TOELICHTING
Voor de binnenvaart in Nederland is een energietransitiepad voorzien naar nagenoeg
emissieloos en klimaatneutraal in 2050. Voor 2030 is in de Green Deal een CO2-reductie van 40% opgenomen. De markt voor schone motoren voor de binnenvaart blijft
echter ver achter. Er zijn nog onvoldoende schone motoren (Stage V en hoger) beschikbaar
voor de binnenvaart en bestaat er onvoldoende vraag hiernaar. Deze subsidieregeling
is ten behoeve van de fabrikanten en ontwikkelaars van duurzame motoren conform verordening
EU 2016/1628, met name uit de binnenvaartindustrie, maar ook hierbuiten (bijvoorbeeld
de EURO6 motorenfabrikanten) waarvan de expertise en ervaring en marketing ingezet
kan worden voor de binnenvaartsector.
De industrie voor motoren voor binnenvaartschepen is niet zo groot als bijvoorbeeld
die van de auto-industrie. Hierdoor is opschaling op basis van gezonde businessmodellen
moeilijk. Ontwikkeling en het beschikbaar stellen van deze schonere motoren blijft
hierdoor achter. Verder hebben overheden, schippers, verladers en financiële instellingen
elk om hen moverende redenen behoefte aan schonere motoren voor de binnenvaart. Decentrale
overheden willen alleen schone schepen in hun havens. Onvoldoende schonere motoren
belemmeren financieringsmogelijkheden, de keuze van vervoerders/verladers voor de
binnenvaart en een mogelijke modal shift van weg naar water.
Algemeen
De binnenvaart moet schoner gaan opereren om ook in de toekomst een duurzaam antwoord
te kunnen geven op de logistieke behoeften op mondiale, Europese en nationale schaal.
Het antwoord hierop kan worden gevonden in het behalen van de Stage V eisen. Het tot
stand brengen van dit soort innovaties is in beginsel de verantwoordelijkheid van
het bedrijfsleven zelf. Bedrijven en kennisinstellingen zullen moeten investeren in
onderzoek en ontwikkelingsactiviteiten om hun concurrentiepositie te behouden en te
versterken. Daarnaast zijn innovaties noodzakelijk om tegemoet te kunnen komen aan
de strengere regelgeving die op internationaal niveau voor maatschappelijke waarden
als duurzaamheid wordt afgesproken.
Omdat het ontwikkelen van motoren die voldoen aan de Stage V eisen hoge kostenposten
met zich meebrengt en omdat de binnenvaartsector voor veel motorleveranciers slechts
een kleine markt is, is zelfstandig ontwikkelen van een Stage V motor vaak niet rendabel.
Daarom ondersteunt deze regeling motorleveranciers bij het ontwikkelen van Stage V
motoren.
In het regeerakkoord is opgenomen dat de binnenvaart een belangrijke bijdrage kan
leveren aan het beperken van toenemend goederenvervoer over de weg en het beperken
van uitstoot die slecht is voor het klimaat. Er is in de binnenvaart nog veel milieuwinst
te behalen. Ook ligt er inmiddels een ambitieuze Green Deal Zeevaart, Binnenvaart
en Havens, waarin de sector zich samen met kennisinstellingen en de overheid committeert
aan verduurzaming.
Het is de ambitie van het kabinet om een goed innovatieklimaat te scheppen voor de
binnenvaart, waarin kennisontwikkeling en onderwijs belangrijke pijlers zijn. Met
het op 1 januari 2020 vervallen subsidieprogramma gaf het kabinet financiële steun
aan projecten die in de markt kansrijk waren en beantwoordden aan de beleidsmatige
doelstellingen van het programma. De evaluatie van het subsidieprogramma is positief.
Daaruit blijkt dat er voldoende belangstelling is voor deze subsidieregeling en dat
deze subsidieregeling een stimulerend effect heeft op met name relatief kleinschalige
projecten over alternatieve oplossingen. De reden daarvoor is de laagdrempelige opzet
van de aanvraagfase en verantwoording en de hoogte van subsidiebedragen. De meerwaarde
hiervan is dat de binnenvaartsector inzicht krijgt in de effectiviteit van deze alternatieve
oplossingen. In de evaluatie wordt aanbevolen om de focus op emissiereductie in een
eventuele vervolgregeling vast te houden. Daarnaast is het systeem van rapportage
en monitoring positief beoordeeld. Een verzwaring van de rapportageverplichting zou
de administratieve lasten verzwaren en de regeling onaantrekkelijk kunnen maken voor
kleinere projecten.
De subsidieregeling zal worden uitgevoerd door het Expertise- en InnovatieCentrum
Binnenvaart (EICB). Het EICB is onderdeel van de Stichting Projecten Binnenvaart en
houdt zich bezig met het opbouwen van expertise en het toegankelijk maken en het structureel
verankeren van innovatie op het terrein van de binnenvaart. Het EICB is een brede
vertegenwoordiging van de belangenorganisaties van binnenvaart. De subsidiebeschikking
wordt door de Minister ondertekend en verzonden. De bijbehorende betalingen worden
door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat overgemaakt.
Lasteneffecten en administratieve lasten voor het bedrijfsleven
De administratieve lasten voor de aanvragende bedrijven kunnen als volgt worden becijferd.
Voor de aanvragers zullen de administratieve lasten naar schatting per aanvraag 20
uur á € 50,– bedragen. Uitgaande van naar verwachting 10 tot 25 aanvragen zullen
de totale geschatte administratieve lasten voor het bedrijfsleven derhalve € 10.000,–
tot € 25.000,– bedragen. Er zijn geen inhoudelijke nalevingskosten verbonden aan deze
regeling.
Tezamen met een ondertekend aanvraagformulier Tijdelijke subsidieregeling duurzame
binnenvaart motoren 2020–2021 (zie bijlage 1) dienen de volgende documenten bij de
aanvraag te worden ingediend: een projectplan, een projectbegroting, een openbare
samenvatting, een document waarin de technische haalbaarheid aannemelijk wordt gemaakt,
de gegevens van eventuele overige projectpartners, en een eventueel samenwerkingscontract.
Risicoanalyse
De regeling is getoetst aan de uitkomsten van de risicoanalyse die ingevolge de Aanwijzingen
voor de subsidieverstrekking verplicht is (aanwijzing 20). Uit deze analyse zijn geen
risico’s gebleken die tot aanvullende maatregelen leiden.
Europees kader
Een subsidie die op basis van deze regeling kan worden verstrekt, is in beginsel aan
te merken als staatssteun in de zin van artikel 107 van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie. De subsidieregeling wordt toegepast binnen het kader
van de Algemene groepsvrijstellingsverordening (AGVV). In het bijzonder wordt gebruik
gemaakt van artikel 25, eerste tot en met het zesde lid, van de AGVV (steun voor onderzoeks-
en ontwikkelingsprojecten). Zolang voldaan wordt aan dit artikel en de bepalingen
uit hoofdstuk I van de verordening, is sprake van geoorloofde staatssteun en wordt
de steun verenigbaar met de interne markt geacht. Met een kennisgeving op basis van
artikel 11, onderdeel a, van de AGVV is de Europese Commissie op de hoogte gesteld
van deze subsidieregeling.
Vaste verandermomenten
Op grond van het kabinetsbeleid inzake vaste verandermomenten treden ministeriële
regelingen in werking met ingang van 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. Bekendmaking
geschiedt uiterlijk twee maanden voor inwerkingtreding. In deze regeling wordt afgeweken
van de vaste verandermoment en wordt tevens een kortere invoeringstermijn dan twee
maanden aangehouden. Reden hiervoor is dat uitstel, gelet op de doelgroep, tot aanmerkelijke
private en publieke nadelen zou leiden.
Artikelsgewijs
Artikel 3
De verdeling van de subsidiegelden vindt plaats via een rangschikking waarbij de uitvoerende
instantie de aangemelde projecten rangschikt in de volgorde naar de mate waarin deze
projecten voldoen aan de drie genoemde criteria: generieke toepasbaarheid, emissiereductie
en terugverdienend vermogen. Indien twee of meer projecten gelijk eindigen in de rangschikking
wordt de onderlinge volgorde nader bepaald door loting.
Artikel 5
In het tweede en derde lid zijn per type project de subsidiabele kosten vermeld met
de daarvoor maximaal te verkrijgen subsidie. De genoemde percentages sluiten aan bij
de percentages in de Algemene groepsvrijstellingsverordening (Pb EU, L 187).
Artikelen 6 en 7
De organisatorische en administratieve uitvoering van de subsidieregeling geschiedt
door het Expertise- en InnovatieCentrum Binnenvaart van de Stichting Projecten Binnenvaart
te Rotterdam (EICB). De Minister van Infrastructuur en Waterstaat beslist op de aanvraag
en de uitkering van de subsidie. Het aanvragen van de subsidie is mogelijk met het
aanvraagformulier dat als bijlage 1 bij de subsidieregeling is opgenomen, dat verkrijgbaar
is bij het kantoor van het EICB te Rotterdam en via de website van het EICB. De aanvraag
bevat de in artikel 10, vierde lid, van het Kaderbesluit genoemde gegevens en wordt
ingediend door middel van een volledig ingevuld aanvraagformulier. Het EICB registreert
de ingediende formulieren en organiseert de bijeenkomsten van de Innovatieraad Binnenvaart
waarop de rangschikking van de projecten plaatsvindt. Het EICB is belast met de uitvoering
van deze regeling, de voorbereiding van het instellen van de innovatieraad, de promotie
van het programma op internet en in de gedrukte media, het instellen van een (digitaal)loket
waar aanvragen voor subsidies en aanvragen voor de vaststelling daarvan gestandaardiseerd
kunnen worden ingediend, het management, de secretariële en de boekhoudkundige ondersteuning
van dit programma, en het beoordelen van projectvoorstellen en begeleiden van goedgekeurde
voorstellen.
Artikel 8
De subsidiebeschikking vermeldt wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn
verricht. De subsidie wordt vervolgens, uiterlijk na verloop van een in de beschikking
aan te geven termijn na de datum waarop de activiteiten moeten zijn verricht, ambtshalve
vastgesteld door de subsidieverstrekker. De subsidieontvanger hoeft dus geen aanvraag
voor subsidievaststelling aan de hand van een verantwoording te doen. De ambtshalve
vaststelling kan al vóór het verstrijken van de termijn plaatsvinden, bijvoorbeeld
als het vanuit een oogpunt van een efficiënte werkwijze wenselijk wordt geacht dat
dergelijke vaststellingsbeschikkingen op een vaste datum worden genomen. Voorts zal
ook van een eerdere vaststelling sprake kunnen zijn indien na een melding als bedoeld
in het vierde lid, onder a, wordt vastgesteld of als, indien er niet gemeld is, na
een verantwoording als bedoeld in het vierde lid, onder b, een vaststelling op nihil
plaatsvindt (zie hieronder).
Het vierde lid voorziet in een meldingsplicht van de subsidieontvanger. Zodra het
aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteiten niet geheel, niet tijdig of niet
volgens alle daaraan verbonden verplichtingen zullen worden verricht, moet de subsidieontvanger
dit zo snel mogelijk melden bij de verstrekkende instantie. In dat geval zal de subsidie
lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken worden gemaakt over
het aanpassen van de verplichtingen, bijvoorbeeld het geven van meer tijd voor de
uitvoering van de activiteiten. Bij het niet voldoen aan deze meldingsplicht kan,
indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 van de Algemene
wet bestuursrecht alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken omdat de ontvanger
wist en behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga