Regeling van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, van 17 september 2020, nr. IENW/BSK-2020/172494, houdende eenmalige specifieke uitkeringen in verband met uitvoeringspilots Ruimtelijke Adaptatie (Regeling specifieke uitkering uitvoeringspilots Ruimtelijke Adaptatie tweede tranche)

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat,

Gelet op artikel 17, vijfde lid, van de Financiële-verhoudingswet en de artikelen 2, 4 en 5 van de Kaderwet subsidies IenM;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

minister:

Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

bestuursakkoord:

Bestuursakkoord Klimaatadaptatie, gesloten tussen Rijk, VNG, IPO en UvW, waarin onder andere is afgesproken dat het Rijk 20 miljoen euro reserveert voor met name procesondersteuning, pilots en kennis;

kassier:

partner die de taak van kassier vervult of zal vervullen;

partner:

provincie, gemeente, openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen of waterschap die partij zijn bij het bestuursakkoord;

uitvoeringsactiviteiten:

activiteiten in het kader van de ambitie, het doel, de aanpak of de beoogde resultaten van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie waarvoor een of meerdere partners financiële verplichtingen aangaan en middelen beschikbaar stellen.

Artikel 2 Specifieke uitkering

  • 1. De minister kan een eenmalige specifieke uitkering voor uitvoeringsactiviteiten verstrekken aan een kassier.

  • 2. De minister verleent de specifieke uitkering binnen twaalf weken na inwerkingtreding van de regeling.

Artikel 3 Hoogte van de uitkering

  • 1. De specifieke uitkering bedraagt ten hoogste 50% van het in de aanvraag opgenomen bedrag voor de kosten van de subsidiabele uitvoeringsactiviteiten inclusief BTW.

  • 2. Onverminderd het eerste lid bedraagt de uitkering niet meer dan 1,5 miljoen euro.

Artikel 4 Verplichtingen

  • 1. De kassier draagt er zorg voor dat de specifieke uitkering uitsluitend aan de uitvoeringsactiviteiten wordt besteed.

  • 2. De kassier:

    • a. besteedt de specifieke uitkering in de in beschikking tot verlening opgenomen periode;

    • b. doet in de in de beschikking tot verlening opgenomen periode aan de minister verslag van de voortgang van de uitvoeringsactiviteiten;

    • c. zendt alle overige informatie toe die de minister nodig heeft over de uitvoeringsactiviteiten ten behoeve van zijn rapportage.

  • 3. De minister kan in de beschikking tot verlening verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel en de uitvoering. Tot die verplichtingen behoort in ieder geval de bereidheid om de opgedane kennis actief te delen en te verspreiden.

Artikel 5 Voorschotten

De minister kan bij de verlening ambtshalve of op aanvraag besluiten tot het verstrekken van een of meerdere voorschotten voor de specifieke uitkering.

Artikel 6 Verantwoording en terugvordering

  • 1. De kassier legt verantwoording af over de besteding van de specifieke uitkering op de wijze, bedoeld in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

  • 2. Indien uit de verantwoordingsinformatie blijkt dat de specifieke uitkering niet volledig is besteed aan uitvoeringsactiviteiten waarvoor deze is verstrekt, of onrechtmatig is besteed, kan de uitkering ter hoogte van het niet of onrechtmatig bestede deel door de minister worden teruggevorderd.

Artikel 7 Vaststelling

De minister stelt de specifieke uitkering overeenkomstig de verlening vast, tenzij:

  • a. de uitvoeringsactiviteiten waarvoor de specifieke uitkering is verleend, niet of niet volledig hebben plaatsgevonden, of

  • b. niet is voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 4.

Artikel 8 Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 oktober 2020.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 januari 2022, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op specifieke uitkeringen die voor die datum zijn verstrekt.

Artikel 9 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering uitvoeringspilots Ruimtelijke Adaptatie tweede tranche.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

TOELICHTING

1. Inleiding

Het Rijk en de decentrale overheden werken met elkaar samen in het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie om te zorgen dat de ruimtelijke inrichting van Nederland in 2050 zo goed als mogelijk klimaatbestendig en waterrobuust is. In dat kader is in november 2018 het Bestuursakkoord Klimaatadaptatie gesloten tussen Rijk, VNG, IPO en UvW. Daarin is onder andere afgesproken dat het Rijk 20 miljoen euro reserveert voor met name procesondersteuning, kennisontwikkeling en -deling en pilots en de ondersteuning van alle decentrale overheden in 2019-2020. Hiervan is 10 miljoen euro bestemd voor een bijdrage aan uitvoeringspilots. In 2019 is een eerste tranche pilots geselecteerd. Deze regeling betreft de tweede tranche pilots, waarvoor een budget resteert van 4,8 miljoen euro.

2. Hoofdlijnen van het voorstel

In het Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie, dat in september 2017 is verschenen bij het Deltaprogramma 2018, is de ambitie vastgelegd om de aanpak van ruimtelijke adaptatie te versnellen en te intensiveren. Afgesproken is dat uiterlijk in 2019 alle overheden de kwetsbaarheden voor wateroverlast, hittestress, droogte en overstromingen in kaart hebben gebracht en dat in 2020 risicodialogen worden gevoerd met belanghebbenden en op basis daarvan een uitvoeringsagenda wordt opgesteld van te treffen maatregelen om de kwetsbaarheden te verminderen. De Rijksbijdrage voor uitvoeringspilots in 2019 en 2020 is bedoeld om de uitvoering van klimaatadaptatiemaatregelen bij koplopers te versnellen en de aanpak van urgente problematiek mogelijk te maken.

De uitvoeringsprojecten dienen als pilot. De opgedane kennis over de praktijk, het proces en de effectiviteit van maatregelen kunnen door andere lokale en regionale overheden worden toegepast. Van de overheden die een bijdrage ontvangen in het kader van deze regeling wordt dan ook verwacht dat ze een bijdrage leveren aan het landelijk verspreiden van de opgedane kennis en leereffecten, onder andere door het publiceren van informatie op het kennisportaal ruimtelijkeadaptatie.nl en het deelnemen aan kennisbijeenkomsten.

3. Voorwaarden om in aanmerking te komen voor een rijksbijdrage

Via het kennisportaal www.ruimtelijkeadaptatie.nl en de Nieuwsbrief Ruimtelijke Adaptatie is eind september 2019 opgeroepen tot het indienen van voorstellen voor uitvoeringspilots. Daarin zijn de volgende voorwaarden gesteld om in aanmerking te komen voor een rijksbijdrage:

  • De regionale opgave is inzichtelijk gemaakt via een stresstest of risicodialoog of er is aantoonbaar sprake van urgente problematiek.

  • Er is een onderbouwde relatie tussen urgentie of analyse (uitkomst stresstest en risicodialoog) en een programma of maatregelenpakket. De pilot draagt zodoende bij aan een versnelde uitvoering van de uitvoeringsagenda.

  • Er is aantoonbaar sprake van een (op te schalen) leereffect. In het projectvoorstel is opgenomen welke kennis men verwacht op te doen en hoe deze kennis zal worden gemonitord en verspreid.

  • De klimaatadaptieve component van het uitvoeringsproject heeft een minimale omvang van 500.000 euro. Het Rijk draagt maximaal 50 procent bij, maar niet meer dan 1,5 miljoen euro, aan de klimaatadaptieve component van een project.

  • De kostenraming is inclusief BTW. Het BTW-deel wordt in het BTW-compensatiefonds gestort. Alleen investeringskosten komen in aanmerking, de uren van de aanvragende organisaties niet.

  • In de begroting is inzichtelijk gemaakt welk gedeelte van de begrote activiteiten en middelen klimaatadaptatie betreft. Alleen dat onderdeel komt in aanmerking voor een rijksbijdrage van maximaal 50 procent.

  • Uit de aanvraag blijkt duidelijk hoeveel middelen de regio zelf al heeft gereserveerd voor het project (opgave van nog niet geformaliseerde bijdragen van regionale partijen is niet voldoende). Een persoon uit het bestuur van de aanvrager tekent hiervoor. De regionale financiering van de component klimaatadaptatie in het project bevat geen rijksmiddelen.

  • De uitvoering van de pilot (‘schop in de grond’) kan uiterlijk begin 2020 starten en is uiterlijk de tweede helft van 2021 afgerond.

  • De pilot betreft geen reguliere beheer- en onderhoudsprojecten, tenzij sprake is van het toepassen van innovatieve maatregelen of technieken die bijdragen aan het met deze pilots beoogde leereffect.

  • Een pilot wordt aantoonbaar gedragen door een coalitie van minimaal twee lokale of regionale overheden.

  • Betrokkenheid van onderwijs- en kennisinstellingen, het bedrijfsleven en/of een internationale samenwerking is een pre.

  • De vormgeving van een integrale aanpak met andere opgave(n) en thema’s, zoals landbouw, pilots aardgasvrije wijken, woningbouw, natuur en de energietransitie is een pre.

De eisen en voorwaarden aan de tweede tranche pilots en de selectieprocedure zijn afgestemd met de stuurgroep van het Deltaprogramma Ruimtelijke Adaptatie, waarin vertegenwoordiging van de koepels VNG, IPO en UvW zitting heeft.

4. Afwegingen bij de selectie van uitvoeringspilots

Bij de selectie van uitvoeringspilots zijn de volgende afwegingen betrokken:

  • Een redelijke spreiding over Nederland (eerste tranche pilots meegerekend).

  • Een redelijke spreiding over inhoudelijke thema’s op het gebied van ruimtelijke adaptatie.

  • Een redelijke spreiding over landelijk en bebouwd gebied.

  • De mate van betrokkenheid van onderwijs- en kennisinstellingen en het bedrijfsleven of de mate van grensoverschrijdende samenwerking.

  • De mate waarin een integrale aanpak wordt gehanteerd met andere opgave(n) en thema’s, zoals landbouw, pilots aardgasvrije wijken, woonopgave, natuur of de energietransitie.

  • De mate waarin de regio zelf investeert (in het klimaatadaptieve onderdeel van het project): hoe meer men naar verhouding zelf investeert, hoe meer kans op een rijksbijdrage.

Op basis hiervan zijn vijf uitvoeringspilots geselecteerd. Aan de betrokken decentrale overheden wordt op grond van deze regeling een specifieke uitkering verstrekt.

5. Overige onderwerpen

Ontvangers leggen verantwoording af over de bestede rijksbijdrage via de SISA-verantwoordingsmethodiek die is voorgeschreven in de Financiële-verhoudingswet.

Omdat de gevolgen voor de regeldruk niet betekenisvol zijn is besloten om geen advies over deze regeling te vragen aan het Adviescollege toetsing regeldruk.

Ook is afgezien van internetconsultatie omdat deze regeling geen verandering teweegbrengt in de rechten en plichten van burgers en bedrijven en ook geen ingrijpende gevolgen heeft voor de uitvoeringspraktijk.

Wel is de regeling als concept ter consultatie toegestuurd aan de bestuursorganen van de partners waaraan een specifieke uitkering zal worden verstrekt.

Ingevolge aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving treden ministeriële regelingen in werking op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. Deze regeling treedt overeenkomstig deze aanwijzing op 1 oktober 2020 in werking.

De regeling vervalt met ingang van PM met dien verstande dat deze regeling van toepassing blijft op een uitkering die krachtens deze regeling is verstrekt.

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, C. van Nieuwenhuizen Wijbenga

Naar boven