Besluit van 31 augustus 2020, nr. 2020001703 tot instelling van het Adviescollege huis- en hobbydierenlijst (Besluit instelling Adviescollege huis- en hobbydierenlijst)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van 27 augustus 2020, nr. WJZ / 20065999, gedaan mede namens de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op artikel 5, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

Er is een Adviescollege huis- en hobbydierenlijst.

Artikel 2

Het adviescollege heeft tot taak Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit te adviseren over:

  • a. de beoordeling van diersoorten of diercategorieën ten behoeve van aanwijzing op grond van artikel 2.2, eerste lid, van de Wet dieren, of de intrekking van een aanwijzing, aan de hand van de reeds hiertoe ontwikkelde systematiek;

  • b. eventuele aanpassing van de onder a genoemde systematiek;

Artikel 3

Het adviescollege bestaat uit ten minste vijf en ten hoogste tien leden, onder wie de voorzitter.

Artikel 4

Hoofdstuk 3 van de Kaderwet adviescolleges is van toepassing op het adviescollege.

Artikel 5

Het adviescollege wordt ingesteld voor de duur van vier jaar en wordt opgeheven per 22 juli 2023.

Artikel 6

De evaluatie van de taakvervulling vindt drie jaar na instelling plaats, zodat deze kan worden gebruikt bij de beoordeling van een eventuele voortzetting van de adviestaak.

Artikel 7

De archiefbescheiden van het adviescollege worden na zijn opheffing of, zo de omstandigheden daartoe eerder aanleiding geven, zoveel eerder, overgebracht naar het archief van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Artikel 8

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 22 juli 2019.

  • 2. Dit besluit vervalt met ingang van 22 juli 2023.

Artikel 9

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit instelling Adviescollege huis- en hobbydierenlijst.

Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is belast met de uitvoering van dit besluit, dat met de daarbij behorende toelichting in de Staatscourant zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 31 augustus 2020

Willem-Alexander

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

TOELICHTING

Inleiding en wettelijk kader

Met dit besluit wordt het Adviescollege huis- en hobbydierenlijst (hierna: college) ingesteld. De huis- en hobbydierenlijst heeft tot doel het reguleren van het houden van diersoorten als huis- of hobbydier door te bepalen welke diersoorten als huis- of hobbydier gehouden mogen worden al naar gelang het risico van de verscheidene diersoorten op de aantasting van dierenwelzijn of van gevaar voor mens of dier. Het college zal de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (hierna: minister) tijdelijk adviseren over een wetenschappelijke beoordelingssystematiek voor het aanwijzen van huis- en hobbydieren en zal diersoorten beoordelen.

Op grond van artikel 2.2, eerste lid, van de Wet dieren is het verboden dieren te houden die niet behoren tot door de minister aangewezen diersoorten of diercategorieën. Het tweede lid van artikel 2.2 bepaalt dat het aanwijzen van diersoorten of diercategorieën geschiedt op basis van criteria die bij algemene maatregel bij bestuur zijn vastgesteld. Deze criteria zijn opgenomen in artikel 1.4 van het Besluit houders van dieren. Deze criteria zijn verder uitgewerkt in een beoordelingssystematiek die is opgenomen in het advies van (de Wetenschappelijke Adviescommissie Positieflijst van) Wageningen University & Research (hierna: WUR). De beoordeling ten behoeve van het houden van een dier als huis- of hobbydier dient plaats te vinden overeenkomstig dit advies.

Taakomschrijving van het college

Het college heeft tot taak het beoordelen van in Nederland gehouden diersoorten ten behoeve van besluitvorming over de samenstelling van de huis- en hobbydierenlijst. Het college begint met de beoordeling van zoogdiersoorten. Het college kan tijdens de uitvoering van zijn taak vanuit zijn brede wetenschappelijke expertise en de ervaringen met het beoordelen van de diersoorten tot de conclusie komen dat de beoordelingssystematiek verdere aanscherping behoeft. Bijvoorbeeld als blijkt dat een criterium door verschillende experts anders wordt geïnterpreteerd of als blijkt dat de risicobeoordeling voor bepaalde diersoorten niet afdoende aansluit bij het beeld dat experts hebben. De randvoorwaarden en criteria die in het kader van het advies van de WUR zijn opgesteld zijn onverkort van toepassing op dit onderdeel van het advies.

Het college beoordeelt op verzoek van de minister een diersoort opnieuw wanneer een aanvraag is ingediend voor plaatsing op de huis- en hobbydierenlijst of wanneer een aanvraag is ingediend voor verwijdering van een diersoort van de lijst. Ook voert het college een nieuwe beoordeling uit wanneer de minister ambtshalve de huis- en hobbydierenlijst wil wijzigen.

De huis- en hobbydierenlijst is van toepassing op zoogdieren. Naar verwachting wordt de huis- en hobbydierenlijst op termijn ook van toepassing op vogels, amfibieën en reptielen. Indien hiertoe wordt besloten, zal het college worden gevraagd deze diersoorten ook te beoordelen en indien nodig de beoordelingssystematiek aan te scherpen zodat deze bruikbaar is voor vogels, reptielen en amfibieën. De taakomschrijving van het college biedt de ruimte voor deze aanvullende taak.

Aangezien aanpassingen aan het toetsingskader door het college betrekking hebben op de voorbereiding van beleid, is het college een adviescollege in de zin van de Kaderwet adviescolleges. De Kaderwet adviescolleges bepaalt in artikel 3 dat de hoofdstukken 3 en 5 en artikel 28 van die wet niet van toepassing zijn op adviescolleges waarvan die adviestaak niet de hoofdtaak is. De hoofdtaak van het Adviescollege huis- en hobbydierenlijst is het beoordelen van diersoorten. De adviestaak, het adviseren over de beoordelingssystematiek, omvat een beperkt gedeelte van de werkzaamheden die de collegeleden verrichten. Dit betekent dat ingevolge artikel 3 van de Kaderwet adviescolleges de hoofdstukken 3 en 5 en artikel 28 van die wet niet van toepassing zijn op het college. Desondanks is ervoor gekozen om hoofdstuk 3 van de Kaderwet adviescolleges van toepassing te verklaren op het college. Hiervoor is gekozen omdat de bepalingen in hoofdstuk 3 nuttig worden geacht voor het college. Er zijn geen redenen om van de bepalingen af te wijken.

Waarborgen wetenschappelijke onafhankelijkheid

De wetenschappelijke risicobeoordeling van in Nederland veel gehouden diersoorten kan afwijken van wat maatschappelijk geaccepteerd is in Nederland. Een in Nederland veel gehouden diersoort kan bijvoorbeeld een wetenschappelijke risicobeoordeling krijgen die vergelijkbaar is met een diersoort waarvan het houden maatschappelijk gezien veel minder geaccepteerd is. Om enige schijn van beïnvloeding weg te nemen is publiekrechtelijke instelling van een adviescollege noodzakelijk. Hierdoor wordt de wetenschappelijke onafhankelijkheid en de transparantie van het college als geheel gewaarborgd. Daarnaast dient de onafhankelijkheid van alle collegeleden gewaarborgd te zijn. De collegeleden mogen geen aanzienlijk belang hebben bij het al dan niet toelaten van bepaalde diersoorten. De collegeleden brengen op persoonlijke titel hun kennis en ervaring in en treden niet op als vertegenwoordiger van de organisatie waarin zij werkzaam zijn. Van collegeleden wordt geheimhouding verwacht. De leden ondertekenen een integriteitsverklaring, zoals gebruikelijk is voor leden van adviescolleges.

Het uitvoeren van beoordelingen van diersoorten en het aanscherpen van de beoordelingssystematiek vereist wetenschappelijke deskundigheid op het gebied van de zoölogie en dient, gelet op de voorgaande alinea, plaats te vinden binnen een onafhankelijk wetenschappelijk college. Binnen bestaande wetenschappelijke adviescolleges ontbreekt voldoende zoölogische deskundigheid, waardoor het noodzakelijk is een nieuw adviescollege in te stellen.

Duur van de instelling

Het college wordt voor een periode van vier jaar ingesteld. Een periode van vier jaar wordt voldoende geacht voor afronding van de advisering over de beoordelingssystematiek voor de verschillende dierklassen. Er zal permanent behoefte blijven bestaan aan advies over de beoordeling van diersoorten, aangezien aanvragen kunnen worden ingediend voor wijziging van de huis- en hobbydierenlijst en omdat de minister ambtshalve de lijst kan wijzigen. Dit betreft geen beleidsadvisering en zal na het vervallen van dit besluit niet langer plaatsvinden op grond van de Kaderwet adviescolleges.

Er wordt een apart benoemings- en vergoedingenbesluit gepubliceerd.

Samenstelling van het adviescollege

Het college wordt geleid door een voorzitter en bestaat uit ten minste vijf en ten hoogste tien leden, onder wie de voorzitter. De voorzitter en andere leden worden bij koninklijk besluit benoemd.

Het college heeft ondersteuning van haar werkzaamheden door het ministerie.

Inwerkingtreding van het besluit

Het college wordt met terugwerkende kracht vanaf 22 juli 2019 ingesteld. De collegeleden zijn vanaf deze datum begonnen met hun werkzaamheden. De minister moest namelijk uiterlijk op 10 januari 2020 een besluit nemen over de plaatsing van drie diersoorten op de huis- en hobbydierenlijst. Voor deze besluitvorming was het noodzakelijk om te beschikken over een wetenschappelijke beoordeling van de drie diersoorten. Aangezien de collegeleden nog ervaring moesten opdoen met het beoordelen van de diersoorten in overeenstemming met het nieuwe toetsingskader, was het noodzakelijk de werkzaamheden op tijd te starten.

Gelet op artikel 5, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges is in dit besluit geregeld dat het besluit in ieder geval vervalt na de maximumtermijn van vier jaar.

Dit besluit is mede door de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties ondertekend, gezien zijn verantwoordelijkheid voor de Kaderwet adviescolleges.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

Naar boven