Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 22 september 2020, nr. IENW/BSK-2020/126947, houdende de regels voor de subsidieverstrekking voor het bevaarbaar houden van jachthavens en vaargeulen in het IJsselmeergebied bij een verlaagd waterpeil (Tijdelijke subsidieregeling bevaarbaarheid jachthavens en vaargeulen IJsselmeergebied)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op de artikelen 4, eerste en tweede lid, en 5 van de Kaderwet subsidies I en M en de artikelen 2, eerste lid, 4, eerste lid, 5, derde lid, 6, eerste, tweede en zesde lid, 8, eerste lid, 10, tweede en vierde lid, 13, 15, vijfde lid, 16, 22 en 24, tweede lid, van het Kaderbesluit subsidies I en M;

BESLUIT:

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    baggerwerkzaamheden:

    uitbaggeren van de waterbodem ten behoeve van de bevaarbaarheid van een vaargeul en de toegankelijkheid van een jachthaven;

    beheerder:

    gemeente, provincie, waterschap, een andere rechtspersoon of een andere onderneming die een jachthaven of vaargeul beheert;

    jachthaven:

    haven die wordt gebruikt door de recreatieve vaart dan wel haven die naar zijn aard en inrichting bedoeld en geschikt is voor het aanleggen en aangelegd houden van vaartuigen bestemd of gebruikt voor sport of vrijetijdsbesteding;

    Kaderbesluit:

    Kaderbesluit subsidies I en M;

    Markermeer:

    Markermeer, genoemd in het peilbesluit;

    minister:

    Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

    peilbesluit:

    Peilbesluit IJsselmeergebied van 14 juni 2018, RWS-2018/16279;

    vaargeul:

    deel van het vaarwater dat als toegangsgeul dient voor een jachthaven;

    IJsselmeer:

    IJsselmeer, genoemd in het peilbesluit.

  • 2. Het IJsselmeergebied omvat het open water van het IJsselmeer, het Markermeer/IJmeer, de Randmeren en de aangrenzende kustlandschappen.

Artikel 2. Toepassingsgebied

Deze regeling is van toepassing op jachthavens en vaargeulen tot jachthavens in het IJsselmeergebied buiten de primaire waterkering of buiten een andere kering met een vergelijkbare functie mits de desbetreffende waterstand direct beïnvloedbaar is vanuit het IJsselmeer of het Markermeer.

Artikel 3. Doel van de regeling

Deze regeling heeft als doel het bevorderen van de toegankelijkheid van jachthavens en de bruikbaarheid van de daarin gelegen ligplaatsen in het IJsselmeergebied bij een ingevolge het peilbesluit verlaagd waterpeil in de tweede helft van augustus door middel van het verrichten van baggerwerkzaamheden.

Artikel 4. Verstrekken van subsidie

  • 1. De minister kan op aanvraag subsidie verstrekken aan een beheerder voor de in artikel 3 bedoelde baggerwerkzaamheden.

  • 2. Voor subsidie komen baggerwerkzaamheden in aanmerking uitgevoerd in de periode van 15 juni 2018 tot en met 31 augustus 2025.

Artikel 5. Subsidieplafond en wijze van verdelen

  • 1. Het subsidieplafond bedraagt in totaal € 7 miljoen.

  • 2. De verdeling van het beschikbare subsidiebedrag vindt plaats op basis van volgorde van ontvangst van de aanvragen.

Artikel 6. Subsidiabele kosten en hoogte van de subsidie

  • 1. Subsidiabel is een deel van de kosten van baggerwerkzaamheden die ten hoogste nodig zijn voor de toegankelijkheid voor pleziervaartuigen van een jachthaven of een vaargeul tot een jachthaven in het toepassingsgebied, bedoeld in artikel 2 bij een ingevolge van het peilbesluit verlaagd waterpeil.

  • 2. De subsidie wordt verstrekt als vast bedrag per m2 gebaggerde waterbodem waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen jachthavens en vaargeulen.

  • 3. De vaste vergoeding bedraagt per m2 gebaggerde waterbodem:

    • a. voor jachthavens € 1,33;

    • b. voor vaargeulen € 0,83.

  • 4. Met toepassing van artikel 6, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van het Kaderbesluit en onverminderd artikel 5, tweede lid, komen de vóór de indiening van de aanvraag door de aanvrager gemaakte kosten van baggerwerkzaamheden als bedoeld in het eerste lid in aanmerking voor subsidie.

Artikel 7. De aanvraag

  • 1. Een beheerder dient binnen zes maanden na oplevering van de baggerwerkzaamheden de subsidieaanvraag in met dien verstande dat een aanvraag tot subsidieverlening uiterlijk op 30 september 2025 wordt ingediend.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, dient een beheerder uiterlijk op 1 april 2021 de subsidieaanvraag in voor baggerwerkzaamheden die zijn opgeleverd voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze regeling.

  • 3. Een aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van een door de minister beschikbaar gesteld middel dat op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland is geplaatst.

  • 4. Bij de aanvraag wordt een factuur gevoegd van de baggerwerkzaamheden waarop de aanvraag betrekking heeft. De aanvraag bevat naast deze factuur:

    • a. de relevante kadastrale nummers en een werkkaart waarop is aangegeven de omvang van de gebaggerde waterbodem in m2 met aanduiding van de jachthaven of vaargeul waar de baggerwerkzaamheden zijn verricht;

    • b. het tijdvak waarin de baggerwerkzaamheden zijn uitgevoerd; en

    • c. de datum van oplevering van de werkzaamheden, bedoeld in het eerste of tweede lid.

  • 5. Bij de aanvraag wordt voorts verklaard in hoeverre:

    • a. financiële bijdragen voor de baggerwerkzaamheden op grond van een andere regeling of regelingen zijn aangevraagd of toegekend;

    • b. deze bijdragen bestemd zijn voor de baggerwerkzaamheden, bedoeld in artikel 6.

  • 6. Artikel 10, vierde lid, onderdelen a, b, c, d, en e, en vijfde lid, van het Kaderbesluit is niet van toepassing.

Artikel 8. Afwijzing subsidieaanvraag

De minister beslist in ieder geval afwijzend op een aanvraag om subsidie indien de aanvraag betrekking heeft op baggerwerkzaamheden voor een waterbodem waarvoor reeds een beschikking tot subsidieverstrekking is gegeven in het kader van deze regeling.

Artikel 9. Subsidieverstrekking

Met toepassing van artikel 16 van het Kaderbesluit is artikel 15, eerste en tweede lid, onderdeel a, van dat besluit inzake een subsidie lager dan € 25.000,– van toepassing op elke krachtens deze regeling verstrekte subsidie.

Artikel 10. Evaluatie

Uiterlijk op 1 juni 2025 publiceert de minister een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de krachtens deze regeling verstrekte subsidie.

Artikel 11. Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2020.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 oktober 2025, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling bevaarbaarheid jachthavens en vaargeulen IJsselmeergebied.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

Algemeen deel

1. Inleiding

Op 14 juni 2018 is een nieuw peilbesluit voor het IJsselmeergebied vastgesteld door de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (RWS-2018/16279).1

Het nieuwe Peilbesluit IJsselmeergebied is een juridische uitwerking van de gezamenlijke Deltabeslissing over hoe te anticiperen op de verwachte klimaatveranderingen en de groei van de (zoet)watervraag. Voor het IJsselmeergebied heeft dit geleid tot een strategie voor ‘een veilig en veerkrachtig IJsselmeergebied’. Het doel van het peilbesluit is om beter te kunnen inspelen op meteorologische omstandigheden en de behoefte aan zoetwater. Waar mogelijk zijn ecologische belangen meegenomen, zoals via het introduceren van een vroege voorjaarsopzet en een vervroegde uitzak in het najaar. Het flexibiliseren van het peil biedt de mogelijkheid om de natuurlijke omstandigheden beter te benaderen. Het vervroegd uitzakken in de zomer is een onderdeel van een natuurlijker verloop van het meerpeil, en heeft een positief effect op de groei van water- en moerasplanten en uitbreiding van het areaal slikranden (foerageergebied).

Het meerpeil in het IJsselmeer en het Markermeer kan op basis van dit peilbesluit in de tweede helft van augustus met 10 centimeter worden verlaagd. Dit ‘vervroegd uitzakken’ kan mogelijk negatieve effecten voor de recreatievaart hebben: de waterdiepte van jachthavens en vaargeulen neemt hierdoor aan het einde van het recreatieseizoen af en dat kan tot een beperkte toegankelijkheid van jachthavens leiden. Om die effecten te beperken heeft de Minister van Infrastructuur en Waterstaat (hierna: de minister) toegezegd maximaal € 12,1 miljoen uit het deltafonds beschikbaar te stellen. Deze subsidieregeling strekt ertoe een deel van de toegezegde middelen in te kunnen zetten voor baggerwerkzaamheden om de mogelijk negatieve effecten van het ‘vervroegd uitzakken’ voor de recreatievaart weg te nemen of te beperken.

Een deel van het toegezegde bedrag is besteed aan het extra uitbaggeren van vaargeulen en jachthavens, die in beheer zijn van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (de facto bij Rijkswaterstaat).

2. Aanleiding en achtergrond

Het peilbesluit bevat bandbreedtes van de meerpeilen voor winter- en de zomerperiode. Het peilbeheer is erop gericht de meerpeilen binnen deze bandbreedtes te handhaven. Omdat er bandbreedtes zijn opgenomen, biedt het peilbesluit onder meer de mogelijkheid om het meerpeil in het IJsselmeer en het Markermeer in de tweede helft van augustus te verlagen.

Ten behoeve van het peilbesluit is een milieu-effectrapportage (MER)2 opgesteld. In dit MER is geconstateerd dat het verlagen van het meerpeil in het IJsselmeer en het Markermeer in de tweede helft van augustus mogelijk negatieve effecten kan hebben voor de recreatievaart. In de toelichting is daarover opgenomen dat als gevolg van dit ‘vervroegd uitzakken’ de waterdiepte van havens en vaargeulen afneemt. Dat kan tot een beperkte toegankelijkheid van jachthavens leiden.

Het bevaarbaar areaal neemt door het uitzakken, volgens de toelichting, af met minder dan 1% van het IJsselmeergebied.3 De toelichting stelt tevens dat het uitzakken naar schatting op circa 20% van de jachthavens effect heeft.4

Bij de ondertekening van het peilbesluit op 14 juni 2018 heeft de minister toegezegd een bedrag van maximaal € 12,1 miljoen uit het deltafonds beschikbaar te stellen als bijdrage aan maatregelen om de recreatievaart te bevorderen. Voor de uitvoering van deze regeling is naar verwachting € 7 miljoen afdoende.

Deze middelen zullen enkel worden aangewend voor baggerwerkzaamheden om nadelige effecten van het nieuwe peilbeheer (het uitzakken) voor de recreatievaart weg te nemen. Jachthavens en vaargeulen dienen daartoe eenmalig dieper uitgebaggerd te worden. Door deze baggerwerkzaamheden blijven jachthavens en vaargeulen tot die havens toegankelijk voor de recreatievaart.

Het vaststellen van peilbesluiten is een bevoegdheid van de minister (artikel 5.2 van de Waterwet). Om de mogelijke negatieve effecten van het peilbesluit gedeeltelijk te compenseren en bij te dragen aan het toegankelijk houden van de jachthavens voor pleziervaartuigen, is besloten tot de subsidieregeling. Gekozen is voor een bijdrage in de baggerkosten (als bestuurlijke en generieke ‘procesafspraak’) om een proactieve en effectieve aanpak mogelijk te maken, waarbij extra baggerwerkzaamheden worden gecombineerd met reguliere baggerwerkzaamheden. Uitgegaan wordt van een vast bedrag per m2. De negatieve effecten van het peilbeheer voor de recreatievaart worden hierbij niet volledig gecompenseerd; het betreft een tegemoetkoming in de baggerkosten, waarvan de hoogte mede gebaseerd is op de aanname dat de extra baggerwerkzaamheden gecombineerd worden met reguliere baggerwerkzaamheden en dat de baggerspecie niet verontreinigd is.

De beroepsvaart en de werkhavens zullen geen nadelige effecten ondervinden van het vervroegd uitzakken van het zomerpeil, omdat voor de beroepsvaart het winterpeil maatgevend is: het winterpeil in het IJsselmeer en het Markermeer is 20 cm. lager dan het zomerpeil. Het winterpeil verandert in het nieuwe peilbesluit niet.

Baggerwerk maakt onderdeel uit van het regulier beheer en onderhoud omdat verzanding een autonoom proces is. Dit speelt in de huidige situatie reeds en zal door het nieuwe peilbesluit niet worden beïnvloed. Voor het beheer en onderhoud van vaargeulen is daarnaast het winterpeil het uitgangspunt. Het peil in augustus/ september blijft nu en in de toekomstige situatie, ondanks het uitzakken, nog steeds 10 cm. hoger dan in de winterperiode. Vergoeding voor het baggeren van vaargeulen en havens in het volledige IJsselmeergebied is daarom niet aan de orde. Meteorologische omstandigheden spelen in de huidige en autonome situatie mee en worden derhalve ook niet als onderdeel van dit peilbesluit gemitigeerd.

3. Hoofdlijnen van de regeling

  • Het betreft een bijdrage ten behoeve van het uitbaggeren van jachthavens en vaargeulen tot de jachthavens in het IJsselmeergebied zodat deze bereikbaar blijven voor pleziervaartuigen, in verband met het vervroegd uitzakken van het waterpeil in het najaar.

  • De bijdrage betreft een vast bedrag per gebaggerd oppervlak, uitgesplitst naar vaargeulen voor jachthavens en naar de jachthavens zelf. Het gaat om zo’n 242 jachthavens, met ruim 36.000 ligplaatsen.

  • Beheerders van jachthavens en vaargeulen kunnen gemeenten, provincies, waterschappen, andere rechtspersonen, zoals watersportverenigingen, of andere ondernemingen, zoals een vennootschap onder firma, zijn. Zij kunnen dus aanspraak maken op de rijksbijdrage.

  • De vergoeding betreft een vast bedrag per gebaggerde m2 (of een deel daarvan), waarbij er voor de hoogte van de vergoeding vanuit gegaan wordt dat de extra baggerwerkzaamheden gecombineerd worden met reguliere baggerwerkzaamheden en dat het gaat om schone bagger. Mocht er sprake zijn verontreinigde bagger, dan vallen eventuele kosten verbonden aan verontreinigde bagger, zoals bijv. het afvoeren daarvan, derhalve niet onder deze subsidieregeling.

  • De vaste vergoeding bedraagt voor jachthavens € 1,33 per m2 en voor geulen € 0,83 per m2 (alle prijzen zijn inclusief btw).

  • De baggerwerkzaamheden dienen na de inwerkingtreding van het peilbesluit en uiterlijk op 31 augustus 2025 te zijn uitgevoerd.

  • Voor deze regeling is maximaal € 7 miljoen beschikbaar. Beoordeling vindt plaats op basis van volgorde van indiening.

  • Vergoeding vindt achteraf plaats op basis van facturen, waaruit blijkt dat er is gebaggerd.

  • Werkingsgebied: IJsselmeer en Markermeer.

  • Bedragen worden a priori niet geïndexeerd.

4. Wettelijk kader

Wettelijke grondslag subsidieverstrekking

De baggerwerkzaamheden waarvoor – op grond van deze regeling – subsidie wordt verstrekt, vinden plaats om de mogelijk negatieve effecten die het flexibel peilbeheer heeft voor de recreatievaart weg te nemen of te beperken. Het flexibel peilbeheer is mogelijk ingevolge het nieuwe peilbesluit en wordt ingevoerd om de strategische zoetwaterfunctie van het IJsselmeergebied te versterken.

De subsidie wordt gefinancierd en bekostigd uit het deltafonds. Op grond van artikel 7.22d van de Waterwet kunnen inpassingsmaatregelen of compenserende maatregelen die noodzakelijk zijn om het nieuwe peilbeheer te kunnen operationaliseren uit het deltafonds worden bekostigd. Baggerwerkzaamheden, voor zover die noodzakelijk zijn om negatieve effecten van het nieuwe (flexibele) peilbeheer weg te nemen of te beperken, kunnen derhalve uit het deltafonds worden bekostigd

De jachthavens en vaargeulen waarvoor op grond deze regeling subsidie kan worden verleend, worden beheerd door zowel decentrale overheden en waterschappen als door andere rechtspersonen of andere ondernemingen. De tegemoetkoming in de extra baggerkosten die decentrale overheden krijgen, is een subsidie op grond van de Kaderwet subsidies I en M. Er is hier geen sprake van een specifieke uitkering als bedoeld in de Financiële verhoudingswet, aangezien de decentrale overheden onder dezelfde voorwaarden als marktpartijen subsidie kunnen krijgen.

Gekozen instrument

Gekozen is voor inzet van subsidie. De nadelen voor de recreatievaart worden veroorzaakt door het (nieuwe) flexibele peilbeheer. Om deze nadelen weg te nemen of te beperken, wordt een bijdrage gegeven in de extra baggerkosten. Aangezien de extra baggerwerkzaamheden direct samenhangen met het peilbeheer van de minister en ook de minister het orgaan is dat de middelen ter beschikking stelt, is subsidieverstrekking door de minister het geëigende instrument.

De subsidieregeling kent een looptijd van vijf jaar. Er wordt vanuit gegaan dat als de toegankelijkheid van jachthavens vermindert als gevolg van het vervroegd uitzakken van het zomerpeil, op relatief korte termijn baggerwerkzaamheden zullen worden uitgevoerd. Na vijf jaar wordt deze subsidieregeling geëvalueerd. Op grond van artikel 17, eerste lid, onderdeel e, van het Kaderbesluit zijn de subsidieontvangers verplicht om op verzoek van de minister alle gevraagde medewerking te verlenen aan zo’n evaluatieonderzoek die hij redelijkerwijs nodig heeft voor de uitvoering daarvan.

Werkingsduur regeling

In de subsidieregeling wordt ervoor gekozen dat baggerwerkzaamheden voor subsidie in aanmerking komen na het moment dat het peilbesluit IJsselmeergebied is vastgesteld. Reden hiervoor is dat op dat moment overlast kan worden ondervonden van het peilbesluit van de minister en op deze wijze zoveel mogelijk extra baggerwerkzaamheden in de subsidieregeling kunnen worden meegenomen. Het voorgaande houdt in dat subsidie verleend kan worden voor baggerwerkzaamheden die zijn uitgevoerd vanaf 15 juni 2018 tot en met 31 augustus 2025.

Europese aspecten

De subsidie voor het extra baggeren van vaargeulen en jachthavens kan redelijkerwijs niet worden beschouwd als staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag inzake de werking van de Europese Unie omdat redelijkerwijs geen sprake is van concurrentievervalsing en beïnvloeding van het handelsverkeer. Het is niet aannemelijk dat als gevolg van het extra baggeren er een voor andere (buitenlandse) jachthavens concurrentienadeel zou ontstaan. Immers, het extra baggeren is uitsluitend gericht op het op diepte houden van de bestaande haveninfrastructuur en niet op uitbreiding daarvan of op het creëren van betere faciliteiten, waardoor meer concurrentie met (buitenlandse) jachthavens zou ontstaan en buitenlandse eigenaars enkel om die reden van ligplaats zouden willen veranderen.

5. Administratieve lasten

Er is voor gekozen om na de subsidieaanvraag de subsidie direct vast te stellen, waarna tot betaling overgegaan kan worden. Bij de aanvraag tot subsidie kunnen subsidieaanvragers volstaan met het overleggen van de factuur, het relevante kadastrale nummer van het perceel waar gebaggerd is en een werkkaart waarop de omvang is aangegeven van de gebaggerde oppervlakte in m2 met aanduiding van de jachthaven of vaargeul waar de baggerwerkzaamheden zijn verricht en het tijdvak waarin de baggerwerkzaamheden zijn uitgevoerd. Er hoeft niet te worden aangetoond dat de extra baggerkosten het direct gevolg zijn van het vervroegd uitzakken van het zomerpeil, en er hoeft geen verdere verantwoording achteraf te worden afgelegd. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van een vast bedrag per gebaggerde oppervlakte uitgesplitst naar jachthavens en toegangsgeulen tot de jachthavens. De administratieve lasten voor de subsidieaanvragers zijn derhalve zo laag mogelijk gehouden.

Er zijn ongeveer 120 jachthavens in beheer bij andere rechtspersonen dan decentrale overheden. Voor het indienen van een aanvraag is naar schatting een à twee uur gemoeid tegen een uurtarief van 50 euro. Het is mogelijk dat de baggerwerkzaamheden in twee fasen gebeurt, in dat geval zullen er gedurende de looptijd van deze regeling twee subsidieaanvragen worden gedaan. De administratieve lasten bedragen gedurende de looptijd van deze regeling indien de hiervoor bedoelde rechtspersonen slechts een aanvraag doen minimaal 6.000 euro (120 x 1 uur x 50 euro) en maximaal 12.000 euro (120 x 2 uur x 50 euro), en indien zij allemaal twee aanvragen zouden doen minimaal 12.000 euro (120 x 1 uur x 50 euro x 2) en maximaal 24.000 euro (120 x 2 uur x 50 euro x 2).

Het Adviescollege Toetsing Regeldruk heeft geen formeel advies uitgebracht over de concept-regeling aangezien er geen omvangrijke regeldrukeffecten aan de orde zijn.

6. Uitvoering

De regeling wordt in mandaat uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). RVO heeft aangegeven dat de regeling uitvoerbaar is.

7. Advisering en consultatie

Bestuurlijk Platform IJsselmeergebied

De voorgenomen subsidiëring van de baggerwerkzaamheden is besproken in het Bestuurlijk Platform IJsselmeergebied. Het Platform staat hier positief tegenover.

Internetconsultatie

Er is geen internetconsultatie gehouden omdat deze regeling geen significante verandering in de rechten en plichten van burgers, bedrijven of instelling brengt en geen grote gevolgen voor de uitvoeringspraktijk heeft. Dit is overeenkomstig het kabinetstandpunt inzake internetconsultaties (Kamerstukken II 2009/10, 29 279, nr. 114 en Kamerstukken II 2012/13, 29 362, nr. 224).

8. Inwerkingtreding

Er wordt, overeenkomstig Aanwijzing voor de regelgeving 4.17, afgeweken van de systematiek van de minimuminvoeringstermijn omdat dit, gelet op de doelgroep of de jaarindeling, aanmerkelijke ongewenste private of publieke nadelen voorkomt. Een zo spoedig mogelijke faciliteit voor het bevaarbaar houden van de vaargeulen en jachthavens in het IJsselmeergebied is, gelet op het nieuwe peilbesluit en het beheer conform dit peilbesluit, wenselijk. Het biedt ook de baggersector de mogelijkheid om nog dit jaar extra baggerwerkzaamheden te verrichten. Preventief optreden heeft de voorkeur boven achteraf, waarbij mogelijke onnodige beperkingen wegens onvoldoende bevaarbaarheid door verlaging van het peil en onvoldoende diepgang van vaargeulen en jachthavens zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Aanvullend ten opzichte van de in artikel 1 van het Kaderbesluit subsidies I en M (hierna: Kaderbesluit) opgenomen begrippen zijn de begrippen van artikel 1 van de regeling van toepassing. Voor de definities van het IJsselmeer en het Markermeer wordt verwezen naar het Peilbesluit IJsselmeer: het compartiment IJsselmeer bestaat uit het IJsselmeer, het Ketelmeer, het Vossemeer en het Zwarte Meer; het compartiment Markermeer bestaat uit het Markermeer, de Gouwzee, het IJmeer, het Gooimeer, het Eemmeer en het Nijkerkernauw.

Artikel 2

Dit artikel regelt het toepassingsgebied. Deze regeling is van toepassing op jachthavens en vaargeulen tot jachthavens in het IJsselmeergebied buiten de primaire waterkering of buiten een andere kering met een vergelijkbare functie mits de desbetreffende waterstand direct beïnvloedbaar is vanuit het IJsselmeer of het Markermeer. De indeling in de Veluwerandmeren zal – naar verwachting – in 2022 veranderen, namelijk door de realisatie van het Reevediep. Er komt als het ware een ‘nieuw meer’ bij tussen het huidige Drontermeer en het Vossemeer. Dit meer ontstaat, omdat het Drontermeer ter hoogte van het eiland Reve wordt afgesloten met de Reevedam met keerdeuren die doorgaande scheepvaart mogelijk maken. De Reevedam wordt aangelegd in de eerste fase van het project Ruimte voor de Rivier IJsseldelta. In de tweede fase is voorzien dat de huidige Roggebotsluis wordt afgebroken en dat in de Reevedam een nieuw sluizencomplex wordt gebouwd. Het gedeelte tussen deze nieuwe sluis en het Vossemeer heeft sinds 1 januari 2014 de naam ‘Revemeer’ gekregen. Na het vervallen van de Roggebotsluis maakt het Revemeer onderdeel uit van het compartiment IJsselmeer.

Artikel 3

Op basis van de subsidiegrondslag van artikel 7.22d, tweede lid, van de Waterwet, en met toepassing van het derde lid van dat artikel en artikel 2 van het Kaderbesluit, bepaalt artikel 3 van de regeling nader de activiteiten (de baggerwerkzaamheden) waarvoor subsidie kan worden verstrekt. Dit betreft het bevorderen van het toegankelijk houden van jachthavens, de daarin gelegen ligplaatsen, en vaargeulen in het gebied, bedoeld in artikel 2, voor pleziervaartuigen bij een ingevolge het peilbesluit verlaagd waterpeil. Door het ‘vervroegd uitzakken’ neemt mogelijk de waterdiepte van jachthavens en vaargeulen nog gedurende het recreatieseizoen af. Dit kan een verminderde toegankelijkheid voor jachthavens aan het einde van het seizoen tot gevolg hebben. Door vaargeulen en jachthavens eenmalig dieper uit te baggeren, wordt dit voorkomen. Op grond van deze regeling kan daarvoor subsidie worden verstrekt. De subsidie is uitsluitend bedoeld voor jachthavens die hoofdzakelijk worden gebruikt voor de recreatieve vaart. Dat houdt in dat werkhavens, vaargeulen tot werkhavens, afmeerplaatsen en woonboten niet onder het toepassingsgebied van de regeling vallen.

Artikel 4

De subsidie is een bijdrage aan een deel van de kosten ten behoeve van het baggeren, in verband met het vervroegd uitzakken van het waterpeil. Er hoeft niet te worden aangetoond dat de noodzaak voor dit baggeren een (rechtstreeks) gevolg is van het vervroegd uitzakken omdat dit niet of nauwelijks aantoonbaar is in een concreet geval en onnodig zware uitvoeringslasten tot gevolg heeft. Grondslag is artikel 7.22d, tweede lid, van de Waterwet. In het derde lid van dat artikel zijn de artikelen 2 en 4 tot en met 7 van de Kaderwet subsidies I en M (hierna: Kaderwet) van toepassing verklaard.

Voor subsidie komen in aanmerking baggerwerkzaamheden die zijn uitgevoerd in de periode van 15 juni 2018 tot en met 31 augustus 2025. Voor de termijn waarop een aanvraag moet zijn ingediend, wordt verwezen naar de toelichting op artikel 7.

Artikel 5

Voor de subsidie is € 7 miljoen beschikbaar. Het stellen van een subsidieplafond is verplicht op grond van artikel 4, tweede lid, van de Kaderwet en artikel 8 van het Kaderbesluit. Artikel 4 van de Kaderwet is van toepassing verklaard in artikel 7.22, tweede lid, van de Waterwet. Beoordeling van aanvragen vindt plaats op volgorde van ontvangst.

Artikel 6

De bijdrage betreft een vast bedrag per m2 gebaggerd oppervlak, uitgesplitst naar vaargeulen voor jachthavens en de jachthavens zelf. Het gaat om zo’n 242 jachthavens, met ruim 36.000 ligplaatsen. Beheerders van jachthavens en vaargeulen zullen met name provincies, gemeenten, waterschappen, andere rechtspersonen, zoals watersportverenigingen. Ook andere ondernemingen komen voor subsidie in aanmerking indien zij een jachthaven of een vaargeul beheren. De vergoeding betreft een vast bedrag per gebaggerde m2 waarbij er voor de bepaling van de hoogte van de vergoeding vanuit wordt gegaan dat de extra baggerwerkzaamheden gecombineerd worden met reguliere baggerwerkzaamheden en dat het gaat om schone bagger. Verwezen zij naar het algemeen deel van deze toelichting. De vaste vergoeding bedraagt voor jachthavens € 1,33 per m2 en voor vaargeulen € 0,83 per m2 (alle prijzen zijn inclusief btw). Er vindt a priori geen indexering plaats.

De hier bedoelde regels zijn gebaseerd op artikel 5 van de Kaderwet en artikel 6, zesde lid, van het Kaderbesluit.

Het vierde lid is noodzakelijk omdat het bij de subsidieregeling gaat om het na het verrichten van de baggerwerkzaamheden aanvragen van de subsidie. Artikel 6, tweede lid, onderdeel b, van het Kaderbesluit biedt hiervoor de grondslag.

Artikel 7

De regels met betrekking tot de aanvraag zijn gebaseerd op artikel 5, onderdeel a, van de Kaderwet en artikel 10, eerste, tweede en vierde lid van het Kaderbesluit. Op grond van artikel 10, vierde lid, van het Kaderbesluit zijn in artikel 6 van dat vierde lid afwijkende, vereenvoudigde eisen opgenomen.

De aanvraag moet worden ingediend uiterlijk zes maanden na de oplevering van de baggerwerkzaamheden en uiterlijk op 30 september 2025. Dat vloeit voort uit de einddatum van deze regeling. Voor baggerwerkzaamheden die in augustus 2025 worden uitgevoerd, betekent dat dat de aanvraag op korte termijn moet worden gedaan. Gezien de zeer beperkte gegevens en de benodigde tijd voor het indienen van een aanvraag (maximaal 2 uur), wordt dat niet als belastend geoordeeld. Een aanvraag voor subsidie voor baggerwerkzaamheden die tussen 15 juni en 1 oktober 2020 zijn uitgevoerd, moet uiterlijk op 1 april 2021 zijn ingediend.

Een aantal in artikel 10, vierde lid, van het Kaderbesluit opgenomen verplichtingen in verband met de aanvraag blijven buiten toepassing. Reden daarvoor is de vereenvoudigde opzet van deze subsidieregeling, waarbij enkel een vast bedrag per m2 extra gebaggerde waterbodem wordt verstrekt op basis van de aanvraag en de factuur.

Op grond van artikel 7, vierde lid, aanhef en onder a, dient bij de aanvraag een kaart te worden overlegd met een aanduiding waar de baggerwerkzaamheden zijn verricht en het kadastrale nummer van het gebaggerde perceel. Alleen voor de baggerwerkzaamheden van de vaargeul en de jachthaven wordt op grond van deze regeling subsidie verstrekt. Voor baggerwerkzaamheden die niet samenhangen met de toegankelijkheid van een jachthaven, bijvoorbeeld voor baggerwerkzaamheden buiten een vaargeul, wordt geen subsidie verleend. Dit blijkt ook uit de definitiebepalingen van artikel 1. Indien voor een jachthaven of vaargeul een legger is vastgesteld, kan de beheerder aan de hand van een legger de oppervlakte van de vaargeul en de jachthaven kenbaar maken waar de baggerwerkzaamheden zijn uitgevoerd ten behoeve van de toegankelijkheid van de haven voor pleziervaartuigen.

Artikel 8

In dit artikel is geregeld dat de minister afwijzend beslist op een aanvraag voor subsidie indien die aanvraag baggerwerkzaamheden betreft waarvoor al een subsidie is verleend. Indien de werkzaamheden gefaseerd worden uitgevoerd, kan voor ieder van de fase subsidie worden verleend. Het kan immers zijn dat bv. in het ene jaar een gedeelte van de jachthaven wordt uitgediept en het resterende deel in een volgend jaar.

Artikel 8 is een aanvulling op de artikelen 11 en 12 van het Kaderbesluit. Op grond van artikel 11 van dat besluit wordt een subsidieaanvraag afgewezen indien die aanvraag niet voldoet aan de regels van genoemd besluit en van deze regeling. Hierbij valt te denken aan een subsidieaanvraag waarbij de overgelegde factuur niet valt te koppelen aan het kadastrale perceel waar de baggerwerkzaamheden zijn uitgevoerd.

Artikel 9

Vanwege het vereenvoudigde karakter van de subsidieverstrekking (met een vast bedrag per m2 gebaggerde waterbodem) is daarop met toepassing van artikel 16 van het Kaderbesluit artikel 15, eerste en tweede lid, onderdeel a, van dat besluit inzake een subsidie lager dan € 25.000 van toepassing. Artikel 15, eerste lid, van het Kaderbesluit bepaalt dat een subsidie lager dan € 25.000 wordt verstrekt in de vorm van een vast bedrag dat bij ministeriële regeling wordt vastgelegd of dat wordt bepaald op basis van gegevens die worden ingediend bij de aanvraag. Artikel 15, tweede lid, aanhef en onder a, van het Kaderbesluit bepaalt dat indien een subsidie lager dan € 25.000 wordt verstrekt, direct een beschikking tot subsidievaststelling wordt gegeven. Op grond van artikel 16 van het Kaderbesluit kan deze bepaling ook van toepassing worden verklaard op een subsidie van € 25.000 of hoger. Ingevolge artikel 9 van de regeling gelden de regels van artikel 15, eerste en tweede lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit derhalve voor alle subsidieverstrekkingen op grond van deze regeling, dus ook voor bedragen boven de genoemde € 25.000.

Artikel 10

Zoals aangegeven in het algemeen deel van deze toelichting wordt de regeling geëvalueerd. Die evaluatie wordt uiterlijk op 1 juli 2025 gepubliceerd.

Artikel 11

Deze regeling heeft een werkingsduur van vijf jaar. Deze horizonbepaling vloeit voort uit artikel 4.10 van de Comptabiliteitswet 2016.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven