TOELICHTING
I. Algemeen
Aanleiding voor een nieuwe regeling
Op 1 november 2020 treedt de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen voor het voortgezet
onderwijs in werking. In de kern wijzigt deze wet de systematiek van de WVO BES voor
het stichten van nieuwe scholen. De oude systematiek ging uit van een veronderstelde
belangstelling op basis van erkende richtingen. De richting waartoe een school behoorde
was doorslaggevend bij de beoordeling van een aanvraag voor de stichting van een nieuwe
school of scholengemeenschap. De nieuwe systematiek gaat uit van het aantonen van
belangstelling van ouders middels ouderverklaringen of door een marktonderzoek. Richting
verliest haar doorslaggevende rol bij de stichting van scholen. Om een omvangrijke
en onoverzichtelijke wijzigingsregeling te vermijden wordt de Regeling voorzieningenplanning
vo BES 2019 in zijn geheel ingetrokken en wordt deze nieuwe Regeling voorzieningenplanning
vo BES 2020 vastgesteld.
Wat is voorzieningenplanning?
Voorzieningenplanning is het geheel van wet- en regelgeving over de voorwaarden voor:
-
• het voor bekostiging in aanmerking brengen (stichten) van een nieuwe school of scholengemeenschap
of het splitsen;
-
• een nieuwe nevenvestiging van een school of scholengemeenschap; en
-
• het wijzigen van het onderwijsaanbod van bestaande scholen en scholengemeenschappen
(inclusief het eindigen van dat onderwijsaanbod).
Het doel van de voorzieningenplanning is het tot stand brengen en in stand houden
van een goed bereikbaar, toegankelijk en doelmatig netwerk van scholen en scholengemeenschappen
voor voortgezet onderwijs met een goede kwaliteit.
Reikwijdte van de regeling
Deze regeling heeft betrekking op het voortgezet onderwijs in Caribisch Nederland.
Voorzieningenplanning Caribisch Nederland
Voor het stichten van scholen voor voortgezet onderwijs in Caribisch Nederland heeft
de wetgeving voor Caribisch Nederland eenzelfde uitgangspunt als de wetgeving voor
Europees Nederland. Het gaat in beide wetten om scholen van een omvang die onderwijs
van voldoende kwaliteit mogelijk maakt. In Europees Nederland is dit uitgewerkt in
het noemen van minimum leerlingenaantallen. Ook voor Caribisch Nederlands is dit nu
voor alle eilanden uitgewerkt in concrete aantallen. Gezien de omvang van de bevolking
op de eilanden zijn de concrete aantallen in Caribisch Nederlands lager en voor alle
drie de eilanden verschillend.
Bonaire
Voor Bonaire, met ongeveer 1.200 vo-leerlingen, kan een tweede school of scholengemeenschap
voor voortgezet onderwijs worden gesticht, indien wordt voldaan aan de in deze regeling
gestelde concrete aantallen. De aantallen zijn gebaseerd op 35 leerlingen per leerjaar
per schoolsoort. Bij de vaststelling van dit aantal is het huidige aantal leerlingen
op Bonaire als uitgangspunt genomen. Er zitten op de Scholengemeenschap Bonaire ongeveer
50 leerlingen per schoolsoort per leerjaar, 75% hiervan is 35 leerlingen per schoolsoort
per leerjaar. Voor praktijkonderwijs geldt een iets lagere norm, omdat in deze onderwijssoort,
net als in Europees Nederland, over het algemeen met kleinere klassen wordt gewerkt.
De opheffingsnorm op Bonaire bedraagt 75% van de aantallen benodigd voor stichting.
De opheffingsnormen resulteren erin dat het niet in de verwachting ligt dat op Bonaire
meer dan twee scholen bekostigd zullen worden, tenzij een groei van het aantal inwoners
zal plaatsvinden.
Saba en Sint Eustatius
Ook voor Sint Eustatius en Saba kan een nieuwe scholengemeenschap voor voortgezet
onderwijs worden gesticht, indien wordt voldaan aan de in deze regeling gestelde concrete
aantallen. De aantallen liggen, gezien het aantal leerlingen op Saba en Sint Eustatius,
lager dan die van Bonaire. Bij de vaststelling van de aantallen is uitgegaan van het
huidige aantal leerlingen op Sint Eustatius ongeveer 250, en op Saba ongeveer 100.
Deze concrete norm betekent in de praktijk dat zowel op Sint Eustatius als op Saba
er één school voor voortgezet onderwijs is. Om te voldoen aan artikel 23 van de Grondwet
is het mogelijk om een nieuwe scholengemeenschap op te richten. Wel is het zo dat
als er een tweede scholengemeenschap wordt opgericht, dit op de langere termijn, mede
gelet op de opheffingsnorm, consequenties heeft voor een van beide scholengemeenschappen.
Een van beide scholenscholengemeenschappen zal na verloop van tijd moeten worden opgeheven
omdat er te weinig leerlingen staan ingeschreven.
Nieuw in deze regeling is dat voor alle drie de eilanden stichtingsnormen voor een
nevenvestiging zijn opgenomen. Als uitgangspunt zijn de stichtingsnormen voor de eilanden
gehanteerd. Voor Bonaire is per schoolsoort berekend hoeveel dat voor de onderbouw
per betreffende schoolsoort zou zijn (resp. de eerste twee of de eerste 3 leerjaren).
Bij praktijkonderwijs is uitgegaan van dat 5 jaar met een onderbouw van 3 jaar. Voor
Sint Eustatius en Saba is uitgegaan van een derde (1/3) van de stichtingsnorm van
de scholengemeenschap op het betreffende eiland.
Artikelsgewijs
Hoofdstuk 1
Artikel 2. Stichtingsnormen
Voor Bonaire zijn de stichtingsnormen gelijk gebleven aan de regeling voorzieningenplanning
vo BES 2019.
Voor Saba en Sint Eustatius zijn concrete normen opgenomen. Deze aantallen zijn gebaseerd
op 75% van het totaal aantal leerlingen dat nu in het voortgezet onderwijs is ingeschreven.
Daarnaast is bepaald dat op Saba en Sint Eustatius enkel een scholengemeenschap kan
worden gesticht, vanwege de norm dat er voldoende leerlingen moeten zijn om onderwijs
van voldoende kwaliteit te kunnen bieden.
Artikel 3. Stichtingsnormen nevenvestiging
Nieuw ten opzichte van de regeling voorzieningenplanning vo BES is dat er nu stichtingsnormen
zijn opgenomen voor een nevenvestiging. Deze aantallen zijn gebaseerd op de stichtingsnormen
voor een nieuwe school of scholengemeenschap.
Artikel 4. Opheffing of beëindiging bekostiging
Artikel 188 van de wet bepaalt dat een school wordt opgeheven indien in drie achtereenvolgende
jaren het aantal leerlingen minder is dan de opheffingsnorm. De opheffingsnorm is,
net als in de Europees Nederlandse systematiek, gerelateerd aan de stichtingsnorm.
Artikel 5. Melding voorgenomen aanvraag tot bekostiging
Voorafgaand aan een definitieve aanvraag moet de aanvrager van 1 juni tot en met 30 juni
melden dat hij na 30 juni en vóór 1 november een aanvraag tot bekostiging gaat indienen.
De gegevens voor deze melding zijn vermeld in het tweede lid. Bij een melding voor
een nevenvestiging is geen nieuwe naam van een school vereist. De algemene introductie
in ten hoogste 2000 tekens kan ook vergezeld gaan van een verwijzing naar een website
voor verdere informatie. Aangezien ouders die een ouderverklaring willen indienen
inzicht moeten hebben in de initiatieven, is in dit artikel ook bepaald dat de naam
van de rechtspersoon, het eiland van beoogde vestiging, de naam van de school of scholengemeenschap
en de algemene introductie van ten hoogste 2000 tekens openbaar worden gemaakt. Daarmee
kunnen ouders zich een beeld vormen van de school op basis waarvan zij hun mogelijke
steun voor een initiatief met een ouderverklaring kenbaar kunnen maken.
Voor de melding dienen de vereiste gegevens, beschreven in het tweede lid, volledig
te zijn ingevuld. Als niet alle gegevens zijn ingevuld, dan wordt de melding geweigerd.
De consequentie van incompleetheid is dat ook geen aanvraag voor bekostiging kan worden
ingediend voor 1 november daaraanvolgend.
Artikel 6. Aanvraag tot bekostiging
Om een aanvraag te kunnen indienen moet de initiatiefnemer voor 1 juli zijn initiatief
bekend maken via de pre-registratie. Dit gaat via het indienen van een formulier bij
DUO (de afdeling OCW bij de Rijksdienst Caribisch Nederland kan deze procedure nader
toelichten). Op 30 juni (23.59u Atlantic Standard Time) sluit de pre-registratie en
wordt het voor ouders wier kind in de juiste leeftijdscategorie valt, mogelijk hun
belangstelling kenbaar te maken voor een van de initiatieven. Op 15 oktober (23.59u
Atlantic Standard Time) sluit de periode om belangstelling voor een nieuw initiatief
kenbaar te maken. Voor 1 juni in het daaropvolgende kalenderjaar neemt de minister,
op basis van de aanvraag en het advies van de inspectie, een besluit om de nieuwe
school al dan niet voor bekostiging in aanmerking te brengen. Indien dit besluit positief
is, kan de school per 1 augustus van het kalenderjaar volgend op het besluit starten.
Een gedeelte van de verplichtingen bij een aanvraag tot bekostiging zijn geregeld
op wetsniveau, een gedeelte wordt nader geregeld in dit artikel. Op wetsniveau is
geregeld dat een aanvraag vermeldt:
-
- de schoolsoort of schoolsoorten;
-
- of het openbaar of bijzonder onderwijs betreft;
-
- naam van het eiland dat de beoogde plaats van vestiging omvat.
Daarnaast zijn de aanvullende gegevens, opgenomen in het eerste lid, noodzakelijk.
Deze gegevens dienen ingevuld te worden als onderdeel van de aanvraag via een formulier
bij DUO. De statuten van de rechtspersoon worden als bijlage bij de aanvraag gevoegd.
In dit artikel is tevens een nadere specificatie opgenomen over de periode waarin
een uitnodiging voor gesprek is gedaan aan de het openbaar lichaam van het eiland
wat de beoogde plaats van vestiging omvat en de bevoegde gezagsorganen van de scholen
en vestigingen binnen het voedingsgebied van de school, scholengemeenschap of nevenvestiging.
Door het voeren van een dergelijk gesprek kan er samenwerking ontstaan tussen het
nieuwe initiatief en de bestaande schoolbesturen. Ook biedt het gesprek het openbaar
lichaam van het eiland dat de beoogde plaats van vestiging omvat vroegtijdig de kans
om te zoeken naar geschikte huisvesting voor de mogelijke nieuwe school. Deze termijn
ligt tussen 15 september van het kalenderjaar voorafgaand aan de aanvraag en 15 september
van het kalenderjaar van aanvraag. Deze termijn is zo ruim genomen om de initiatiefnemer
en de betrokken partijen voldoende gelegenheid te geven om desgewenst met elkaar in
gesprek te gaan over het voorgenomen initiatief en na te gaan of het doel van de initiatiefnemers
ook op een andere wijze kan worden bereikt dan door het stichten van een nieuwe school.
Door het voeren van een dergelijk gesprek kan er samenwerking ontstaan tussen het
nieuwe initiatief en de bestaande schoolbesturen. Ook biedt het gesprek het openbaar
lichaam vroegtijdig de kans om te zoeken naar geschikte huisvesting voor de mogelijke
nieuwe school.
De verklaring omtrent het gedrag van de personen die het bestuur en intern toezicht
vormen, maakt onderdeel uit van de aanvraag die op elektronische wijze wordt ingediend.
Aanvullend is in dit artikel opgenomen dat de originele verklaring omtrent het gedrag
eveneens per post naar DUO moet worden gezonden. Dit is noodzakelijk omdat de echtheid
van de verklaring omtrent het gedrag moet worden vastgesteld. De originele verklaring
omtrent het gedrag is onderdeel van de aanvraag en dient dan ook voor 1 november te
worden toegezonden aan Dienst Uitvoering Onderwijs t.a.v. MRvNS, Postbus 30205, 2500 GE
Den Haag.
Aanvragen die op of na 1 november worden ingediend, worden afgewezen. De aanvrager
kan in het daarop volgende kalenderjaar dan een nieuwe aanvraag indienen, waarbij
– indien van toepassing – het actuele statistisch materiaal moet worden gebruikt.
Alleen volledig ingevulde aanvragen worden in behandeling genomen. Aanvragen die onvolledig
zijn of waarbij geen gebruik is gemaakt van het (actuele) statistische materiaal,
kunnen binnen een door DUO gestelde termijn worden aangevuld. Als de aanvraag niet
binnen die termijn is aangevuld, kan de minister besluiten de aanvraag niet te behandelen.
De minister besluit, als de aanvraag volledig en tijdig is ingediend, voor 1 juni
van het kalenderjaar volgend op datum waarop de aanvraag is ingediend. Indien het
besluit niet voor 1 juni genomen kan worden, stelt de minister het bevoegd gezag daarvan
in kennis en noemt hij daarbij een termijn waarbinnen het besluit wel tegemoet kan
worden gezien.
Artikel 7. Verklaring omtrent het gedrag
Een verklaring omtrent het gedrag van de personen die het bestuur en het intern toezicht
vormen dient te voldoen aan de eisen/voorwaarden van het screeningsprofiel onderwijs
bedoeld in het document ‘Screeningsprofielen’, te vinden op www.justis.nl. De verklaring omtrent gedrag wordt niet bewaard, maar na controle vernietigd. Dit
is een nadere uitwerking van de reeds opgenomen verplichting in de wet tot het overleggen
van een verklaring omtrent het gedrag.
Artikel 8. Verblijfsjaren
Het aantal verblijfsjaren per schoolsoort of nevenvestiging is van belang om het verwachte
aantal leerlingen te kunnen berekenen op 1 januari van het elfde kalenderjaar na indiening
van de aanvraag. Het aantal verblijfsjaren geeft de landelijke verhouding tussen het
totaal aantal leerlingen en het aantal leerlingen in leerjaar 1 per schoolsoort of
nevenvestiging waarop de aanvraag betrekking heeft. Na inwerkingtreding van de regeling
wordt gemonitord of de in deze regeling vastgestelde verblijfsjaren niet teveel afwijken
van de gemonitorde werkelijke verblijfjaren. Afwijking kan een reden zijn om de regeling
op dit punt aan te passen.
Artikel 9. Nadere regels belangstellingsmeting
De correctiefactor wordt gebruikt in de formule om het verwachte aantal leerlingen
op 1 januari van het elfde kalenderjaar na indiening van de aanvraag te kunnen berekenen.
Deze correctiefactor is opgenomen omdat uit de bestaande praktijk blijkt dat het aantal
leerlingen dat na de start van de gewenste nieuwe school de school ook daadwerkelijk
gaat bezoeken, doorgaans lager uitvalt dan uit de belangstelling naar voren komt.
Aangezien er in Caribisch Nederland sprake is van een beperkte keuze voor voortgezet
onderwijs, is dit in de praktijk niet van toepassing. Daarom is de correctiefactor
op 1 gezet. Tevens biedt de wet de mogelijkheid om in geval van overlappende voedingsgebieden,
waarbij de belangstelling voor een initiatief meer dan 100% is, een correctie uit
te voeren. De grondslag om deze zaken te regelen is gelegen in artikel 124a van de
wet. De correctie van de overlappende voedingsgebieden wordt hieronder geïllustreerd.
Voorbeeld 1. Correctie overlappende voedingsgebieden
|
Het kan voorkomen dat de voedingsgebieden van verschillende initiatieven bij gebruik
van marktonderzoek overlappen. Waardoor in de betreffende postcodegebieden meer dan
100% belangstelling wordt aangetoond. In deze gevallen wordt voor het betreffende
voedingsgebied een correctie toegepast, waarbij de belangstellingspercentages naar
rato verminderd worden tot ze samen 100% zijn. In dit voorbeeld staat een berekening
voor de belangstelling voor School A.
|
| |
|
In dit voorbeeld zijn er drie initiatieven voor een nieuwe school binnen het voedingsgebied.
Initiatief A heeft een belangstellingspercentage van 30%.
Initiatief B heeft een belangstellingspercentage van 60%.
Initiatief C heeft een belangstellingspercentage van 65%.
|
| |
|
Deze percentages tellen op tot een totaal van 155%. Daarom is een correctie nodig.
Deze correctie is als volgt.
School A: 0,3/1,55= 0,19, belangstellingspercentage 19%.
School B: 0,6/1,55 = 0,39, belangstellingspercentage 39%.
School C: 0,65/1,55 = 0,42, belangstellingspercentage 42%.
De nieuwe belangstellingspercentages tellen op tot 100%.
|
| |
|
School A
School A is een initiatief voor een school voor mavo. Het te verwachten aantal leerlingen
in het elfde kalenderjaar na aanvraag wordt vastgesteld. Dit ziet er als volgt uit
in de formule:
Het te verwachten aantal leerlingen op 1 januari in het elfde kalenderjaar na indiening
van de aanvraag =(y/x*100%)*w*z
In de formule wordt vermenigvuldigd met 100%, dit is gelijk aan het vermenigvuldigen
met 1. De uitkomst van de formule wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.
Gecorrigeerde belangstellingspercentage in voedingsgebied basisschool A (y/x*100%):
0,19
Gemiddelde aantal 12- en 13- jarigen vermenigvuldigd met aantal verblijfsjaren mavo
(w): 250*3,90= 975
Correctiefactor (z): 1
|
| |
|
Te verwachten aantal leerlingen basisschool A = 0,19*1.000*1 = 185
|
| |
|
Het te verwachten aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar na indiening van de
aanvraag moet gelijk zijn aan of hoger zijn dan de stichtingsnorm. De stichtingsnorm
voor de mavo is 140. De school uit dit voorbeeld voldoet met 185 te verwachten leerlingen
in het elfde kalenderjaar na aanvraag aan de stichtingsnorm.
|
Artikel 10. Nadere regels ouderverklaringen
In dit artikel wordt geregeld dat een ouder een ouderverklaring kan indienen van 1 juli
tot en met 15 oktober in het kalenderjaar van aanvraag. Ouders kunnen per kind uitsluitend
voor één initiatief interesse kenbaar maken. Indien ouders meerdere kinderen in de
betreffende leeftijdscategorie hebben, kunnen ze voor elk kind apart een ouderverklaring
indienen. Wanneer ouderverklaringen eenmaal zijn indienen, kunnen ouders tot en met
15 oktober (of tot het moment dat de aanvraag is ingediend) de ouderverklaring weer
intrekken. De ouder kan eventueel tot en met 15 oktober een ouderverklaring afgeven
voor een ander initiatief.
Na 15 oktober kan de ouder eventueel in een volgend kalenderjaar voor hetzelfde kind
weer een ouderverklaring afgeven indien een aanvraag waarvoor de ouderverklaring is
afgegeven wel is gemeld, maar niet is ingediend, of wanneer de aanvraag door de minister
wordt afgewezen en tegen deze afwijzing geen bezwaar- en beroepsmogelijkheden meer
openstaan. Als het initiatief wél van start gaat is het niet mogelijk dat de ouder
voor datzelfde kind in het daaropvolgende kalenderjaar zijn interesse voor de andere
school kenbaar maakt. Daarnaast regelt dit artikel de data waarop DUO het benodigde
cijfermateriaal ter beschikking stelt.
De formule om het te verwachten aantal leerlingen te berekenen wordt geïllustreerd
aan de hand van enkele voorbeelden:
Voorbeeld 2. school voor mavo met ouderverklaringen
|
Te verwachten aantal leerlingen op 1 januari in elfde kalenderjaar na indiening van
de aanvraag =(y/x*100%)*w*z.
In de formule wordt vermenigvuldigd met 100%, dit gelijk aan het vermenigvuldigen
met 1. De uitkomst van de formule wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.
|
| |
|
Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen voor wie een ouderverklaring is afgegeven (y): 15
Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen in het voedingsgebied (x): 150
Gemiddelde aantal 12- en 13-jarigen vermenigvuldigd met aantal verblijfsjaren mavo
(w): 200*3,90= 780
Correctiefactor (z): 1
|
| |
|
(15/150*100%)*780*1=78 te verwachten leerlingen in het elfde kalenderjaar na aanvraag.
|
| |
|
Het te verwachten aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar na indiening van de
aanvraag moet gelijk zijn aan of hoger zijn dan de stichtingsnorm. De stichtingsnorm
voor een school voor mavo is 140 leerlingen. De school uit dit voorbeeld voldoet met
78 te verwachten leerlingen in het elfde kalenderjaar na aanvraag niet aan de stichtingsnorm.
|
Voorbeeld 3. Scholengemeenschap mavo, havo en vwo met ouderverklaringen
|
Te verwachten aantal leerlingen op 1 januari in elfde kalenderjaar na indiening van
de aanvraag =(y/x*100%)*w*z.
In de formule wordt vermenigvuldigd met 100%, dit gelijk aan het vermenigvuldigen
met 1. De uitkomst van de formule wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.
|
| |
|
School voor mavo:
Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen voor wie een ouderverklaring voor mavo is afgegeven
(y): 30
Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen in het voedingsgebied (x): 155
Gemiddelde aantal 12- en 13-jarigen vermenigvuldigd met aantal verblijfsjaren mavo
(w): 250 *3,90= 975
Correctiefactor (z): 1
|
| |
|
(30/155*100%)*975 *1 = 189 te verwachten leerlingen voor mavo
|
| |
|
School voor havo:
Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen voor wie een ouderverklaring voor havo is afgegeven
(y): 15
Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen in het voedingsgebied (x): 155
Gemiddelde aantal 12- en 13-jarigen vermenigvuldigd met aantal verblijfsjaren havo
(w): 250*5,40= 1.350
Correctiefactor (z): 1
|
| |
|
(15/155*100%)*1.350*1 = 131 te verwachten leerlingen voor havo
|
| |
|
School voor vwo:
Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen voor wie een ouderverklaring voor vwo is afgegeven
(y): 7
Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen in het voedingsgebied (x): 155
Gemiddelde aantal 12- en 13-jarigen vermenigvuldigd met aantal verblijfsjaren vwo
(w): 250 *5,70 = 1.425
Correctiefactor (z): 1
|
| |
|
(7/155*100%)*1.425*1 = 64 te verwachten leerlingen voor vwo
|
| |
|
Het te verwachten aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar na indiening van de
aanvraag moet gelijk zijn aan of hoger zijn dan de stichtingsnorm. De stichtingsnormen
voor een scholengemeenschap voor een scholen gemeenschap voor mavo, havo en vwo zijn
140 leerlingen voor mavo, 175 leerlingen voor havo en 210 voor vwo. De scholengemeenschap
uit dit voorbeeld voldoet niet voor alle drie de gewenste schoolsoorten aan de stichtingsnorm.
|
Voorbeeld 4. Nevenvestiging mavo met ouderverklaringen
|
Te verwachten aantal leerlingen op 1 januari in elfde kalenderjaar na indiening van
de aanvraag =(y/x*100%)*w*z.
In de formule wordt vermenigvuldigd met 100%, dit gelijk aan het vermenigvuldigen
met 1. De uitkomst van de formule wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.
|
| |
|
Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen voor wie een ouderverklaring is afgegeven (y): 330
Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen in het voedingsgebied (x): 7.300
Gemiddelde aantal 12- en 13-jarigen vermenigvuldigd met aantal verblijfsjaren nevenvestiging
mavo (w): 2.000*1,96 = 3.920
Correctiefactor (z): 1
|
| |
|
(330/7.300*100%)*3.920 *1 = 177 te verwachten leerlingen in het elfde kalenderjaar
na aanvraag.
|
| |
|
Het te verwachten aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar na indiening van de
aanvraag moet gelijk zijn aan of hoger zijn dan de stichtingsnorm. De stichtingsnorm
voor een nevenvestiging mavo is 130 leerlingen. De nevenvestiging uit dit voorbeeld
voldoet met 177 te verwachten leerlingen in het elfde kalenderjaar na aanvraag aan
de stichtingsnorm.
|
Artikel 11. Uitzonderingssituaties toepassing marktonderzoek
Het marktonderzoek is alleen bij uitzondering toegestaan als methode voor het meten
van de belangstelling. Er zijn twee situaties waarin bij uitzondering het marktonderzoek
is toegestaan. De eerste betreft situaties waarin er sprake is van dermate sterke
demografische groei dat er op grond van ouderverklaringen een minder goede voorspelling
van de belangstelling op de lange termijn kan worden gemaakt. Het percentage groei
in de leeftijdscategorie 10- tot en met 12-jarigen tussen het kalenderjaar van marktonderzoek
en het tiende kalenderjaar daarna is daarbij vastgesteld op 19%. Binnen die groep
is de mediane procentuele toename voor de betreffende leeftijdscategorie vastgesteld.
De keuze voor een relatieve toename van het aantal kinderen brengt mee dat het kan
voorkomen dat in sommige gebieden de relatieve toename zeer hoog is, terwijl de absolute
toename laag is. Dit kan ook andersom voorkomen; de relatieve toename is vrij laag,
terwijl de absolute toename hoog is. Dit zal uitzondering zijn. De relatieve toename
is voor een aanvrager een duidelijk en goed toepasbaar criterium.
De tweede uitzondering betreft de situatie waarin een beroep gedaan wordt op de garantiefunctie
voor het openbaar onderwijs. Bij een beroep op de garantiefunctie openbaar onderwijs
wordt reeds door ouders een behoefte voor openbaar onderwijs bij het openbaar lichaam
of de minister verklaard. Met het marktonderzoek heeft het openbaar lichaam de mogelijkheid
om de behoefte aan openbaar onderwijs breed te onderzoeken.
Artikel 12. Nadere regels marktonderzoek
In dit artikel zijn nadere regels opgenomen over het doen van een marktonderzoek.
Het marktonderzoek wordt schriftelijk uitgevoerd door een onafhankelijk onderzoeksbureau.
Schriftelijk omvat zowel papier als digitaal, maar mondeling onderzoek wordt hiermee
uitgesloten. Indien ouders meerdere kinderen in de onderzochte leeftijdscategorie
hebben, kunnen ze voor elk kind een aparte keuze maken voor een gewenste school en
schoolsoort. Scholen moeten op vestigingsniveau worden gepresenteerd aan ouders, met
een vestigingsnaam. In de resultaten moeten de bestaande vestigingen wel herleidbaar
zijn tot het registratienummer van de onderwijsinstelling. Dit kan bijvoorbeeld door
een bijlage aan het onderzoek toe te voegen met een lijst van vestigingsnamen gekoppeld
aan het registratienummer van de onderwijsinstelling. De nieuwe school, scholengemeenschap
of nevenvestiging heeft geen registratienummer.
De verstrekte informatie per school is noodzakelijk, omdat het marktonderzoek de schoolkeuze
van ouders nabootst. Door het verstrekken van informatie per school kunnen ouders
hun keuzes op basis van die informatie maken.
De hoofdvraag voor het marktonderzoek wordt in de regeling voorgeschreven, zodat alle
onderzoeken dezelfde hoofdvraag kennen. Hierdoor onderzoeken alle marktonderzoeken
dezelfde vraag en worden ze beter onderling vergelijkbaar. Uit de hoofdvraag volgt
dat ouders binnen het marktonderzoek slechts voor één school hun voorkeur kenbaar
mogen maken.
Om het marktonderzoek te kunnen beoordelen wordt voorgeschreven welke elementen van
het marktonderzoek beschreven moeten worden in het onderzoeksrapport. Daarnaast zorgen
de voorgeschreven elementen ervoor dat verschillende marktonderzoeken onderling vergelijkbaar
zijn.
Bij het marktonderzoek gelden aanvullende vereisten ten aanzien van de omvang van
de y en x in de formule. Voor een geldig marktonderzoek zijn ten minste 5 positieve
reacties nodig, dit is de y uit de formule. Voor een geldig marktonderzoek is ten
minste een reactie van 10% van de onderzoekspopulatie nodig, tenzij dit uitkomt op
meer dan 500 reacties. Dit is de x uit de wettelijke formule. De grond hiervoor is
gelegen in artikel 124a, zevende lid, onderdeel b, van de wet.
Deze berekeningsmethodiek wordt geïllustreerd aan de hand van twee voorbeelden.
Voorbeeld 5. school voor mavo met marktonderzoek, grote onderzoekspopulatie
|
Bij het marktonderzoek gelden aanvullende vereisten ten aanzien van de omvang van
de y en x in de formule. Voor een geldig marktonderzoek is tenminste een reactie van
10% van de onderzoekspopulatie nodig, tenzij dit uitkomt op meer dan 500 reacties.
Dit is de x uit de wettelijke formule. De onderzoekspopulatie in dit voorbeeld omvat
in totaal 7.300 kinderen in het voedingsgebied in de leeftijd van 10 t/m 12 jaar.
Als 10% daarvan moet reageren, zou dat uitkomen op 730 reacties. Omdat dit meer is
dan 500, is in dit geval een minimum van 500 reacties voldoende.
|
| |
|
Voor de y van de wettelijke formule is voorgeschreven dat deze ten minste 5 is. Dat
betekent dat er ten minste 5 positieve reacties voor het aan te vragen initiatief
moeten zijn gegeven.
|
| |
|
Dit ziet er als volgt uit in de formule:
Te verwachten aantal leerlingen op 1 januari in elfde kalenderjaar na indiening van
de aanvraag =(y/x*100%)*w*z
In de formule wordt vermenigvuldigd met 100%, dit gelijk aan het vermenigvuldigen
met 1. De uitkomst van de formule wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.
|
| |
|
Aantal 10- t/m 12-jarigen voor wie in het marktonderzoek is aangegeven dat er belangstelling
is voor de school (y): 5
Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen voor wie is deelgenomen aan het marktonderzoek (x):
500
Gemiddelde aantal 12- en 13-jarigen vermenigvuldigd met aantal verblijfsjaren mavo
(w): 2.300*3,90= 8.970
Correctiefactor (z): 1
|
| |
|
(5/500*100%)*8.970 *1 = 90 te verwachten aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar
na aanvraag.
|
| |
|
Het marktonderzoek in dit voorbeeld voldoet aan de vereisten voor het minimale aantal
positieve reacties en het minimale aantal reacties op het onderzoek. Het te verwachten
aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar na aanvraag is echter lager dan de stichtingsnorm.
Om de stichtingsnorm te halen zal er in dit voorbeeld een veel groter aantal positieve
reacties nodig zijn dan minimaal vereist.
|
Voorbeeld 6. school voor mavo met marktonderzoek, kleine onderzoekspopulatie
|
Bij het marktonderzoek gelden aanvullende vereisten ten aanzien van de omvang van
de y en x in de formule. Voor een geldig marktonderzoek is tenminste een reactie van
10% van de onderzoekspopulatie nodig, tenzij dit uitkomt op meer dan 500 reacties.
Dit is de x uit de wettelijke formule. De onderzoekspopulatie in dit voorbeeld omvat
in totaal 2.500 kinderen in het voedingsgebied in de leeftijd van 10 t/m 12 jaar.
Als 10% daarvan moet reageren, komt dat uit op 250 reacties.
|
| |
|
Voor de y van de wettelijke formule is voorgeschreven dat dit ten minste 5 is. Dat
betekent dat er ten minste 5 positieve reacties voor het aan te vragen initiatief
moeten zijn gegeven. In dit voorbeeld zijn er 25 positieve reacties gegeven.
|
| |
|
Dit ziet er als volgt uit in de formule:
Te verwachten aantal leerlingen op 1 januari in elfde kalenderjaar na indiening van
de aanvraag =(y/x*100%)*w*z
In de formule wordt vermenigvuldigd met 100%, dit is gelijk aan het vermenigvuldigen
met 1. De uitkomst van de formule wordt rekenkundig afgerond op een geheel getal.
|
| |
|
Aantal 10- t/m 12-jarigen voor wie in het marktonderzoek is aangegeven dat er belangstelling
is voor de school (y): 25
Totaal aantal 10- t/m 12-jarigen voor wie is deelgenomen aan het marktonderzoek (x):
250
Gemiddelde aantal 12- en 13-jarigen vermenigvuldigd met aantal verblijfsjaren mavo
(w): 1.800*3,90= 7.020
Correctiefactor (z): 1
|
| |
|
(25/250*100%)*7.020 *1 = 702 te verwachten aantal leerlingen in het elfde kalenderjaar
na aanvraag.
|
| |
|
Het marktonderzoek voldoet aan de vereisten voor het minimale aantal positieve reacties
en het minimale aantal reacties op het onderzoek. Het te verwachten aantal leerlingen
in dit voorbeeld is hoger dan de stichtingsnorm.
|
Artikel 13. Omzetting openbare school in bijzondere school
Bij de aanvraag voor omzetting van openbaar onderwijs naar bijzonder onderwijs moet
een advies van de Rijksvertegenwoordiger worden meegestuurd, indien de Rijksvertegenwoordiger
bereid is dit te geven. De Rijksvertegenwoordiger draagt er immers, op grond van artikel 122,
eerste lid, WVO BES, zorg voor dat voorzien is in de behoefte aan voldoende openbaar
onderwijs.
Artikel 14. Omzetting bijzondere school in openbare school
Bij de aanvraag voor omzetting van bijzonder onderwijs naar openbaar onderwijs moet
een document zijn toegevoegd waaruit blijkt dat bevoegd gezag overleg heeft gevoerd
met de gezaghebber en gedeputeerden van het betreffende openbaar lichaam, aangezien
het openbaar onderwijs onder de verantwoordelijkheid van het openbaar lichaam valt.
Artikel 15. Verplaatsing vestiging of deel onderwijsaanbod vestiging
Verplaatsing van een vestiging is toegestaan. De melding van de verplaatsing gaat
vergezeld van een document van de eilandsraad van het openbaar lichaam dat ook de
benodigde huisvesting beschikbaar is.
Hoofdstuk 2
Deze artikelen hebben betrekking op de startbekostiging van nieuwe scholen. De inhoud
is ontleend aan de in Europees Nederland geldende regels op dit punt. Artikel 15,
zesde lid, regelt het jaarlijks indexeren van deze kosten. Het betreft hier de bekostiging
voor personeelskosten. Deze bedragen worden geïndexeerd op basis van de kabinetsbijdrage
voor loonkosten. Op deze wijze stijgt de bekostiging voor personeelskosten mee met
de gemiddelde stijging van de lonen.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob