TOELICHTING
Algemeen deel
1. Inleiding
Op 14 juni 2018 is een nieuw peilbesluit voor het IJsselmeergebied vastgesteld door
de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (RWS-2018/16279).1
Het nieuwe Peilbesluit IJsselmeergebied is een juridische uitwerking van de gezamenlijke
Deltabeslissing over hoe te anticiperen op de verwachte klimaatveranderingen en de
groei van de (zoet)watervraag. Voor het IJsselmeergebied heeft dit geleid tot een
strategie voor ‘een veilig en veerkrachtig IJsselmeergebied’. Het doel van het peilbesluit
is om beter te kunnen inspelen op meteorologische omstandigheden en de behoefte aan
zoetwater. Waar mogelijk zijn ecologische belangen meegenomen, zoals via het introduceren
van een vroege voorjaarsopzet en een vervroegde uitzak in het najaar. Het flexibiliseren
van het peil biedt de mogelijkheid om de natuurlijke omstandigheden beter te benaderen.
Het vervroegd uitzakken in de zomer is een onderdeel van een natuurlijker verloop
van het meerpeil, en heeft een positief effect op de groei van water- en moerasplanten
en uitbreiding van het areaal slikranden (foerageergebied).
Het meerpeil in het IJsselmeer en het Markermeer kan op basis van dit peilbesluit
in de tweede helft van augustus met 10 centimeter worden verlaagd. Dit ‘vervroegd
uitzakken’ kan mogelijk negatieve effecten voor de recreatievaart hebben: de waterdiepte
van jachthavens en vaargeulen neemt hierdoor aan het einde van het recreatieseizoen
af en dat kan tot een beperkte toegankelijkheid van jachthavens leiden. Om die effecten
te beperken heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: de minister)
toegezegd maximaal € 12,1 miljoen uit het deltafonds beschikbaar te stellen. Deze
subsidieregeling strekt ertoe een deel van de toegezegde middelen in te kunnen zetten
voor baggerwerkzaamheden om de mogelijk negatieve effecten van het ‘vervroegd uitzakken’
voor de recreatievaart weg te nemen of te beperken.
Een deel van het toegezegde bedrag is besteed aan het extra uitbaggeren van vaargeulen
en jachthavens, die in beheer zijn van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat
(de facto bij Rijkswaterstaat).
2. Aanleiding en achtergrond
Het peilbesluit bevat bandbreedtes van de meerpeilen voor winter- en de zomerperiode.
Het peilbeheer is erop gericht de meerpeilen binnen deze bandbreedtes te handhaven.
Omdat er bandbreedtes zijn opgenomen, biedt het peilbesluit onder meer de mogelijkheid
om het meerpeil in het IJsselmeer en het Markermeer in de tweede helft van augustus
te verlagen.
Ten behoeve van het peilbesluit is een milieu-effectrapportage (MER)2 opgesteld. In dit MER is geconstateerd dat het verlagen van het meerpeil in het IJsselmeer
en het Markermeer in de tweede helft van augustus mogelijk negatieve effecten kan
hebben voor de recreatievaart. In de toelichting is daarover opgenomen dat als gevolg
van dit ‘vervroegd uitzakken’ de waterdiepte van havens en vaargeulen afneemt. Dat
kan tot een beperkte toegankelijkheid van jachthavens leiden.
Het bevaarbaar areaal neemt door het uitzakken, volgens de toelichting, af met minder
dan 1% van het IJsselmeergebied.3 De toelichting stelt tevens dat het uitzakken naar schatting op circa 20% van de
jachthavens effect heeft.4
Bij de ondertekening van het peilbesluit op 14 juni 2018 heeft de minister toegezegd
een bedrag van maximaal € 12,1 miljoen uit het deltafonds beschikbaar te stellen als
bijdrage aan maatregelen om de recreatievaart te bevorderen. Voor de uitvoering van
deze regeling is naar verwachting € 7 miljoen afdoende.
Deze middelen zullen enkel worden aangewend voor baggerwerkzaamheden om nadelige effecten
van het nieuwe peilbeheer (het uitzakken) voor de recreatievaart weg te nemen. Jachthavens
en vaargeulen dienen daartoe eenmalig dieper uitgebaggerd te worden. Door deze baggerwerkzaamheden
blijven jachthavens en vaargeulen tot die havens toegankelijk voor de recreatievaart.
Het vaststellen van peilbesluiten is een bevoegdheid van de minister (artikel 5.2
van de Waterwet). Om de mogelijke negatieve effecten van het peilbesluit gedeeltelijk
te compenseren en bij te dragen aan het toegankelijk houden van de jachthavens voor
pleziervaartuigen, is besloten tot de subsidieregeling. Gekozen is voor een bijdrage
in de baggerkosten (als bestuurlijke en generieke ‘procesafspraak’) om een proactieve
en effectieve aanpak mogelijk te maken, waarbij extra baggerwerkzaamheden worden gecombineerd
met reguliere baggerwerkzaamheden. Uitgegaan wordt van een vast bedrag per m2. De negatieve effecten van het peilbeheer voor de recreatievaart worden hierbij niet
volledig gecompenseerd; het betreft een tegemoetkoming in de baggerkosten, waarvan
de hoogte mede gebaseerd is op de aanname dat de extra baggerwerkzaamheden gecombineerd
worden met reguliere baggerwerkzaamheden en dat de baggerspecie niet verontreinigd
is.
De beroepsvaart en de werkhavens zullen geen nadelige effecten ondervinden van het
vervroegd uitzakken van het zomerpeil, omdat voor de beroepsvaart het winterpeil maatgevend
is: het winterpeil in het IJsselmeer en het Markermeer is 20 cm. lager dan het zomerpeil.
Het winterpeil verandert in het nieuwe peilbesluit niet.
Baggerwerk maakt onderdeel uit van het regulier beheer en onderhoud omdat verzanding
een autonoom proces is. Dit speelt in de huidige situatie reeds en zal door het nieuwe
peilbesluit niet worden beïnvloed. Voor het beheer en onderhoud van vaargeulen is
daarnaast het winterpeil het uitgangspunt. Het peil in augustus/ september blijft
nu en in de toekomstige situatie, ondanks het uitzakken, nog steeds 10 cm. hoger dan
in de winterperiode. Vergoeding voor het baggeren van vaargeulen en havens in het
volledige IJsselmeergebied is daarom niet aan de orde. Meteorologische omstandigheden
spelen in de huidige en autonome situatie mee en worden derhalve ook niet als onderdeel
van dit peilbesluit gemitigeerd.
3. Hoofdlijnen van de regeling
-
• Het betreft een bijdrage ten behoeve van het uitbaggeren van jachthavens en vaargeulen
tot de jachthavens in het IJsselmeergebied zodat deze bereikbaar blijven voor pleziervaartuigen,
in verband met het vervroegd uitzakken van het waterpeil in het najaar.
-
• De bijdrage betreft een vast bedrag per gebaggerd oppervlak, uitgesplitst naar vaargeulen
voor jachthavens en naar de jachthavens zelf. Het gaat om zo’n 242 jachthavens, met
ruim 36.000 ligplaatsen.
-
• Beheerders van jachthavens en vaargeulen kunnen gemeenten, provincies, waterschappen,
andere rechtspersonen, zoals watersportverenigingen, of andere ondernemingen, zoals
een vennootschap onder firma, zijn. Zij kunnen dus aanspraak maken op de rijksbijdrage.
-
• De vergoeding betreft een vast bedrag per gebaggerde m2 (of een deel daarvan), waarbij er voor de hoogte van de vergoeding vanuit gegaan
wordt dat de extra baggerwerkzaamheden gecombineerd worden met reguliere baggerwerkzaamheden
en dat het gaat om schone bagger. Mocht er sprake zijn verontreinigde bagger, dan
vallen eventuele kosten verbonden aan verontreinigde bagger, zoals bijv. het afvoeren
daarvan, derhalve niet onder deze subsidieregeling.
-
• De vaste vergoeding bedraagt voor jachthavens € 1,33 per m2 en voor geulen € 0,83 per m2 (alle prijzen zijn inclusief btw).
-
• De baggerwerkzaamheden dienen na de inwerkingtreding van het peilbesluit en uiterlijk
op 31 augustus 2025 te zijn uitgevoerd.
-
• Voor deze regeling is maximaal € 7 miljoen beschikbaar. Beoordeling vindt plaats op
basis van volgorde van indiening.
-
• Vergoeding vindt achteraf plaats op basis van facturen, waaruit blijkt dat er is gebaggerd.
-
• Werkingsgebied: IJsselmeer en Markermeer.
-
• Bedragen worden a priori niet geïndexeerd.
4. Wettelijk kader
Wettelijke grondslag subsidieverstrekking
De baggerwerkzaamheden waarvoor – op grond van deze regeling – subsidie wordt verstrekt,
vinden plaats om de mogelijk negatieve effecten die het flexibel peilbeheer heeft
voor de recreatievaart weg te nemen of te beperken. Het flexibel peilbeheer is mogelijk
ingevolge het nieuwe peilbesluit en wordt ingevoerd om de strategische zoetwaterfunctie
van het IJsselmeergebied te versterken.
De subsidie wordt gefinancierd en bekostigd uit het deltafonds. Op grond van artikel
7.22d van de Waterwet kunnen inpassingsmaatregelen of compenserende maatregelen die
noodzakelijk zijn om het nieuwe peilbeheer te kunnen operationaliseren uit het deltafonds
worden bekostigd. Baggerwerkzaamheden, voor zover die noodzakelijk zijn om negatieve
effecten van het nieuwe (flexibele) peilbeheer weg te nemen of te beperken, kunnen
derhalve uit het deltafonds worden bekostigd
De jachthavens en vaargeulen waarvoor op grond deze regeling subsidie kan worden verleend,
worden beheerd door zowel decentrale overheden en waterschappen als door andere rechtspersonen
of andere ondernemingen. De tegemoetkoming in de extra baggerkosten die decentrale
overheden krijgen, is een subsidie op grond van de Kaderwet subsidies I en M. Er is
hier geen sprake van een specifieke uitkering als bedoeld in de Financiële verhoudingswet,
aangezien de decentrale overheden onder dezelfde voorwaarden als marktpartijen subsidie
kunnen krijgen.
Gekozen instrument
Gekozen is voor inzet van subsidie. De nadelen voor de recreatievaart worden veroorzaakt
door het (nieuwe) flexibele peilbeheer. Om deze nadelen weg te nemen of te beperken,
wordt een bijdrage gegeven in de extra baggerkosten. Aangezien de extra baggerwerkzaamheden
direct samenhangen met het peilbeheer van de minister en ook de minister het orgaan
is dat de middelen ter beschikking stelt, is subsidieverstrekking door de minister
het geëigende instrument.
De subsidieregeling kent een looptijd van vijf jaar. Er wordt vanuit gegaan dat als
de toegankelijkheid van jachthavens vermindert als gevolg van het vervroegd uitzakken
van het zomerpeil, op relatief korte termijn baggerwerkzaamheden zullen worden uitgevoerd.
Na vijf jaar wordt deze subsidieregeling geëvalueerd. Op grond van artikel 17, eerste
lid, onderdeel e, van het Kaderbesluit zijn de subsidieontvangers verplicht om op
verzoek van de minister alle gevraagde medewerking te verlenen aan zo’n evaluatieonderzoek
die hij redelijkerwijs nodig heeft voor de uitvoering daarvan.
Werkingsduur regeling
In de subsidieregeling wordt ervoor gekozen dat baggerwerkzaamheden voor subsidie
in aanmerking komen na het moment dat het peilbesluit IJsselmeergebied is vastgesteld.
Reden hiervoor is dat op dat moment overlast kan worden ondervonden van het peilbesluit
van de minister en op deze wijze zoveel mogelijk extra baggerwerkzaamheden in de subsidieregeling
kunnen worden meegenomen. Het voorgaande houdt in dat subsidie verleend kan worden
voor baggerwerkzaamheden die zijn uitgevoerd vanaf 15 juni 2018 tot en met 31 augustus
2025.
Europese aspecten
De subsidie voor het extra baggeren van vaargeulen en jachthavens kan redelijkerwijs
niet worden beschouwd als staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid, van het
Verdrag inzake de werking van de Europese Unie omdat redelijkerwijs geen sprake is
van concurrentievervalsing en beïnvloeding van het handelsverkeer. Het is niet aannemelijk
dat als gevolg van het extra baggeren er een voor andere (buitenlandse) jachthavens
concurrentienadeel zou ontstaan. Immers, het extra baggeren is uitsluitend gericht
op het op diepte houden van de bestaande haveninfrastructuur en niet op uitbreiding
daarvan of op het creëren van betere faciliteiten, waardoor meer concurrentie met
(buitenlandse) jachthavens zou ontstaan en buitenlandse eigenaars enkel om die reden
van ligplaats zouden willen veranderen.
5. Administratieve lasten
Er is voor gekozen om na de subsidieaanvraag de subsidie direct vast te stellen, waarna
tot betaling overgegaan kan worden. Bij de aanvraag tot subsidie kunnen subsidieaanvragers
volstaan met het overleggen van de factuur, het relevante kadastrale nummer van het
perceel waar gebaggerd is en een werkkaart waarop de omvang is aangegeven van de gebaggerde
oppervlakte in m2 met aanduiding van de jachthaven of vaargeul waar de baggerwerkzaamheden zijn verricht
en het tijdvak waarin de baggerwerkzaamheden zijn uitgevoerd. Er hoeft niet te worden
aangetoond dat de extra baggerkosten het direct gevolg zijn van het vervroegd uitzakken
van het zomerpeil, en er hoeft geen verdere verantwoording achteraf te worden afgelegd.
Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van een vast bedrag per gebaggerde oppervlakte
uitgesplitst naar jachthavens en toegangsgeulen tot de jachthavens. De administratieve
lasten voor de subsidieaanvragers zijn derhalve zo laag mogelijk gehouden.
Er zijn ongeveer 120 jachthavens in beheer bij andere rechtspersonen dan decentrale
overheden. Voor het indienen van een aanvraag is naar schatting een à twee uur gemoeid
tegen een uurtarief van 50 euro. Het is mogelijk dat de baggerwerkzaamheden in twee
fasen gebeurt, in dat geval zullen er gedurende de looptijd van deze regeling twee
subsidieaanvragen worden gedaan. De administratieve lasten bedragen gedurende de looptijd
van deze regeling indien de hiervoor bedoelde rechtspersonen slechts een aanvraag
doen minimaal 6.000 euro (120 x 1 uur x 50 euro) en maximaal 12.000 euro (120 x 2
uur x 50 euro), en indien zij allemaal twee aanvragen zouden doen minimaal 12.000
euro (120 x 1 uur x 50 euro x 2) en maximaal 24.000 euro (120 x 2 uur x 50 euro x
2).
Het Adviescollege Toetsing Regeldruk heeft geen formeel advies uitgebracht over de
concept-regeling aangezien er geen omvangrijke regeldrukeffecten aan de orde zijn.
6. Uitvoering
De regeling wordt in mandaat uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland
(RVO). RVO heeft aangegeven dat de regeling uitvoerbaar is.
7. Advisering en consultatie
Bestuurlijk Platform IJsselmeergebied
De voorgenomen subsidiëring van de baggerwerkzaamheden is besproken in het Bestuurlijk
Platform IJsselmeergebied. Het Platform staat hier positief tegenover.
Internetconsultatie
Er is geen internetconsultatie gehouden omdat deze regeling geen significante verandering
in de rechten en plichten van burgers, bedrijven of instelling brengt en geen grote
gevolgen voor de uitvoeringspraktijk heeft. Dit is overeenkomstig het kabinetstandpunt
inzake internetconsultaties (Kamerstukken II 2009/10, 29 279, nr. 114 en Kamerstukken II 2012/13, 29 362, nr. 224).
8. Inwerkingtreding
Er wordt, overeenkomstig Aanwijzing voor de regelgeving 4.17, afgeweken van de systematiek
van de minimuminvoeringstermijn omdat dit, gelet op de doelgroep of de jaarindeling,
aanmerkelijke ongewenste private of publieke nadelen voorkomt. Een zo spoedig mogelijke
faciliteit voor het bevaarbaar houden van de vaargeulen en jachthavens in het IJsselmeergebied
is, gelet op het nieuwe peilbesluit en het beheer conform dit peilbesluit, wenselijk.
Het biedt ook de baggersector de mogelijkheid om nog dit jaar extra baggerwerkzaamheden
te verrichten. Preventief optreden heeft de voorkeur boven achteraf, waarbij mogelijke
onnodige beperkingen wegens onvoldoende bevaarbaarheid door verlaging van het peil
en onvoldoende diepgang van vaargeulen en jachthavens zoveel mogelijk dienen te worden
voorkomen.
Artikelsgewijs
Artikel 1
Aanvullend ten opzichte van de in artikel 1 van het Kaderbesluit subsidies I en M
(hierna: Kaderbesluit) opgenomen begrippen zijn de begrippen van artikel 1 van de
regeling van toepassing. Voor de definities van het IJsselmeer en het Markermeer wordt
verwezen naar het Peilbesluit IJsselmeer: het compartiment IJsselmeer bestaat uit
het IJsselmeer, het Ketelmeer, het Vossemeer en het Zwarte Meer; het compartiment
Markermeer bestaat uit het Markermeer, de Gouwzee, het IJmeer, het Gooimeer, het Eemmeer
en het Nijkerkernauw.
Artikel 2
Dit artikel regelt het toepassingsgebied. Deze regeling is van toepassing op jachthavens
en vaargeulen tot jachthavens in het IJsselmeergebied buiten de primaire waterkering
of buiten een andere kering met een vergelijkbare functie mits de desbetreffende waterstand
direct beïnvloedbaar is vanuit het IJsselmeer of het Markermeer. De indeling in de
Veluwerandmeren zal – naar verwachting – in 2022 veranderen, namelijk door de realisatie
van het Reevediep. Er komt als het ware een ‘nieuw meer’ bij tussen het huidige Drontermeer
en het Vossemeer. Dit meer ontstaat, omdat het Drontermeer ter hoogte van het eiland
Reve wordt afgesloten met de Reevedam met keerdeuren die doorgaande scheepvaart mogelijk
maken. De Reevedam wordt aangelegd in de eerste fase van het project Ruimte voor de
Rivier IJsseldelta. In de tweede fase is voorzien dat de huidige Roggebotsluis wordt
afgebroken en dat in de Reevedam een nieuw sluizencomplex wordt gebouwd. Het gedeelte
tussen deze nieuwe sluis en het Vossemeer heeft sinds 1 januari 2014 de naam ‘Revemeer’
gekregen. Na het vervallen van de Roggebotsluis maakt het Revemeer onderdeel uit van
het compartiment IJsselmeer.
Artikel 3
Op basis van de subsidiegrondslag van artikel 7.22d, tweede lid, van de Waterwet,
en met toepassing van het derde lid van dat artikel en artikel 2 van het Kaderbesluit,
bepaalt artikel 3 van de regeling nader de activiteiten (de baggerwerkzaamheden) waarvoor
subsidie kan worden verstrekt. Dit betreft het bevorderen van het toegankelijk houden
van jachthavens, de daarin gelegen ligplaatsen, en vaargeulen in het gebied, bedoeld
in artikel 2, voor pleziervaartuigen bij een ingevolge het peilbesluit verlaagd waterpeil.
Door het ‘vervroegd uitzakken’ neemt mogelijk de waterdiepte van jachthavens en vaargeulen
nog gedurende het recreatieseizoen af. Dit kan een verminderde toegankelijkheid voor
jachthavens aan het einde van het seizoen tot gevolg hebben. Door vaargeulen en jachthavens
eenmalig dieper uit te baggeren, wordt dit voorkomen. Op grond van deze regeling kan
daarvoor subsidie worden verstrekt. De subsidie is uitsluitend bedoeld voor jachthavens
die hoofdzakelijk worden gebruikt voor de recreatieve vaart. Dat houdt in dat werkhavens,
vaargeulen tot werkhavens, afmeerplaatsen en woonboten niet onder het toepassingsgebied
van de regeling vallen.
Artikel 4
De subsidie is een bijdrage aan een deel van de kosten ten behoeve van het baggeren,
in verband met het vervroegd uitzakken van het waterpeil. Er hoeft niet te worden
aangetoond dat de noodzaak voor dit baggeren een (rechtstreeks) gevolg is van het
vervroegd uitzakken omdat dit niet of nauwelijks aantoonbaar is in een concreet geval
en onnodig zware uitvoeringslasten tot gevolg heeft. Grondslag is artikel 7.22d, tweede
lid, van de Waterwet. In het derde lid van dat artikel zijn de artikelen 2 en 4 tot
en met 7 van de Kaderwet subsidies I en M (hierna: Kaderwet) van toepassing verklaard.
Voor subsidie komen in aanmerking baggerwerkzaamheden die zijn uitgevoerd in de periode
van 15 juni 2018 tot en met 31 augustus 2025. Voor de termijn waarop een aanvraag
moet zijn ingediend, wordt verwezen naar de toelichting op artikel 7.
Artikel 5
Voor de subsidie is € 7 miljoen beschikbaar. Het stellen van een subsidieplafond is
verplicht op grond van artikel 4, tweede lid, van de Kaderwet en artikel 8 van het
Kaderbesluit. Artikel 4 van de Kaderwet is van toepassing verklaard in artikel 7.22,
tweede lid, van de Waterwet. Beoordeling van aanvragen vindt plaats op volgorde van
ontvangst.
Artikel 6
De bijdrage betreft een vast bedrag per m2 gebaggerd oppervlak, uitgesplitst naar vaargeulen voor jachthavens en de jachthavens
zelf. Het gaat om zo’n 242 jachthavens, met ruim 36.000 ligplaatsen. Beheerders van
jachthavens en vaargeulen zullen met name provincies, gemeenten, waterschappen, andere
rechtspersonen, zoals watersportverenigingen. Ook andere ondernemingen komen voor
subsidie in aanmerking indien zij een jachthaven of een vaargeul beheren. De vergoeding
betreft een vast bedrag per gebaggerde m2 waarbij er voor de bepaling van de hoogte van de vergoeding vanuit wordt gegaan dat
de extra baggerwerkzaamheden gecombineerd worden met reguliere baggerwerkzaamheden
en dat het gaat om schone bagger. Verwezen zij naar het algemeen deel van deze toelichting.
De vaste vergoeding bedraagt voor jachthavens € 1,33 per m2 en voor vaargeulen € 0,83 per m2 (alle prijzen zijn inclusief btw). Er vindt a priori geen indexering plaats.
De hier bedoelde regels zijn gebaseerd op artikel 5 van de Kaderwet en artikel 6,
zesde lid, van het Kaderbesluit.
Het vierde lid is noodzakelijk omdat het bij de subsidieregeling gaat om het na het
verrichten van de baggerwerkzaamheden aanvragen van de subsidie. Artikel 6, tweede
lid, onderdeel b, van het Kaderbesluit biedt hiervoor de grondslag.
Artikel 7
De regels met betrekking tot de aanvraag zijn gebaseerd op artikel 5, onderdeel a,
van de Kaderwet en artikel 10, eerste, tweede en vierde lid van het Kaderbesluit.
Op grond van artikel 10, vierde lid, van het Kaderbesluit zijn in artikel 6 van dat
vierde lid afwijkende, vereenvoudigde eisen opgenomen.
De aanvraag moet worden ingediend uiterlijk zes maanden na de oplevering van de baggerwerkzaamheden
en uiterlijk op 30 september 2025. Dat vloeit voort uit de einddatum van deze regeling.
Voor baggerwerkzaamheden die in augustus 2025 worden uitgevoerd, betekent dat dat
de aanvraag op korte termijn moet worden gedaan. Gezien de zeer beperkte gegevens
en de benodigde tijd voor het indienen van een aanvraag (maximaal 2 uur), wordt dat
niet als belastend geoordeeld. Een aanvraag voor subsidie voor baggerwerkzaamheden
die tussen 15 juni en 1 oktober 2020 zijn uitgevoerd, moet uiterlijk op 1 april 2021
zijn ingediend.
Een aantal in artikel 10, vierde lid, van het Kaderbesluit opgenomen verplichtingen
in verband met de aanvraag blijven buiten toepassing. Reden daarvoor is de vereenvoudigde
opzet van deze subsidieregeling, waarbij enkel een vast bedrag per m2 extra gebaggerde waterbodem wordt verstrekt op basis van de aanvraag en de factuur.
Op grond van artikel 7, vierde lid, aanhef en onder a, dient bij de aanvraag een kaart
te worden overlegd met een aanduiding waar de baggerwerkzaamheden zijn verricht en
het kadastrale nummer van het gebaggerde perceel. Alleen voor de baggerwerkzaamheden
van de vaargeul en de jachthaven wordt op grond van deze regeling subsidie verstrekt.
Voor baggerwerkzaamheden die niet samenhangen met de toegankelijkheid van een jachthaven,
bijvoorbeeld voor baggerwerkzaamheden buiten een vaargeul, wordt geen subsidie verleend.
Dit blijkt ook uit de definitiebepalingen van artikel 1. Indien voor een jachthaven
of vaargeul een legger is vastgesteld, kan de beheerder aan de hand van een legger
de oppervlakte van de vaargeul en de jachthaven kenbaar maken waar de baggerwerkzaamheden
zijn uitgevoerd ten behoeve van de toegankelijkheid van de haven voor pleziervaartuigen.
Artikel 8
In dit artikel is geregeld dat de minister afwijzend beslist op een aanvraag voor
subsidie indien die aanvraag baggerwerkzaamheden betreft waarvoor al een subsidie
is verleend. Indien de werkzaamheden gefaseerd worden uitgevoerd, kan voor ieder van
de fase subsidie worden verleend. Het kan immers zijn dat bv. in het ene jaar een
gedeelte van de jachthaven wordt uitgediept en het resterende deel in een volgend
jaar.
Artikel 8 is een aanvulling op de artikelen 11 en 12 van het Kaderbesluit. Op grond
van artikel 11 van dat besluit wordt een subsidieaanvraag afgewezen indien die aanvraag
niet voldoet aan de regels van genoemd besluit en van deze regeling. Hierbij valt
te denken aan een subsidieaanvraag waarbij de overgelegde factuur niet valt te koppelen
aan het kadastrale perceel waar de baggerwerkzaamheden zijn uitgevoerd.
Artikel 9
Vanwege het vereenvoudigde karakter van de subsidieverstrekking (met een vast bedrag
per m2 gebaggerde waterbodem) is daarop met toepassing van artikel 16 van het Kaderbesluit
artikel 15, eerste en tweede lid, onderdeel a, van dat besluit inzake een subsidie
lager dan € 25.000 van toepassing. Artikel 15, eerste lid, van het Kaderbesluit bepaalt
dat een subsidie lager dan € 25.000 wordt verstrekt in de vorm van een vast bedrag
dat bij ministeriële regeling wordt vastgelegd of dat wordt bepaald op basis van gegevens
die worden ingediend bij de aanvraag. Artikel 15, tweede lid, aanhef en onder a, van
het Kaderbesluit bepaalt dat indien een subsidie lager dan € 25.000 wordt verstrekt,
direct een beschikking tot subsidievaststelling wordt gegeven. Op grond van artikel
16 van het Kaderbesluit kan deze bepaling ook van toepassing worden verklaard op een
subsidie van € 25.000 of hoger. Ingevolge artikel 9 van de regeling gelden de regels
van artikel 15, eerste en tweede lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit derhalve voor
alle subsidieverstrekkingen op grond van deze regeling, dus ook voor bedragen boven
de genoemde € 25.000.
Artikel 10
Zoals aangegeven in het algemeen deel van deze toelichting wordt de regeling geëvalueerd.
Die evaluatie wordt uiterlijk op 1 juli 2025 gepubliceerd.
Artikel 11
Deze regeling heeft een werkingsduur van vijf jaar. Deze horizonbepaling vloeit voort
uit artikel 4.10 van de Comptabiliteitswet 2016.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
C. van Nieuwenhuizen Wijbenga