TOELICHTING
I. Algemeen
Aanleiding voor een nieuwe regeling
Op 1 februari 2021 treedt de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen voor het basisonderwijs
in werking. In de kern wijzigt de stichtingssystematiek van de Wet primair onderwijs
(WPO). De oude systematiek ging uit van een veronderstelde belangstelling op basis
van erkende richtingen. De richting van een school was doorslaggevend bij de beoordeling
van een aanvraag voor de stichting van een nieuwe school. De nieuwe systematiek gaat
uit van het aantonen van belangstelling van ouders middels ouderverklaringen of (bij
uitzondering) door een marktonderzoek. De richting van scholen is niet langer relevant
voor de stichting van scholen. Wel kan de richting een onderdeel zijn van de identiteit
van de school, maar dat is een zaak van het bevoegd gezag en de ouders.
Met deze Regeling voorzieningenplanning po 2021 treedt een nieuwe regeling in werking.
In tegenstelling tot in het vo, was er in het po niet eerder een regeling voor de
voorzieningenplanning.
Wat is voorzieningenplanning?
Voorzieningenplanning is het geheel van wet- en regelgeving over de voorwaarden voor
het voor bekostiging in aanmerking brengen (stichten of verzelfstandigen) van een
nieuwe school. Het doel van de voorzieningenplanning is het tot stand brengen en in
stand houden van een goed bereikbaar, toegankelijk en doelmatig netwerk van scholen
met een goede kwaliteit.
Reikwijdte van de regeling
De regeling heeft uitsluitend betrekking op basisscholen.
II. Artikelsgewijs
Artikel 2. Beschikbaar stellen gegevens over voedingsgebied nieuwe school
Het voedingsgebied, bedoeld in artikel 74a, tweede lid, onderdeel b, van de wet, omvat
alle viercijferige postcodegebieden die geheel of gedeeltelijk zijn gelegen binnen
de aangegeven straal. Om te waarborgen dat het voedingsgebied voor elke aanvraag op
dezelfde wijze wordt bepaald, worden de viercijferige postcodegebieden die behoren
bij het voedingsgebied van de nieuwe school of vestiging door DUO via de elektronische
weg aan de aanvrager beschikbaar gesteld. Een aanvrager hoeft dus niet zelf de viercijferige
postcodegebieden die behoren tot het voedingsgebied te leveren. Bij het beoordelen
van de aanvraag wordt het door DUO beschikbaar gestelde voedingsgebied gebruikt. Bij
het bepalen van het voedingsgebied wordt het labelpunt van het postcodegebied, waar
de school zich beoogt te vestigen, als beginpunt van de straal genomen. Het labelpunt
is een geografisch punt waaraan de viercijferige postcode hangt. De huisvesting van
een school kan pas definitief vastgesteld worden, nadat de school voor bekostiging
in aanmerking is gebracht.
Artikel 3. Melding voorgenomen aanvraag tot bekostiging
Voorafgaand aan een definitieve aanvraag moet de aanvrager van 1 juni tot en met 30 juni
melden dat hij na 30 juni en vóór 1 november een aanvraag tot bekostiging gaat indienen.
De gegevens voor deze melding zijn vermeld in het tweede lid. De algemene introductie
in ten hoogste 2000 tekens kan ook vergezeld gaan van een verwijzing naar een website
voor verdere informatie. Aangezien ouders die een ouderverklaring willen indienen
op de website van DUO alle initiatieven kunnen vinden, is in dit artikel ook bepaald
dat de naam van de rechtspersoon (vereniging of stichting), de viercijferige postcode
van de beoogde plaats van vestiging, de naam van de school en de algemene introductie
van ten hoogste 2000 tekens openbaar worden gemaakt. Daarmee kunnen ouders zich een
beeld vormen van de school op basis waarvan zij hun mogelijke steun voor een initiatief
met een ouderverklaring kenbaar kunnen maken.
Voor de melding dienen de vereiste gegevens, beschreven in het tweede lid, volledig
te zijn ingevuld. Als niet alle gegevens zijn ingevuld, dan kan de melding ook niet
worden ingestuurd. De consequentie van incompleetheid is dat ook geen aanvraag voor
bekostiging kan worden ingediend voor 1 november daaraanvolgend.
Artikel 4. Aanvraag tot bekostiging
Om een aanvraag te kunnen indienen moet de initiatiefnemer voor 1 juli zijn initiatief
bekend maken via de pre-registratie (op de website van DUO). Op 30 juni (23.59u Midden
Europese tijd) sluit de pre-registratie en wordt het voor ouders wier kind in de juiste
leeftijdscategorie valt, mogelijk hun belangstelling kenbaar te maken voor een van
de initiatieven. Op 15 oktober (23.59u Midden Europese tijd) sluit de periode om belangstelling
voor een nieuw initiatief kenbaar te maken. Voor 1 juni in het daaropvolgende kalenderjaar
neemt de minister, op basis van de aanvraag en het advies van de inspectie, een besluit
om de nieuwe school al dan niet voor bekostiging in aanmerking te brengen. Indien
dit besluit positief is, kan de school per 1 augustus in het kalenderjaar volgend
op het besluit starten.
Een gedeelte van de verplichtingen bij een aanvraag tot bekostiging is geregeld op
wetsniveau, een gedeelte wordt nader geregeld in dit artikel. Op wetsniveau is geregeld
dat een aanvraag vermeldt:
Daarnaast zijn de aanvullende gegevens, opgenomen in het eerste lid, noodzakelijk.
Deze gegevens dienen ingevuld te worden op de website www.duo.nl. De statuten van de rechtspersoon worden als bijlage bij de aanvraag gevoegd.
In dit artikel is tevens een nadere specificatie opgenomen over de periode waarin
een uitnodiging voor gesprek is gedaan aan de gemeente van de beoogde plaats van vestiging,
het samenwerkingsverband en de bevoegde gezagsorganen van de scholen en vestigingen
binnen het voedingsgebied van de school. Deze termijn ligt tussen 15 september van
het kalenderjaar voorafgaand aan de aanvraag en 15 september van het kalenderjaar
van aanvraag. Deze termijn is zo ruim genomen om de initiatiefnemer en de betrokken
partijen voldoende gelegenheid te geven om desgewenst met elkaar in gesprek te gaan
over het voorgenomen initiatief. Hierbij kan dan ook worden nagegaan of het doel van
de initiatiefnemers ook op een andere wijze kan worden bereikt dan door het stichten
van een nieuwe school. Door het voeren van een dergelijk gesprek kan er samenwerking
ontstaan tussen het nieuwe initiatief en de bestaande schoolbesturen. Ook biedt het
gesprek de gemeente vroegtijdig de kans om te zoeken naar geschikte huisvesting voor
de mogelijke nieuwe school.
Aanvragen zijn via elektronische wijze in te vullen op de website www.duo.nl. De verklaring omtrent het gedrag van de personen die het bestuur en intern toezicht
vormen, maakt onderdeel uit van de aanvraag die op elektronische wijze wordt ingediend.
Aanvullend is in dit artikel opgenomen dat de originele verklaring omtrent het gedrag
eveneens per post naar DUO moet worden gezonden. Dit is noodzakelijk omdat de echtheid
van de verklaring omtrent het gedrag moet worden vastgesteld. De originele verklaring
omtrent het gedrag is onderdeel van de aanvraag en dient dan ook voor 1 november te
worden toegezonden aan Dienst Uitvoering Onderwijs t.a.v. MRvNS, Postbus 30205, 2500
GE Den Haag.
Aanvragen die op of na 1 november worden ingediend, worden afgewezen. De aanvrager
kan in het daarop volgende kalenderjaar dan een nieuwe aanvraag indienen, waarbij
– indien van toepassing – het actuele statistisch materiaal moet worden gebruikt.
Alleen volledig ingevulde aanvragen worden in behandeling genomen. Aanvragen die onvolledig
zijn of waarbij geen gebruik is gemaakt van het (actuele) statistische materiaal,
kunnen binnen een door DUO gestelde termijn worden aangevuld. Als de aanvraag niet
binnen die termijn is aangevuld, kan de minister besluiten de aanvraag niet te behandelen.
De minister besluit, als de aanvraag volledig en tijdig is ingediend, voor 1 juni
van het kalenderjaar volgend op datum waarop de aanvraag is ingediend. Indien het
besluit niet voor 1 juni genomen kan worden, stelt de minister het bevoegd gezag daarvan
in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen het besluit wel tegemoet kan
worden gezien.
Artikel 5. Verklaring omtrent het gedrag
Een verklaring omtrent het gedrag van de personen die het bestuur en het intern toezicht
vormen dient te voldoen aan de voorschriften van het screeningsprofiel onderwijs,
bedoeld in het document ‘Screeningsprofielen’, te vinden op www.justis.nl. De verklaring omtrent gedrag wordt niet bewaard, maar na controle vernietigd. Dit
is een nadere uitwerking van de reeds opgenomen verplichting in de wet tot het overleggen
van een verklaring omtrent het gedrag.
Artikel 6. Nadere regels belangstellingsmeting
De correctiefactor wordt gebruikt in de formule om het verwachte aantal leerlingen
op 1 januari van het elfde kalenderjaar na indiening van de aanvraag te kunnen berekenen.
Deze correctiefactor is opgenomen omdat uit de bestaande praktijk blijkt dat het aantal
leerlingen dat na de start van de gewenste nieuwe school de school ook daadwerkelijk
gaat bezoeken, doorgaans lager uitvalt dan uit de belangstelling naar voren komt.
De correctiefactor moet een reëel tegenwicht bieden aan de factoren die leiden tot
overschatting van de belangstelling, zoals verhuizingen. Tevens biedt de wet mogelijkheid
om in geval van overlappende voedingsgebieden, waarbij de belangstelling voor een
initiatief meer dan 100% is, een correctie uit te voeren. De grondslag om deze zaken
te regelen is gelegen in artikel 74a van de wet. De correctie van de overlappende
voedingsgebieden wordt hieronder geïllustreerd.
Voorbeeld 1. Correctie overlappende voedingsgebieden
Het kan voorkomen dat de voedingsgebieden van verschillende initiatieven bij gebruik
van marktonderzoek (deels) overlappen, waardoor in de betreffende postcodegebieden
meer dan 100% belangstelling wordt aangetoond. In deze gevallen wordt voor de betreffende
postcodegebieden een correctie toegepast, waarbij de belangstellingspercentages naar
rato verminderd worden tot ze samen 100% zijn. Dat betekent dat er een prognose per
postcodegebied gemaakt wordt voor wat betreft de postcodegebieden waarin de voedingsgebieden
overlappen. In dit voorbeeld staat een berekening voor de belangstelling voor Basisschool
A.
|
|
|
|
In dit voorbeeld zijn er drie initiatieven voor een nieuwe school.
Initiatief A heeft een belangstellingspercentage van 30%.
Initiatief B heeft een belangstellingspercentage van 60%.
Initiatief C heeft een belangstellingspercentage van 65%.
|
|
De voedingsgebieden van de drie initiatieven hebben enige overlap met elkaar.
Dat levert in gebied d een belangstellingspercentage van 90% op.
Dat levert in gebied e een belangstellingspercentage van 95% op.
Dat levert in gebied f een belangstellingspercentage van 155% op.
Dat levert in gebied g een belangstellingspercentage van 125% op.
|
|
In gebied d en gebied e is het totaal minder dan 100%, voor deze gebieden hoeft geen
correctie gedaan te worden. Voor de gebieden f en g is het totaal meer dan 100%, hier
is wel een correctie nodig.
|
|
Voor gebied f is de correctie als volgt.
Basisschool A: 0,3/1,55= 0,19, belangstellingspercentage 19%.
Basisschool B: 0,6/1,55 = 0,39, belangstellingspercentage 39%.
Basisschool C: 0,65/1,55 = 0,42, belangstellingspercentage 42%.
In gebied f tellen de nieuwe belangstellingspercentage op tot 100%.
|
|
Voor gebied g is de correctie als volgt.
Basisschool B: 0,6/1,25 = 0,48, belangstellingspercentage 48%.
Basisschool C: 0,65/1,25 = 0,52, belangstellingspercentage 52%.
In gebied g tellen de nieuwe belangstellingspercentages op tot 100%.
|
|
Basisschool A
Het te verwachten aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar na aanvraag wordt vastgesteld.
Dit ziet er als volgt uit in de formule:
Te verwachten aantal leerlingen op 1 januari in elfde kalenderjaar na indiening van
de aanvraag =(y/x*100%)*w*z
In de formule wordt vermenigvuldigd met 100%, dit gelijk aan het vermenigvuldigen
met 1. De uitkomst van de formule wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.
|
|
Belangstelling in gebied basisschool A, inclusief gebieden d en e (omdat in deze gebieden
geen correctie heeft plaatsgevonden)
Belangstellingspercentage in voedingsgebied basisschool A, inclusief gebieden d en
e (y/x*100%): 0,3
Totaal aantal 4- t/m 11-jarigen plus 30% van het aantal 12-jarigen (w): 1.000 + 300
= 1.300
Correctiefactor (z): 0,7
|
|
Te verwachten aantal leerlingen in voedingsgebied basisschool A, inclusief gebieden
d en e = 0,3*1.300*0,7 = 273
|
|
Belangstelling in gebied f
Belangstellingspercentage gebied f (y/x*100%): 0,19
Totaal aantal 4- t/m 11-jarigen plus 30% van het aantal 12-jarigen (w): 350 + 150
= 500
Correctiefactor (z): 0,7
|
|
Te verwachten aantal leerlingen in gebied f= 0,19*500*0,7 = 67
|
|
Totaal aantal te verwachten leerlingen voor basisschool A in het elfde kalenderjaar
na aanvraag voor het gehele voedingsgebied is 273 + 67 = 340.
|
|
Het te verwachten aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar na indiening van de
aanvraag moet gelijk zijn aan of hoger zijn dan de stichtingsnorm. De stichtingsnorm
in deze gemeente is 300. De school uit dit voorbeeld voldoet met 340 te verwachten
leerlingen in het elfde kalenderjaar na aanvraag aan de stichtingsnorm.
|
Artikel 7. Nadere regels ouderverklaringen
In dit artikel wordt geregeld dat een ouder een ouderverklaring kan indienen van 1 juli
tot en met 15 oktober in het kalenderjaar van aanvraag. Ouders kunnen per kind uitsluitend
voor één initiatief kenbaar maken. Indien ouders meerdere kinderen in de betreffende
leeftijdscategorie hebben, kunnen ze voor elk kind apart een ouderverklaring indienen.
Wanneer ouderverklaringen eenmaal zijn afgegeven, kunnen ouders tot en met 15 oktober
(of tot het moment dat de aanvraag is ingediend) de ouderverklaring weer intrekken.
De ouder kan dan eventueel tot en met 15 oktober een ouderverklaring afgeven voor
een ander initiatief.
Na 15 oktober kan de ouder eventueel in een volgend kalenderjaar voor hetzelfde kind
weer een ouderverklaring afgeven, indien een aanvraag waarvoor de ouderverklaring
is afgegeven wel is gemeld, maar niet is ingediend, of wanneer de aanvraag door de
minister wordt afgewezen en tegen deze afwijzing geen bezwaar- en beroepsmogelijkheden
meer openstaan. Als het initiatief wél van start gaat is het niet mogelijk dat de
ouder voor datzelfde kind in het daaropvolgende kalenderjaar zijn interesse voor de
andere school kenbaar maakt. Een initiatiefnemer kan via het digitale portaal tussen
1 juli en 14 oktober zien hoeveel ouderverklaringen er zijn afgegeven. Deze kunnen
tot 15 oktober echter nog ingetrokken worden. Het definitieve aantal geldige ouderverklaringen
zal vanaf 15 oktober door DUO aan de initiatiefnemer beschikbaar worden gesteld. Daarnaast
regelt dit artikel de data waarop DUO het benodigde cijfermateriaal ter beschikking
stelt.
De formule om het te verwachten aantal leerlingen te berekenen wordt geïllustreerd
aan de hand van enkele voorbeelden:
Voorbeeld 2. Basisschool, ouderverklaringen
Te verwachten aantal leerlingen op 1 januari in elfde kalenderjaar na indiening van
de aanvraag =(y/x*100%)*w*z
In de formule wordt vermenigvuldigd met 100%, dit gelijk aan het vermenigvuldigen
met 1. De uitkomst van de formule wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.
|
|
Totaal aantal 2- t/m 4- jarigen waarvoor ouderverklaring is afgegeven (y): 85
Totaal aantal 2- t/m 4-jarigen op 1 januari in kalenderjaar van aanvraag in het voedingsgebied
(x): 3.100
Totaal aantal 4- t/m 11-jarigen plus 30% van het aantal 12-jarigen op 1 januari in
elfde kalenderjaar na aanvraag (w): 8.000+ 2.500= 10.500
Correctiefactor (z): 0,7
|
|
(85/3.100*100%)*10.500*0,7= 202 te verwachten leerlingen in het elfde kalenderjaar
na aanvraag.
Het te verwachten aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar na indiening van de
aanvraag moet gelijk zijn aan of hoger zijn dan de stichtingsnorm. De stichtingsnorm
bij deze gemeente is 200. De school uit dit voorbeeld voldoet met 202 te verwachten
leerlingen in het elfde kalenderjaar na aanvraag aan de stichtingsnorm.
|
Voorbeeld 3. Basisschool, ouderverklaringen
Te verwachten aantal leerlingen op 1 januari in elfde kalenderjaar na indiening van
de aanvraag =(y/x*100%)*w*z
In de formule wordt vermenigvuldigd met 100%, dit gelijk aan het vermenigvuldigen
met 1. De uitkomst van de formule wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.
|
|
Totaal aantal 2- t/m 4- jarigen waarvoor ouderverklaring is afgegeven (y): 25
Totaal aantal 2- t/m 4-jarigen op 1 januari in kalenderjaar van aanvraag in het voedingsgebied
(x): 3.100
Totaal aantal 4- t/m 11-jarigen plus 30% van het aantal 12-jarigen op 1 januari in
elfde kalenderjaar na aanvraag (w): 8.000+ 2.500= 10.500
Correctiefactor (z): 0,7
|
|
(25/3.100*100%)*10.500*0,7= 59 te verwachten leerlingen in het elfde kalenderjaar
na aanvraag.
|
|
Het te verwachten aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar na indiening van de
aanvraag moet gelijk zijn aan of hoger zijn dan de stichtingsnorm. De stichtingsnorm
bij deze gemeente is 200. De school uit dit voorbeeld voldoet met 59 te verwachten
leerlingen in het elfde kalenderjaar na aanvraag niet aan de stichtingsnorm.
|
Artikel 8. Uitzonderingssituaties toepassing marktonderzoek
Het marktonderzoek is alleen bij uitzondering toegestaan als methode voor het meten
van de belangstelling. Er zijn twee situaties waarin bij uitzondering het marktonderzoek
is toegestaan. De eerste betreft situaties waarin er sprake is van dermate sterke
demografische groei dat er op grond van ouderverklaringen een minder goede voorspelling
van de belangstelling op de lange termijn kan worden gemaakt. Het percentage groei
in de leeftijdscategorie 2- tot en met 4-jarigen tussen het kalenderjaar van marktonderzoek
en het tiende kalenderjaar daarna is daarbij vastgesteld op 30%. Hiervoor is gekeken
naar de absolute toename van de woningvoorraad die valt binnen de top 5% van alle
gebieden van Nederland. Binnen die groep is de mediane procentuele toename voor de
betreffende leeftijdscategorie vastgesteld. De keuze voor een relatieve toename van
het aantal kinderen brengt mee dat het kan voorkomen dat in sommige gebieden de relatieve
toename zeer hoog is, terwijl de absolute toename laag is. Dit kan ook andersom voorkomen;
de relatieve toename is vrij laag, terwijl de absolute toename hoog is. Dit zal uitzondering
zijn. De relatieve toename is voor een aanvrager een duidelijk en goed toepasbaar
criterium.
De tweede uitzondering betreft de situatie waarin een beroep gedaan wordt op de garantiefunctie
voor het openbaar onderwijs. Als uit schriftelijke verklaringen van ten minste 50
ouders van kinderen tot en met twaalf jaar behoefte blijkt te bestaan aan openbaar
onderwijs en in die behoefte nu onvoldoende wordt voorzien, onderzoeken burgemeester
en wethouders of uit de belangstellingsmeting voldoende belangstelling blijkt. Als
het antwoord positief is, dient het college bij de minister een aanvraag om bekostiging
in (artikel 77 WPO). Onderdeel van deze aanvraag is de belangstellingsmeting, waarbij
de gemeente in dit specifieke geval kan kiezen uit ouderverklaringen of marktonderzoek.
Wanneer een gemeente een reguliere aanvraag doet voor een openbare school is alleen
de methode van ouderverklaringen van toepassing. Met het marktonderzoek heeft de gemeente
de mogelijkheid om de behoefte aan openbaar onderwijs breed te onderzoeken.
Artikel 9. Nadere regels marktonderzoek
In dit artikel zijn nadere regels opgenomen over het doen van een marktonderzoek.
Het marktonderzoek wordt schriftelijk uitgevoerd door een onafhankelijk onderzoeksbureau.
Schriftelijk omvat zowel papier als digitaal, maar mondeling onderzoek wordt hiermee
uitgesloten. Indien ouders meerdere kinderen in de onderzochte leeftijdscategorie
hebben, kunnen ze voor elk kind een aparte keuze maken voor een gewenste school. De
verstrekte informatie per school is noodzakelijk, omdat het marktonderzoek de schoolkeuze
van ouders nabootst. Door het verstrekken van informatie per school kunnen ouders
hun keuzes op basis van die informatie maken. De hoofdvraag voor het marktonderzoek
wordt in de regeling voorgeschreven, zodat alle onderzoeken dezelfde hoofdvraag kennen.
Hierdoor onderzoeken alle marktonderzoeken dezelfde vraag en worden ze beter onderling
vergelijkbaar. Uit de hoofdvraag volgt dat ouders binnen het marktonderzoek voor slechts
één school hun voorkeur kenbaar mogen maken.
Om het marktonderzoek te kunnen beoordelen wordt voorgeschreven welke elementen van
het marktonderzoek beschreven moeten worden in het onderzoeksrapport. Daarnaast zorgen
de voorgeschreven elementen ervoor dat verschillende marktonderzoeken onderling vergelijkbaar
zijn.
Bij het marktonderzoek gelden aanvullende vereisten ten aanzien van de omvang van
de y en x in de formule. Voor een geldig marktonderzoek zijn tenminste 5 positieve
reacties nodig, dit is de y uit de formule. Voor een geldig marktonderzoek is tenminste
een reactie van 10% van de onderzoekspopulatie nodig, tenzij dit uitkomt op meer dan
500 reacties. Dit is de x uit de wettelijke formule. De grond hiervoor is gelegen
in artikel 68, zevende lid, onderdeel b.
Deze berekeningsmethodiek wordt geïllustreerd aan de hand van twee voorbeelden.
Voorbeeld 4. Basisschool, marktonderzoek, grote onderzoekspopulatie
Bij het marktonderzoek gelden aanvullende vereisten ten aanzien van de omvang van
de y en x in de formule. Voor een geldig marktonderzoek is tenminste een reactie van
10% van de onderzoekspopulatie nodig, tenzij dit uitkomt op meer dan 500 reacties.
Dit is de x uit de wettelijke formule. De onderzoekspopulatie in dit voorbeeld omvat
in totaal 20.400 kinderen in het voedingsgebied in de leeftijd van 2 t/m 4 jaar. Als
10% daarvan moet reageren, zou dat uitkomen op 2.040 reacties. Omdat dit meer is dan
500, is in dit geval een minimum van 500 reacties voldoende.
|
|
Voor de y van de wettelijke formule is voorgeschreven dat dit ten minste 5 is. Dat
betekent dat er ten minste 5 positieve reacties voor het aan te vragen initiatief
moeten zijn gegeven.
|
|
Dit ziet er als volgt uit in de formule:
Te verwachten aantal leerlingen op 1 januari in elfde kalenderjaar na indiening van
de aanvraag =(y/x*100%)*w*z
In de formule wordt vermenigvuldigd met 100%, dit is gelijk aan het vermenigvuldigen
met 1. De uitkomst van de formule wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.
|
|
Aantal 2- t/m 4-jarigen voor wie in het marktonderzoek is aangegeven dat er belangstelling
is voor de school (y): 5
Totaal aantal 2- t/m 4-jarigen voor wie is deelgenomen aan het marktonderzoek (x):
500
Totaal aantal 4- t/m 11-jarigen plus 30% van het aantal 12-jarigen op 1 januari in
het elfde kalenderjaar na aanvraag (w): 42.000 + 16.000 = 58.000
Correctiefactor (z): 0,7
|
|
(5/500*100%)*58.000*0,7 = 406 te verwachten aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar
na aanvraag.
|
|
Het marktonderzoek voldoet aan de vereisten voor het minimale aantal positieve reacties
en het minimale aantal reacties op het onderzoek. De stichtingsnorm bij deze gemeente
ligt op 300. De school uit dit voorbeeld voldoet met 406 te verwachten leerlingen
in het elfde kalenderjaar na aanvraag aan de stichtingsnorm.
|
Voorbeeld 5. Basisschool, marktonderzoek, kleine onderzoekspopulatie
Bij het marktonderzoek gelden aanvullende vereisten ten aanzien van de omvang van
de y en x in de formule. Voor een geldig marktonderzoek is tenminste een reactie van
10% van de onderzoekspopulatie nodig, tenzij dit uitkomt op meer dan 500 reacties.
Dit is de x uit de wettelijke formule. De onderzoekspopulatie in dit voorbeeld omvat
in totaal 3.400 kinderen in het voedingsgebied in de leeftijd van 2 t/m 4 jaar. Als
10% daarvan moet reageren, komt dat uit op 340 reacties.
|
|
Voor de y van de wettelijke formule is voorgeschreven dat dit ten minste 5 is. Dat
betekent dat er ten minste 5 positieve reacties voor het aan te vragen initiatief
moeten zijn gegeven. In dit voorbeeld zijn er 10 positieve reacties gegeven.
|
|
Dit ziet er als volgt uit in de formule:
Te verwachten aantal leerlingen op 1 januari in elfde kalenderjaar na indiening van
de aanvraag =(y/x*100%)*w*z
In de formule wordt vermenigvuldigd met 100%, dit is gelijk aan het vermenigvuldigen
met 1. De uitkomst van de formule wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.
|
|
Aantal 2- t/m 4-jarigen voor wie in het marktonderzoek is aangegeven dat er belangstelling
is voor de school (y): 10
Totaal aantal 2- t/m 4-jarigen voor wie is deelgenomen aan het marktonderzoek (x):
340
Totaal aantal 4- t/m 11-jarigen plus 30% van het aantal 12-jarigen op 1 januari in
het elfde kalenderjaar na aanvraag (w): 7.000 + 2.500 = 9.500
Correctiefactor (z): 0,7
|
|
(10/340*100%)*9.500*0,7 = 196 te verwachten aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar
na aanvraag.
|
|
De stichtingsnorm in deze gemeente is 200. Het marktonderzoek voldoet aan de vereisten
voor het minimale aantal positieve reacties en het minimale aantal reacties op het
onderzoek. Het is te verwachten aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar na aanvraag
is echter lager dan de stichtingsnorm. Om de stichtingsnorm te halen zal er in dit
voorbeeld een groter aantal positieve reacties nodig zijn.
|
Artikel 10. Verzelfstandiging
De verzelfstandiging van een nevenvestiging of dislocatie in het basisonderwijs betekent
feitelijk de start van een nieuwe school. Daarom bevat deze regeling hiervoor een
aangepaste procedure. De procedure voor het verzelfstandigen van een onderwijslocatie
lijkt sterk op die voor het stichten van een volledig nieuwe school. Het enige, maar
niet onbelangrijke, verschil is dat deze locatie al bestaat en dat er al onderwijs
wordt verzorgd. Er zijn daarom geen ouderverklaringen of een marktonderzoek nodig
om het te verwachten aantal leerlingen aan te tonen. Een aanvraag voor verzelfstandiging
moet worden voorzien van meerdere gegevens. Deze gegevens komen grotendeels overeen
met de gegevens die verstrekt moeten worden bij de aanvraag van bekostiging (artikel
4), met uitzondering van de viercijferige postcode van de beoogde plaats van vestiging,
omdat de nevenvestiging of dislocatie al bestaat. Daarnaast hoeft er ook geen beschrijving
van het concept opgenomen te worden, omdat de nevenvestiging of dislocatie en het
concept al bestaat en bekend is.
Voor de prognose voor de verzelfstandiging van een nevenvestiging of dislocatie moeten
de daadwerkelijke leerlingen op de locaties (de nevenvestiging of dislocatie enerzijds
en de overblijvende school anderzijds) gedeeld worden door de basisgeneratie van de
viercijferige postcodegebieden waar de leerlingen van de betreffende locatie wonen.
Dit moet gedaan worden per afzonderlijk postcodegebied, waarna de totalen bij elkaar
worden opgeteld. Dit wordt vervolgens gecombineerd met de basisgeneratie in de toekomst.
Daarbij moet worden aangetoond dat het overblijvend deel van de school minimaal aan
de opheffingsnorm voldoet in de 10 kalenderjaren vanaf het moment van de verzelfstandiging
en de school die na verzelfstandiging ontstaat minimaal aan de stichtingsnorm voldoet
in het elfde kalenderjaar na de aanvraag.
Voorbeeld 6. Verzelfstandiging van een nevenvestiging of dislocatie
Voor het verzelfstandigen van een nevenvestiging of dislocatie moet eerst vastgesteld
worden welke leerlingen uit welke postcodegebieden de hoofdvestiging en de nevenvestiging
of dislocatie bezoeken Vervolgens wordt per postcodegebied een prognose voor de hoofdvestiging
dan wel de nevenvestiging of dislocatie gemaakt. De uitkomsten van de prognose per
postcodegebied worden daarna bij elkaar opgeteld. Voor de oorspronkelijke hoofdvestiging
moet worden aangetoond dat deze in elk van de tien kalenderjaren na de verzelfstandiging
voldoet aan de opheffingsnorm. Voor de nieuwe hoofdvestiging moet worden aangetoond
dat deze aan de stichtingsnorm voldoet in het elfde kalenderjaar na aanvraag.
|
|
Basisschool A (hoofdvestiging)
Het te verwachten aantal leerlingen van het overblijvende deel van de school moet
per viercijferig postcodegebied voor ieder van de 10 kalenderjaren na de verzelfstandiging
worden vastgesteld. Het te verwachten aantal leerlingen per postcodegebied wordt berekend
volgens de formule e = (f / g)*h
|
Prognose basisschool A, kalenderjaar 1
Postcode
|
f
|
g
|
h
|
e
|
1234
|
50
|
150
|
200
|
66
|
1245
|
30
|
100
|
150
|
45
|
6751
|
65
|
200
|
300
|
97
|
6752
|
10
|
50
|
100
|
20
|
Totaal
|
|
|
|
228
|
Prognose basisschool A, kalenderjaar 2
Postcode
|
f
|
g
|
h
|
e
|
1234
|
50
|
150
|
250
|
83
|
1245
|
30
|
100
|
200
|
60
|
6751
|
65
|
200
|
450
|
146
|
6752
|
10
|
50
|
100
|
20
|
Totaal
|
|
|
|
309
|
Enzovoort, totdat voor ieder van de tien kalenderjaren een prognose gemaakt is.
|
|
Basisschool A moet in ieder van de tien kalenderjaren na de verzelfstandiging voldoen
aan de opheffingsnorm. De opheffingsnorm in deze gemeente is 150.
|
|
Basisschool B (te verzelfstandigen nevenvestiging)
Het te verwachten aantal leerlingen voor de school die na verzelfstandiging ontstaat
moet in het elfde kalenderjaar na de verzelfstandiging voldoen aan de stichtingsnorm.
In deze gemeente is de stichtingsnorm 250. Het te verwachten aantal leerlingen per
postcodegebied wordt berekend volgens de formule i = (j / k) * l
|
Basisschool B, kalenderjaar 11
Postcode
|
j
|
k
|
l
|
i
|
1234
|
50
|
150
|
300
|
100
|
1253
|
100
|
300
|
400
|
133
|
6751
|
45
|
500
|
700
|
63
|
6755
|
55
|
250
|
300
|
66
|
Totaal
|
|
|
|
362
|
Basisschool B moet in het elfde kalenderjaar na de verzelfstandiging voldoen aan de
stichtingsnorm. De stichtingsnorm in deze gemeente is 250. Basisschool B haalt de
stichtingsnorm.
|
Artikel 11. Melding grondslag school
Scholen moeten voor 1 mei volgend op besluit tot bekostiging aan de minister melden
of de school uitgaat van een grondslag en zo ja, welke grondslag. Dit is weliswaar
niet van belang in het kader van de stichtingsprocedure, maar wel in het belang van
de toepasbaarheid van artikel 153, vierde lid van de WPO (laatste school van de richting).
Ook een wijziging van de grondslag of richting moet worden gemeld.
Artikelen 12 en 13. Uitvoeringsvoorschriften overgangsrecht
Op grond van artikel 194e, vijfde lid, van de Wet primair onderwijs kunnen bij ministeriële
regeling nadere uitvoeringsvoorschriften worden gesteld. Artikel 12 geeft de nadere
uitvoeringsvoorschriften voor het laatste plan van scholen na inwerkingtreding van
de wet meer ruimte voor nieuwe scholen, die op grond van artikel 194e van de Wet conform
titel IV, afdeling 2, zoals luidend direct voorafgaand aan de datum van inwerkingtreding
van deze Wet plaatsvindt. Artikel 13 geeft de nadere uitvoeringsvoorschriften voor
het laatste plan van scholen voor inwerkingtreding van de wet meer ruimte voor nieuwe
scholen. Een plan van scholen bestrijkt drie schooljaren. Op een plan van scholen
kunnen scholen staan met een aanvangsdatum voor het eerste, tweede of derde kalenderjaar.
Op grond van de oude wet moet een gemeenteraad voor 1 augustus het plan van scholen
vaststellen en moet de minister vervolgens voor 1 januari daaropvolgend het plan goedkeuren
(of goedkeuring onthouden).
De artikelen 12 en 13 regelen per aanvangsdatum – voor zover nodig – de uitvoeringsvoorschriften.
Artikel 12 bevat de uitvoeringsvoorschriften voor het plan van scholen 2021–2024.
Dit laatste plan van scholen wordt op grond van artikel 194e, eerste lid, van de wet
vastgesteld op de wijze zoals dat gebeurde voor inwerkingtreding van de Wet. Dit artikel
regelt de data waarop geacht wordt het besluit als bedoeld in artikel 75, derde lid,
van de wet te zijn genomen. Hiermee vangt voor elke school de bekostiging aan in het
kalenderjaar waarin dit was gepland.
Artikel 13 bevat de uitvoeringsvoorschriften voor het plan van scholen 2020–2023.
Dit plan van scholen is op grond van de artikel 74 van de Wet op het primair onderwijs
vastgesteld voor inwerkingtreding van de Wet.
Voor scholen die op het door de gemeenteraad voor 1 augustus 2019 vastgestelde en
door de minister uiterlijk op 31 december 2019 goedgekeurde plan van scholen staan,
kan de bekostiging aanvangen op de gevraagde datum van 1 augustus 2020, indien de
school een beslissing van de minister heeft ontvangen over de aanvang van de bekostiging.
Deze beslissing neemt de minister wanneer alle benodigde documenten ontvangen zijn
en het bevoegd gezag aangeeft te willen starten.
Voor een nieuw bestuur zijn de benodigde documenten:
-
1. kopie van bewijs van aansluiting bij pensioenuitvoeringsbedrijf APG;
-
2. kopie van bewijs van inschrijving Kamer van Koophandel (KvK);
-
3. mutatieformulier van het registratienummer van de onderwijsinstelling voor het nieuwe
bestuur;
-
4. kopie van gepasseerde notariële akte;
-
5. kopie van een bankafschrift of bankovereenkomst met het rekeningnummer;
-
6. mutatieformulier van het registratienummer van de onderwijsinstelling met de gegevens
ten behoeve van de nieuwe school;
-
7. bevestiging openingsdatum;
-
8. bewijs van aansluiting bij een borgstellingsorganisatie WPO of bij PO-raad;
-
9. opgave van het samenwerkingsverband waar de school aan verbonden is.
Voor een bestaand bestuur is de lijst wat korter. Schoolbesturen worden, met een lijst
van benodigde documenten, schriftelijk benaderd met het verzoek de documenten aan
te leveren. Voor scholen waarbij het aanleveren van al de benodigde documenten niet
voor 1 juni 2020 is gebeurd moest een overgangsbepaling worden opgesteld. Dit is opgenomen
in artikel 13, tweede lid.
Het tweede lid regelt dat van een school met als aanvangsdatum 1 augustus 2020 de
bekostiging aanvangt op 1 augustus 2020, indien de minister tussen 1 juni 2020 en
1 augustus 2020 heeft besloten dat de bekostiging een aanvang kan nemen.
Wanneer de hiervoor bedoelde school niet start op 1 augustus 2020, komt de school
in het regime van het tweede lid van artikel 194e van de wet. Deze school wordt aangemerkt
als een school waarvoor de minister op grond van artikel 75, derde lid, zoals luidend
op de dag van inwerkingtreding van artikel I, onderdeel D, van de Wet, heeft beslist
dat zij voor bekostiging in aanmerking wordt gebracht. Deze school hoeft niet op een
volgend plan van scholen te worden opgenomen.
Het derde en vierde lid bepalen dat voor scholen die in het plan van scholen staan
met als aanvangsdatum 1 augustus 2021 dan wel 1 augustus 2022 als datum van het besluit
als bedoeld in artikel 75, derde lid, zoals luidend op de dag van inwerkingtreding
van artikel I, onderdeel D, van de Wet, 31 mei 2020 respectievelijk 31 mei 2021 geldt.
Hierdoor kan de school aanvangen op de datum zoals opgenomen in het plan van scholen.
Ook deze scholen hoeven niet op een volgend plan van scholen te worden opgenomen.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob