Besluit van de waarnemend inspecteur-generaal van het onderwijs van 27 augustus 2020, nr. IvhO/2020/24896464, houdende vaststelling van de organisatie van en de mandaatbevoegdheden binnen de Inspectie van het Onderwijs (Organisatie- en mandaatbesluit Inspectie van het Onderwijs 2020)

De waarnemend inspecteur-generaal van het onderwijs,

Gelet op de artikelen 10:3 en 10:9 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 2, eerste lid, en 3, derde lid, van de Wet op het onderwijstoezicht, de artikelen 11, eerste lid, en 14, derde lid, van het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008, artikel 9, vijfde lid, van de Regeling Inspectie van het onderwijs 2018, artikel 3 van Regeling verlening mandaat, volmacht en machtiging Inspecteur-generaal van het Onderwijs betreffende de behandeling van Wob-verzoeken over informatie tweedelijns toezicht kinderopvang (Stcrt. 2014, 13942) en artikel 6, derde lid, van de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren;

Besluit:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

inspectie:

Inspectie van het Onderwijs,

inspecteur-generaal:

inspecteur-generaal van de inspectie,

directeur:

degene die aan het hoofd staat van een directie als bedoeld in bijlage 1 bij dit besluit, zulks voor wat betreft paragraaf 1 van hoofdstuk 3 in afwijking van het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008,

afdelingshoofd:

degene die binnen de inspectie de functie bekleedt van afdelingshoofd,

inspecteur:

degene die binnen de inspectie de functie bekleedt van coördinerend inspecteur, senior inspecteur of inspecteur,

mandaatregeling kinderopvang:

Regeling verlening mandaat, volmacht en machtiging Inspecteur-generaal van het Onderwijs betreffende de behandeling van Wob-verzoeken over informatie tweedelijns toezicht kinderopvang,

WNT:

Wet normering topinkomens.

Artikel 2. Organisatie van de inspectie

De organisatie van de inspectie wordt vastgesteld overeenkomstig de bij dit besluit behorende bijlage 1.

Artikel 3. Mandaat en machtiging

Voor de toepassing van dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt met de verlening van mandaat gelijkgesteld de verlening van machtiging om in naam van het betrokken bestuursorgaan handelingen te verrichten die noch een besluit, noch een privaatrechtelijke rechtshandeling zijn, zulks voor wat betreft paragraaf 1 van hoofdstuk 3 onverminderd artikel 2 van het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008.

Artikel 4. Managementafspraken

  • 1. De inspecteur-generaal maakt met de directeuren van de onder hem ressorterende organisatieonderdelen managementafspraken als bedoeld in artikel 1, onderdeel n, van het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008.

  • 2. De directeur Beleidsondersteuning en Organisatie draagt zorg voor bekendmaking van de managementafspraken voor zover het betreft daarin opgenomen beperkingen of uitbreidingen van een mandaat dat op grond van dit besluit is verleend, door openbare terinzagelegging op het hoofdkantoor van de inspectie en door plaatsing op het intranet en de internetsite van de inspectie.

HOOFDSTUK 2. AAN DE INSPECTIE GEATTRIBUEERDE BEVOEGDHEDEN

Artikel 5. Reikwijdte en Begripsbepalingen

  • 1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de uitvoering van de aan de inspectie geattribueerde taken en bevoegdheden.

  • 2. In dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

    bewindspersoon:

    Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media of een Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

    het ministerie:

    het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 6. Voorbehouden aan de inspecteur-generaal

Aan de inspecteur-generaal is voorbehouden:

  • a. het afdoen en ondertekenen van stukken gericht aan de:

    • 1°. Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal,

    • 2°. bewindspersonen van het ministerie of bewindspersonen van andere ministeries,

    • 3°. secretaris-generaal en directeuren-generaal van het ministerie en secretarissen-generaal en directeuren-generaal van andere ministeries, en

  • b. het vaststellen van:

    • 1°. het jaarwerkplan, bedoeld in artikel 7 van de Wet op het onderwijstoezicht,

    • 2°. een themarapport als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet op het onderwijstoezicht,

    • 3°. het onderwijsverslag, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wet op het onderwijstoezicht,

  • c. het ingevolge artikel 9:12 van de Algemene wet bestuursrecht geven van een oordeel over een klacht.

Artikel 7. Mandaat aan directeuren

De directeuren hebben, binnen het kader van de met hen gemaakte managementafspraak mandaat ten aanzien van alle aangelegenheden die verband houden met de taken en verantwoordelijkheden op hun werkterrein.

Artikel 8. Mandaat aan afdelingshoofden en inspecteurs

  • 1. De afdelingshoofden en de inspecteurs hebben, onverminderd de mandaatverlening aan de directeuren, binnen het kader van de met hun directeur gemaakte managementafspraak mandaat ten aanzien van alle aangelegenheden voortvloeiend uit hun functie.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 17, tweede lid, omvat het mandaat, bedoeld in het eerste lid, niet de bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van de Wet op het onderwijstoezicht omtrent de openbaarmaking van inspectierapporten.

Artikel 9. Ondermandaat, ondervolmacht en mandaatregister

  • 1. Ondermandaat en ondervolmacht door de directeuren is mogelijk, tenzij in dit besluit anders is bepaald. Bij het verlenen van ondermandaat of ondervolmacht wordt aangegeven in hoeverre het verlenen van verder ondermandaat of ondervolmacht mogelijk is.

  • 2. Voor het verlenen van ondermandaat of ondervolmacht door een directeur is de goedkeuring vereist door de inspecteur-generaal.

  • 3. De goedkeuring, bedoeld in het tweede lid, is niet vereist voor:

    • a. ondermandaat en ondervolmacht aan een afdelingshoofd,

    • b. machtiging om op te treden in gerechtelijke procedures.

  • 4. De directeur Beleidsondersteuning en Organisatie draagt zorg voor bekendmaking van krachtens dit hoofdstuk verleende algemene ondermandaten en ondervolmachten door openbare terinzagelegging op het hoofdkantoor van de inspectie en door plaatsing op het intranet en de internetsite van de inspectie.

HOOFDSTUK 3. AAN DE INSPECTEUR-GENERAAL GEMANDATEERDE BEVOEGDHEDEN

§ 1. Ondermandaat en ondervolmacht aangelegenheden OCW

Artikel 10. Reikwijdte

Deze paragraaf is van toepassing op de uitoefening van de bevoegdheden ten aanzien waarvan aan de inspecteur-generaal mandaat of volmacht is verleend:

  • a. krachtens de Wet op het onderwijstoezicht,

  • b. op grond van het Organisatie- en mandaatbesluit OCW 2008, of

  • c. voor zover het aangelegenheden betreft in het kader van de WNT op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap: op grond van de Regeling bezoldiging topfunctionarissen OCW-sectoren.

Artikel 11. Ondermandaat en ondervolmacht aan directeuren
  • 1. De directeuren hebben, binnen het kader van de met hen gemaakte managementafspraak mandaat om namens de minister besluiten te nemen en stukken af te doen en te ondertekenen ten aanzien van alle aangelegenheden voortvloeiend uit hun functie.

  • 2. Het mandaat, bedoeld in het eerste lid, omvat tevens volmacht ten aanzien van alle personele aangelegenheden betreffende onder hen ressorterende medewerkers tenzij bij wettelijk voorschrift anders is of wordt bepaald, met dien verstande dat ten aanzien van de strafmaat bij straffen, ontslag, waaronder de keuze van de ontslaggrond, ordemaatregelen en vaststellingsovereenkomsten, te voren een toetsing zal plaats vinden door een arbeidsjuridisch deskundige.

  • 3. Van de in lid 2 bedoelde personele volmacht zijn uitgezonderd:

    • a. het sluiten van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd om na het bereiken van de leeftijd in de zin van 7a artikel van de Algemene Ouderdomswet (AOW) door te werken,

    • b. opzegging van de arbeidsovereenkomst wegens een dringende reden in de zin van artikel 677, lid 1, en 678 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (ontslag op staande voet).

  • 4. De directeuren zijn budgethouder voor de hun door de desbetreffende leidinggevende functionaris toegewezen budgetten en hebben mandaat tot het aangaan van verplichtingen op basis van het door de minister vastgestelde departementale bestedingsplan tot maximaal € 150.000 exclusief btw.

Artikel 12. Geen onderondermandaat

Onverminderd het bepaalde in artikel 17, tweede lid, verlenen de functionarissen waaraan op grond van deze paragraaf ondermandaat of ondervolmacht is verleend geen verder ondermandaat of ondervolmacht.

§ 2. Ondermandaat aangelegenheden SZW

Artikel 13. Reikwijdte

Deze paragraaf is van toepassing op de uitoefening van de bevoegdheden ten aanzien waarvan aan de inspecteur-generaal mandaat is verleend op grond van de mandaatregeling kinderopvang.

Artikel 14. Ondermandaat aan directeuren

De directeuren hebben, onverminderd de mandaatverlening aan de inspecteur-generaal, binnen het kader van de met hen gemaakte managementafspraak mandaat om besluiten te nemen en stukken af te doen en te ondertekenen namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ten aanzien van alle uit hun functie voortvloeiende aangelegenheden als bedoeld in de artikelen 1 en 2 van de mandaatregeling kinderopvang.

Artikel 15. Ondermandaat aan Juridische Zaken
  • 1. Het afdelingshoofd en de medewerkers van het team Juridische Zaken van de Directie Rekenschap en Juridische Zaken hebben, onverminderd de mandaatverlening aan de inspecteur-generaal en de directeuren, binnen het kader van de met de directeuren gemaakte managementafspraken mandaat om stukken af te doen en te ondertekenen namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ten aanzien van alle uit hun functie voortvloeiende aangelegenheden als bedoeld in de artikelen 1 en 2 van de mandaatregeling kinderopvang.

  • 2. Het mandaat, bedoeld in het eerste lid, ten aanzien van aangelegenheden als bedoeld in artikel 2 van de mandaatregeling kinderopvang omvat de bevoegdheid om de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te vertegenwoordigen, zulks met machtiging om zich door anderen te doen bijstaan, inzake:

    • a. bezwaarschriftprocedures, waaronder het horen van bezwaarden,

    • b. gedingen aanhangig bij de bestuursrechter,

    • c. het instellen van enig rechtsmiddel tegen uitspraken in gedingen als bedoeld onder b,

    • d. overige geschillen voor zover:

      • 1°. dit past binnen het kader van de functie van betrokkene, of

      • 2°. daar vanwege de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid om is verzocht.

Artikel 16. Beperking verder ondermandaat

Onverminderd het bepaalde in artikel 17, tweede lid, verlenen de functionarissen waaraan op grond van deze paragraaf ondermandaat is verleend geen verder ondermandaat.

HOOFDSTUK 4. VERVANGING EN BEPERKINGEN

Artikel 17. Afwezigheid of verhindering

  • 1. Bij afwezigheid of verhindering van de inspecteur-generaal wordt, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, diens bevoegdheid uitgeoefend door een directeur.

    De omvang van laatstgenoemde uit te oefenen bevoegdheid kan worden beperkt. Beperking of uitbreiding van de uit te oefenen bevoegdheid wordt opgenomen in de managementafspraken als bedoeld in artikel 4.

  • 2. Bij afwezigheid of verhindering van een directeur wordt, voor de duur van de afwezigheid of verhindering, diens bij of krachtens dit besluit toekomende bevoegdheid uitgeoefend door een onder hem ressorterend afdelingshoofd.

Artikel 18. Beperking mandaat

  • 1. Een bij of krachtens dit besluit verleend mandaat omvat niet de bevoegdheid te beslissen op een tegen hetzelfde besluit ingediend bezwaarschrift.

  • 2. Onverminderd het eerste lid omvat het mandaat van degene die voor de duur van de afwezigheid of verhindering van een andere functionaris diens bevoegdheid uitoefent omvat niet de bevoegdheid tot het verlenen, wijzigen of intrekken van mandaat.

Artikel 19. Wijze van ondertekening

  • 1. De bij of krachtens dit besluit gemandateerde is gehouden in de ondertekening van stukken zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid tot uitdrukking te brengen door opneming van de in bijlage 2 bij dit besluit opgenomen formule.

  • 2. De gevolmachtigde is gehouden in de ondertekening van stukken inzake personele aangelegenheden als bedoeld in artikel 14 zijn vertegenwoordigingsbevoegdheid tot uitdrukking te brengen door opneming van de in bijlage 2 bij dit besluit opgenomen formule.

  • 3. Ondertekening bij afwezigheid met de aanduiding ‘ b/a’ is uitsluitend mogelijk indien de ondertekenaar ook zelf bevoegd is tot ondertekenen. In dat geval wordt ook de naam van de ondertekenaar vermeld.

HOOFDSTUK 5. SLOTBEPALINGEN

Artikel 20. Intrekking besluiten

  • 1. Het Organisatie- en mandaatbesluit Inspectie van het Onderwijs 2018 wordt ingetrokken.

  • 2. Mandaten die zijn verleend op grond van het in het eerste lid genoemde besluit, of mandaten die worden geacht op grond van dat besluit te zijn verleend, en die gelden op de dag voor inwerkingtreding van dit besluit, worden geacht te zijn verleend op grond van dit besluit, met inachtneming van het in dit besluit bepaalde.

Artikel 21. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 22. Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als het Organisatie- en mandaatbesluit Inspectie van het Onderwijs 2020.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst.

de waarnemend inspecteur-generaal van het onderwijs, E. Deursen

BIJLAGE 1. BIJ HET ORGANISATIE- EN MANDAATBESLUIT INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS 2018

I. Organisatiebeschrijving Inspectie van het Onderwijs

De inspecteur-generaal van het Onderwijs is verantwoordelijk voor de gehele inspectie. De inspecteur-generaal beheert daarnaast een aantal specifieke portefeuilleonderdelen.

De inspectie kent een topstructuur van maximaal 9 personen, te weten de inspecteur-generaal en maximaal acht directeuren.

De directeuren toezicht houden toezicht op de verschillende onderwijssectoren. De inspecteurs en hun medewerkers oefenen toezicht uit onder leiding van de directeuren toezicht.

De directie Beleidsondersteuning en Organisatie, de directie Kennis en de directie Rekenschap en Juridische Zaken staan onder leiding van respectievelijk een directeur Beleidsondersteuning en Organisatie, een directeur Kennis en een directeur Rekenschap en Juridische Zaken.

Alle directeuren zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van programma’s, projecten en thema’s binnen de eigen directie en beheren een aantal specifieke (inspectiebrede) portefeuilleonderdelen. Alle directeuren leggen verantwoording af aan de inspecteur-generaal.

II. Taken en verantwoordelijkheden directies

  • a) directie Toezicht primair onderwijs

    De directie Toezicht primair onderwijs is verantwoordelijk voor het toezicht op het basis- en speciaal basisonderwijs, de voor- en vroegschoolse educatie en het interbestuurlijk toezicht op de kinderopvang. De directie ziet toe op de naleving van de relevante wet- en regelgeving en stimuleert dat de verantwoordelijke besturen zelf de kwaliteit van het onderwijs waarborgen en verbeteren. Daaronder valt ook het toezicht op naleving van de Leerplichtwet 1969 door (hoofden van) scholen.

    Daarnaast levert de directie vanuit haar verantwoordelijkheid bijdragen aan onderzoek naar ontwikkelingen in het stelsel die betrekking hebben op de kwaliteit van het primair onderwijs, waaronder themarapporten en een jaarlijkse rapport kinderopvang.

    Onder verantwoordelijkheid van de directie vallen verder het toezicht op de Nederlandse scholen in het buitenland (PO en VO), het niet-bekostigd onderwijs (de B3 en B4 scholen voor PO en VO), de Europese scholen en het onderwijs aan nieuwkomers.

  • b) directie Toezicht speciaal onderwijs

    De directie Toezicht speciaal onderwijs is verantwoordelijk voor het toezicht op het (voortgezet) speciaal onderwijs, de uitvoering van het toezicht op de samenwerkingsverbanden passend onderwijs, de excellente scholen en het toezicht op het sociaal domein. De directie ziet toe op de naleving van de relevante wet- en regelgeving en stimuleert dat de verantwoordelijke besturen zelf de kwaliteit van het onderwijs waarborgen en verbeteren. Daaronder valt ook het toezicht op naleving van de Leerplichtwet 1969 door (hoofden van) scholen.

    Daarnaast levert de directie vanuit haar verantwoordelijkheid bijdragen aan onderzoek naar ontwikkelingen in het stelsel die betrekking hebben op de kwaliteit van het speciaal (voortgezet) onderwijs.

    Tot slot is de directie verantwoordelijk voor het uitvoeren van de taken van de vertrouwensinspecteurs als bedoeld in de Wet op het onderwijstoezicht.

  • c) directie Toezicht voortgezet onderwijs

    De directie Toezicht voortgezet onderwijs is verantwoordelijk voor het toezicht op het voortgezet onderwijs. De directie ziet toe op de naleving van de relevante wet- en regelgeving en stimuleert dat de verantwoordelijke besturen zelf de kwaliteit van het onderwijs borgen en verbeteren. Daaronder valt ook het toezicht op naleving van de Leerplichtwet 1969 door (hoofden van) scholen.

    Onder verantwoordelijkheid van de directie behoort het toezicht op de afname van de centrale examens en het tweedelijns toezicht op het functioneren van het College voor Toetsen en Examens.

    Daarnaast levert de directie vanuit haar verantwoordelijkheid bijdragen aan onderzoek naar ontwikkelingen in het stelsel die betrekking hebben op de kwaliteit van het voortgezet onderwijs.

    Tot slot houdt de directie toezicht op besturen en scholen in Caribisch Nederland (PO, VO en MBO).

  • d) directie Toezicht middelbaar beroepsonderwijs

    De directie Toezicht middelbaar beroepsonderwijs is verantwoordelijk voor de uitvoering van het toezicht op het middelbaar beroepsonderwijs (roc’s, aoc’s, niet-bekostigde instellingen en exameninstellingen). De directie ziet toe op de naleving van de relevante wet- en regelgeving en stimuleert dat de verantwoordelijke besturen zelf de kwaliteit van het onderwijs waarborgen en verbeteren. Daaronder valt ook het toezicht op naleving van de Leerplichtwet 1969 door (hoofden van) scholen.

    Ook levert de directie vanuit haar verantwoordelijkheid bijdragen aan onderzoek naar ontwikkelingen in het stelsel die betrekking hebben op de kwaliteit van het middelbaar beroepsonderwijs.

    Daarnaast houdt de directie toezicht op een aantal afdelingen/scholen voor voortgezet onderwijs die een multisectoraal bestuur (middelbaar beroepsonderwijs en voortgezet onderwijs) hebben. De directie houdt in samenspraak met de directie ho, toezicht op de ho-afdelingen, die onder mbo-instellingen vallen.

    Tot slot houdt de directie toezicht op de stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB).

  • e) directie Toezicht hoger onderwijs

    De directie Toezicht hoger onderwijs is verantwoordelijk voor het toezicht op het hoger onderwijs. Dit toezicht bestaat uit het beoordelen en bevorderen van de kwaliteit van het stelsel voor hoger onderwijs en van de kwaliteit van het Nederlandse accreditatiestelsel.

    Daarnaast voert de directie incidenteel onderzoek bij instellingen bij ernstige klachten en signalen en adviseert over toetredingsaanvragen.

  • f) directie Rekenschap en Juridische Zaken

    De directie Rekenschap en Juridische Zaken is verantwoordelijk voor het financieel toezicht binnen de verschillende directies Toezicht. Daarnaast is de directie verantwoordelijk voor de juridische advisering binnen de inspectie.

    Het financieel toezicht is gebaseerd op 3 pijlers: de financiële continuïteit van de instelling (is de toekomstige ontwikkeling van de financiële positie voldoende om onderwijs te kunnen blijven verzorgen); de rechtmatigheid van de verkrijging en besteding van publieke onderwijsmiddelen (krijgen instellingen de onderwijsmiddelen waarop zij recht hebben en geven zij die middelen uit aan de daarvoor bestemde doelen) en de doelmatigheid van bestede middelen (besteedt de instelling de middelen op een efficiënte manier). Het financieel toezicht omvat mede de WNT-onderzoeken.

    Rekenschap werkt vooral risicogericht en maakt daarvoor gebruik van informatie uit jaarverslagen, van instellingsaccountants en signalen uit de praktijk. In het toezicht wordt waar mogelijk samengewerkt met de directies Toezicht, omdat de kwaliteit van het financieel beheer, de onderwijskwaliteit en het bestuurlijk handelen met elkaar kunnen samenhangen.

    De juridische advisering bestaat uit: advisering van de verschillende directies en de inspectieleiding over de uitleg van de relevante wet- en regelgeving, het begeleiden van de verschillende sanctietrajecten, het afhandelen van AVG- en WOB-verzoeken, het begeleiden van WNT-onderzoeken door de inspectie, de juridische ondersteuning van de vertrouwensinspecteurs, ondersteuning bij klachtenbehandeling en het begeleiden van bezwaar- en beroepsprocedures die de inspectie betreffen.

  • g) directie Kennis

    De directie Kennis is verantwoordelijk voor data, informatieproducten en wetenschappelijk onderzoek. Ook is het informatiebeleid en de CIO-rol belegd bij de directie.

    De directie verzamelt en analyseert data. Ze heeft zorg voor datakwaliteit en beheert het datawarehouse van de inspectie.

    De directie Kennis is verantwoordelijk voor informatieproducten die aan de basis van het toezicht liggen zoals opbrengstmaten en monitoren van risico’s op instelling en stelselniveau. Binnen de directie wordt onderzoek gedaan ten bate van thematisch onderzoek en met name de `Staat van het Onderwijs’. De directie coördineert de periodieke peilingen naar het bereiken van kerndoelen in het basisonderwijs. De directie draagt bij aan kwantitatieve analyses en adviseert over methodologie. De directie Kennis is verantwoordelijk voor het evaluatieprogramma, een serie onderzoeken die al dan niet extern zijn belegd.

    De directie vertegenwoordigt de inspectie als onderdeel van informatieketens in het onderwijs en is verantwoordelijk voor de samenwerking met universiteiten en andere kennisinstituten.

    De directie coördineert het privacy-beleid voortvloeiend uit de AVG. De Directeur Kennis is tevens verantwoordelijk voor het in behandeling te nemen van, en de besluitvorming namens de minister op, aanvragen als bedoeld in hoofdstuk III van de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) die de Inspectie betreffen. Indien en voor zover het verzoek alleen of eveneens betrekking heeft op het kerndepartement komt die bevoegdheid (tevens) toe aan de door de minister bij mandaatbesluit aangewezen functionaris.

  • h) directie Beleidsondersteuning en Organisatie

    De directie Beleidsondersteuning en Organisatie is verantwoordelijk voor een brede portefeuille op alle bedrijfsvoering domeinen: communicatie, woordvoering, personeel & organisatie, opleiding & ontwikkeling, ICT, documentaire informatievoorziening, inkoop & financiën, management control, intern service centrum en facilitair.

    Tevens verzorgt de directie de beantwoording van eerstelijns vragen van ouders, leerlingen, besturen en andere belanghebbenden in het onderwijs.

    De directie is ook verantwoordelijk voor de strategische beleidsontwikkeling van de inspectie (toezicht en organisatie). De directie bestaat uit vier afdelingen: 1) ICT, Contract- en Recordmanagement, 2) Beleidsondersteuning en Innovatie, 3) Advies en Bedrijfsvoering en 4) Klantcontact en Communicatie.

    In dit verband zij overigens opgemerkt dat zowel de controller als de kwaliteitsmanager, indien gewenst, hun rechtstreekse lijn en toegang behouden tot de Inspecteur-generaal, ook al vallen ze voor wat betreft de organisatie-indeling onder de directie Beleidsondersteuning en Organisatie.

BIJLAGE 2. BIJ HET ORGANISATIE- EN MANDAATBESLUIT INSPECTIE VAN HET ONDERWIJS 2018

De formule, bedoeld in artikel 19, eerste lid, luidt:

a. voor zover het aan de inspectie geattribueerde taken en bevoegdheden betreft:

De inspecteur-generaal van het Onderwijs,

namens deze,

functie van de gemandateerde,

handtekening van de gemandateerde,

naam van de gemandateerde

b. voor zover het overige aangelegenheden betreft op het terrein van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap:

De <Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap> of <Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media>1,

namens deze,

functie van de gemandateerde,

handtekening van de gemandateerde,

naam van de gemandateerde

c. voor zover het aangelegenheden betreft op het terrein van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid:

De 1° <Minister> / 2° <Staatssecretaris>1 van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

namens deze,

functie van de gemandateerde,

handtekening van de gemandateerde,

naam van de gemandateerde

X Noot
1

Afhankelijk van de onderlinge taakverdeling

De formule, bedoeld in artikel 19, tweede lid, luidt:

De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

namens deze,

(aanduiding functie gevolmachtigde)

(handtekening gevolmachtigde)

(naam gevolmachtigde)

Naar boven