Regeling van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 27 januari 2020, nr. 2020-0000021639, houdende regels voor de subsidiëring van de Stichting Parlementaire Geschiedenis (Subsidieregeling Stichting Parlementaire Geschiedenis 2020)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, en 4, eerste lid, onderdeel f, van de Kaderwet overige BZK-subsidies en de artikelen 11, tweede lid, en 20 van het Kaderbesluit BZK-subsidies;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Stichting:

de Stichting Parlementaire Geschiedenis.

Artikel 2

  • 1. De minister kan aan de Stichting subsidie verstrekken voor het doen van onderzoek en het verzorgen van publicaties in het kader van de parlementaire geschiedenis van Nederland alsmede voor uiteenlopende valoriserende activiteiten die voortvloeien uit het onderzoek, zoals spreken op nationale en internationale congressen en het schrijven van artikelen.

  • 2. De subsidie wordt per boekjaar verstrekt. Het boekjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 3

De subsidie, bedoeld in artikel 2, bedraagt ten hoogste het bedrag dat uit de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties blijkt.

Artikel 4

  • 1. De Stichting dient de aanvraag tot subsidieverlening uiterlijk in op 31 oktober voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 2. Op de subsidie, bedoeld in artikel 2, zijn de bepalingen van het Kaderbesluit BZK-subsidies inzake een subsidie van € 25.000 tot € 125.000 van toepassing.

  • 3. De aanvraag tot subsidievaststelling hoeft niet vergezeld te gaan van een controleverklaring als bedoel in artikel 24, eerste lid, onderdeel a, van het Kaderbesluit BZK-subsidies.

Artikel 5

  • 1. De minister verstrekt op de subsidie een voorschot dat gelijk is aan de verleende subsidie.

  • 2. Het voorschot wordt binnen zes weken na de beschikking tot subsidieverlening uitbetaald.

Artikel 6

Een subsidie die is verleend op grond van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt aangemerkt als een subsidie, verleend krachtens deze regeling.

Artikel 7

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 oktober 2019.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2025.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Stichting Parlementaire Geschiedenis 2020.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops

TOELICHTING

Algemeen

In 2019 is de Subsidieregeling Stichting Parlementaire Geschiedenis geëvalueerd.1 Op grond van artikel 4:24 van de Algemene wet bestuursrecht moet eens in de vijf jaar verslag gedaan worden over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk. De regeling Periodiek Evaluatieonderzoek geeft nadere invulling aan dit vereiste. In de evaluatie is geconcludeerd dat de Stichting Parlementaire Geschiedenis (hierna: de Stichting) activiteiten verricht die bijdragen aan het doel van de subsidie én de doelstelling van de Stichting, namelijk het doen van onderzoek naar de parlementaire geschiedenis na de Tweede Wereldoorlog. Het doen van onderzoek naar de parlementaire geschiedenis past binnen het beleid van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: BZK) in het kader van het waarborgen van de democratieën het constitutioneel beleid. Er is voldoende indicatie om te kunnen stellen dat de activiteiten van de stichting doeltreffend zijn en dat de effecten in de praktijk een passend bereik hebben. De Subsidieregeling Parlementaire Geschiedenis 2015 is vervallen met ingang van 1 januari 2020. Op basis van de conclusie van de evaluatie is besloten om de subsidie voort te zetten. De onderhavige regeling strekt hiertoe.

Artikelsgewijs

Artikel 2

In het eerste lid van dit artikel wordt bepaald voor welke activiteiten de subsidie kan worden aangewend. De subsidie kan onder meer worden aangewend voor onderzoek in het kader van de serie Parlementaire geschiedenis van Nederland na 1945 en voor het Jaarboek Parlementaire Geschiedenis dat jaarlijks wordt uitgegeven.

Artikel 3

De subsidie is maximaal het bedrag dat uit de subsidiebijlage van de begroting van BZK blijkt. Ingevolge artikel 8, eerste lid, van het Kaderbesluit wordt bij ministeriële regeling een subsidieplafond vastgesteld. Aangezien op grond van deze regeling de Stichting Parlementaire Geschiedenis de enige mogelijke subsidieontvanger is, is de in de begroting vermelde maximum subsidie in feite tevens het subsidieplafond.

Artikel 4

Ingevolge artikel 4, eerste lid, moet de stichting de aanvraag tot subsidieverlening voor het volgend jaar uiterlijk op 31 oktober hebben ingediend.

Op grond van artikel 11 van het Kaderbesluit moet een subsidieaanvraag worden ingediend met gebruikmaking van een daartoe beschikbaar gesteld formulier en bevat de aanvraag de volgende bescheiden:

  • a. een overzicht van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt gevraagd;

  • b. een toelichting op de wijze waarop en de mate waarin de activiteiten waarvoor de subsidie wordt gevraagd een bijdrage leveren aan de doelstellingen van deze regeling;

  • c. een gespecificeerde begroting, die goed inzicht geeft in de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • d. een tijdsplanning van de activiteit;

  • e. een weergave van de liquiditeitsbehoefte gedurende het boekjaar waarvoor subsidie wordt gevraagd, zo mogelijk per tijdvak van drie maanden;

  • f. het bankrekeningnummer, inclusief een bewijs dat de bankrekening op naam van de stichting staat;

  • g. het inschrijfnummer van de stichting bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken.

In artikel 22, eerste lid, van het Kaderbesluit is de termijn waarbinnen de minister moet beslissen omtrent de subsidieaanvraag uniform vastgesteld op dertien weken. Wanneer de aanvraag op 31 oktober is ingediend, dient de minister op grond van artikel 22, eerste lid, Kaderbesluit uiterlijk op 31 januari beslist te hebben over de subsidieverlening.

In de artikelen 16 tot en met 19 van het Kaderbesluit wordt de wijze van subsidieverstrekking geregeld aan de hand van drie verschillende ‘subsidiearrangementen’. Het lichtste arrangement (arrangement 1) betreft subsidies lager dan € 25.000 (artikel 16 van het Kaderbesluit); het iets zwaardere arrangement (arrangement 2) heeft in beginsel betrekking op subsidies van € 25.000 tot € 125.000 (artikel 17 van het Kaderbesluit) en voor subsidies van € 125.000 of meer geldt in beginsel arrangement 3 (artikel 18 van het Kaderbesluit). Op grond van artikel 20 van het Kaderbesluit kan bij ministeriële regeling echter worden bepaald dat op subsidieverstrekkingen een lichter arrangement wordt toegepast om op die manier de lasten te beperken. Van deze mogelijk is gebruik gemaakt.

De subsidie ten behoeve van de Stichting Parlementaire Geschiedenis omvat een groter bedrag dan € 125.000 en valt daarom in beginsel onder arrangement 3. Gelet op de ervaringen met de stichting in het verleden volstaan echter de regels voor subsidies voor subsidies tussen € 25.000 en € 125.000 (arrangement 2). Dit is geregeld in artikel 4, tweede lid. Een subsidie volgens arrangement 2 wordt verstrekt in de vorm van een vast bedrag (lump sum) of een vast bedrag voor een nog te verrichten prestatie-eenheid. Bij de verstrekking van de subsidie wordt een beschikking tot subsidieverlening gegeven met vermelding van het tijdstip waarop een aanvraag van een beschikking tot subsidievaststelling moet worden gedaan. Daarbij moet worden aangetoond dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat voldaan is aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen. Omdat voor subsidies lager dan € 125.000 geen controleverklaring kan worden gevraagd, is in artikel 4, derde lid van deze regeling bepaald dat ook voor de onderhavige subsidie geen controleverklaring is vereist.

Artikel 5

Op grond van artikel 4, eerste lid, onderdeel f, van de Kaderwet overige BZK-subsidies is in dit artikel bepaalt dat het subsidiebedrag in een keer in de vorm van een voorschot wordt uitgekeerd binnen zes weken na de subsidieverlening.

Artikel 6

In dit artikel is bepaald dat wanneer een subsidie aan de Stichting is verleend op grond van de begroting van BZK, deze wordt aangemerkt als een subsidie verleend op grond van deze regeling.

Artikel 7

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant. Daarmee wordt afgeweken van de regels inzake de vaste-verandermomenten. Tevens werkt deze regeling terug tot 1 oktober 2019. Hiervoor is gekozen om het mogelijk te maken de Stichting voor het jaar 2020 subsidie te verstrekken. De aanvraag hiertoe is reeds door de Stichting voor 31 oktober 2019 ingediend. De vorige subsidieregeling vervalt per 1 januari 2020.

In aanwijzing 6A van het Uniform Subsidiekader, zoals dat is uitgewerkt in de Aanwijzingen voor subsidieverstrekking, zijn bepalingen opgenomen inzake de beperking van de duur van een subsidieregeling. Op grond hiervan moet een subsidieregeling een einddatum bevatten die niet later valt dan vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van de regeling. In verband hiermee is bepaald dat de regeling per 1 januari 2025 vervalt.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.W. Knops


X Noot
1

Bijlage bij Kamerstukken II 2019/20, 35 300 VII, nr 91.

Naar boven