Beleidsregel van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media van 26 augustus 2020, nr. VO/25234365, tot nadere regels voor de verstrekking van een Dans- en Muzieklicentie voor scholen in het voortgezet onderwijs (Beleidsregel DAMU-licentie VO 2020)

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,

Gelet op de artikelen 25 en 29, zevende lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1 van de wet;

DAMU-leerling:

leerling die is toegelaten tot het hbo-voortraject en daardoor wordt beschouwd als toptalent op het gebied van dans of muziek;

DAMU-licentie:

licentie van de minister aan het bevoegd gezag van een school waarin een aanvraag als bedoeld in artikel 3 wordt ingewilligd;

hbo-voortraject:

beroepsvoorbereidend traject voor vo-leerlingen, aangeboden door een hogeschool, dat voorafgaat aan een hbo-bachelor op het gebied van dansvakonderwijs of muziekvakonderwijs;

minister:

Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media;

school:

school of scholengemeenschap voor voortgezet onderwijs waar uit de openbare kas bekostigd onderwijs wordt verzorgd als bedoeld in de artikelen 7, 8, en 9 van de wet;

Stichting DAMU:

de stichting Dans- en Muziekscholen;

wet:

Wet op het voortgezet onderwijs.

Artikel 2. Doel van de regeling

Het doel van deze regeling is om een DAMU-leerling op een DAMU-school in staat te stellen gedurende het vo-onderwijs deel te nemen aan een hbo-voortraject, met verlichting van een dubbele studielast en integratie van regulier en kunstonderwijs daar waar mogelijk.

Artikel 3. Procedure voor aanvraag van een DAMU-licentie

  • 1. De minister kan op verzoek van het bevoegd gezag van een school een DAMU-licentie verstrekken voor een periode van vier schooljaren.

  • 2. Het aantal scholen met een DAMU-licentie bedraagt niet meer dan twaalf. De minister kan in uitzonderlijke gevallen van dit aantal afwijken indien leerlingendaling of schoolsplitsing hier aanleiding toe geeft.

  • 3. Indien door toekenning van de ingediende aanvragen het aantal DAMU-scholen het maximum van 12 zou overschrijden, is de rangschikking voor toekenning als volgt:

    • a. aanvragen voor verlenging van eerdere licenties hebben voorrang boven aanvragen voor een nieuwe licentie;

    • b. aanvragen worden op volgorde van binnenkomst behandeld, met dien verstande, dat wanneer de aanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvulling door de minister is ontvangen, als datum van binnenkomst geldt;

    • c. bij gelijktijdige binnenkomst van de aanvragen komt de school met het hoogste aantal DAMU-leerlingen als eerste in aanmerking voor een DAMU-licentie.

  • 4. Een aanvraag van het bevoegd gezag van een school wordt in behandeling genomen indien is voldaan aan de vereisten in artikel 4.

  • 5. Scholen waar op het moment van de aanvraag of op het moment van besluiten de kwaliteit van het onderwijs zeer zwak is als bedoeld in artikel 23a1, eerste en derde lid, van de wet of door de inspectie ingevolge artikel 11 van de Wet op het onderwijstoezicht het onderwijs als onvoldoende is beoordeeld, komen niet in aanmerking voor een DAMU-licentie.

  • 6. De aanvraag voor een DAMU-licentie wordt jaarlijks op uiterlijk 1 oktober ingediend. Aanvragen ingediend na deze datum worden in een volgend kalenderjaar in behandeling genomen.

  • 7. Stichting DAMU adviseert de minister over de aanvraag op uiterlijk 1 december van het desbetreffende jaar.

  • 8. De minister besluit over het verstrekken van een DAMU-licentie uiterlijk 1 februari van het volgende kalenderjaar.

Artikel 4. De aanvraag van een DAMU-licentie

De aanvraag gaat vergezeld van de volgende documenten:

  • a. een verklaring van de school dat op de desbetreffende school een door de betrokken hogeschool goedgekeurde lijst met de namen en adressen van minimaal vijftien DAMU-leerlingen die toegelaten zijn tot het hbo-voortraject aanwezig is, waarbij de meest recente teldatum van 1 oktober voorafgaand aan de aanvraag voor deze telling leidend is;

  • b. het schoolplan, met daarin een beleidsnotitie waaruit blijkt op welke wijze de school voldoet aan artikel 5, onderdeel b, en hoe de school waar nodig zorg draagt voor flexibiliteit in de onderwijsprogramma’s, flexibiliteit bij het afleggen van toetsen en schoolexamens en centrale examens, en hoe de specifieke kunstvakken worden ingevuld, rekening houdend met de belangen van de betrokken DAMU-leerling; en

  • c. een schriftelijke steunverklaring van de Vereniging Hogescholen voor de aanvraag van een DAMU-licentie.

Artikel 5. Voorschriften voor het verstrekken van een DAMU-licentie

De school, waarvoor het bevoegd gezag een aanvraag als bedoeld in artikel 4 heeft ingediend, voldoet aan de volgende voorschriften:

  • a. op de school zijn ten minste vijftien DAMU-leerlingen ingeschreven; en

  • b. op de school is onderwijzend personeel aanwezig en aanspreekbaar op de afstemming van de werkzaamheden die verband houden met de DAMU-licentie en zij voorzien in de begeleiding van de DAMU-leerlingen.

Artikel 6. Gebruik terminologie DAMU-school

Alleen een school met een DAMU-licentie mag zich profileren als een DAMU-school.

Artikel 7. Verlenging van de DAMU-licentie

  • 1. Het bevoegd gezag van een school die over een DAMU-licentie beschikt, kan een verzoek tot verlenging indienen.

  • 2. Het bevoegd gezag dient op uiterlijk 1 oktober van het kalenderjaar, voorafgaande aan het kalenderjaar waarin de licentie expireert, een verzoek tot verlenging in.

  • 3. Op de verlenging van de DAMU-licentie zijn de artikelen 3, 4 en 5 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8. Consequentie van het niet meer deelnemen aan een hbo-voortraject

  • 1. Indien de DAMU-leerling niet langer deelneemt aan het hbo-voortraject kan de leerling niet langer als DAMU-leerling worden aangemerkt. Vanaf dat moment neemt de leerling weer deel aan het reguliere onderwijsprogramma.

  • 2. Indien het voor een leerling als bedoeld in het eerste lid redelijkerwijs niet mogelijk is om de gemiste vakonderdelen nog in te halen blijft een reeds geëffectueerde ontheffing op grond van artikelen 9 tot en met 13 van kracht, evenals een reeds lopende spreiding van het examen op grond van artikel 14.

Artikel 9. Consequentie voor de DAMU-leerlingen bij het niet verlengen van de DAMU-licentie

Indien de DAMU-licentie niet wordt verlengd, behouden de betrokken leerlingen de onder de oorspronkelijke DAMU-licentie verkregen mogelijkheden aan die school. Indien dit niet mogelijk is, verzorgt de school een alternatief.

Artikel 10. Afwijking onderbouw

Het bevoegd gezag dat beschikt over een DAMU-licentie kan in afwijking van artikel 6d en 11c, eerste lid, onder a, van de wet, de DAMU-leerling in de eerste twee leerjaren ontheffing verlenen van de onderdelen van het onderwijsprogramma die betrekking hebben op de kerndoelen bewegen en sport, bedoeld in bijlage 1, onderdeel G, bij het Besluit kerndoelen onderbouw VO.

Artikel 11. Afwijking van vakken in de bovenbouw vmbo theoretische leerweg

Het bevoegd gezag dat beschikt over een DAMU-licentie kan, in afwijking van artikel 6d en 10, vijfde lid, van de wet en artikel 22, eerste lid, van het Eindexamenbesluit VO, een DAMU-leerling, die de theoretische leerweg in het vmbo volgt, ontheffing verlenen voor:

  • a. lichamelijke opvoeding;

  • b. maatschappijleer;

  • c. een vak behorende tot de beeldende vorming, muziek, dans of drama.

Artikel 12. Afwijking van vakken in de bovenbouw havo

Het bevoegd gezag dat beschikt over een DAMU-licentie kan, in afwijking van artikel 6d en 14 van de wet, artikel 26c, eerste lid, van het Inrichtingsbesluit WVO en artikel 13, eerste lid, van het Eindexamenbesluit VO een DAMU-leerling in de havo ontheffing verlenen voor:

  • a. lichamelijke opvoeding;

  • b. maatschappijleer;

  • c. culturele en kunstzinnige vorming; en

  • d. een profielkeuzevak als bedoeld in artikel 26c, tweede tot en met vijfde lid, van het Inrichtingsbesluit WVO of een keuzevak als bedoeld in artikel 26c, zesde lid, van het Inrichtingsbesluit WVO.

Artikel 13. Afwijking van vakken in de bovenbouw vwo

Het bevoegd gezag dat beschikt over een DAMU-licentie kan, in afwijking van de artikelen 6d en 13 van de wet, artikel 26b van het Inrichtingsbesluit WVO en artikel 11, eerste lid, dan wel artikel 12, eerste lid, van het Eindexamenbesluit VO een DAMU-leerling in het vwo ontheffing verlenen voor:

  • a. lichamelijke opvoeding;

  • b. maatschappijleer;

  • c. culturele en kunstzinnige vorming; en

  • d. een profielkeuzevak als bedoeld in artikel 26b, derde tot en met zesde lid, van het Inrichtingsbesluit WVO, of een keuzevak als bedoeld in artikel 26b, zevende lid, van het Inrichtingsbesluit WVO.

Artikel 14. Gespreid examen

  • 1. In uitzonderlijke gevallen kan het bevoegd gezag, dat beschikt over een DAMU-licentie, voor een DAMU-leerling beroep doen op artikel 59 van het Eindexamenbesluit VO, voor het doen van gespreid examen.

  • 2. Alleen een DAMU-leerling die in het laatste leerjaar wordt geconfronteerd met activiteiten in het kader van uitoefening van de dans of muziek, waardoor het niet mogelijk is het eindexamen in het laatste leerjaar volledig af te leggen, komt voor toepassing van artikel 59 van het Eindexamenbesluit VO in aanmerking.

Artikel 15. Evaluatie

De minister evalueert deze beleidsregel voor 1 januari 2025.

Artikel 16. Overgangsbepaling

Voor een school die voorafgaand aan deze beleidsregel al beschikt over een gelijkwaardige licentie op grond van Beleidsregel verstrekking DAMU-licentie VO, blijft deze behouden, tenzij de looptijd van de eerdere licentie is verstreken en niet tijdig een nieuwe licentie is aangevraagd.

Artikel 17. Intrekking voorgaande Beleidsregel verstrekking DAMU-licentie VO

De Beleidsregel verstrekking DAMU-licentie VO wordt per 1 september 2020 ingetrokken.

Artikel 18. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 september 2020.

Artikel 19. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel DAMU-licentie VO 2020.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob

TOELICHTING

Algemeen

1. Achtergrond

Het doel van deze beleidsregel is om een DAMU-leerling op een DAMU-school in staat te stellen gedurende het vo-onderwijs deel te nemen aan een hbo-voortraject, met verlichting van een dubbele studielast en integratie van regulier en kunstonderwijs waar mogelijk. De beleidsregel draagt bij aan het bevorderen van de talentontwikkeling op het hoogst mogelijke niveau in dans of muziek in het voortgezet onderwijs. De beleidsregel is bedoeld voor leerlingen die een reëel perspectief hebben op een doorstroom naar een dans- of muziekvakopleiding. De beleidsregel biedt daartoe aangewezen scholen de mogelijkheid om te kunnen afwijken van de wettelijke inrichtings- en examenvoorschriften voor het voortgezet onderwijs.

De inhoud van de beleidsregel is op zichzelf bijna niet gewijzigd, wel is de beleidsregel geactualiseerd op het terrein van wet- en regelgeving en waar nodig verduidelijkt. Daarom is ervoor gekozen om een geheel nieuwe beleidsregel te publiceren in plaats van de oude beleidsregel te wijzigen.

2. Evaluatieonderzoek

In 2017 is door Oberon, een onafhankelijk onderzoeks- en adviesbureau het evaluatieonderzoek uitgevoerd, waarna dit onderzoeksrapport begin 2018 is gepubliceerd.1 De uitkomst van dit evaluatieonderzoek is dat de betrokkenen over het algemeen zeer tevreden zijn over de DAMU-beleidsregel. Er werden wel enkele knelpunten benoemd. De twee belangrijkste knelpunten worden hieronder kort uiteengezet, met daarbij ook de oplossingen.

  • a. DAMU-leerlingen hebben ten opzichte van buitenlandse studenten veel onderwijstijd, en moeten in veel vakken Centraal Examen doen. Dit kan zorgen voor een achterstand en een verslechterde concurrentiepositie ten opzichte van buitenlandse studenten. De benodigde 20 uur trainen of oefenen per week wordt in combinatie met een regulier schoolprogramma als te zwaar ervaren. Daarnaast vinden centrale examens vaak in dezelfde periode plaats als de toelatingsexamens voor de (internationale) vervolgopleiding.

    De mogelijkheden voor DAMU-leerlingen voor het volgen van minder vakken dan wel niet centraal geëxamineerde vakken is ruimer ten opzichte van reguliere leerlingen. DAMU-scholen hebben een licentie voor het vak ‘vooropleiding dansvakonderwijs’ of het vak ‘vooropleiding muziekvakonderwijs’. Het vak ‘vooropleiding dansvakonderwijs’ of het vak ‘vooropleiding muziekvakonderwijs’ kan in het vrije deel in de plaats komen van een centraal geëxamineerd vak en telt ook mee in de uitslagbepaling. Daarnaast kunnen leerlingen ook nog een ontheffing krijgen voor het volgen van een (profiel)keuzevak en hoeven ze daar geen eindexamen in te doen. Dit zorgt ervoor dat indien er gebruik wordt gemaakt van deze twee mogelijkheden, DAMU-leerlingen in één vak alleen een schoolexamen hoeven af te leggen en in een ander vak helemaal geen eindexamen hoeven te doen. Dat betekent in praktijk voor deze leerlingen twee centrale examens minder. Om het civiele effect van het diploma te waarborgen, is ervoor gekozen dat het bevoegd gezag niet nog meer ontheffingen kan verlenen.

  • b. De positie van de vmbo-leerling is onduidelijk. In de vorige beleidsregel waren wel specifieke bepalingen voor de vmbo-tl-leerling opgenomen. De vorige beleidsregel bood echter slechts ruimte voor het volgen van een hbo-voortraject en niet een mbo-voortraject, terwijl de theoretische leerweg niet voorbereidt op het hbo.

    De reden dat de tl-leerling toch opnieuw expliciet is opgenomen in deze beleidsregel, is dat rekening is gehouden met brede brugklassen, en de mogelijkheid dat leerlingen na het vmbo-tl doorstromen naar de havo en het hbo.

    Bewust is er ook in deze nieuwe versie van de beleidsregel niet gekozen voor het opnemen van een vmbo-mbo route in de regeling. Dit heeft twee redenen:

    • Leerlingen kunnen door het volgen van bepaalde beroepsgerichte keuzevakken al meer tijd besteden aan oefenen of trainen. Leerlingen kunnen hierdoor meer tijd bezig zijn met dans of muziek dan de leerlingen in de theoretische leerweg, de havo en het vwo. Daarom is ervoor gekozen om de beroepsgerichte leerwegen en de gemengde leerweg van het vmbo niet op te nemen in de regeling.

    • Uit het advies ‘arbeidsmarktperspectief van creatieve mbo-opleidingen’ bleek dat de arbeidsmarktpositie van afgestudeerden die een artiestenopleiding hebben gevolgd, waar dans- en muziekopleidingen binnen het mbo onder vallen, matig tot onvoldoende is, en waarbij zelfs het advies is gegeven om de artiestenopleiding te stoppen.2 Daarom is er besloten om geen wijzigingen door te voeren in de Beleidsregel.

De nieuwe beleidsregel wordt voor 1 januari 2025 geëvalueerd om te bekijken of deze nog steeds voldoet.

3. Inhoud

Scholen in het voortgezet onderwijs kunnen op grond van deze beleidsregel een aanvraag indienen bij de minister voor een DAMU-licentie. De minister stuurt de aanvragen naar Stichting DAMU. Stichting DAMU beoordeelt of de aanvraag met de gevraagde documenten voldoet aan de gestelde voorwaarden en adviseert de minister over de ingediende aanvraag. Nadat de minister het bevoegd gezag van de school een DAMU-licentie heeft verstrekt, kan de school ontheffing verlenen aan een DAMU-leerling van delen van leerstof, van delen van les- of contacturen of integratie van kunstonderwijs in het regulier onderwijs en aanpassingen aanbieden in de examinering qua fasering, maar niet qua inhoud. Als een DAMU-leerling niet meer deelneemt aan een hbo-voortraject neemt de desbetreffende leerling vanaf dat moment deel aan het reguliere onderwijsprogramma. Een dan reeds geëffectueerde ontheffing blijft dan van kracht, evenals een reeds lopende spreiding van het examen. Een school kan een ontheffing ook alleen voor de onderbouw afgeven. De opleiding moet gericht zijn op het behalen van een regulier diploma. Na het ontvangen van de DAMU-licentie mag de school zich een DAMU-school noemen.

De belangrijkste onderdelen van deze beleidsregel zijn:

  • DAMU-licenties worden voor een periode van vier jaar afgegeven door de minister.

  • Het maximum aantal scholen dat in aanmerking kan komen voor een DAMU-licentie is twaalf. Dit aantal is vastgesteld in overleg met Stichting DAMU en de scholen.

  • Het minimum aantal leerlingen per school is vastgesteld op vijftien DAMU-leerlingen per school. Dit om met een bepaalde massa van leerlingen de kwaliteit van de opleiding te kunnen bevorderen. Dit aantal is vastgesteld in overleg met Stichting DAMU en de scholen.

  • Scholen waar de kwaliteit van het onderwijs zeer zwak of onvoldoende is, komen niet in aanmerking voor een DAMU-licentie.

In vergelijking met de eerdere regeling “Beleidsregel verstrekking DAMU-licentie VO” zijn enkele onderdelen aangepast, waarvan de belangrijkste zijn:

  • In artikel 1 is de begripsbepaling van het hbo-voortraject aangepast, om zo te verduidelijken dat een hbo-voortraject meer omvat dan een cursus, maar dat het echt om een beroepsvoorbereidend traject gaat.

  • Artikel 3 is aangepast in verband met de beleidsreactie op de nota ‘Krimp in het voortgezet onderwijs: van kramp naar kans’ over leerlingendaling, en om de rangschikking voor de toekenning van de aanvragen te verduidelijken.3

  • Artikel 6 (nieuw) is toegevoegd om daarmee mogelijk te maken dat scholen die een DAMU-licentie hebben ontvangen, zich mogen profileren als DAMU-school.

  • Artikel 9 (oud) komt te vervallen. Bij wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet medezeggenschap op scholen en de Wet voortgezet onderwijs BES ter modernisering en vereenvoudiging van de normen voor onderwijstijd in het voortgezet onderwijs4, zijn de regels over de onderwijstijd gewijzigd. Met de urennorm wordt per opleiding de normatieve omvang van het onderwijsprogramma van die opleiding aangeduid. Dat betekent dat het bevoegd gezag alle leerlingen in de gelegenheid moet stellen een vmbo-, havo- of vwo-programma te volgen dat in totaal ten minste deze omvang heeft, maar dat hiervan op individuele basis afgeweken kan worden als er onderwijskundige redenen met betrekking tot excellentie, achterstand of ander maatwerk zijn om leerlingen een programma met een andere omvang aan te bieden. Dit biedt scholen voldoende ruimte om voor DAMU-leerlingen af te wijken van de uren onderwijstijd als bedoeld in artikel 6g van de wet. Daarom is het niet meer nodig om een apart artikel in de Beleidsregel op te nemen waarin staat hoeveel uren van de onderwijstijd kan worden afgeweken.

  • Artikel 13 is aangepast omdat het vak algemene natuurwetenschappen niet meer tot de vakken in het gemeenschappelijk deel behoort.

Financiën

Aan deze beleidsregel zijn geen financiële verplichtingen verbonden.

Gevolgen voor de regeldruk

Er zijn geen bijzondere gevolgen voor de regeldruk.

Artikelsgewijs

Artikel 3, eerste lid

In de initiatiefnota van het lid Straus ‘Krimp in het voortgezet onderwijs: van kramp naar kans’ wordt gesignaleerd dat een herschikking van onderwijssoorten tussen scholen in het kader van leerlingendaling ertoe kan leiden dat er voor bepaalde schoolsoorten geen DAMU-status meer voorhanden is. Daarom luidt voorstel 7 uit die nota dat een school(bestuur) de mogelijkheid moet krijgen om de DAMU-status in samenwerking met andere scholen vorm te geven, zodat meerdere schoolsoorten van de regeling gebruik kunnen maken.5 In de beleidsreactie en tijdens het notaoverleg op 7 december 2015 is aangegeven dit voorstel over te nemen. Het leek niet zinvol om het aantal DAMU-licenties uit te breiden, omdat niet duidelijk is of scholen in krimpregio’s hier direct van profiteren. De minister heeft op grond van zijn discretionaire bevoegdheid altijd de mogelijkheid om af te wijken van de bepalingen in de beleidsregel. Met de wijziging wordt voldaan aan de toezegging en wordt expliciet gemaakt dat de minister in deze situatie onder voorwaarden gebruik zal maken van die bevoegdheid. Daarom kunnen scholen in het geval de DAMU-status door herschikking van het onderwijs in het kader van leerlingendaling voor bepaalde leerlingen verloren dreigt te gaan, een aparte licentie aanvragen bij de minister. Die zal worden toegekend indien het schoolbestuur kan aantonen dat herschikking van het onderwijs noodzakelijk is als gevolg van leerlingendaling en dat hierdoor een bepaalde schoolsoort niet meer verzorgd wordt of bepaalde schoolsoorten niet meer verzorgd worden op de school met de DAMU-licentie. De school die de schoolsoorten van de DAMU-school overneemt, krijgt dan ook de DAMU-licentie.

Artikel 3, derde lid

Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst. In het uitzonderlijke geval dat bij het goedkeuren van de aanvragen het maximum van twaalf scholen wordt overschreden, komen eerst de verlengingen voor goedkeuring in aanmerking, daarna indien de desbetreffende aanvragen gelijktijdig zijn binnengekomen, komt de school met het hoogste aantal DAMU-leerlingen als eerste in aanmerking voor een DAMU-licentie.

Artikel 4

De in artikel 4 genoemde documenten zijn vastgesteld naar analogie van artikel 4 van de Beleidsregel verstrekking Loot-licentie VO.

In een bij het schoolplan opgenomen beleidsnotitie dient de school aan te geven hoe invulling wordt gegeven aan de specifieke kunstvakken voor de DAMU-leerling. De invulling van deze vakken kan in onderling overleg tussen school en hbo-instelling worden afgestemd met het programma van de vooropleiding, om zo een dubbele studielast in deze vakken zoveel mogelijk te voorkomen.

Voor de borging dat er een samenwerking is tussen de school en de hbo-instelling is een steunverklaring van de Vereniging Hogescholen nodig, bij de aanvraag voor een DAMU-licentie.

Artikel 8

Leerlingen die op een bepaald moment hun status van DAMU-leerling verliezen, doordat zij geen deelnemer (meer) zijn aan het hbo-voortraject, kunnen geen gebruik meer maken van ontheffingen en zijn vanaf dat moment leerlingen die onverkort moeten voldoen aan de Wet op het voortgezet onderwijs. Als de achterstand redelijkerwijs niet meer valt in te halen, en er reeds uitvoering is gegeven aan het spreiden van het examen of het verlenen van de ontheffingen, blijft de ontheffing en de spreiding van het examen van kracht. De leerling en de school gaan in overleg om te kijken of het mogelijk is om gemiste vakonderdelen in te halen.

Artikel 11, 12 en 13

Voor het verlenen van ontheffing wordt verwezen naar het Inrichtingsbesluit WVO, waarin staat dat het bevoegd gezag een leerling ontheffing kan verlenen van het volgen van onderwijs in een bepaald vak. Dit maakt duidelijk dat de ontheffing vooraf moet zijn verleend én niet alsnog achteraf kan worden ingezet bij tegenvallende resultaten bij het centraal examen.

Artikel 14

Het kan voorkomen dat leerlingen die in hun examenjaar zitten door verplichtingen vanuit dans of muziek, zoals audities of optredens niet volledig kunnen deelnemen aan het examenprogramma. In dat geval kan het bevoegd gezag toestaan dat de leerling gespreid examen aflegt. De eisen van artikel 59 van het Eindexamenbesluit VO zijn van overeenkomstige toepassing. Dit betekent dat de inspectie over dit besluit gehoord moet worden. Indien de inspectie akkoord is kunnen de leerlingen de examens spreiden over twee jaar. Daarnaast is het op grond van artikel 37a van het Eindexamenbesluit VO al mogelijk om in eerdere leerjaren centraal examen af te leggen.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
2

Kamerstukken II 2017/18, 31 524, nr. 361.

X Noot
3

Kamerstukken II 2015/16, 34 226, nr. 2.

X Noot
4

Kamerstukken II 2013/14, 34010.

X Noot
5

Kamerstukken II 2015/16, 34 226, nr. 2

Naar boven