pro forma berekening die door de accountant in de verklaring is opgenomen.

Artikel 3

  • 1. Indien de aanvrager bij het verzoek van vaststelling een verklaring van oordeelonthouding overlegt, wordt niet voldaan aan de verplichtingen als bedoeld in de artikelen 13, eerste lid, onderdeel e en 14, tweede lid, onderdeel b, van de Eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid.

  • 2. In de situatie, bedoeld in het eerste lid, wordt op het vast te stellen subsidiebedrag een bedrag in mindering gebracht van:

    • a. 10% van het bedrag van de vast te stellen subsidie indien de accountant kan concluderen dat de oordeelonthouding uitsluitend het gevolg is van inherente beperkingen op grond van Standaard 3900N;

    • b. 100% van het bedrag van de vast te stellen subsidie indien de oordeelonthouding niet uitsluitend het gevolg is van inherente beperkingen op grond van Standaard 3900N, de accountant niet kan concluderen dat de opgegeven gegevens plausibel zijn of dat de accountant fraude heeft geconstateerd of fouten die niet gecorrigeerd zijn.

  • 3. Het tweede lid, onderdeel a, wordt alleen toegepast, indien voor de verklaring van oordeelonthouding door de accountant gebruik wordt gemaakt van de passage die in het accountantsprotocol van de regeling Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid is opgenomen.

Artikel 4

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 6 oktober.

Artikel 5

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel vaststelling NOW-subsidie.

Deze beleidsregel zal met toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 29 september 2020

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

TOELICHTING

Een belangrijk onderdeel van de NOW-regeling is dat alle voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde gegevens kunnen worden nagegaan. Daarom regelt artikel 13, eerste lid onderdeel e van de Eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid, dat de werkgever verplicht is een zodanig controleerbare administratie moet voeren en regelt artikel 14, tweede lid, onderdeel b, van de Eerste tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid, dat een (goedkeurende) accountantsverklaring of een derdenverklaring moet worden meegezonden met de aanvraag van de vaststelling.

Een accountantsverklaring moet voldoen aan de eisen die zijn vastgelegd in het accountantsprotocol en conform de Standaarden van de NBA. In het accountantsprotocol is een differentiatie aangebracht in de verschillende verklaringen die nodig zijn (verschillende categorieën). Met deze differentiatie wordt rekening gehouden met de grootte van de organisatie en de hoogte van het te ontvangen subsidiebedrag. Hieronder is het schema opgenomen van deze differentiatie:

Tabel voor aanvragen op grond van artikel 6 (op basis van de totale subsidie voortvloeiend uit de aanvraag tot vaststelling):

Type organisatie

Organisatie die niet voldoet aan criteria controleplicht

Organisatie die voldoet aan criteria controleplicht

Subsidiebedrag

≥€ 125.000 (of voorschot € 100.000) < € 375.000

I. Aan assurance verwante opdracht, inclusief aanvullende werkzaamheden (NVCOS Standaard 4415N)

III. Assurance-opdracht met beperkte mate van zekerheid ( NVCOS Standaard 3900N)

≥€ 375.000

II. Assurance-opdracht met beperkte mate van zekerheid (NVCOS Standaard 3900N)

IV. Assurance-opdracht met redelijke mate van zekerheid (NVCOS Standaard 3900N)

Tabel voor aanvragen op grond van artikel 6a:

Aanvraag niveau werkmaatschappij (artikel 6a van de regeling)

IVa. Assurance-opdracht met redelijke mate van zekerheid (NVCOS Standaard 3900N)

In de gevallen dat de accountant geen goedkeurende verklaring kan afgeven is hier niet aan voldaan, of is inhoudelijk in strijd met de regeling gehandeld en zijn er logischerwijs gevolgen voor de subsidie.

Bij een verklaring met beperking heeft een organisatie een te grote fout of onzekerheid in haar omzetverantwoording om de accountant een goedkeurende verklaring af te laten geven. In dat geval wordt van de accountant gevraagd de onzekerheden en fouten in de verklaring op te nemen en hiervoor een pro forma berekening te maken voor de gevolgen van de omzetdaling op grond van het accountantsprotocol. Op grond hiervan zal het UWV fouten en onzekerheden in de aanvraag corrigeren. In artikel 2 wordt duidelijk gemaakt dat het UWV deze berekeningswijze standaard bij een verklaring met beperking zal hanteren. Een aanvrager kan ervoor kiezen deze fouten en onzekerheden zelf te herstellen voorafgaand aan de afgifte van de verklaring. Als de aanvrager kiest voor een correctie, dan kan de accountant een goedkeurend(e) oordeel of conclusie verstrekken en wordt deze correctie door UWV niet doorgevoerd, maar wordt conform de verantwoording vastgesteld.

Indien er sprake is van een verklaring van oordeelonthouding in het kader van een opdracht tot het verstrekken van oordeel met een redelijke mate van zekerheid heeft de accountant niet kunnen vaststellen dat de werkgever een volledig controleerbare omzetdaling opgeeft voor de NOW-subsidie of zich heeft gehouden aan de eisen t.a.v. de loonsom (betaling van lonen en het niet aangaan van gefingeerde dienstverbanden), omdat hij zich onvoldoende een oordeel kon vormen over de controleerbaarheid en betrouwbaarheid van deze administratie of de toereikendheid van de administratieve organisatie. Hij heeft derhalve niet voldoende en geschikte assurance-informatie kunnen verkrijgen. Dit betekent dat de accountant niet kan concluderen dat de werkgever aan de voorwaarden en verplichtingen van de NOW-regeling heeft voldaan. In deze gevallen kan de subsidieverstrekker (SZW) zich daarom ook geen oordeel vormen over de juistheid van de gegevens van de aanvraag tot vaststelling, nu zelfs de accountant bij het onderzoek ter plaatse zich niet kan uitspreken over de omzet en omzetdaling. Dit is ook het geval als de accountant een oordeelonthouding bij een assurance-rapport met een beperkte mate van zekerheid afgeeft (categorieën II en III). In dat geval kan de accountant ook met die beperkte mate van zekerheid zelfs geen conclusie vormen over de plausibiliteit van de gegevens met betrekking tot de netto-omzet.

In het accountantsprotocol is al een differentiatie aangebracht in wat de subsidieverstrekker van een onderneming én een accountant mag verwachten, waarbij rekening is gehouden met de grootte van de onderneming en de hoogte van het subsidiebedrag. Hiermee is een evenredige balans aangebracht in de vereisten die de subsidieverstrekker stelt aan de controleerbaarheid van de administratie.

Bij ondernemingen die controleplichtig zijn voor hun jaarrekening wordt een assurance-opdracht met een beperkte mate van zekerheid of met een redelijke mate van zekerheid vereist, afhankelijk van de hoogte van het subsidiebedrag. Deze ondernemingen hebben de omvang om tot een toereikende AO/IC te komen waarop de accountant kan steunen en op grond waarvan hij tot een goedkeurende verklaring kan komen. Daarnaast wordt bij hogere subsidiebedragen een grotere zorgvuldigheid van de ondernemingen verwacht. Indien een onderneming een goedkeurende assurance-opdracht met een redelijke mate van zekerheid nodig heeft, maar deze niet kan leveren, heeft de onderneming niet voldaan aan de verplichting dat hij een zodanig controleerbare administratie voert dat alle voor de vaststelling van de subsidie van belang zijnde gegevens kunnen worden nagegaan (artikel 13, eerste lid, onder e, van de NOW-regeling).

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht heeft het bestuursorgaan de bevoegdheid om de subsidie lager vast te stellen indien de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Indien toepassing wordt gegeven aan het tweede lid, dient daarbij het evenredigheidsbeginsel dat is neergelegd in artikel 3:4, tweede lid, van de Awb in acht te worden genomen. Dat betekent dat de gevolgen van de lagere vaststelling niet onevenredig mogen zijn in verhouding tot de daarmee te dienen doelen, waarbij een afweging moet worden gemaakt tussen het belang van handhaving van de verplichting en de gevolgen van de verlaging voor de ontvanger. Daarbij zijn tevens de ernst van de tekortkoming en de mate waarin deze aan de ontvanger kan worden verweten van belang.

In beginsel heeft het niet kunnen vaststellen van het juiste percentage van de omzetdaling ernstige gevolgen voor de verantwoording van de NOW-subsidie. De hoogte van de NOW-subsidie is immers in zeer belangrijke mate afhankelijk van de definitieve omzetdaling die de werkgever opgeeft. Indien een controlerend accountant niet kan vaststellen of de omzetdaling die de werkgever opgeeft juist en volledig uit de administratie blijkt, kan de juistheid van de subsidie niet worden vastgesteld. Dit is van belang voor de rechtmatigheid van onderhavige subsidieregeling, maar ook voor het vertrouwen van het algemene publiek in de uitgaven die deze omvangrijke subsidieregeling met zich meebrengen. Steun van deze regelingen is afhankelijk van de vraag of belastinggeld op een juiste manier besteed wordt.

Daarom wordt in deze gevallen de subsidie niet conform de aanvraag, maar op nihil vastgesteld. Alleen voor situaties waarin sprake is van bijzondere omstandigheden bij en van de werkgever wordt afgezien van nihilstelling en overgegaan tot lagere subsidievaststelling dan het aangevraagde bedrag. Een nihilstelling kan namelijk tot schrijnende situaties leiden bij ondernemingen die een verklaring met een redelijke mate van zekerheid nodig hebben, maar waarbij sprake is van genoemde inherente beperkingen, zoals ondernemingen waarbij als gevolg van de omvang van de onderneming of coronagerelateerde omstandigheden de administratieve organisatie en interne beheersing (AO/IB) (tijdelijk) ontoereikend is geworden ondanks de grootte van hun organisatie. Deze situaties leiden ertoe dat er geen redelijke mate van zekerheid kan worden verschaft, maar hierbij geeft de accountant aan dat een dergelijke oordeelonthouding uitsluitend komt door inherente beperkingen op grond van Standaard 3900N. De accountant geeft dit dan in zijn oordeelonthouding aan conform de aanwijzingen zoals opgenomen in het accountantsprotocol. Dit betekent dat de Minister van SZW en UWV erop kunnen vertrouwen dat er volgens de accountant geen andere aangelegenheden zijn die tot een niet-goedkeurend oordeel zouden hebben geleid dat de in de aanvraag tot vaststelling opgenomen gegevens over de netto-omzet en de netto-omzetdaling niet in alle van materieel belang zijnde aspecten zijn opgesteld in overeenstemming met de vereisten bij of krachtens de NOW 1-regeling.

Een werkgever heeft zich ook in die gevallen niet voldoende aan zijn subsidieverplichting kunnen houden of gehouden. Het geheel terugvorderen van het subsidievoorschot wordt in die gevallen echter niet proportioneel geacht.

Daarom is in deze beleidsregel vastgelegd dat indien de accountant niet tot een goedkeurend oordeel met een redelijke mate van zekerheid kan komen, maar waarin een oordeelonthouding uitsluitend vanwege inherente beperkingen wordt afgegeven de subsidie op een lager bedrag. Gelet op het grote aantal aanvragen acht ik het noodzakelijk om een standaard korting vast te stellen die voor de subsidieaanvrager en de accountant helderheid verschaft over de gevolgen van een oordeelonthouding. Een korting van 10% acht ik in deze gevallen proportioneel.

Deze korting wordt vastgesteld op 10% van het bedrag waarop de subsidie zonder korting zou zijn vastgesteld. De 10% sluit aan bij de gevolgen die verschillende bestuursorganen stellen aan het ontbreken van een juiste financiële verantwoording van de subsidieverlening of andere regelingen, zoals de Europese Commissie. Met deze korting wordt rekening gehouden met de ernst van de onregelmatigheid en met het evenredigheidsbeginsel.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Naar boven