De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,
Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet en de artikelen
2, 4 en 5 van de Kaderwet subsidies IenM;
Besluit:
TOELICHTING
1. Inleiding
Het Rijk en de decentrale overheden werken met elkaar samen in het Deltaprogramma
Ruimtelijke Adaptatie om te zorgen dat de ruimtelijke inrichting van Nederland in
2050 zo goed als mogelijk klimaatbestendig en waterrobuust is. In dat kader is in
november 2018 het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie gesloten tussen Rijk, VNG, IPO
en UvW. Daarin is onder andere afgesproken dat het Rijk 20 miljoen euro reserveert
voor met name procesondersteuning, kennisontwikkeling en -deling en pilots en de ondersteuning
van alle decentrale overheden in 2019-2020. Hiervan is 10 miljoen euro bestemd voor
een bijdrage aan uitvoeringspilots. In 2019 is een eerste tranche pilots geselecteerd.
Deze regeling betreft de tweede tranche pilots, waarvoor een budget resteert van 4,8
miljoen euro.
2. Hoofdlijnen van het voorstel
In het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie, dat in september 2017 is verschenen bij het
Deltaprogramma 2018, is de ambitie vastgelegd om de aanpak van ruimtelijke adaptatie
te versnellen en te intensiveren. Afgesproken is dat uiterlijk in 2019 alle overheden
de kwetsbaarheden voor wateroverlast, hittestress, droogte en overstromingen in kaart
hebben gebracht en dat in 2020 risicodialogen worden gevoerd met belanghebbenden en
op basis daarvan een uitvoeringsagenda wordt opgesteld van te treffen maatregelen
om de kwetsbaarheden te verminderen. De Rijksbijdrage voor uitvoeringspilots in 2019
en 2020 is bedoeld om de uitvoering van klimaatadaptatiemaatregelen bij koplopers
te versnellen en de aanpak van urgente problematiek mogelijk te maken.
De uitvoeringsprojecten dienen als pilot. De opgedane kennis over de praktijk, het
proces en de effectiviteit van maatregelen kunnen door andere lokale en regionale
overheden worden toegepast. Van de overheden die een bijdrage ontvangen in het kader
van deze regeling wordt dan ook verwacht dat ze een bijdrage leveren aan het landelijk
verspreiden van de opgedane kennis en leereffecten, onder andere door het publiceren
van informatie op het kennisportaal ruimtelijkeadaptatie.nl en het deelnemen aan kennisbijeenkomsten.
3. Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een rijksbijdrage
Via het kennisportaal www.ruimtelijkeadaptatie.nl en de Nieuwsbrief Ruimtelijke Adaptatie is eind september 2019 opgeroepen tot het
indienen van voorstellen voor uitvoeringspilots. Daarin zijn de volgende voorwaarden
gesteld om in aanmerking te komen voor een rijksbijdrage:
-
• De regionale opgave is inzichtelijk gemaakt via een stresstest of risicodialoog of
er is aantoonbaar sprake van urgente problematiek.
-
• Er is een onderbouwde relatie tussen urgentie of analyse (uitkomst stresstest en risicodialoog)
en een programma of maatregelenpakket. De pilot draagt zodoende bij aan een versnelde
uitvoering van de uitvoeringsagenda.
-
• Er is aantoonbaar sprake van een (op te schalen) leereffect. In het projectvoorstel
is opgenomen welke kennis men verwacht op te doen en hoe deze kennis zal worden gemonitord
en verspreid.
-
• De klimaatadaptieve component van het uitvoeringsproject heeft een minimale omvang
van 500.000 euro. Het Rijk draagt maximaal 50 procent bij, maar niet meer dan 1,5
miljoen euro, aan de klimaatadaptieve component van een project.
-
• De kostenraming is inclusief BTW. Het BTW-deel wordt in het BTW-compensatiefonds gestort.
Alleen investeringskosten komen in aanmerking, de uren van de aanvragende organisaties
niet.
-
• In de begroting is inzichtelijk gemaakt welk gedeelte van de begrote activiteiten
en middelen klimaatadaptatie betreft. Alleen dat onderdeel komt in aanmerking voor
een rijksbijdrage van maximaal 50 procent.
-
• Uit de aanvraag blijkt duidelijk hoeveel middelen de regio zelf al heeft gereserveerd
voor het project (opgave van nog niet geformaliseerde bijdragen van regionale partijen
is niet voldoende). Een persoon uit het bestuur van de aanvrager tekent hiervoor.
De regionale financiering van de component klimaatadaptatie in het project bevat geen
rijksmiddelen.
-
• De uitvoering van de pilot (‘schop in de grond’) kan uiterlijk begin 2020 starten
en is uiterlijk de tweede helft van 2021 afgerond.
-
• De pilot betreft geen reguliere beheer- en onderhoudsprojecten, tenzij sprake is van
het toepassen van innovatieve maatregelen of technieken die bijdragen aan het met
deze pilots beoogde leereffect.
-
• Een pilot wordt aantoonbaar gedragen door een coalitie van minimaal twee lokale of
regionale overheden.
-
• Betrokkenheid van onderwijs- en kennisinstellingen, het bedrijfsleven en/of een internationale
samenwerking is een pre.
-
• De vormgeving van een integrale aanpak met andere opgave(n) en thema’s, zoals landbouw,
pilots aardgasvrije wijken, woningbouw, natuur en de energietransitie is een pre.
De eisen en voorwaarden aan de tweede tranche pilots en de selectieprocedure zijn
afgestemd met de stuurgroep van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie, waarin vertegenwoordiging
van de koepels VNG, IPO en UvW zitting heeft.
4. Afwegingen bij de selectie van uitvoeringspilots
Bij de selectie van uitvoeringspilots zijn de volgende afwegingen betrokken:
-
• Een redelijke spreiding over Nederland (eerste tranche pilots meegerekend).
-
• Een redelijke spreiding over inhoudelijke thema’s op het gebied van ruimtelijke adaptatie.
-
• Een redelijke spreiding over landelijk en bebouwd gebied.
-
• De mate van betrokkenheid van onderwijs- en kennisinstellingen en het bedrijfsleven
of de mate van grensoverschrijdende samenwerking.
-
• De mate waarin een integrale aanpak wordt gehanteerd met andere opgave(n) en thema’s,
zoals landbouw, pilots aardgasvrije wijken, woonopgave, natuur of de energietransitie.
-
• De mate waarin de regio zelf investeert (in het klimaatadaptieve onderdeel van het
project): hoe meer men naar verhouding zelf investeert, hoe meer kans op een rijksbijdrage.
Op basis hiervan zijn vijf uitvoeringspilots geselecteerd. Aan de betrokken decentrale
overheden wordt op grond van deze regeling een specifieke uitkering verstrekt.
5. Overige onderwerpen
Ontvangers leggen verantwoording af over de bestede rijksbijdrage via de SISA-verantwoordingsmethodiek
die is voorgeschreven in de Financiële-verhoudingswet.
Omdat de gevolgen voor de regeldruk niet betekenisvol zijn is besloten om geen advies
over deze regeling te vragen aan het Adviescollege toetsing regeldruk.
Ook is afgezien van internetconsultatie omdat deze regeling geen verandering teweegbrengt
in de rechten en plichten van burgers en bedrijven en ook geen ingrijpende gevolgen
heeft voor de uitvoeringspraktijk.
Wel is de regeling als concept ter consultatie toegestuurd aan de bestuursorganen
van de partners waaraan een specifieke uitkering zal worden verstrekt.
Ingevolge aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving treden ministeriële
regelingen in werking op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. Deze regeling treedt
overeenkomstig deze aanwijzing op 1 oktober 2020 in werking.
De regeling vervalt met ingang van PM met dien verstande dat deze regeling van toepassing blijft op een uitkering die krachtens
deze regeling is verstrekt.
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga