Besluit van het college van afgevaardigden van 21 juni 2017 houdende de wijziging van de Verordening op de advocatuur in verband met de invoering van de kwaliteitstoetsen (Wijzigingsverordening kwaliteitstoetsen)

Het college van afgevaardigden van de Nederlandse orde van advocaten;

gelet op artikel 26, vierde lid, van de Advocatenwet;

gezien het voorstel van de algemene raad;

gezien het advies van de raad van advies;

gezien het advies van de adviescommissie regelgeving;

stelt de navolgende bepalingen vast:

ARTIKEL I

De Verordening op de advocatuur wordt gewijzigd als volgt:

A

In artikel 1.1 Definities wordt ingevoegd:

na de definitie van ‘geheimhoudernummer’:

gestructureerd intercollegiaal overleg:

een gestructureerd overleg over vraagstukken met betrekking tot de dagelijkse praktijkvoering van advocaten;

na de definitie van ‘houdster-rechtspersoon’:

intervisie:

een gestructureerde en periodieke bespreking in een kleine groep hiërarchische gelijkwaardige professionals waarin dilemma’s en vragen over het eigen functioneren, de praktijkvoering en praktijkuitoefening centraal staan;

na de definitie van ‘patroon’:

peer review:

een gestructureerde inhoudelijke beoordeling van bij een advocaat in behandeling zijnde of behandelde dossiers door een reviewer, gevolgd door een gesprek tussen de advocaat en de reviewer;

B

Na artikel 4.3 Professionele kennis en kunde worden de volgende artikelen ingevoegd:

Artikel 4.3a Kwaliteitstoetsen

  • 1. Een advocaat is verplicht ieder kalenderjaar deel te nemen aan kwaliteitstoetsen door:

    • a. intervisie onder begeleiding van een gespreksleider die is aangewezen als deskundige als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Advocatenwet, gedurende ten minste acht uur per jaar, met ten minste twee uur en ten hoogste vier uur aaneengesloten per dag; of

    • b. peer review door een reviewer die is aangewezen als deskundige als bedoeld in artikel 26, eerste lid, van de Advocatenwet, gedurende ten minste vier uur per jaar, met ten minste twee uur en ten hoogste vier uur aaneengesloten per dag.

  • 2. De algemene raad stelt nadere regels over:

    • a. de vereisten aan intervisie en peer review; en

    • b. de vereisten aan gespreksleiders en reviewers.

Artikel 4.3b Gestructureerd intercollegiaal overleg

  • 1. In plaats van de in artikel 4.3a, eerste lid, bedoelde verplichting kan een advocaat deelnemen aan gestructureerd intercollegiaal overleg onder begeleiding van een begeleider, gedurende ten minste acht uur per jaar, met ten minste twee uur en ten hoogste vier uur aaneengesloten per dag.

  • 2. De algemene raad stelt nadere regels over:

    • a. de vereisten aan gestructureerd intercollegiaal overleg; en

    • b. de vereisten aan begeleiders.

C

Artikel 4.4 wordt gewijzigd als volgt:

Bestaande tekst

Nieuwe tekst

Artikel 4.4 Opleidingspunten

1. Een advocaat behaalt elk kalenderjaar ten minste twintig opleidingspunten, waarvan ten minste de helft betrekking heeft op juridische activiteiten op een voor zijn praktijk relevant rechtsgebied.

2. Onverminderd het eerste lid behaalt de advocaat die ten minste zes maanden is ingeschreven, elk kalenderjaar ten minste tien opleidingspunten op ieder rechtsgebied waarop hij zich gaat registeren als bedoeld in artikel 6.32.

3. Indien deze paragraaf in een kalenderjaar korter dan elf maanden van toepassing is op een advocaat, wordt het aantal opleidingspunten, bedoeld in het eerste lid naar rato verminderd.

4. Een advocaat die tenminste tien opleidingspunten heeft behaald die betrekking hebben op juridische activiteiten op een voor zijn praktijk relevant rechtsgebied kan een tekort aan opleidingspunten als bedoeld in het eerste en tweede lid, tot een maximum van tien punten compenseren met een overschot aan punten dat hij in het voorafgaande kalenderjaar heeft behaald.

5. Een advocaat behaalt één opleidingspunt door:

a. ieder heel uur dat hij academisch of postacademisch onderwijs heeft gevolgd dat de praktijkuitoefening of de praktijkvoering ten goede komt, indien:

– het onderwijs gegeven is door deskundige docenten;

– de identiteit en de aanwezigheid van de deelnemende advocaat zijn vastgesteld;

– het onderwijs niet de beroepsopleiding advocaten betreft; en

– indien het onderwijs uitsluitend op afstand is gevolgd, het onderwijs is afgesloten met een toets, waarvoor een voldoende is behaald en de gemiddelde tijdsbesteding vooraf is aangegeven;

b. ieder half uur dat hij academisch of postacademisch onderwijs heeft gegeven dat de praktijkuitoefening of de praktijkvoering ten goede komt;

c. iedere 500 woorden van een juridisch artikel dat hij heeft geschreven en dat is gepubliceerd in de rechtsliteratuur;

d. andere activiteiten, waarvoor de algemene raad nadere regels kan stellen betreffende het aantal opleidingspunten dat behaald kan worden.

6. De algemene raad stelt regels:

a. die een niet-limitatieve lijst van activiteiten betreffen waarvoor geen opleidingspunten behaald kunnen worden;

b. over erkenning van opleidingsinstellingen waardoor deze op voorhand kunnen aangeven hoeveel opleidingspunten toegekend worden aan een opleiding.

7. Een advocaat toont aan dat de opleidingspunten zijn behaald door overlegging van adequate bewijsstukken en vermeldt, voor zover van toepassing, de geregistreerde rechtsgebieden als bedoeld in artikel 6.32 waarop de opleidingspunten betrekking hebben.

Artikel 4.4 Opleidingspunten

1. Een advocaat behaalt elk kalenderjaar ten minste twintig opleidingspunten, waarvan ten minste de helft betrekking heeft op juridische activiteiten op een voor zijn praktijk relevant rechtsgebied.

2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid behaalt de advocaat die ten minste zes maanden is ingeschreven, elk kalenderjaar ten minste tien opleidingspunten op ieder rechtsgebied waarop hij zich het daaropvolgende kalenderjaar gaat registreren als bedoeld in artikel 6.32.

3. Indien deze paragraaf in een kalenderjaar korter dan elf maanden van toepassing is op een advocaat, wordt het aantal opleidingspunten, bedoeld in het eerste lid naar rato verminderd.

4. Een advocaat die ten minste tien opleidingspunten heeft behaald die betrekking hebben op juridische activiteiten op een voor zijn praktijk relevant rechtsgebied kan een tekort aan opleidingspunten als bedoeld in het eerste en tweede lid, tot een maximum van tien punten compenseren met een overschot aan punten dat hij in het voorafgaande kalenderjaar heeft behaald.

5. Een advocaat behaalt één opleidingspunt door:

a. ieder heel uur dat hij academisch of postacademisch onderwijs heeft gevolgd dat de praktijkuitoefening of de praktijkvoering ten goede komt, indien:

– het onderwijs gegeven is door deskundige docenten;

– de identiteit en de aanwezigheid van de deelnemende advocaat zijn vastgesteld;

– het onderwijs niet de beroepsopleiding advocaten betreft; en

– indien het onderwijs uitsluitend op afstand is gevolgd, het onderwijs is afgesloten met een toets, waarvoor een voldoende is behaald en de gemiddelde tijdsbesteding vooraf is aangegeven;

b. ieder half uur dat hij academisch of postacademisch onderwijs heeft gegeven dat de praktijkuitoefening of de praktijkvoering ten goede komt;

c. iedere 500 woorden van een juridisch artikel dat hij heeft geschreven en dat is gepubliceerd in de rechtsliteratuur;

d. ieder heel uur dat hij heeft deelgenomen aan kwaliteitstoetsen in de vorm van:

i. intervisie met ten hoogste vier punten per jaar;

ii. peer review met ten hoogste vier punten per jaar;

e. andere activiteiten, waarvoor de algemene raad nadere regels kan stellen betreffende het aantal opleidingspunten dat behaald kan worden.

6. De algemene raad stelt regels:

a. die een niet-limitatieve lijst van activiteiten betreffen waarvoor geen opleidingspunten behaald kunnen worden;

b. over erkenning van opleidingsinstellingen waardoor deze op voorhand kunnen aangeven hoeveel opleidingspunten toegekend worden aan een opleiding.

7. Een advocaat toont aan dat de opleidingspunten zijn behaald door overlegging van adequate bewijsstukken met vermelding daarbij, voor zover van toepassing, van de geregistreerde rechtsgebieden als bedoeld in artikel 6.32 waarop de opleidingspunten betrekking hebben.

ARTIKEL III

Deze verordening treedt in werking met ingang van een door de algemene raad te bepalen tijdstip.

ARTIKEL IV

Deze verordening wordt aangehaald als: Wijzigingsverordening kwaliteitstoetsen.

TOELICHTING

In de toelichting op de Verordening op de advocatuur worden de volgende onderdelen toegevoegd.

A

Na de alinea over Financiële resultaat wordt een alinea ingevoegd, luidende:

Gestructureerd intercollegiaal overleg

Bij gestructureerd intercollegiaal overleg staan vraagstukken met betrekking tot de dagelijkse praktijkvoering centraal. Zo kunnen advocaten binnen een kantoor of in een groep advocaten van verschillende kantoren met elkaar van gedachten wisselen over de juridische en niet-juridisch-inhoudelijke aspecten van het werk. Hierbij kunnen zowel vakinhoudelijke vragen worden gesteld als vragen over gedragsrecht, het optreden in het publieke domein als vertegenwoordiger van de beroepsgroep, het opstellen van een ontwikkelplan, de vormgeving van de praktijkvoering, enzovoorts. Door dit overleg wordt aandacht gegeven aan verschillende elementen van professionaliteit. De kwaliteitsbevordering behelst immers meer dan alleen het beheersen van vakinhoudelijke kennis. Het overleg vindt plaats met een begeleider. Dit is geen deskundige in de zin van artikel 26, eerste lid, van de Advocatenwet. Deelnemende advocaten moeten daarmee rekening houden in het kader van de geheimhoudingsplicht.

Na de alinea’s over Houdster-rechtspersoon wordt een alinea ingevoegd, luidende:

Intervisie

Intervisie is een gestructureerde en periodieke bespreking in een groep van advocaten werkzaam op dezelfde rechtsgebieden, waarin dilemma’s, vragen of het eigen functioneren, de praktijkvoering of praktijkuitoefening worden ingebracht door de deelnemers. De bespreking ziet derhalve op de houding en het gedrag van de advocaat, maar wel met betrekking tot de inhoud van een zaak of de wijze waarop de praktijkvoering is vormgegeven. Met ‘hiërarchisch gelijkwaardige professionals’ wordt bedoeld dat de groep zodanig wordt samengesteld dat iedere advocaat zich veilig voelt om aan het overleg mee te doen en zich niet beoordeeld voelt door een kantoorgenoot. De groep kan – zolang dat aspect voor ogen wordt gehouden – bestaan uit zowel partners als medewerkers. Het is niet de bedoeling dat tijdens de intervisie uitgebreid de juridische inhoud van een dossier wordt besproken; het gaat om de koers in een zaak of dilemma’s die spelen. Voor zover vertrouwelijke informatie wordt gedeeld of herleidbaar is, geldt dat de gespreksleider een deskundige is in de zin van artikel 26, eerste lid, van de Advocatenwet. De deskundige heeft een geheimhoudingsplicht op grond van artikel 26, derde lid, van de Advocatenwet.

Na de alinea’s over Klacht wordt een alinea ingevoegd, luidende:

Peer review

Peer review is een vorm van gestructureerde feedback die ziet op de juridische beoordeling van dossiers van een advocaat door een reviewer. Omdat de reviewer inzage heeft in dossiers van de advocaat is het van belang dat de reviewer aangemerkt wordt als deskundige in de zin van artikel 26 van de Advocatenwet, zodat de in artikel 26, derde lid van de Advocatenwet geregelde geheimhoudingplicht van toepassing is. Het is van belang dat zowel de gereviewde advocaat als de reviewer op hetzelfde rechtsgebied werkzaam zijn, zodat de juridische inhoud voldoende onderdeel kan uitmaken van de beoordeling. In het gesprek dat volgt op de review kan worden besproken welke alternatieven in de behandeling van de zaak mogelijk zijn of waren en wat de advocaat daarvan kan leren. Op die manier wordt de kwaliteit in de inhoudelijke behandeling van zaken bevorderd.

B

Na artikel 4.3 wordt een nieuwe tekst ingevoegd, luidende:

Artikel 4.3a

De verplichting die in dit artikel wordt beschreven omvat de verplichting aan advocaten om ieder jaar deel te nemen aan kwaliteitstoetsen door intervisie of peer review. Het betreft een keuze voor intervisie gedurende acht uur per jaar of peer review gedurende vier uur per jaar. De verplichting kan niet worden voldaan door de verschillende vormen zodanig te combineren dat niet aan één van de twee vormen aan de minimale verplichting wordt voldaan. Met andere woorden: voor de verplichting inzake kwaliteitstoetsen kan twee uur peer review niet worden aangevuld met zes uur intervisie. Na vier uur peer review is voldaan aan de eis van artikel 4.3a, waarna uiteraard aanvullend aan bijvoorbeeld intervisie kan worden deelgenomen. De reden hiervoor is dat voldoende inhoud aan de gekozen vorm wordt gegeven. Deze regeling geldt overigens ook voor de vorm van gestructureerd intercollegiaal overleg uit artikel 4.3b.

Artikel 4.3b

Een alternatief voor de verplichting uit hoofde van artikel 4.3a is het deelnemen aan gestructureerd intercollegiaal overleg gedurende acht uur per jaar. Ook voor deze vorm geldt dat deze vorm niet kan worden gecombineerd met de vormen uit artikel 4.3a, zodanig dat nog niet aan de minimale ureneis is voldaan. Met andere woorden: voor het alternatief van gestructureerd intercollegiaal overleg kan 6 uur intercollegiaal overleg niet worden aangevuld met twee uur peer review. Na acht uur gestructureerd intercollegiaal overleg is voldaan aan het alternatief van artikel 4.3b, waarna uiteraard aanvullend aan bijvoorbeeld intervisie kan worden deelgenomen. De reden hiervoor is dat voldoende inhoud aan de gekozen vorm wordt gegeven.

C

In de toelichting op artikel 4.4 wordt na de alinea inzake onderdeel c een alinea ingevoegd, luidende:

Onderdeel d bepaalt dat opleidingspunten kunnen worden verkregen voor deelname aan kwaliteitstoetsen in de vorm van intervisie of peer review met een maximum van vier per jaar. Deze punten worden aangemerkt als niet-juridische punten. Indien in het kader van de verplichting kwaliteitstoetsen (artikel 4.3a) wordt gekozen voor de vorm intervisie dan kunnen van de verplichte acht uur per jaar vier uur worden opgevoerd als vier niet-juridische opleidingspunten. Het maximum dat voor intervisie per jaar kan worden opgevoerd is daarmee bereikt en dat betekent dat indien daarnaast in een ander verband wordt deelgenomen aan intervisie die uren niet kunnen worden opgevoerd als opleidingspunten. Hetzelfde geldt voor de vorm peer review. Indien aan beide vormen wordt deelgenomen, kunnen punten voor beide vormen worden opgevoerd met een maximum per vorm van vier punten per jaar.

Voor de reviewer en de gespreksleider geldt dat zij ook voor ieder heel uur dat wordt deelgenomen aan intervisie of peer review punten kunnen worden opgevoerd met een maximum van vier uur per jaar.

Het behalen van opleidingspunten staat los van de verplichting deel te nemen aan kwaliteitstoetsen. Indien een advocaat vier uur per jaar aan intervisie doet, kan de advocaat vier niet-juridische opleidingspunten opvoeren. Daarmee is echter niet voldaan aan de zelfstandige norm van artikel 4.3a inzake de deelname aan kwaliteitstoetsen. Voor intervisie geldt immers dat minimaal acht uur per jaar hieraan moet worden besteed. Voor deelname aan gestructureerd intercollegiaal overleg worden geen punten toegekend.

Naar boven